Een Dialoog tussen Christenen (Chris Verhagen en Carel de Lange) en Atheïsten (Bart Klink en Brandon Pakker)

Afgelopen weekend (?) was er een debat tussen de christenen (Chris Verhagen en Carel de Lange) en atheïsten (Bart Klink en Brandon Pakker). Dit debat is met dank aan ‘Geloof en Rede‘ en wordt hieronder gedeeld.

Chris Verhagen (Christelijke Apologeet) en ik gingen in gesprek met Bart Klink (www.deatheist.nl) en Brandon Pakker over het christendom en het atheïsme. We hebben verschillende onderwerpen behandeld en de onderliggende vraag was: Welk wereldbeeld is het meest redelijk?

Gedoe rond de riddermatigheid – Bijdrage van Nico Plomp in het Jaarboek CBG 1993 bevat een schat aan informatie

Genealoog wijlen Nico Plomp (1941-2017)1 schreef in het zevenenveertigste deel van het ‘Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie’ een interessante bijdrage over het ridderschap in de Neder-Betuwe. In deze bijdrage komen ook veel telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’ en aanverwante en aangetrouwde leden voor. We willen dit artikel samenvatten en ons vooral richten op de familie ‘Van Meerten’ en aanverwante of aangetrouwde leden. Omdat er grote delen van het artikel worden weggelaten is het, voor meer informatie over andere geslachten, aan te raden om het artikel zelf ook te lezen.2

De vraag wie van adel is en wie niet leidde volgens Plomp vroeger nogal eens tot slepende processen. In het voorliggende artikel gaat de auteur in op de vraag wie er (voornamelijk in de zestiende eeuw) tot de adel behoorde en wie niet. “Het blijkt te gaan om families waarvan de namen nog heden ten dage veelvuldig voorkomen, zoals Van Eck, Van Heteren, Van Leeuwen, Van Maurik, Vonck en Van Wijck, en om personen die velen bij genealogisch onderzoek in hun kwartierstaat zullen kunnen plaatsen.” De ‘Van Meertens’ worden in deze rij niet genoemd, maar komen wel verschillende keren voor. De informatie die Plomp daarover heeft opgezocht blijkt zeer de moeite waard voor het genealogisch en historisch onderzoek naar dit geslacht.

Vroege periode

Plomp laat weten dat er in aristocratie van de dertiende eeuw drie standen voorkwamen: de edelen (nobiles), de vrijen (liberi) en de dienstlieden (ministeriales). Plomp noemt drie gebroeders Van Meerten als twaalfde eeuwse edelen. Het gaat om drie gebroeders die in 1166 en 1169 voorkomen en als getuigen van de bisschop van Utrecht oorkonden mee bezegelden.3 In de veertiende eeuwse bronnen komt deze geslachtsnaam opnieuw in de Neder-Betuwe voor. “Of zij afstamden van de zojuist genoemde edelen is met zo weinig gegevens niet vast te stellen.” Naarmate de tijd vorderde komen er meer bronnen beschikbaar en zijn ook familiebanden te ontwaren. “Daarbij moet echter uiterst behoedzaam te werk gegaan worden. Personen met dezelfde toenaam of familienaam waren lang niet altijd in mannelijke lijn aan elkaar verwant, zodat men hen niet uitsluitend op grond van de naamsovereenkomst in familieverband kan brengen met latere naamgenoten.” In een register van scheidsrechterlijke uitspraken van de bisschop van Utrecht uit de periode 1301-1317 komt ook een Van Meerten voor als familielid of helper van de Van Avezaats en Van Liendens. Om welke ‘Van Meerten’ het gaat wordt niet duidelijk. Verwezen wordt naar voetnoot 5: P.W.A. Immink en A.J. Maris, Registrum Guidonis (Utrecht 1969) 89-90, 228-229.

Lijst van steden en riddermatigheden

Plomp geeft aan dat er een lijst van zestig namen bewaard gebleven is van de steden en riddermatigheden omstreeks 1460. Hij denkt dat deze lijst bedoeld is voor ‘de verschrijving naar de landdag, de vergadering van de staten van Gelre. In deze lijst wordt onder Leede Jan van Meerten genoemd. In de voetnoot wordt verwezen naar: Bijlagen bij eene Nederduitsche kroniek van Gelderland, KHG 31 (1875) 364-406. Het is Plomp onbekend hoe de selectie op deze lijst tot stand is gekomen. “Wellicht een keuze van representatieve personen door de ambtman, wellicht ook na aanmelding van de betrokkenen zelf.

Het ridderboek

In 1543 was keizer Karel V ook hertog van Gelre geworden (Verdrag van Venlo). In dat jaar werd een register bijgehouden van riddermatigen voor ‘als de stadhouder de staten bijeenriep voor de landdag’. Op deze lijst komen we Diederick van Meerten tegen (ook wel Derick of Dirck genoemd). Zijn overleden zwager Bartholomeus van Eck, die in 1541 is overleden, en zijn broer Henrick worden ook in dit register genoemd. Henrick woonde op dat moment in Amersfoort. De lijst bestaat uit vijftien personen. Plomp weet te vermelden dat er tien van de vijftien personen een eigen kasteel of heerlijkheid hadden in Neder-Betuwe. Dan geeft Plomp een inkijkje in het familieverband van Bartholomeus en Diederick. “Van vijf personen is dat niet bekend, twee daarvan hadden echter familierelaties met de tien eerstgenoemden. De drie overigen, Bartholomeus van Eck, zijn broer Henrick van Eck en hun zwager Dirk van Meerten, waren uit Ingen afkomstig. Deze tak van de Van Ecks bezat daar het goed De Poll. Dirck van Meerten woonde nog te Ingen, maar Bartholomeus van Eck te Wijk bij Duurstede en zijn broer Henrick te Amersfoort, waar hij in het stadsbestuur zitting had. Dat zij desondanks in deze selecte groep Neder-Betuwse ridderschap aan de statenvergaderingen van Gelre en Zutphen konden deelnemen is opmerkelijk. Uit de registers van het verhandelde in de Bank van Kesteren, de gerichtssignaten, blijkt dat tenminste Henrick ook een enkele keer daadwerkelijk deelnam aan de zittingen van deze bank.Hier wordt een uitgebreide voetnoot bij gegeven:”W.J. d’Ablaing van Giessenburg en P.A.N.S. van Meurs, De ridderschap van het kwartier Nijmegen. Namen en stamdeelen van de sedert 1587 verschenen edelen (Den Haag 1899); J.J.S. Sloet en A.H. Martens van Sevenhoven, Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen (Arnhem 1924); A.J. Maris, Repertorium op de Stichtsche leenprotocollen uit het landsheerlijke tijdvak. I De Nederstichtse leenacten (1394-1581)(’s-Gravenhage 1956); J.G. Smit, ‘Het album amicorum van Johan van Eck’, Flehite 7 (1975) 44-53”.4

Een conflict over deze strenge selectie

Niet iedereen was het er mee eens dat zij niet op de lijst stonden en dit leidde rond 11 juni 1546 tot een conflict waar Johan (Hermansz) van Wijck genoemd wordt.5 Onder andere hij ‘wilde vrij zijn van de klokkenslag, walgelden, gravergelden en andere ruitergelden, hoewel volgens de buren hun voorouders daar altijd aan hadden bijgedragen’. Plomp geeft aan dat de enige manier om hier onderuit te komen, was ‘zich te beroepen op hun riddermatige afstamming’. De ridderschap was namelijk vrij van dergelijke diensten en gelden. Bij sommigen liet het Hof in het midden of aanspraken op riddermatigheid terecht was.Meer duidelijkheid kwam er voor Herman van Wijck en diens zoon Johan van Wijck te Rijswijk en Johan van Wijck Gerritsz te Kesteren. Op hun verzoek verklaarde het stadsbestuur van Nijmegen tien dagen later, op 21 juni 1546, dat zij in het ridderboek van de stad stonden. De secretaris van Nijmegen hield namelijk voor het kwartier van Nijmegen ook een register bij waarin de ridderschap werd ingeschreven

Het conflict in 1555

Men was nog niet tevreden, en ‘een nieuwe aansporing tot een ruimhartig toelatingsbeleid kwam er in de statenvergadering van 9 mei 1555’. De stadhouder gaf aan dat de edelen ‘die na de dood van hun ouders niet in hun plaats waren verschreven, of die na verhuizing van de steden naar het platteland niet waren verschreven’ dat ‘aan zichzelf te danken’ hadden. Maar de stadhouder was ruimhartig. De ambtlieden werden gelast binnen acht dagen de namen op te geven van hen die in hun ambt verschreven dienden te worden. Claas Vijgh, de ambtman van de Nederbetuwe gaaf toen een lijst met namen. Nieuw waren Heijmerick van Bemmel en zijn broers Sebastiaen en Baltazar. Zij woonden samen in ‘oers vaders huys, zaliger Johans van Bemmel’. Ook Johan van Braeckel wordt genoemd. In de lijst van Vijgh werd, van degenen die al eerder waren verschreven, ook nog Diederick van Merten genoemd. Het gaat om dezelfde persoon als hierboven genoemd. Heijmerick en Johan waren zijn (latere) schoonzonen. Volgens de ambtman was nu niemand overgeslagen. In Maurik en Rijswijk dacht men daar anders over en op de landdag van 10 juni 1555 werd een verzoek tot toelating tot de ridderschap behandeld. In deze lijst van hen die een verzoek deden komt Adriaan van Leeuwen Aalbertsz. voor. Hij was de zoon van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten. Niet toegelaten te zijn tot het ridderschap had ook gevolgen. Op 16 juni 1561 kwam de Bank van Kesteren, waar ook Derrick van Meerten zitting in had, tot de overeenstemming dat Bartolt van Heteren geen zitting mocht nemen totdat bewezen was of hij daar recht toe had. Voor de landdag van 24 augustus 1565 werden diverse personen uitgenodigd. Verschillenden van de lijsten hierboven werden niet uitgenodigd. Wel verschreven werden bijvoorbeeld Heijmerick van Bemmel en zijn broers, Johan van Braeckel en Diderick van Merten.

De landdag van 1 maart 1570

Plomp geeft aan dat de lijst van verschrevenen voor de landdag van 1 maart 1570 een aanzienlijke uitbreiding kreeg. Op deze lijst staan opnieuw de gebroeders Van Bemmel en Johan van Braeckell. Ook wordt Dederick van Merten genoemd. Dit is niet meer dezelfde als de Diederick van hierboven. Hij was in 1568 al overleden. Vermoedelijk gaat het om zijn zoon die met Elisabeth van Els was getrouwd. Ook worden Adriaen van Leuwen en Johan van Wijck genoemd. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier om dezelfde personen, als hierboven. Voor hen geldt wel in 1555, niet in 1565, wel in 1570. “Van de stappen die de Van Leeuwens daartoe hadden ondernomen blijkt uit een verklaring van het stadsbestuur van Nijmegen d.d. 26 juni 1569, met oudere en jongere stukken te vinden in het dossier over Adriaan van Leeuwen Aalbertsz. Het is een vidimus van de hierboven opgenomen tekst van het verhandelde op 10 juni 1555, zoals die te vinden was in het ridderboek aldaar.

Het geharrewar rond de riddermatigheid gaat door.

In het stuk over de registratie van Roelof van Eck komen Johan van Wijck en Arien van Leeuwen opnieuw voor. Roelof van Eck werd geregistreerd, maar dat werd hem door de dorpsgenoten niet gegund. “Zij refereerden aan het reces d.d. 11 juni 1546 en noemden (…) Johan van Wijck, zoon van de oude Johan van Wijck Hermansz., tevens voor zijn schoonzuster en haar zonen Johan en Cornelis van Wijck. Voorts Arien van Leeuwen, een zoon van Albrecht van Leeuwen (…) en nog anderen.” Op 10 juli 1570 werden zij opgeroepen om in een verhoordag hun rechten te verdedigen. “De gedaagde riddermatigen waren (…) Johan van Wijck Jansz, de middelste broer van wijlen Gevert van Wijck en van Jaspar van Wijck, (…) Adriaen van Leeuwen Aelbertsz, (…) allen te Rijswijk (…).” Zij slaagden er niet in, voor de buurmeesters, te bewijzen dat zij van adel waren. Maar daar lieten zij het niet bij zitten en namen zich voor te bewijzen dat hun voorouders al meer dan honderd jaar als riddermatig bekend stonden. De buurmeesters legden op 6 juni 1570 voor Sweder Wttenweerdt, scholtus en richter, een verklaring af. Jacob Bloem (70 jaar) was 36 jaar geleden met een groot aantal buren van Rijswijk naar Arnhem getrokken tegen o.a. Jan van Wijck Hermenss ‘die zich voor riddermatige luijden voerhalden wolden’. Daarnaast verklaarde hij dat hij samen met Aelbert van Leeuwen de klokkenslag heeft opgevolgd, net als alle anderen. Ook Hermen de Keymp van ongeveer 65 jaar verklaarde dat Aelbert van Leeuwen ‘in een kerstnacht, toen de klok geslagen werd, naar de dijk getogen was en daar meer werk verzet had dan hijzelf en ook wel meerdere keren de klokkenslag was gevolgd’ Dit was ook de verklaring van de vijftigjarige Gijsbert van Eck. Adriaen van Leeuwen Aelbertsz. was, ook al stond hij niet in het ridderboek, sinds 1555 al twintig keer verschreven om naar de landdagen te Arnhem of Nijmegen te komen. Roelof van Eck heeft het einde van het proces niet meegemaakt, tussen 1573 en 1574 overleed hij.

Voor de overige genoemden ging het proces door. Daarbij kwam de zaak van enkele nieuwelingen die verschreven waren, o.a. Jan van Wijck (in juli 1572 en juli 1574). Op 25 december 1575 werd besloten de zaak in handen te stellen van mr. Dionijs van den Wesenhage, raad in het Hof. “Het waren de zaken van (…) Jan van Wijck Janss, oudste broer van Gevert van Wijck en van wijlen Jasper van Wijck (…) Adriaen van Leeuwen Aelberts te Rijswijk (…)” Daarna volgt in 15 januari 1577 een opdracht aan dr. Boemeer om te ‘doen wat nodig was’. Naast deze zaak, was er ook de zaak van de vijf weduwen. Het ridderschap van Neder-Betuwe was op 4 maart 1577 bijeen vanwege de pretenties van vijf weduwen ‘die verklaarden riddermatig te zijn en daarom niet in de klokkenslag gehouden te zijn’. Een van die weduwen was Johanna ven Leeuwen, weduwe van Gevert van Wijck. Het ridderschap verwees naar de eerstvolgende land- of kwartierdag. De ridderschap van het kwartier Nijmegen kwam op 29 mei 1577 niet tot een besluit en verwees de zaak door naar de landdag. Op de landdag van 4 juli 1577 leverde Adriaen van Leeuwen Aelbertsz kopieën aan. Het ging om ‘kopieën van verschrijvingen’ van ‘Van Leeuwens uit 1495 en 1519, van boedelscheidingen uit 1516 en 1546, van een inschrijving uit het ridderboek van vermeldingen van Van Leeuwens als gerichtsman in de Bank van Kesteren en van brieven waarbij hijzelf verschreven werd in de periode 1570-1573’. Ook Johan van Wijck Gevertsz leverde, mede namens zijn broer Cornelis, stukken aan. “Getuigenverklaringen uit 1577 over hun familierelaties, over de begraven hofstad die in de familie was geweest, over hun riddermatigheid en over hun deelname in de Bank van Kesteren.” Over details uit dit procesdossier kom ik bij de bespreking van Bijlage 1 nog terug.

De buurmeesters lieten het er opnieuw niet bij zitten. Op 25 juli 1577 verscheen Claas Vijgh namens deze mannen. Er was een vragenlijst samengesteld ‘maar de ambtman vond het niet nodig die allemaal te beantwoorden, omdat er veel namen in voorkwamen, zoals Jan van Wijck den alden, die hij toch niet gekend had’. Vijgh had wel gezien dat Adriaen van Leeuwen de klokkenslag gevolgd had. Hij herinnerde zich ook ‘gezien te hebben hoe Aelbert van Leuwen een wit linnen zakje onder zijn gordel had’. Op de vraag hoe lang dat geleden was, antwoordde de ambtman dat niet precies meer te weten. Aelbert van Leeuwen zou ook gezegd hebben: “Mijn broeder Jerfaes wil een edelman sijn ende ick niet” Dit had de ambtman alleen van anderen gehoord. Op de landdag van 17 september 1577 verscheen er opnieuw een verzoek van de zonen van de twee weduwen, onder andere Johan van Wijck Gevertsz, om voor riddermatig erkend te worden. Van de overige weduwen wordt niets (meer vernomen). De zaak raakte in een impasse. In 1582 kwam Adriaen van Leeuwen Aelbertsz met twee verklaringen van de weduwe van Gevert van Wijck over zijn afstamming.

”Op 5 jan. 1582 verklaarde jonffr. Johanna van Leuwen, weduwe van Gevert van Wijck, ca. 68 jaar, ten overstaan van het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede op verzoek van Adriaen van Leeuwen, poorter aldaar, dat deze en zijn voorouders te Rijswijk hadden gewoond. Haar vader Hermen van Leeuwen Hermensz en haar grootvader Hermen van Leeuwen Jansz waren uit Maurik “van aver tho aver van een stam ende bloede echtelijck ende recht gebooren ende hergecommen” en hadden altijd “grote vruntschap ende conversatie met den producent alhyer ende zijne vooralderen tho Rijswijc als goede bloetverwanten ende navrunden toestaet ende betaemt, gehat ende gehalden.” De vader van Adriaen, genaemt Aelbert, die zoon was van Hermen van Leuwen de grote bestond Hermen van Leeuwen Hermensz die onlangs op de Zandweg te Maurik was overleden in de derde graad.”

Op 14 september 1582 gaf Johanna van Leeuwen aan dat ‘Hermen van Leuwen Ottensz uit zijn huwelijk had Jeriphaes van Leuwen en Aelbert van Leuwen, de vader van de producent (d.w.z. Adriaen van Leeuwen Azn.); (…)’. Ook Johan van Wijck Gevertszoon had zijn dossier aangevuld. Hij gebruikte het leenakteboek van Culemborg en het signaat van de bank van Kesteren. Dit laatstgenoemde deel is helaas verloren gegaan en besloeg de periode 1509-1547. De leenakten betroffen ‘16 hont land in Wijffdijckerveld te Rijswijk’. Op 25 oktober 1530 werd, na transport door Herman van Wijck, diens zoon Jan van Wijck er mee beleend. “Op 26 oktober 1548 werd na het overlijden van Jan van Wijck Hermansz diens oudste zoon Gevert beleend, voor wie zijn broer Jan van Wijck Jansz wegens ziekte van Gevert hulde deed. Na zijn overlijden werd op 21 april 1570 zijn zoon Johan beleend met deze 16 hont en met 2,5 morgen te Rijswijk.” Ook overhandigde hij een akte van 26 oktober 1548 waarbij Gevert van Wijck een leen in lijftocht gaf aan zijn vrouw Janna van Leeuwen. Op 6 juli 1582 verklaarde Alyt Anhonis van Wijcksdochter van tweeënzestig jaar oud dat haar grootvader Harman van Wijck Gerritss, overgrootvader van Johan Geverts van Wijck, gehuwd was geweest met Else Hack uit Wageningen. Hun kinderen waren Gerrit van Wijck, Johan van Wijck en Anthonis van Wijck. Johan Harmansz van Wijck was getrouwd met Johanna van Meerten. Deze Johanna was doophefster van Alyt en de moeder van Gevert van Wijck, de vader van de op de landdag zijnde Johan Gevertsz van Wijk. De goederen van Else Hack werden door Anthonis van Wijck verkocht, om het grote testament van zijn broer Gerrit van Wijck uit te kunnen voeren. Het kwam uiteindelijk niet tot een duidelijke uitspraak in deze zaak. De zoon van Adriaen, Aelbert Adriaensz van Leeuwen, procedeerde ‘nog door terwijl hij als poorter te Wijk bij Duurstede woonde’. Hoe het hem verder verging, daarover is te weinig bekend.

Johan van Brakell

Johan van Brakell komt nog voor in het stuk over Frans van Leeuwen. Johan was op 11 december 1578 circa 54 jaar oud en verklaarde aan Frans van Ewijck, scholtus en richter te Lienden, dat Frans de zoon was van Olyfier en de kleinzoon van Hermen van Leeuwen Hermenszoon.

Afstamming

Het derde criterium om aan te tonen dat men riddermatig was afstamming. De stukken, als deze terug gevonden kunnen worden, zijn voor genealogisch onderzoek zeer belangrijk. “Enkele families, de Van Leeuwens en Van Wijcks, konden voldoende papieren en getuigenverklaringen bijeen brengen om etterlijke generaties in familieverband te plaatsen. Daarbij konden zij bogen op familierelaties met tal van geslachten die tot het ridderschap behoorden. De Van Wijcks konden nog een huis met versterkte roren aanwijzen dat in familiebezit geweest was.” Het stuk van Plomp is dus zeer waardevol als het gaat om ‘Van Meertens’ en hun aanverwanten. De ‘Van Meertens’ komen niet zoveel voor in het stuk, de afstammelingen van vrouwelijke nazaten des te meer. Het meeste informatie verschaffen de bijlagen bij dit artikel. Deze bijlagen bespreek ik hieronder.

Samenvatting stukken procesdossiers

Plomp heeft voor het artikel vooral gebruik gemaakt van de civiele procesdossiers van het Hof van Gelre en Zutphen. Deze zijn te raadplegen via de website van het Gelders Archief, het zou mooi zijn als het complete dossier Johan van Wijck getranscribeerd zou worden en ergens gepubliceerd. Het blijkt een goudmijn te zijn voor genealogisch en historisch onderzoek.6

Adriaen van Leeuwen

Hierboven werd duidelijk dat Adriaen (Aelbertsz) van Leeuwen veel materiaal verzameld en overgedragen heeft om aan te tonen dat hij van adel was. Dit materiaal wordt in bijlage 1 samengevat. Alleen de voor genealogie ‘Van Meerten’ relevante stukken worden hieronder aangehaald. Dat geldt een kopie van een boedelscheiding uit 1516, opgesteld door Hermen van Leuwen, etc. en familieleden tussen Jutte Aelbertzdochter, weduwe van Hermen van Lewen Ottenss den Ouden enerzijds en hun kinderen Geriphaes van Leewen, Aelbert van Leeuwen en joncfrou Lijsbeth van Lewen anderzijds. “De weduwe behoudt huis en hofstede c.a. waar zij nu op woont, te Rijswijck, met 5 morgen land, nog een kleine hofstede met 4 morgen aldaar, en een deel in een ander stuk land. Jerephaes van Leeuwen is ‘wtghehilickt’ en heeft bij zijn trouwen zijn deel in zijns vaders goed gekregen. Aelbert van Leewen en zijn zuster joncfrou Lysbeth zullen samen een hofstad van 6 morgen land met boomgaard krijgen, nog 5 morgen land en een hofstad van 2 morgen, nog 10 hond; alles onder Rijswijk, nog een jaarlijkse rente van 6 guldens en de samen met hun moeder de inboedel, alle roerende goederen en het koren en de boedelschulden voor hun rekening nemen.” Verder een kopie van een boedelscheiding uit 1546 tussen Jeriphaes c.s. als ‘vrunden en maegen’ van joncfrou Hillgont van Meerten, weduwe van Aelbert van Leeuwen enerzijds en hun kinderen Adriaen van Leeuwen en joncfrouw Elisabeth van Leeuwen anderzijds. “De weduwe behoudt percelen land van 2, 3 en 5 morgen en 10 rentebrieven van samen 582 philippusgulden nominaal. Albert (dit moet zijn Adriaen, JvM) krijgt een stuk land waarvan de grootte niet wordt vermeld, een hooiberg en twee akkers, 6 rentebrieven van samen 453 philippusgulden nominaal, een van 50 keizersgulden en een van 20 rijdergulden. Joncfrouw Elisabeth krijgt de hofstede met huis c.a. en al het land daarachter en nog twee rentebrieven van samen 48 philippusgulden en een van 100 keizersgulden.” Verder een kopie van een verklaring van het stadsbestuur van Nijmegen d.d. 2 juli 1555 dat zowel Hermen de oude als Hermen de jonge in het ridderboek voorkomen. Een kopie van het afgegeven vidimus van het verbaal uit 1555. Kopieën uit het gerichtssignaat van de Bank van Kesteren waaruit blijkt welke Van Leeuwen wanneer als gerichtsman optrad. Tenslotte “kopieën van vijftien verschrijvingen aan Adriaen van Leeuwen Aelbertsz uit de periode 1570 tot 1573, door de stadhouder, de stad Nijmegen en de ambtman”.

Johan van Leeuwen

Johan van Leeuwen is aangetrouwd aan de familie Van Abcoude van Meerten. De ca. 70 jaar oude Dirk van Oostrum, schout van Wijk bij Duurstede, die op 28 juni 1577 een verklaring gaf voor het stadsbestuur. Dirk van Oostrum (1509-1603) was getrouwd met Heilwich van Abcoude van Meerten. Hij gaf die verklaring samen met Johan van Wijck, pastoor te Ravenswaaij. Hieruit blijkt dat de Van Leeuwens uit Maurik en Rijswijk één stam vormen en riddermatig zijn. “Dirk van Oostrum verklaart dat bij zijn weten de Van Leeuwens in Gelre riddermatig zijn, hetgeen hij ook heeft gehoord van Willem van Abcoude van Meerten, schoonvader van de producent (Johan van Leeuwen), die lange jaren overleden is en bijna honderd was toen hij stierf.” Er is inderdaad een Van Leeuwen met een Van Abcoude van Meerten getrouwd. Maar Willem van Abcoude van Meerten was in ieder geval de schoonvader van Dirk van Oostrum. Uit een verklaring ten overstaan van het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede geeft Jan (Aertsz) van Sculenborch schepen van 64 jaar oud, blijkt dat Johan een zoon is van Adriaen, die een broer was van Harman en beide kinderen van Jerefaes van Leeuwen. Deze Jerefaes was weer een zoon van Harman Ottensz van Leeuwen den oude. Heijmerick van Bemmel wordt ten slotte nog genoemd bij de riddermatige mannen die helpen bij de Banck van Kesteren.

Johan van Wijck Gevertsz.

De grootvader van Johan Gevertsz van Wijk was Jan van Wijck ‘gehuwd met joffrouw Johanna van Merthen, waaruit Gevert, Johan, Jaspar en joffr. Anna. Gevert trouwde met Joanna van Leeuwen, dochter van Herman van Leeuwen den olden te Maurik’. Deze verklaring deed Beernt uten Enge, achtenveertig jarige kanunnik van het kapittel van St.-Jan Baptist te Wijck, op 24 juli 1577. Hij verklaarde eveneens dat hij weleens heeft horen zeggen ‘dat die van Wijck altijts gehuywelickt zijn geweest aen de principaelste stammen ende geslachten als aen de Hacken, Bemmel ende Merthen ende meer anderen, (…)’. Ook weet de kanunnik te vertellen dat ‘joffrou’ Elisabeth van Leuwen Aelbertsdochter trouwde met Evert van Deelen. Er volgt ook een bevestiging van Cornelis Claesz. burger van Wijck. Hij bevestigt de familiebanden en noemde de grootmoeder van Johan van Wijck ‘joffrou Johanna van Merthen tho Inghen, dochter van Ghevert van Merthen’. Johan bezat ook verschrijvingen van Gevert van Wijck uit de periode 1555 tot 1558 en van Johan van Wijck uit 1570 tot 1578. Hij kon ook aantonen dat zijn voorouders zeker vanaf 1509 gerichtslieden in de Banck van Kesteren waren.

Twee akten zijn van groot belang om het verband met de ‘Van Meertens’ aan te tonen. Deze worden door Plomp als volgt beschreven (eerste akte):

”Op 17 september 1524 maakten Johan en Ernst van der Lauwick, gebroeders als magen, vrienden en gekozen huwelijkslieden vanwege Herman van Wijck en diens zoon Johan van Wijck enerzijds en Melchior van Culenborch bastaard en Dirck van Merthen de jonge in dezelfde kwaliteit vanwege joffer Stijn van Merthen, weduwe van Gevert van Merthen, en haar dochter joffer Johanna van Merten anderzijds huwelijkse voorwaarden. Zij brengt in twee kampen land, samen 6 morgen, te Zoelmond en 50 philippusgulden. Voorts 100 stichtse guldens die haar broer Johan van Merthen haar binnen een jaar na haar moeders dood zal uitbetalen. Hij brengt in percelen land van 6 en 2 morgen, beide te Rijswijk, de erfenis van zijn zoon Willem van Wijck. Zijn vader geeft hem een stuk land van 16 hont leengoed, waarvan hij het vruchtgebruik houdt en de helft van de pacht van 3 morgen land zolang hij (de vader) leeft. Met de huwelijkslieden en de ouders zegelt heer Gerrit van Wijck, priester.”

Tweede akte:

”Op 11 november 1543 maken Antonis van Wijck, Albert van Leeuwen en Bartholomeus van Heteren, vrienden en magen van de kinderen van wijlen Johan van Wijck en joncfrouwe Joanne van Merten, met name Gevert van Wijck, Johan van Wijck, Jasper van Wijck en jonfrou Anna van Wijck, een boedelscheiding. Gevert als oudst zoon behoudt uit de boedel een kamp land te Rijswijk en het leengoed daar dat van zijn vader komt. Het leengoed van zijn moeder zal gelijk verdeeld worden. Voorts krijgt Gevert uit de boedel 80 philippusgulden die op rente gezet zijn. De overige schulden en vorderingen zullen zij gezamenlijk hebben.”

Genealogische fragmenten

In de tweede bijlage worden door Plomp genealogische fragmenten gegeven ter verduidelijking van de lopende tekst. Plomp geeft aan dat er ‘ongetijfeld nog meer gegevens te vinden’ zijn ‘dan hier zijn verwerkt’. We willen slechts die gegevens delen die raakvlakken hebben met de genealogie ‘Van Meerten’. Op bladzijde 115 wordt het wapen van de familie Van Eck beschreven: ‘een schuinbalk (later: een zilveren schuinbalk gaande over een groen-rood gedeeld veld)’. Tussen deze genealogische fragmenten geen raakvlakken met de ‘Van Meertens’. Op bladzijde 118 wordt het wapen van de familie Van Leeuwen beschreven: ‘in zilver een rode keper, beladen met drie Sint Jacobsschelpen van goud’. Het genealogisch schema Van Leeuwen bevat verwijzingen naar verwanten. Zo wordt Johanna van Leeuwen genoemd. Zij was getrouwd met Gevert van Wijck (zoon van Johan van Wijck en Johanna van Meerten). Ze is geboren in 1513/1514 en komt in 1577 voor als zij procedeert over riddermatigheid. Zij was een dochter van Herman van Leeuwen en Margriet Uthen Weerde. Op de rechterbladzijde wordt Albert van Leeuwen genoemd. Hij was getrouwd met Hilgond van Meerten en een zoon van Herman van Leeuwen de oude/de grote en Jutte Aelbertsdochter. Herman is overleden vóór 1516. Albert is overleden vóór 1546. Albert en Hilgond kregen twee kinderen: Elisabeth en Adriaan. Elisabeth is getrouwd met Evert van Delen. Adriaen is verschreven in het ridderschap van 1555-1573 en in 1582 was hij poorter te Wijk bij Duurstede. Op bladzijde 125 wordt ten slotte het wapen van de familie Van Wijck beschreven: ‘in zilver een blauwe keper, beladen met drie schelpen van goud’. In het geneologisch schema komen diverse telgen voor die raakvlakken hebben met de genealogie ‘Van Meerten’. Johan van Wijck is in 1524 getrouwd met Johanna van Merten Gevertsdochter. Hij wordt vermeld in 1530 en 1548. Johan was een zoon van Herman van Wijck en Else Hack. Deze Herman wordt vermeld in de jaren 1456, 1476, 1491 en 1530 en als gerichtsman in 1516. Johan en Johanna kregen vier kinderen: Gevert, Jan, Jasper en Anna. Gevert is verschreven in het ridderschap van 1555-1578. Zijn vrouw Johanna Hermansdochter van Leeuwen procedeert over de riddermatigheid in 1577. Broer Jan is verschreven in het ridderschap van 1570-1578, hij procedeert over de riddermatigheid in 1570.

Voetnoten

Parenteel van Dirck van Meerten (?-?) en Elisabeth van Els (?-?)

Dirck van Meerten werd op ? geboren te Ingen als zoon van Dirck van Meerten (?-1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (?-1531). Het parenteel van zijn ouders is hier te vinden. Hij is overleden op ? te ?. Hij trouwde op ? te ? met Elisabeth van Els. Elisabeth van Els werd op ? te ? geboren als dochter van ? van Els (?-?) en ? ? (?-?). Zij is overleden op ? te ?.

Kinderen

Uit dit huwelijk werd ten minste één kind geboren:

  1. Arndt van Meerten. Hij werd geboren op ? te ? en overleed op ? te ?. Hij trouwde in het jaar 1593 te ? met Francisca van Mevert, geboren op ? te ? en overleden in het jaar 1621 te ?. Zij was een dochter van Adolph van Mevert tot Hasselt (?-?) en Belia van Scherpenzeel (?-?).

Meer informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt nog verder compleet gemaakt. Hieronder volgen tijdelijk de linkjes naar artikelen op deze website die onder meer dit echtpaar vermelden. Later, als de Heere leven geeft, willen we dit omwerken tot een overzichtelijk en leesbaar geheel.

‘Van Meertens’ in het archief van de Heren en Graven van Culemborg – Een inventarisatie

Het Archief der Heeren en Graven van Culemborg’ wordt beschreven in drie delen van Mr. A.P. van Schilfgaarde.1 Dit is verder uitgebreid op de website van het Gelders Archief. Het digitale archief van de heren en graven van Culemborg is gigantisch groot en bestaat uit duizenden stukken. Soms zijn deze stukken gedigitaliseerd. Soms zijn de stukken alleen in het archiefgebouw te raadplegen. Hieronder doe ik een inventarisatie van de stukken die gaan over telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’. Als de Heere het leven en de gezondheid geeft hopen we de originele stukken nog een keer te vinden en te publiceren.

De inventarisatie heb ik vooral gedaan door in het archief te zoeken op de trefwoorden ‘Meerten’, ‘Meerthen’, ‘Merthen’ en ‘Merten’. Het archief omvat meer dan 10.000 stukken en is een goudmijn voor historici die zich verdiepen in de Culemborgse en Betuwse streekgeschiedenis. Het digitale archief is te vinden onder code 0370. Het dateert van 1241-1810. Na de beschrijving van de kenmerken wordt een inleiding geschetst waarin aandacht is voor de geschiedenis. De inventaris wordt onderverdeeld in vier delen: (1) Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg, (2) De archieven van geestelijke stichting in het Graafschap Culemborg, (3) Varia, en (4) Regesten. Vooral de eerste en het laatste deel bevatten informatie van telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’.2

Ernst van Meerthen

In het archief van de heren en graven van Culemborg komen rekeningen van de schout Ernst van Meerthen voor.3 Deze rekeningen beslaan twee delen en loopt van 1533-1539. Dit archief is nog niet gedigitaliseerd. Het gaat om ‘2954 1ste rekening over 1533-1538, afgehoord 1538 Februari 28, 1533-1538 1 deel4 en ‘2954a Rekening 1538/1539, afgehoord 1540 Mei 26, 1538-1539’.5 Dezelfde Ernst komt ook nog voor in archiefstuk 6454. Het gaat om een ‘uitspraak van den heer en de vrouwe van Culemborg in een geschil tusschen Ernst van Meerten en het kapittel van Oudmunster over een uiterwaard bij Hagestein’. Het stuk dateert van 1536-1537 en bevat 1 charter en 1 omslag.6

Jerephaes van Meerten

In stuk 4844b komt Jerephaes van Meerten voor. Het betreft een proces ‘tegen Jan van Eck over een leengoed’. Het stuk dateert van 1548 en bevat 1 omslag.7

Agniet van Oostrum

Stuk 6051 gaat over Agniet van Oostrum, weduwe van Jan van Meerten.8 Het stuk is gedigitaliseerd en gepubliceerd in dit archief. Het zijn stukken betreffende ‘de geschillen tusschen den heer van Culemborg en Agniet van Oostrum, weduwe van Jan van Meerten, over den eigendom van een zand in de Lek’. Het moet een flink geschil zijn want de digitalisering betreft 179 scans. Het was ook een geschil van lange adem, want de datering is 1515-1541. Alles wel samengevoegd in 1 omslag.9

Jan van Meerten

Nummer 480b maakt melding van Jan van Meerten, richter in de Nederbetuwe. “Jan van Meerten, richter in Nederbetuwe, oorkondt, dat heer Arnt, heer tot Leyenbarch, overdraagt aan Steven van Oemeren 7 hont land onder Riiswiick.” De datering van dit stuk is 30 november 1405 (‘op sunte Andries’ dach’). Erbij staat ‘afschrift in Inv. no. 1787, fol. 112’.10

Ott van Meerten

Stuk 1517 gaat over Ott van Meerten. “Johan van den Steenrots, richter in Nederbetu, oorkondt, dat de buurmeesters in de maalschap van Meerten de goederen aan de heerlijkheid Lienden en van der Lede in die maalschap, bewoont door Ott van Meerten, gerichtelijk doen verkoopen aan Johan van Lienden joncker Dircks bastaard.” Het stuk dateert op 22 februari 1457 (‘op sunte Petersdach ad cathedram’). Erbij staat ‘oorspr. (Inv. no. 5996), met fragmenten van de zegels van den oorkonder en van den gerichtsman Henrick van der Moelen; het zegel van den gerichtsman Gherit van Groetfelt is verloren’ en ‘afschrift in inv. no. 1788, fol. 37 verso’.11

Johan, Frederick en Cornelis van Meerten

In de regesten komen diverse stukken over ‘Van Meertens’ voor. Nummer 2675 gaat over Johan en Frederik van Meerten.12Goessen van Kuyck en Cornelis die Man, schepenen van Culenborch, oorkonden, dat Johan en Frederick van Meerten, mede namens hun broeder Cornelis, in erfhuur geven aan Jaspar, heer tot Culenborch, 6 en 5 morgen land op de Roll, hun door Jaspar verkocht, en geven hem tevens het recht van wederinkoop.” Het stuk dateert van 22 februari 1500 (‘op sinte Petersdach ad cathedram’). Erbij staat ‘Oorspr. (Inv. no. 4721), met de geschonden zegels van de oorkonders’ en ‘Afschrift in Inv. no. 1787, fol. 56’.13 Bij stuk S53 komt het drietal opnieuw voor. “Melchior van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Dirck Coppier, Geryt Geryt Melisz., Cornelis die Man en Dirck van Koten, schepenen aldaar, oorkonden, dat Zwader van Esschesteyn, hofmeester, en Prederick van Meerten, mede voor Johan en Cornelis van Meerten, gebroeders, allen erfgenamen van Hubert van Culenborch, bastaard, de rente, vermeld in de brief van 1480 november 25 (reg. nr. 2261), waar deze doorgestoken is, overdragen aan Geryt van LymebEck.” De datering van dit stuk is 14 september 1508. Erbij staat ‘Oorspr. (inv. nr. 177), met geschonden zegels van de oorkonders’.14

Johan Bor van Meerten

In stuk 2398 komt Johan Bor van Meerten, de tijnsmeester, voor. “Johan Bor van Merten, tynsmeester, beleent, na opdracht door Johan van Triest Claesz., heer Johan Block ten behoeve eener vicarie met 14 hont land, geheeten Neermeyen.” Het stuk dateert op 29 augustus 1486 (‘op sunt Johansdach Decollacio’). Erbij staat ‘oorspr. (inv. no. 7975), met geschonden zegel van den oorkonder’.15

Gevert van Meerten

In stuk 2493 komt Gevert van Meerten voor. “Alart van Ingen en Jan van Kuyck, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan van Kuyck vnd., zijn broeders Sweder, Goessen, Giisbert en Anthonys, en hun zwagers Gevert van Merten en Willem Zuermont erkennen schuldig te zijn aan het kapittel van Culenborch een rente van 1 oud schild ’s jaars, gaande uit 6 morgen land op Zoechwiick.” Het stuk dateert op 7 maart 1491. Erbij staat ‘oorspr. (inv. no. 7884), met het zwaar geschonden zegel van den 2den oorkonder; het zegel van den anderen oorkonder is verloren’.16

Bertelmeus van Meerten Ottensz.

In stuk 2447 van 14 februari 1489 (‘op sunte Valentiinssdach’) komt in het bijschrift Bartholomeus van Meerten Ottensz. voor. Het betreft een stuk over Henrick van Mourick en zijn vrouw Swane van Eck. Er staat: ‘oorspr. (inv. no. 5889), met het geschonden zegel van de verkoopster; de zegels van den verkooper en van den borg Bertelmeus van Merten Ottensz. zijn verloren’.17 In dit regest zou Frederik van Meerten ook voor komen, maar dat is online niet terug te zien.

Dirck Jansz. van Meerten

Volgens de drie delen van Mr. A.P. van Schilfgaarde komt Dirck Jansz van Meerten voor in Regest 2106. Dit stuk dateert op 21 oktober 1475 (‘opten Elffdusent Meechdendag’). Zijn naam is online echter niet terug te zien.18

Gerit van Meerten

In stuk 2102 komt Gerit van Meerten, gerichtsman te Ommeren, voor. Het stuk dateert op 11 oktober 1475 (‘den Guensdages nae sente Vicoersdach’). Het gaat om een stuk van Adam van Lookhorst waarin wordt aangegeven dat Peter van Olmen gerichtelijk wordt gezet in het landgoed ‘de Enge’ te Ommeren. Erbij staat ‘oorspr. (inv. no. 6045), met de geschonden zegels van den oorkonder en den gerichtsman Gerit van Meerten; het zegel van den gerichtsman Hubert Vonck is verloren’.19 Dezelfde Gerit komt, samen met Reyner van Meerten, opnieuw voor in een stuk van Adam van Lochorst. Het stuk is gedateerd op 3 januari 1478 (‘des Saterdaiges nae Nyenjaersdaige’). Erbij staat ‘oorspr. (inv. no. 5999), met de geschonden zegels van den oorkonder en van de gerichtslieden Geryt Aerntsz. en Reyner van Meerten’. 20 Zowel Geryt als Reyner worden gezien als gerichtslieden.

Willem van Meerten

In regest 2133 komt Willem van Meerten voor. “Wyllem van Merten Jansz. erkent in erfpacht genomen te hebben Everwiin, broeder tot Culenborch, een hofstad land te Mauderic.” Het stuk dateert van 1 juli 1476 (‘op onser Liever Vrouwenavont Visitacio’). Erbij staat ‘oorspr. (inv. no. 5893); het zegel van den oorkonder is verloren’, ‘afschrift in inv. no. 1788, fol. 173’ en ‘afschrift (inv. no. 4469)’.21

Voetnoten

Briefje van dr. Peter van der Veen in reactie op blog dr. Koert van Bekkum over het loden tabletje van de berg Ebal

Uitzicht vanaf de berg Ebal op de stad Tel Aviv. Bron: Wikipedia.

Noot van de redactie: Dit briefje van dr. Peter van der Veen zat nog steeds in ons postvak en moest nog altijd gepubliceerd worden op onze website. Het is een korte reactie op een blog van dr. Koert van Bekkum. Dit blog is hier terug te lezen. Als redactie moedigen we een inhoudelijke discussie over dit loden tabletje aan! In het briefje van Peter wordt ook verwezen naar een paper in ‘Heritage Science’. Deze paper is hier te vinden.

Op 31 mei verscheen van prof. dr. Koert van Bekkum online bij het ND een opiniereactie over ons artikel in Heritage Science (Springer Verlag) en over ons onderzoek inzake het loden tabletje van de berg Ebal. Hoewel ik niet gelukkig ben met enige zaken in ons artikel (zo waren er nog al wat meningsverschillen over de inhoud binnen het team), geeft van Bekkum de situatie niet juist weer. Terwijl mijn visie inzake de inscriptie afwijkt van die van collega prof. dr. Gershon Galil (met maarliefst 48 letters) en dit zelfs in ons artikel naar voren wordt gebracht (zo is mijn preliminaire interpretatie van de letters zelfs in zeven afzonderlijke tabellen met tekeningen en foto’s van de letters in het artikel te vinden; zie tabellen 2-8), rept van Bekkum hierover geen woord. Heeft hij het artikel wel aandachtig gelezen? Intussen hebben wij als auteurs officieel van Galil afscheid genomen (omdat deze niet bereid was zich objectiever optestellen) en werken nu samen met betrouwbaardere wetenschappers aan een nieuw en evenwichtiger artikel. Dat ik als gerenommeerd epigraaf nu de leiding geef aan het epigrafisch onderzoek, werd intussen door tal van collega’s verwelkomd. Ook daarover geen woord in van Bekkums onevenwichtig verslag. Belangrijker nog is, dat ook wanneer ik de visie van Galil niet deel, maakt dit geen fundamenteel verschil voor de inhoud van het tabletje. Want hier zijn mijn inziens nog altijd de godsnaam Jahoe, het werkwoord tamoet (“je zult sterven”) en de vloek aroer (“vervloekt”) te lezen. Dat deze inscriptie met grotere waarschijnlijkheid op de scans van de binnenkant te vinden zijn, wordt bevestigd door een inscriptie aan de buitenkant van het tabletje, waarvan eveneens voorbeelden in het bovengenoemde artikel te vinden zijn (zie tabel 10). Dat de uitleg van de binnenkant eerst en dat het artikel niet in een epigrafisch tijdschrift is verschenen, heeft met afspraken tussen de hoofdauteur dr. Scott Stripling en de wetenschappers uit Praag te maken, waarop ik geen enkel invloed had. Op Facebook heb ik dit eveneens uitgelegd.

PD Dr. habil. Pieter Gert van der Veen (universitair hoofddocent voor archaeologie van het Nabije Oosten aan de Johannes Gutenberg-Universiteit, Mainz).

WoordStudie: Scheepvaart in de antieke wereld

Reizen was in de oudheid niet iets dat men voor zijn plezier deed. Reizen kende namelijk allerlei ongemakken en gevaren, en werd daarom gezien als een noodzakelijk kwaad. Vaak had men bij reizen over land weinig keus als het ging om het transportmiddel. Meestal liep men, maar soms reisde men op de rug van een paard of (muil)ezel, of in een door dieren getrokken wagen, al dan niet in groepsverband. Dat laatste genoot de voorkeur, in verband met de veiligheid.

Reconstructie van een Romeins schip voor de film Ben Hur. Bron: Wikipedia.

Geen pleziervaart

Als het mogelijk was, reisde men overzee bij voorkeur per schip. Paulus reisde veel in het Middellandse Zeegebied, een gebied dat rijk aan havens was. De beste tijd om te varen was de periode mei tot en met september/oktober, als er intensief handelsverkeer plaatsvond. Passagiersboten waren er niet. Passagiers waren afhankelijk van vrachtschepen, en van de bereidheid van de kapitein hen tegen betaling of een te leveren arbeidsprestatie mee te nemen. Toch was het varen ook tussen mei en september/oktober niet zonder risico. Vooral premiejagers, avonturiers dus, waagden het er dan op om alsnog een lading graan in het gevaarlijke seizoen naar Rome te vervoeren en daarvoor een fikse premie op te strijken. Niet voor niets schrijft Paulus alleen al over de gevaren van zeereizen: ‘Driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en dag heb ik in volle zee doorgebracht (…); in gevaren op zee (…)’ (2 Kor. 11:25-26).

Navigatieproblemen

De meeste vrachtschepen waren zeilschepen. Vooral Alexandrijnen hadden de naam goede zeilers te zijn. Daarom was het verstandig van de centurio die Paulus naar Rome moest brengen, dat hij een Alexandrijns schip uitkoos (Hand. 27:6). Ook het schip dat het gezelschap later van Malta naar Putéoli bracht, was afkomstig uit Alexandrië (Hand. 27:11).

Als alles goed ging, verliep een zeereis best vlot. Soms voer men ook ’s nachts; dat kon veilig zolang men langs een kust voer. Het kompas was nog niet uitgevonden, dus als men de kust niet kon zien, moest men zich op de sterren oriënteren. Als dat ook niet mogelijk was, had men als kustvaarder een groot probleem en voer men eigenlijk op goed geluk (Hand. 27:20). Daarom is het niet vreemd dat de bemanning van het schip dat Paulus en de zijnen vervoerde, te middernacht vermoedde dat er land naderde (Hand. 27:27). De zeelui wisten dat niet zeker, maar kunnen dat hebben afgeleid uit de zeegang van het schip, die anders is wanneer het water ondiep is. Mogelijk hebben ze de branding gehoord, of de geuren van het land opgemerkt. Uiteindelijk kwamen, na een heuse schipbreuk, allen gelukkig behouden aan land (Hand. 27:44).

Enkele scheepstermen

Gr. pleoo = varen; zie Luk. 8:23; Hand. 21:3; 27:2, 6, 24; Openb. 18:17. In deze laatste plaats is sprake van ‘iedere zeereiziger’, maar letterlijk staat er ‘ieder die naar een plaats vaart’. Verder bestaan er samenstellingen als hupopleoo (Hand. 27:4,7), ‘dicht langs (lett. ‘eronder’) varen’, diapleoo (Hand. 27:5), ‘oversteken’, (lett. ‘doorheen (…) varen’), en braduploëoo (Hand. 27:7), ‘langzaam varen’, ‘langzaam opschieten’.

Gr. ploion = schip, lett. vaartuig; kan groot of klein zijn. Dit algemene woord komt vaak voor in Mattheüs, Lukas en Johannes; meest in Handelingen: zie 20:13, 38; 21:2, 3, 6; 27:2, 6, 10, 15, 17, 19, 22, 30, 31, 37, 38, 39, 44; 28:11; Jakobus 3:4; Openbaring 8:9; 18:19.

Gr. ploiarion = scheepje, een verkleinwoord dus; Markus 3:9; Lukas 5:2 gelet op vers 3 is het synoniem met ploion (dat is immers het algemene woord, voor groot en klein); Joh. 6:22, 23, 24; 21:8. Volgens sommigen verloor dit woord langzamerhand de kracht van het verkleinwoord.

Gr. plous = vaart, zeereis; zie Hand. 21:7; 27:9-10.

Gr. naus = schip, alleen voor grote schepen; Hand. 27:41.

Gr. nauklèros = schipper; lett. ‘scheepseigenaar’, maar ook ‘bevrachter’ of ‘kapitein’; Hand. 27:11.

Gr. nautès = zeeman; Hand. 27:27, 30; Openb. 18:17.

Gr. nauageoo = schipbreuk lijden; ook in het Grieks gevormd van een stam ‘schip’ en een stam ‘breken’; in 2 Kor. 11:25 wordt het voor letterlijk, in 1 Tim. 1:19 voor figuurlijk ‘schipbreuk lijden’ gebruikt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Kramer, G., 2023, WoordStudie: Scheepvaart in de antieke wereld, Rechtstreeks 20 (10): 9.

Reis naar Mars zorgt voor blijvende hersenbeschadiging

Naar Mars reizen brengt ernstige gezondheidsrisico’s mee en is daarom vooralsnog erg onverstandig. De straling die astronauten te doorstaan krijgen, zorgt voor hersenbeschadiging. Deze hersenbeschadiging kan leiden tot ernstig geheugenverlies, gedragsverandering en leerproblemen. Dat melden onderzoekers verbonden aan diverse universiteiten en instituten aan het begin van deze maand in het tijdschrift eNeuro.

Volgens de onderzoekers is dit de eerste studie ‘die de significante nadelige gevolgen van kosmische straling voor de hersenen documenteert, en wijst op de verhoogde risico’s verbonden aan de plannen van NASA voor het reizen naar Mars’. De onderzoekers stelden muizen gedurende zes maanden bloot aan kosmische straling die net zo hoog en intens was als in de ruimte waarneembaar is. Het veroorzaakte bij deze beesten neurale- en gedragsstoornissen. De onderzoekers roepen ruimteorganisaties daarom op om, voordat er een bemande ruimtemissie naar Mars uitgevoerd wordt, ernstige veiligheidsmaatregelen te nemen om de gezondheid van astronauten te beschermen.

Er was al bekend dat kosmische straling de hersenen kan beschadigen. De afgelopen jaren zijn er meerdere experimenten gedaan, maar deze experimenten waren niet realistisch omdat er in de experimenten gebruik gemaakt werd van kortdurende straling in hoge dosering. Daarom waren er nieuwe experimenten nodig om een realistische situatie na te bootsen. Een bemande Marsmissie is vooralsnog onverstandig, omdat het naast hersenbeschadiging andere risico’s met zich meebrengt. Willen we niet dat een Marsmissie gelijk staat aan een zelfmoordmissie, is er meer onderzoek nodig en moeten we komen met betere oplossingen!1

Bron: Acharya, M.M., Baulch, J.E., Klein, P.M., Baddour, A.A.D., Apodaca, L.A., Kramár, E.A., Alikhani, L., Garcia, C, Angulo, M.C., Batra, R.S., Fallgren, C.M., Borak, T.B., Stark, C.E.L., Wood, M.A., Britten, R.A., Soltesz, I., Limoli, C.L., 2019, New concerns for neurocognitive function during deep space exposure to chronic low dose rate, neutron radiation, eNeuro: 0094-19.2019 (PDF).

Dit artikel werd in 2019 geschreven.

Voetnoten

PERSBERICHT: Logos Instituut schoolt theïstisch evolutionisten bij

DE BILT, 23 OKTOBER 2019 – Onlangs verscheen het boek “En God zag dat het goed was: Christelijk geloof en evolutie in 25 cruciale vragen” dat door veel van de 26 auteurs gezien wordt als een aanvulling op het twee jaar geleden uitgekomen boek van Gijsbert van den Brink “En de aarde bracht voort: Christelijk geloof en evolutie”. De bijdragen aan het nieuwe boek zijn vooral geschreven door theologen en filosofen, waarvan de meesten de (neo)darwinistische evolutietheorie aanvaarden en de theïstisch evolutionistische richting van Van den Brink volmondig of aarzelend onderschrijven.

Logos Instituut wijst deze conclusie radicaal af. Ten eerste omdat het theïstisch evolutionisme met miljarden jaren en universele gemeenschappelijke afstamming strijdig is met de openbaring in de Schrift, maar ook omdat veel (recente) natuurwetenschappelijke waarnemingen niet te rijmen zijn met deze “deep time” en “common descent”. Op de zwakke en onjuiste kanten van het (neo)darwinistische evolutiemodel, zoals deze wordt verwoord in de appendix van “En God zag dat het goed was”, is reeds in een aantal artikelen, o.a. in het Reformatorisch Dagblad, gewezen.

Meermaals heeft Logos Instituut aanhangers van het theïstisch evolutionistische model erop aangesproken zich meer te verdiepen in wat er door tegenstanders daarvan in wetenschappelijke artikelen en boeken is geschreven. Vaak kwamen daarop reacties als “dat heb ik lang geleden al eens gedaan” of “daar ga ik mijn geld/tijd niet aan besteden”. En dat blijkt ook nu weer uit de bronnen die genoemd worden in “En God zag dat het goed was”.

Daarom komt het Logos Instituut met cadeautjes voor de betrokkenen bij het boek “En God zag dat het goed was”: de uitgever, de redacteuren, de auteurs, de sprekers tijdens de presentatie en het novembercongres over het boek, ook de enkelingen die de theïstisch evolutionistische visie niet aanhangen. Allen ontvangen het boek “Genetic Entropy” van dr. John C. Sanford op woensdag 23 oktober in de bus (meestal op hun werkadres). In het boek toont Sanford (emeritus hoogleraar Cornell University), vanuit allerlei bronnen aan dat het genetisch verval bij alle organismen -en dus ook de mens- zo snel gaat dat zij meerdere duizenden jaren niet kunnen overleven. Het geringe aantal gunstige mutaties kan daartegen niets uitrichten. Evolutie van eencellige naar mens is hierdoor gewoonweg een onmogelijkheid. En dat is slechts één van de problemen voor het (neo)darwinistische evolutiemodel.

Logos Instituut hoopt en bidt dat dit boek een aanzet mag zijn voor het heroverwegen van de positie betreffende het onderwerp schepping-evolutie en dat het naar meer mag smaken.

Op de website van Logos Instituut is de brief te lezen die met de verzonden boeken is meegestuurd (https://logos.nl/wp-content/uploads/2019/10/Brief-boek-Sanford.pdf) evenals een eenvoudige journalistieke impressie van de inhoud van het boek “Genetic Entropy”: https://logos.nl/genetic-entropy-genetisch-verval-de-stille-moordenaar-een-vernietigend-argument-tegen-evolutie/.

Parenteel van Jurianus Theodorus van Meerten (1899-1974) en Maartje Cornelisse (1904-1976)

Jurianus Theodorus van Meerten werd op 13 februari 1899 te Gouda1 geboren als zoon van Hendrik van Meerten (1859-1926) en Petronella Wilhelmina Simonis (1860-1936). Het parenteel van zijn ouders is hier te vinden. Hij overleed op 10 maart 1974 te Schagen. Hij trouwde op 21 december 1924 te Wieringerwaard2 met Maartje Cornelisse. Maartje Cornelisse werd op 12 maart 1904 te Schagen3 geboren als dochter van Jan Cornelisse (1869-1949) en Anna Hillegon de Boer (1881-?). Zij is overleden op 17 maart 1976 te Alkmaar.

Kinderen

Uit dit huwelijk zijn ten minste één kind geboren. Dit kind worden hier niet als parenteel weergegeven omdat zij ná 1900 geboren is. Ze is al wel overleden. Openbare informatie rond dit kind wordt op deze website in aparte artikelen besproken. Volg de linkjes in de voetnoten hieronder voor meer openbare informatie over dit al overleden kind.

  1. Petronella van Meerten (1926-2000).4

Overige informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt momenteel verder aangevuld en compleet gemaakt.

Voetnoten

Statistieken van de website oorsprong.info – November 2023

De maand november 2023 is alweer ten einde. In deze maand was er een stuk minder websitebezoek dan in de vorige maand, de congresmaand oktober. Hieronder vindt u een top-10 van de drukst bezochte dagen (in het aantal weergaven). Daaronder vindt u een top-10 van meest gelezen artikelen in de maand november 2023. U kunt deze artikelen (nog een keer) lezen of bekijken door op de titel te klikken. De statistieken van de maand oktober zijn hier gepubliceerd.

Top-10 drukste dagen

Hieronder de top-10 van de drukste dagen deze maand voor de website oorsprong.info. We zien dat het bezoek vaak komt door een nieuw gepubliceerd artikel. Of dat een ouder artikel opnieuw in de picture komt, doordat wijzelf, een vriend of kennis deze deelt via social media of e-mail.

  1. 25 november 2023 met 802 weergaven.
  2. 27 november 2023 met 600 weergaven.
  3. 28 november 2023 met 492 weergaven.
  4. 30 november 2023 met 406 weergaven.
  5. 29 november 2023 met 386 weergaven.
  6. 14 november 2023 met 367 weergaven.
  7. 6 november 2023 met 355 weergaven.
  8. 1 november 2023 met 328 weergaven.
  9. 11 november 2023 met 308 weergaven.
  10. 26 november 2023 met 300 weergaven.

Top-10 meest bezochte artikelen

Hieronder de top-10 van de meest bezochte artikelen van de maand november 2023. Er werden 275 artikelen gepubliceerd waarvan de meesten raakvlakken hadden met genealogie. Het aantal weergaven geldt alleen deze maand en het totaal aantal weergaven ‘aller tijden’ kan per artikel hoger liggen.

  1. “Je bent bijna een bedreigde diersoort als je nog denkt dat de aarde geschapen is”– Urker raadsleden roepen ertoe op om klassieke scheppingsgeloof en Bijbelse tijdlijn te verdisconteren in beleidsplan Archeologie met 720 weergaven.
  2. Hatikvah – Het Israëlische volkslied met 480 weergaven.
  3. Gemeente Staphorst onder vuur vanwege vermelding van ‘jonge aarde’-visie in archeologisch rapport – Deel 1: Raadstukken en Nieuwsberichten met 264 weergaven.
  4. Seksuele gemeenschap zonder huwelijk slecht, ook voor samenleving met 258 weergaven.
  5. Dr. Kinneging houdt lezing over de tijdgeest in Katwijk – Hoogleraar op 25 november 2023 D.V. in de Triumfatorkerk met 229 weergaven.
  6. Er is wel degelijk een stikstofprobleem – Hoogleraar Wim de Vries reageert op tegenwerpingen met 214 weergaven.
  7. Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022) met 212 weergaven.
  8. Dr. Nicki Pouw-Verweij inhoudelijk flink op dreef bij het debat rond de Transgenderwet met 190 weergaven.
  9. Hervormd emerituspredikant Budding schrijft op Hervormingsdag 95 nieuwe stellingen – Predikant is kritisch op de synthese tussen het christelijk geloof en de evolutietheorie met 184 weergaven.
  10. Debat ‘Abortus: een mensenrecht?’ met Rob Jetten (D66) en Maaike Rosendal (CCBR) met 147 weergaven.