Home » Slavernij » Kerk en slavernij? (20) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Kerk en slavernij? (20) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In verband met een onderzoeksproject over kerk en slavernij van A. Merz e.a.1 wordt nu opnieuw aandacht geschonken aan het boekje van G. Oostindië en K. Fatah-Black2 over sporen van de slavernij in Leiden. Nu komen universiteit en intellectuelen aan de orde.

Meer sporen van de slavernij in Leiden

De auteurs verwachten een “kritische reflexie over slavenhandel en slavernij” van de Leidse intellectuelen. Zij constateren dat dat niet het geval is. Een reeks personen wordt genoemd. Ten onrechte wordt F. Hommius (1576-1642) als hoogleraar aangeduid. Hij was in Leiden als bijbelvertaler en predikant. Hommius was tegen slavernij.3 Hij kon zich die mening permitteren, want hij was onder andere als scriba van de synode van Dordrecht (1618-1619), iemand van aanzien. Hommius stond ook zending voor: de heerschappij van Christus was op alle continenten.4

De Gereformeerde kerk en ook de Leidse universiteit stonden onder het gezag van de overheid. H. Donellus (1527-1591), een in Europa bekend rechtsgeleerde werd in 1587 ontslagen omdat hij het met de Landvoogd, de Graaf van Leicester (1532-1588) eens was. Opgemerkt wordt dat deze Landvoogd, een puritein, tegen de zin van de overheid de acta van de synode van ’s-Gravenhage 1586 had goedgekeurd. Die acta werden door de overheid later genegeerd. De eveneens zeer bekende theoloog L. Danaeus (1530-1595), net als Donellus behorend tot de Waalse kerk, werd hoogleraar in 1581, maar vertrok al het jaar daarop uit teleurstelling over de houding van de magistraat tegenover de kerk. De Leidse gereformeerde kerk was jarenlang in een strijd rondom de vrijzinnige predikant C.J. Coolhaes (1536-1615) gewikkeld. De predikant werd door de Leidse magistraat beschermd.

Kritiek op misstanden waar de overheid bij betrokken was, was riskant voor predikanten. Dat kon tot ontslag leiden. De grootste Nederlandse gereformeerde theoloog G. Voetius (1589-1676), hoogleraar in Utrecht, kon het zich veroorloven openlijk slavernij af te keuren. Hij deed dat in zijn catechismusuitleg van het vijfde gebod.5

H. de Groot (1583-1645) woonde en studeerde in Leiden. Hij behandelde het onderwerp ‘slavernij’ in drie boeken.6 Volgens hem ging slavernij in tegen de menselijke natuur, maar kon onder bepaalde voorwaarden legitiem zijn. Krijgsgevangenen verloren hun vrije status, kinderen van een slaafgemaakte vrouw waren automatisch slaaf. Een slavenhouder had geen onbeperkte macht over zijn slaven. Die mochten ook niet worden mishandeld. Slaven mochten een bevel negeren, als dat inging tegen christelijke wetten. Zij hadden ook recht op een vergoeding voor hun werk.

De Leidse jurist en historicus G. van Loon (1683-1758) schreef over de slavernij en de afschaffing daarvan in Holland. De lezers zagen niet de parallel met hun tijd, toen er immers in slaafgemaakten werd gehandeld.

De vermogende N. S. van Winter (1718-1795), ereburger van Leiden, oefende felle kritiek op de slavernij, ook in de Nederlandse koloniën. P.H. Marron (1754-1832) werd predikant in Frankrijk en voerde daar ook actie tegen slavernij.
De hoogleraar rechtsgeleerdheid H.W. Tydeman (1778-1863) had door zijn publicaties grote invloed op de afschaffing van slavernij. J.R. Thorbecke (1798-1872) daarentegen keerde zich tegen een humaner slavenreglement. Voor een verlichtingsdenker als E. Luzac (1721-1796) was de kolonie Suriname van essentieel belang voor de Nederlandse economie. Daarom was afschaffing van de slavernij voor hem ondenkbaar. De predikant N. Beets (1814-1903), die in Leiden heeft gestudeerd en hoogleraar theologie in Uitrecht is geweest, heeft zich ook tegen slavernij verzet.

Afsluiting

In het algemeen waren de predikanten in de Gereformeerde kerk tegen slavernij. Alleen de predikanten en hoogleraren theologie met een onaantastbare positie konden zich openlijk tegen slavernij keren. De overheid en zelfs de Leidse magistraat had belangen in de koloniale handel. Met de tijd kwam er meer tegenstand tegen slavernij. Toch speelde het economisch argument tot het laatste toe een belangrijke rol.

Alle besproken personen in het boek van G. Oostindië en K. Fatah-Black behoorden tot de elitaire bovenlaag van de samenleving. Uit niets blijkt in Leiden diepgaande betrokkenheid van een groot deel van de bevolking bij slavenhandel en slavernij. Ook is er niets te vinden over betrokkenheid van de Leidse Gereformeerde kerk bij slavernij en koloniale handel.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

  1. A. Merz, G. Harinck, R.M. Allen, M. Stoutjesdijk, ‘Kerk en slavernij in het Nederlandse koloniale rijk’, in: Handelingen 2023/1, p. 33-40.
  2. G. Oostindie, K. Fatah-Black, Sporen van de slavernij in Leiden, Leiden, 2023.
  3. Zie F. Hommius, Schatboek der verklaringen over den Nederlandschen Catechismus, Tweede deel, Gorinchem, 1736, p. 429-444.
  4. Zie F. Hommius, Schatboek der verklaringen over den Nederlandschen Catechismus, Tweede deel, Gorinchem, 1736, p. 429-444.
  5. Voetius’ catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus, Tweede gedeelte, Rotterdam, 1891, p. 953, 991 e.v.
  6. De jure praedae (Over het recht op buit, geschreven 1604-1606, gepubliceerd 1868), Mare liberum (De vrije zee, 1609), en De jure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede, 1625).