Home » Slavernij » Kerk en slavernij? (19) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Kerk en slavernij? (19) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

Naar aanleiding van het project van A. Merz e.a.1 over kerk en slavernij wordt nu de aandacht nog eens gericht op de stad Leiden. Dit gebeurt onder gebruikmaking van het boekje van twee historici die hun sporen in het slavernijonderzoek hebben verdiend.2 De auteurs houden zich meestal aan de beschreven feiten. Bij bepaalde veralgemeniseringen treden incorrectheden op. Als iets in vroeger tijd normaal was, dan betekent dat geen vergoelijking van een verkeerde zaak. Het maant wel tot voorzichtigheid bij het uitsteken van een beschuldigende vinger. Dat de burgerij uit de Leidsche Courant van slavernijpraktijken wist, geldt niet algemeen, maar slechts voor een bepaald deel van die burgerij. Ook het punt dat de Leidse magistraat en de Leidse kerken geen kritische reflectie op slavernij toonden, houdt geen rekening met de omstandigheden van de tijd. De magistraat en de bestuurders hadden zakelijke belangen bij de koloniale handel. Er was verder gedurig, en ook in Leiden, een competentiestrijd gaande tussen overheid en kerk. Wie zich tegen een overheidsbelang keerde, kon een maatregel verwachten of werd het leven zuur gemaakt. Als personen gestraft werden met uitzending naar een koloniale vestiging en klaagden over hun diepe ellende aldaar, dan bezit het argument ’vrijheid’ weinig betekenis.

Sporen van de slavernij in Leiden

In het boekje worden voormalige slaafgemaakten genoemd die werden gedoopt of in het huwelijk traden. Een voormalige vrouwelijke slaafgemaakte had zelfs een testament en beschikte dus over zaken die een testament maken waard waren. Ook studeerden er voormalige slaafgemaakten aan de Leidse universiteit.

Een hele reeks bestuurders en ondernemers passeert de revue. Dat gebeurt niet chronologisch maar aan de hand van het woonhuis of de werkplek van de persoon. Zo werd de stad Leiden in de West-Indische Compagnie (WIC) vertegenwoordigd door de rector-magnificus A.E. Vorstius (1565-1624) en de bestuurders J. de Laet (1581-1649) en G. van Panhuijzen (1574-1626). De stad Leiden had namelijk geïnvesteerd in de WIC met het oog op de Leidse belangen in de textielindustrie. Genoemd wordt ook J.C. van der Hoop (1742-1815). Die zou direct na zijn studie overzee als secretaris van de Sociëteit van Suriname zijn aangesteld. De vraag wordt gesteld in hoeverre zijn opleiding aan de Leidse universiteit aan zijn latere ethische en politieke keuzes heeft bijgedragen. Hier wordt gesuggereerd, dat studie aan de Leidse universiteit verband zou houden met de latere ethische of politieke keuze van de studerende. Het zou dan gaan om vόόr of tegen slavernij, of patriot of orangist. Het over Van der Hoop gestelde is wat kort door de bocht. Van der Hoop is nooit overzee werkzaam geweest. Hij was advocaat, daarna in Amsterdam secretaris en directeur van de Sociëteit van Suriname, vervolgens advocaat-fiscaal (vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie) van de Admiraliteit van Amsterdam, ambteloos burger in de Franse tijd en daarna bestuurder van Amsterdam, en Minister van Marine. Hij staat als een zeer ijverig en bekwaam bestuurder te boek, een overtuigd orangist. Hij geloofde in de voorzienigheid van God. Het bijzondere was dat hij dat ook uitsprak toen hij na het vertrek van de Fransen weer een bestuurlijke taak op zich nam. WIC, Sociëteit van Suriname en Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) hadden voortdurend juristen voor allerlei functies nodig. Deze organisaties waren bedrijf en overheid tegelijk. Of kan worden gesproken van ethische en politieke keuzen voor bijvoorbeeld Leidse juristen, waag ik te betwijfelen. Voor VOC of WIC werken was heel normaal voor een jurist. En of de studie aan de Leidse universiteit bepaalde of men patriot of orangist was, is onwaarschijnlijk. De vraag getuigt van een hedendaagse benadering die men toen niet kende. De Leidse universiteit had er in ieder geval niets mee te maken. Dat bewijzen de titels van de dissertaties. Van der Hoop promoveerde in 1763 op ‘De noodzaak van de studie van het Romeinse recht en onmiddellijk daarna van het canonieke recht in Holland’. Het is een goed proefschrift dat zelfs werd herdrukt.3

Als verdere voorbeelden van personen met handelsbelangen in de WIC of Suriname kunnen nog worden genoemd P. van der Does (1562-1599) bevelhebber van een vloot, en J. van Broeckhoven (1577-1642), namens Leiden bestuurder van de WIC. De laatste stichtte het Brouckhovenhof voor hulpbehoevenden. D. van Eys (1688-1739) was lakenondernemer en plantage-eigenaar in Berbice, thans in Brits Guyana). S.M. van Hoogenhouck (1727-1791) was gehuwd met A. Tulleken (1728-1784) die plantages bezat, onder andere in Demerary, nu Brits Guyana.

Afsluiting

In het voorafgaande is slechts een keuze geboden van de ondernemers die in de Sociëteit van Suriname en/of de WIC hadden geïnvesteerd of voor die organisaties werkzaam waren. Het verdienen aan slavenarbeid ging samen met het ter beschikking stellen van het daarmee verworven geld voor hulpbehoevenden. Slavenarbeid was in het beschreven tijdvak net zo normaal als het wonen in plaggenhutten in Friesland en Drenthe tot in de twintigste eeuw. Normaal betekent niet hetzelfde als goed of verschoonbaar. Het waren andere tijden.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

  1. A. Merz, G. Harinck, R.M. Allen, M. Stoutjesdijk, ‘Kerk en slavernij in het Nederlandse koloniale rijk’, Handelingen 2023/1, p. 33-40.
  2. G. Oostindie, K. Fatah-Black, Sporen van de slavernij in Leiden, Leiden, 2023.
  3. Zie over J.C. van der Hoop: N. Habermehl, Joan Cornelis van der Hoop (1742-1825). Marinebestuurder voor stadhouder Willem V en koning Willem I, Amsterdam, 2000. De Latijnse titel van de dissertatie van J.C. van der Hoop luidde: De necessario Romani juris et subinde quoque canonici juris, in Hollandia, studio.