Home » Interview

Categorie archieven: Interview

Dr. Bert-Jan Heusinkveld waarschuwt: “De mens wil het leven manipuleren”

Al ruim twintig jaar is hij met het onderwerp bezig: mensverbetering. Theoloog en ethicus dr. Bert-Jan Heusinkveld ziet een toegenomen interesse in het onderwerp, mede omdat de technologie steeds meer mogelijk maakt. Toch waarschuwt hij: “We willen het leven maken zoals wij het wensen, het manipuleren. We doen al snel een greep naar de macht.”

“Mensverbetering heeft altijd gespeeld”, zegt Heusinkveld, die tevens predikant in de protestantse gemeente in Daarle is. “Dat is ook logisch: we zijn op de aarde om er iets van te maken. Maar waar ik mij op richt is de mensverbetering waarbij je de mens wilt opwaarderen en perfectioneren door middel van technologie.”

Een concreet voorbeeld? “Neem hardlopen. Ik kan dat niet op het niveau van de topsporters, maar neem middelen om dat niveau toch te halen. Dat valt onder mensverbetering, omdat ik zonder die middelen dat niveau niet haal. Maar stel dat ik een beenprothese aanbreng, zodat ik harder kan lopen dan jij. Dan heb ik iets wat geen enkel mens heeft: dat gaat boven het mens-zijn uit – dat noemen we transhumaan. Denk ook aan het nieuws van eind vorige maand dat Elon Musks bedrijf Neuralink een computerchip in de hersenen van een mens heeft geplaatst zodat er communicatie tussen brein en computer kan plaatsvinden.”

U zegt: we moeten ons wel verbeteren als mens. Hoe legt u dat uit als christen?

“Als christen zeg ik: we moeten ons ontwikkelen. God heeft alles gemaakt en het aan ons toevertrouwd. “Maak er wat van,” zei Hij. Dat mogen wij de mogelijkheden in de schepping ontdekken en daarmee aan de slag gaan. Dat is ontwikkeling, verbetering zo je wilt. Ik denk ook dat het nieuwe paradijs uiteindelijk beter is dan het oude paradijs was.”

Juist in dat paradijs heeft de zondeval plaatsgevonden door een poging tot mensverbetering: de mens wilde als God zijn.

“Ja, terwijl we dat al waren: we zijn geschapen als beeld van God. Gemaakt om Hem te weerspiegelen. We hebben al bijna goddelijke eigenschappen. Doordat we nog een stap hoger wilden, ging het mis. Dat is ook precies het probleem bij praktische mens- en lichaamsverbetering. Wij denken te kunnen definiëren wat goed en kwaad is en dat te bepalen. Dat is eigenlijk een greep naar de macht.”

“Als je het hebt over mensverbetering zijn er grofweg twee houdingen. De eerste is de houding van waardering en respect. Waarom hebben wij eigenlijk dit lichaam? Wat is de betekenis ervan en is het niet iets goeds om te bewaren? Waarom moet het anders? De tweede houding is die van manipulatie: we willen het leven naar onze hand zetten. Het lichaam zo maken als we het wensen. Wat wij voelen en denken is het uitgangspunt.”

U maakt de verbinding met onze cultuur: wat wij denken en voelen is het vaak uitgangspunt. Hoe ziet u dat bij lichaamsverbetering optreden?

“Als een jongen als basketballer professional wil worden, maar slechts 1,65 meter lang is, zou je een groeihormoon kunnen toedienen. Want waarom zou je die jongen zijn droom ontnemen? Maar: moet dan ieder mens profbasketballer kunnen worden? Dat is de andere kant. Kun je je levensvervulling misschien ook ergens anders in vinden?”

Dan voel je gelijk de spanning met onze tijdgeest toenemen.

“Dat is een belangrijk punt. Het leven is een doe-het-zelfproject geworden. Als het je tegenwoordig mislukt om er iets van te maken, is het je eigen schuld. Dan heb je geen goede keuzes gemaakt, niet goed voor jezelf gezorgd. We denken dat het leven volledig maakbaar is.

Vroeger probeerden we zieken te herstellen. Dat is geneeskunde. Zodat we weer ‘normaal’, weer gezond worden. Nu gaat het een stap verder en willen we het leven van de wieg tot het graf controleren en perfectioneren. De volgende stap wordt in het mensverbeteringsdebat het transhumanisme genoemd. Transhumanisten streven ernaar dat mensen beter zijn dan goed: een langer leven, een beter geheugen hebben, verbindingen tussen brein en computer (cyborgs), het voelen van magnetische velden en bijvoorbeeld infrarood zien.”

Ook in de Bijbel zien we lichaamsverbetering: Jezus genas zieken. Hij herstelde mensen wel naar een menselijk niveau.

“Zeker. En daarom mag de wetenschap en geneeskunde zich ook ontwikkelen. Tegelijkertijd staat bij Jezus de lichamelijke genezing niet op de eerste plaats. Bij de verlamde man die door zijn vrienden door het dak aan de voeten van Jezus wordt gelegd, worden eerst zijn zonden vergeven. Daarna volgt genezing.

Je ziet dat er gebrokenheid is als gevolg van de zonde. Jezus herstelt, maar houdt zich aan de structuren die de Vader en Zoon aanbrachten toen ze de mens schiepen. Als je begint aan technologische mensverbetering, moet je uitkijken. Het lichaam dat God gemaakt heeft vinden we te beperkt. Laten we een nieuwe schepping creëren, zeg je dan. Maar als Jézus het over die nieuwe schepping heeft, gaat het over de vernieuwing van je hart door de Geest. Hij is je aan het verbeteren. Pas bij de terugkomst van Christus krijg je het nieuwe lichaam dat wij niet kunnen maken.”

Voor u is een belangrijke lijn bij lichaamsverbetering dus het lichaam respecteren dat God heeft geschapen. Wat zijn andere kaders?

“Als je iets aan het lichaam verandert, moet het passen bij wie je bent en bij je identiteit. Er moet dus continuïteit zijn: biografisch gezien moet het bij je leven passen. En is er sprake van coherentie? Past het bij jou als persoon, bij je levensbeschouwing en je morele waarden? En je sociale omgeving is belangrijk: als je een ingreep ondergaat waarna mensen niet meer weten wie je bent, is dat niet goed voor jou en voor je omgeving.”

Heeft u een voorbeeld van een toepassing die ethisch gezien in het ene geval wel kan en in het andere te betwisten is?

“Neem het cochleair implantaat. Een implantaat waarmee je dove mensen terugbrengt in het land van de horenden. Dat werkt inmiddels best goed. Als je dat echter inzet om geluid te horen wat alleen dieren kunnen horen, bijvoorbeeld hypersonisch geluid, is dat een twijfelachtige toepassing. Wat heb je eraan, waarom doe je het? Je plaatst je buiten de gemeenschap van mensen, omdat niemand anders het kan.

Een tweede voorbeeld: zelf ben ik aan een oog vrijwel blind. Ik zie er alleen licht mee. Daar kun je, zoals getest is bij een kat, videobeeld op aansluiten. Dat was nog niet perfect, maar mogelijk is het wel. Op zo’n videobeeld zou je tijdens een gesprek via Google kunnen zoeken. Terwijl ik met je aan het praten ben, krijg ik informatie binnen. Dan is het contact totaal anders.”

Welke vragen over lichaamsverbetering moeten beter besproken worden, vindt u als ethicus?

“Bij dit thema zie je dat er soms een toepassing wordt gebruikt, maar het niet duidelijk is wat het effect is op de persoon en op de omgeving. Zo krijgen sommige sterk bevende parkinsonpatiënten deep brain stimulation, elektrische stootjes in de hersenen via ingebrachte electroden. Vaak helpt dat ook: het beven wordt minder. Tegelijk: feitelijk weten we niet precies wat we doen, maar wel dat het werkt.

Er is een bekend voorbeeld van iemand die dat ingeschakeld kreeg en rare dingen ging doen. Hij gaf onverantwoord geld uit en legde het aan met allerlei vrouwen. Een interessante vraag: wie is verantwoordelijk, de man, het apparaat of de arts? De man kreeg de keuze om de draden te laten zitten en in een tehuis te wonen, of het te laten verwijderen. Dan zouden de klachten weer terugkomen. Dat is ook enhancement: je doet wat en je weet niet precies wat het uitwerkt, met name in de hersenen. Tegelijkertijd is er ook de omgeving, is men na het stoppen van het beven ook echt gelukkiger geworden?”

Schuilt de verbeteringsgedachte ook in de christelijke wereld?

“Ja, je gaat zo mee in de storm. Voor je het weet ben je bezig met spectaculaire dingen beleven en er op sociale media goed uitzien. Anders ben je niet veel waard. De drang naar verbetering door lichaamsverandering zit er blijkbaar diep in.

Voor mijzelf als christen zou ik als verbetering graag zien dat de Heilige Geest mijn leven een update geeft zodat Christus meer centraal komt te staan. Dat mensen aan mij merken dat Christus mijn leven is, ik niet alleen hoop dat ik gezond ben. maar vooral veilig en geborgen ben en straks een nieuw lichaam krijg. Ik kan mijzelf niet maken zoals ik zou kunnen en moeten zijn. Daar is Christus voor gekomen, dat gaat Hij doen.”

Dr. Bert-Jan Heusinkveld hoopt vanavond over dit thema een lezing te geven in Breukelen. Eerder heeft hij over dit onderwerp gesproken op een congres van ‘Fundamentum’.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Modellen en theorieën zijn feilbaar, de Bijbel onfeilbaar’ – Interview met wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg in Bijbelvast

Vandaag viel het magazine Bijbelvast op de mat van Stichting Logos Instituut. Deze keer bevat het blad een lezenswaardig interview met ir. Bart van den Dikkenberg, wetenschapsjournalist van het Reformatorisch Dagblad. Zoals de lezers van artikelen op deze website weten komt Van den Dikkenberg binnenkort met een boek ‘De werken van Zijn handen: Een kritisch commentaar op theïstische evolutie1.2

Van den Dikkenberg liep tijdens zijn studie aan de Wageningen Universiteit regelmatig tegen allerlei evolutionaire voorstellen aan. De wetenschapsjournalist zag dit wel als ongerijmd met de Schrift, maar had het toen, naar eigen zeggen, nog niet zo scherp op zijn netvlies. Dat veranderde toen hij bij het Reformatorisch Dagblad aan de slag ging met het Darwinjaar. Terugkijkend geeft Van den Dikkenberg aan er toen wat ‘naïef’ in gestaan te hebben. Dat is nu anders. “Ik onderscheid Gods Woord van menselijke wetenschappelijke theorieën en modellen, of die nu creationistisch zijn of evolutionistisch. Modellen en theorieën zijn feilbaar, de Bijbel onfeilbaar.3

’De werken van Zijn handen’

Aanleiding voor het schrijven van het boek ‘De werken van Zijn handen’ is de vraag die Van den Dikkenberg in 2018 kreeg van het ‘Deputaatschap Onderwijs, Opvoeding en Catechese’ (DOOC) van de Gereformeerde Gemeente in Nederland.4 Zij vroegen of hij een brochure wilde schrijven voor studerenden tegen het opkomende theïstisch evolutionisme. Het is uiteindelijk een boek geworden van 400 pagina’s. Zijn doel is ‘dat studenten zien dat ze vanwege de evolutietheorie geen afscheid hoeven te nemen van de Bijbel en het christelijk geloof’. De Bijbel is voor de wetenschapsjournalist ‘een vast en onwankelbaar fundament’. Theïstische evolutie ziet Van den Dikkenberg als ‘verklarend filter’ dat over de Bijbel wordt heen gelegd. “Als we Genesis (…) loslaten als waargebeurde historie, raken we de basis onder de leer van verzoening door Christus’ voldoening kwijt. Als de eerste Adam geen historische persoon is in tijd en plaats, de zondeval alleen een theologische en geen historische gebeurtenis meer in tijd en plaats, wat moeten we dan met Christus als de Tweede Adam?” Van den Dikkenberg heeft ook wetenschappelijke bezwaren tegen universele gemeenschappelijke afstamming en ziet theïstische evolutie filosofisch gezien zelfs als een ‘wangedrocht’.5

Voetnoten

Gabriel Barkay is decaan Bijbelse archeologie: “Ik probeer de Bijbel niet te bewijzen”

Dit artikel is samen geschreven met Jonathan Parsons.

Professor Gabriel Barkay is een levende legende op het gebied van bijbelse archeologie. Een kleurrijk figuur, hij wordt beschouwd als de leidende expert op het gebied van de geschiedenis van Jeruzalem.

Panoramafoto van Jeruzalem met de Rotskoepel, genomen op 10 december 2011. Bron: Wikipedia.

Hij heeft archeologie gestudeerd en onderwezen aan de Universiteit van Tel Aviv en de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Met name wordt Barkay gecrediteerd voor het ontdekken van de oudste bijbelse Hebreeuwse inscripties die ooit zijn gevonden – twee zilveren amuletten met de Aäronische zegen uit Numeri 6:24-26, daterend uit de tijd van koning Hizkia. We spraken hem onlangs over deze en andere belangrijke vondsten in het land sinds de wedergeboorte van Israël 75 jaar geleden. Hier is een transcriptie van ons interview.

Waarin bent u geïnteresseerd geraakt op het gebied van archeologie?

“In mijn jeugd woonde ik in het gebied van Rehavia en dwaalde ik door de Vallei van het Kruis en verschillende andere plaatsen. Een groot deel van het huidige Jeruzalem was nog niet bebouwd. En er waren veel open plekken. Ik verzamelde allerlei artefacten, oude munten en potten van aardewerk en andere dingen. Ik vroeg me af van wie zou dat kunnen zijn? Ik begreep dat ik niet de eerste in dit land ben en dat er vele anderen voor mij waren. Ik kreeg steeds meer interesse. Ik dwong mijn vader om wat boeken voor me te kopen. En zo kwam ik in mijn jeugd in de archeologie terecht.”

Wat waren enkele van uw belangrijke vondsten of ontdekkingen?

“In de afgelopen 15 jaar heb ik leiding gegeven aan het Sifting Project, het zeven van grond die illegaal is verwijderd van de Tempelberg, de belangrijkste archeologische vindplaats in dit land. Ik ben vooral trots op mijn opgraving aan de westkant van Jeruzalem, bij Katef Hinnom, de schouder van Hinnom, naast de St. Andrews Presbyterian Church of Scotland. Daar had ik negen seizoenen van opgravingen.

We hadden een reeks grafgrotten en een belangrijke vroegchristelijke kerk. De grafgrotten dateren uit de zevende eeuw voor Christus, de tijd van de profeet Jeremia en koning Josia, zo’n 2600 jaar geleden. In de meeste van deze zeven grotten werd het bovenste gedeelte weggehouwen en in de oudheid geplunderd. In een van de grafgrotten vonden we een zeer interessante architectuur met verhoogde planken voor het begraven van lichamen met uitgeholde hoofdsteunen voor de overledene. We hebben honderden grafplanken gevonden in deze opslagplaats, wat een unieke vondst is. In die kamer verzamelden ze de botten en grafgiften van mensen die op de banken waren begraven. We hadden meer dan 1000 objecten in één kamer. Ongeveer 125 van hen waren gemaakt van zilver, 360 intacte aardewerken vaten en 140 kralen gemaakt van halfedelstenen. We hadden glazen voorwerpen, ivoren voorwerpen en zelfs wat goudstukken.

Onder de vondsten in die opslagplaats hadden we twee kleine opgerolde plaquettes gemaakt van 99 procent puur zilver. En na drie jaar van inspanningen slaagden we erin om die twee kleine boekrollen uit te rollen en ze waren dicht bezaaid met oud Hebreeuws schrift, dat in beide gevallen de priesterlijke zegening bevatte uit het boek Numeri uit hoofdstuk zes, verzen 24 tot 26. En deze zijn de vroegste bijbelverzen die we vandaag bezitten. Ze zijn uit de zevende eeuw voor Christus, ongeveer 2600 jaar oud, van vlak voor de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs, vóór koning Josia. Het stamt uit de tijd dat de eerste tempel, de Tempel van Salomo, nog in Jeruzalem stond. En die twee kleine boekrollen noemden ze zes keer de naam van de HEERE, wat ook het eerste woord was dat ik wist te ontcijferen toen ik ze voor het eerst zag nadat ze waren uitgerold. Het tetragrammaton van de onuitspreekbare naam van God, in de Bijbel waar je het woord Heere hebt, dat verschijnt als JHWH.”

Bent u op een gegeven moment de Bijbel gaan gebruiken als gids of hulpmiddel bij je onderzoek? Dit is de essentie van Bijbelse archeologie waarbij de Bijbel als leidraad wordt gebruikt, maar niet noodzakelijkerwijs om het te bewijzen.
“De connectie tussen de Bijbel en theologie is een bekend onderwerp op het gebied van archeologie in dit land. Eigenlijk is de Bijbel de belangrijkste motivatie van mensen die komen graven in het Heilige Land, en vooral in Jeruzalem. Maar met de jaren ontwikkelde zich onder archeologen een gemengde houding ten opzichte van de Bijbel. Sinds de jaren 70 waren er enkele mensen die elk mogelijk verband tussen de Bijbel ontkenden en ze betwistten en verwierpen de bijbelse verslagen als niet-historisch.

Aan de andere kant waren er anderen die het bijbelse verslag zonder enige kritiek volgden en dachten dat het een nauwkeurige beschrijving was van de geschiedenis van de Israëlieten. De waarheid is dat de middenweg de juiste is; we zouden de Bijbel moeten gebruiken en we zouden archeologie moeten gebruiken, en wanneer ze maar passen – dat is heel goed. Het een heft de waarde van het ander niet op.

Ik heb in ieder geval een conservatievere kijk op het onderwerp. Ik denk dat iemand die de vroegste bijbelverzen heeft ontdekt, de waarde van de term ‘bijbelse archeologie’ niet kan ontkennen. Ik voel wel een heel nauwe band met de mensen die hier waren en in de Heilige Schrift worden beschreven. Dus ik probeer de Bijbel niet te bewijzen, en ik denk niet dat de Bijbel enig bewijs nodig heeft.”

Dus het heeft uw geloof verdiept?
“Het is sterk genoeg, het heeft mijn bewijs niet nodig. Ik denk niet dat ik de Bijbel of iets dergelijks moet versterken. Ik denk niet dat de Bijbel archeologie bewijst. Ik denk dat archeologie ons vermogen vergroot om de Bijbel beter te begrijpen. En het levert ook het chronologische kader en de aspecten van het dagelijks leven. Waar de Bijbel soms zwijgt, voegen we meer informatie toe over de mensen die ons deze prachtige literatuur hebben nagelaten.”

Wat zijn enkele van de andere belangrijke archeologische ontdekkingen van de afgelopen 75 jaar?

“De Dode Zeerollen zijn de belangrijkste ontdekking, een verzameling van ongeveer 900 boeken of overblijfselen van een bibliotheek van een joodse sekte die in het jaar 68 na Christus ten einde kwam. Het waren waarschijnlijk de in historische bronnen genoemde Essenen, die naast de Dode Zee een spiritueel centrum vestigden.

We hebben werken in de collectie vanaf de derde eeuw voor Christus en verder. Dit is een schitterende ontdekking. Alle boeken van de Bijbel behalve de rol van Esther zijn daar vertegenwoordigd. We hebben veel boeken van de apocriefen onder hen. We hebben ook enkele sektarische woorden, die van het allergrootste belang zijn, vooral de Tempelrol, die een zeer lange tekst is, zeer goed bewaard gebleven, en ons vertelt over de toekomstige tempel die komt, zoals ze die visualiseerden. Zonder enige twijfel zijn de Dode Zeerollen de belangrijkste ontdekking.”

Hoe zit het met de Tel Dan-stèle? Hoe belangrijk is dat?

“In de jaren negentig stapelden zich twijfels op over de historiciteit van David en Salomo, en de verenigde monarchie beschreven in de Bijbel, vooral in de boeken Samuel en 1 Koningen. De Deense of Kopenhagense school ontkende de historiciteit van David en Salomo en ze zeiden dat deze bijbelse figuren nooit hebben bestaan. Er waren veel volgelingen van die school in Groot-Brittannië, in de Verenigde Staten en ook hier in dit land. Nu, de volgende decennia sindsdien hebben iets totaal anders laten zien.

Allereerst, in 1993 in Tel Dan in het noorden, een fragment van een stenen stèle die was opgericht door de koning van de Arameeërs, koning Hazael die Tel Dan veroverde, plaatste hij een monument bij het poortgebouw dat daar in stukken gebroken lag, en de fragmenten ervan waren opgenomen in de bouwstenen van een latere poort op die plaats, met die inscriptie, geschreven in de negende eeuw vGT, waar hij opschept dat hij vele koningen heeft gedood, onder wie de koning van Israël en de koning van het ‘Huis van David’. In hun eerste reacties beweerde een van de scholen in Kopenhagen dat de inscriptie een vervalsing was, wat niet alleen een zeer wrede beschuldiging is, maar ook een zeer verkeerde. Iedereen kan het met eigen ogen zien in een tentoonstelling.

Ook werd een site in de vallei van Elah, in de buurt van Beit Keyafa, opgegraven door mensen van de Hebreeuwse Universiteit. En daar kwamen ze erachter dat David niet alleen bestond, maar hij bouwde ook een stad in het laagland, in de Shephela-vallei, en er was een koninkrijk van David, niet alleen genoemd 100 jaar na zijn leven in de stèle van Tel Dan, maar bewijs in de fysieke overblijfselen van sites die door hem zijn gebouwd. Dus de hele ontkenning van de historiciteit van de verenigde monarchie stortte langzaam ineen, ook met de vele ontdekkingen in de oorspronkelijke Stad van David. Dat is een ander verhaal.

Jeruzalem is hét centrum van archeologische activiteit, vooral sinds de Zesdaagse Oorlog en de hereniging van Jeruzalem. In het hart van de Joodse wijk van Jeruzalem ontdekte wijlen professor Avigad een grote stadsmuur van ongeveer acht meter dik en ongeveer acht meter hoog. Een zeer massieve stadsmuur. En dat maakte een einde aan het idee van mensen die dachten dat het in de Bijbel beschreven Jeruzalem een kleine koeienstad was, beperkt tot de smalle Stad van David.

Dit bracht een revolutie teweeg in de studie van de Eerste Tempelperiode in Jeruzalem, maar ook de Tweede Tempelperiode van Jeruzalem werd intensief bestudeerd door Benjamin Mazar, die de omgeving van de Tempelberg bestudeerde. Zijn werk werd later voortgezet door zijn kleindochter, Eilat Mazar, in Shilo en vele anderen opgegraven delen van de Oude Stad, in de oude kern van de Stad van David, evenals in de Citadel, in het westelijke deel van Jeruzalem. En al met al hebben we een beeld van Jeruzalem gedurende zijn hele geschiedenis, van ver voor de Eerste Tempelperiode, en ook na de Tweede Tempel.”

Hoe dankbaar moeten christenen zijn dat Israël hier soevereiniteit heeft en al dit bijbelse erfgoed kan vinden?

“Luister, al die jaren van mijn jeugd en vroege volwassenheid heb ik als soldaat deelgenomen aan de veldslagen in Jeruzalem. Ik weet hoe ik de vrijheid moet waarderen die we nu in Jeruzalem hebben. Niet al te veel mensen stellen het op prijs. Zij beschouwen het als iets dat altijd al bestond, ik beschouw het niet als zodanig. Ik denk dat we het meer moeten waarderen.

En ik denk dat de ontdekking van christelijke overblijfselen van enorm belang is. Ik heb zelf verschillende kerken opgegraven, en in de grond die we op de Tempelberg hebben opgegraven, bevonden zich een overvloed aan vondsten uit de vroegchristelijke periode, wat onze kijk op de christelijke aanwezigheid op de Tempelberg veranderde, wat anders is dan de algemene gedachte. Tijdens de christelijke periode was er veel activiteit op de Tempelberg. We hebben munten, we hebben mozaïekresten, we hebben kleine kruishangers verloren door pelgrims die naar de Tempelberg kwamen. We hebben aardewerk in overvloed, dit alles getuigt van het feit dat de Tempelberg van belang was in de vroegchristelijke periode…

En we hebben overal in het land bewijs van het belang van dit land voor christenen in het verleden. Men kan in de voetsporen van Jezus treden in Galilea, in Jeruzalem en elders. Men kan de vroegchristelijke periode en andere perioden volgen waarin het Heilige Land belangrijk was voor christenen, die zeer goed vertegenwoordigd zijn in de archeologische archieven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Hoe Mart-Jan Paul misverstanden over het Oude Testament bij christenen wegneemt

“Helaas worden in christelijke kring veel Bijbelteksten uit hun verband gelicht en daardoor ontstaan misverstanden. Het gevolg is dat veel christenen grote delen van Oude Testament niet lezen”, merkt prof. dr. Mart-Jan Paul naar aanleiding van zijn nieuwe boek Struikelblokken op. De hoogleraar Oude Testament legt uit waarom ook christenen anno 2020 de complexe en gewelddadige teksten uit het eerste deel van de Bijbel tot zich zouden moeten nemen.1

Sommige christenen lezen bijna automatisch over de door God aan Israël gegeven oudtestamentische wetten heen omdat wij onder ‘het nieuwe verbond’ vallen. Waarom is die wet overslaan voor u een brug te ver?

“Veel christenen menen dat alleen de Tien Geboden van blijvend belang zijn, andere wetten niet. Het effect is dat grote delen van Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium overgeslagen kunnen worden. Toch is heel de Schrift door God ingegeven en nuttig tot onderwijs (2 Tim. 3:16).

De oudtestamentische wetgeving bevat belangrijke principes. Zo ligt in de koningswet in Deuteronomium 17 de nadruk op de inperking van zijn macht en op het belang God te vrezen. Die wet staat in een context waarin gehoorzaamheid gevraagd wordt aan leidinggevenden in staat en godsdienst. Dat is een uitwerking van het vijfde gebod (Deut. 16-18). Het gaat hier niet slechts over de ouders, maar ook over oudsten, rechters, koningen en profeten. Wat kunnen wij hiervan leren voor onze gezagsdragers?

Wij kunnen ons afvragen of een oorlog wel of niet geoorloofd is. Het zesde gebod verbiedt doodslag. Het is opmerkelijk dat het verbod uitgewerkt wordt met bepalingen over vrijsteden (tegen bloedwraak), oorlogsvoering en doodstraf (Deut. 19-21).

De uitwerkingen van de Tien Geboden zijn illustratief en het is de bedoeling dat de verantwoordelijke personen de voorbeelden concreet vertalen naar de eigen levenspraktijk. De wetgeving in Israël, die slechts enkele honderden wetten bevat, is – anders dan in ons land met zijn vele duizenden wetten – onvolledig. Dit brengt met zich mee dat het letten op principes, ‘de geest van de wet’ en de achtergronden van groot belang zijn.

In zijn algemeenheid kunnen we zeggen dat God gedrag van de mens vraagt dat Hij passend vindt, gebaseerd is op principes als heiligheid, rechtvaardigheid en liefde. De vormgeving van de wetten kan in verschillende perioden variëren, maar de mens heeft te beantwoorden aan door God gegeven normen die een blijvende geldigheid hebben.

Overigens is het nieuwe verbond in eerste instantie met het huis van Israël en het huis van Juda gesloten (Jer. 31:31). Daarin staat dat God de Thora (wet) in het binnenste zal schrijven. Het is dus vreemd om het grootste deel van de wet direct buiten beschouwing te laten.”

Het overslaan van veel delen van het Oude Testament heeft vaak ook te maken met het bloedvergieten. Het beeld is: God heeft het beloofde land (Kanaän) aan het Joodse volk beloofd. Om in dat gebied te komen worden talrijke volkeren uitgeroeid, met Gods goedkeurig. Alsof God (in eerbied gesproken) een dictator is die andere volken onderdrukt en zelfs uit de weg ruimt. Begrijpt u die gedachte?

“Het overslaan van veel delen van het Oude Testament heeft vooral andere redenen, met name de moeilijkheid om een directe toepassing naar onze tijd te maken. Maar als we ons in de teksten verdiepen levert dat ook veel op!

Helaas worden veel teksten uit hun verband gelicht en daardoor ontstaan misverstanden. Wanneer Abram als vreemdeling in Kanaän verblijft, krijgt hij te horen dat zijn nageslacht dat land als blijvend bezit zal ontvangen. Dit is nog niet direct het geval, want zijn nageslacht zal eerst nog lange tijd vreemdeling zijn in een ander land. Maar het vierde geslacht zal terugkeren. Eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten niet vol (Gen. 15:16). ‘Amorieten’ is hier een algemene term voor de bevolking van Kanaän. Deze uitspraak houdt in, dat de intocht van de Israëlieten als een goddelijk oordeel over de ongerechtigheid van de bewoners voltrokken wordt. God beoordeelt als de Schepper van hemel en aarde alle volken (vgl. Rom. 1:18-32). De Amorieten zullen voortgaan met zondigen tot hun schuld volkomen is, zodat de door God gestelde grens bereikt wordt.

In het boek Leviticus worden concreet de Molochdienst en veel seksuele onbetamelijkheden genoemd als aanleiding voor Gods strafuitoefening (Lev. 18 en 20). Vanaf dat stadium kan God de inwoners, zonder onrechtvaardig te worden, uit Kanaän verdrijven. De nakomelingen van Abraham ontvangen het land dus niet als rechthebbenden, maar als genadegave. Zij ontvangen het op de condities van het verbond; als zij dit overtreden worden ze zelf ook verdreven (Lev. 26 en Deut. 28).

Om dit bevel tot uitroeiing te begrijpen, kunnen we niet uitgaan van relaties tussen mensen of volken onderling, maar alleen van Gods oordeel over de zonden van volken. De Israëlieten mogen niet zelf bepalen welke volken zij sparen en welke niet. Volken als de Edomieten en Moabieten moeten gespaard blijven.

Van belang is ook dat de opdracht tot doden van de Kanaänieten slechts eenmalig is, namelijk bij de intocht in het beloofde land. Wanneer het volk eenmaal veilig woont in het land Kanaän en het koningschap gevestigd is, is deze periode voorbij. Dan valt de nadruk op de positieve omgang met de vreemdelingen.”

Vaak wordt verwezen naar de zonden van de omringende volken, waardoor ze door de God van Israël zijn gestraft. We weten dat het Joodse volk zich ook aan talrijke zonden schuldig maakte. Is het dan niet oneerlijk dat God hen anders behandelde?

“God heeft vanaf de schepping steeds heel de mensheid op het oog gehad, maar keer op keer hebben de mensen zich van Hem afgekeerd. Ook na de zondvloed ging het weer de verkeerde kant op bij de torenbouw van Babel. In plaats van een nieuwe straf voor heel de mensheid, komt er via Abram een volk dat bedoeld is om tot zegen te zijn voor heel de mensheid (Gen. 12:3). Er is dus een tijdelijke concentratie op één volk, maar het doel blijft de gehele wereld.

In het kader van het verbond moest Israël zich aan allerlei bepalingen houden. Het stond dus niet boven de wet, maar moest in de praktijk laten zien wat het betekent God te dienen. De bedoeling was dat de buurvolken vol verwondering zouden horen over de wijze en verstandige wetten van Israël (Deut. 4:6-8). In de loop van de geschiedenis is Israël vaak gestraft vanwege ongehoorzaamheid, maar was er ook weer genade en vergeving. Dat is niet oneerlijk, maar juist een model van Gods omgang met mensen. Dat principe is in het Nieuwe Testament hetzelfde gebleven.”

Het Oude en Nieuwe Testament horen bij elkaar. Toch zijn de verschillen megagroot. Vanuit het perspectief van Jezus leren we onze vijanden liefhebben in plaats van uit te roeien. En we leren van Hem om de andere wang toe te keren in plaats van het ‘oog om oog tand om tand’ principe toe te passen. Hoe legt u dit grote verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament uit en snapt u dat dit verwarring oproept bij Bijbellezers?

“De twee delen van de Bijbel horen inderdaad bij elkaar, maar de verschillen zijn kleiner dan velen denken. In ieder geval niet megagroot. Jezus en de apostelen beroepen zich immers steeds op de Schriften, het Oude Testament! Er is een voortgaande heilsgeschiedenis, maar de witte bladzijde tussen Maleachi en Mattheüs is voor velen helaas een absolute scheiding geworden.

In de Bergrede verzet Jezus zich niet tegen het Oude Testament, maar tegen een verkeerde interpretatie en toepassing daarvan. Als toehoorders vinden dat je rustig je vijand mag haten, wijst Jezus op het gebod tot naastenliefde. Maar dat staat al in Leviticus 19:18! In de persoonlijke sfeer is het belangrijk om te vergeven, en dus de andere wang toe te keren. Die houding komen we ook al bij David in de Psalmen meermalen tegen, en bij de Knecht in Jesaja 53.

Het is verkeerd hier een tegenstelling te maken met het ‘oog om oog, tand om tand’ principe, want dat geldt voor de rechtspraak. Daar moet een billijke en evenredige straf bepaald worden. Als iemand een kleinigheid gestolen heeft, moet hij een lagere straf krijgen dan iemand die een moord begaan heeft. Wij willen toch ook niet dat onze rechters iedereen dezelfde straf opleggen? Jezus verzet zich tegen de opvatting dat we in de persoonlijke sfeer iemand hetzelfde moeten behandelen als hij ons behandeld heeft. Voor de discelen in een minderheidspositie is het belangrijk om nederig, vriendelijk en vergevingsgezind te zijn.

De wetgeving in het Oude Testament is vooral gericht op het volksbestaan en op de rechtspraak, de Bergrede daarentegen op de persoonlijke levenshouding. Het betekent dat een rechter als (christelijke) persoon gevraagd wordt zijn schuldige naaste te vergeven en in zijn functie in de rechtbank iemand moet veroordelen. De verschillende contexten en doelgroepen zijn belangrijk voor de interpretatie.”

Mensen die als beginneling de Bijbel lezen wordt vaak aangeraden om in één van de evangeliën te beginnen en dus het Oude Testament over te slaan. Wat vindt u hiervan en wat zou u christenen willen meegeven als nieuwgelovigen hen wijzen op de gruwelheden in het Oude Testament?

“In veel gevallen wordt het Evangelie naar Markus aanbevolen, niet dat van Johannes. Het is prima om met het leven van Jezus te beginnen. Toch komt vaak al gauw de vraag op naar de voorgeschiedenis. Het is dan heel verhelderend om het boek Genesis te lezen, over het begin van de mensheid en Gods principes van omgang met mensen.

Er staan zeker gruwelijke dingen in het Oude Testament, maar de rode draad is Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid. Het is verkeerd hier een grote tegenstelling met het Nieuwe Testament te maken. Het boek Openbaring is veel gruwelijker dan het boek Jozua met de verovering van het land Kanaän. Bij Jozua ging het om slechts één klein land, in het boek Openbaring betreffen de oordelen en rampen heel de mensheid, en bovendien gaat het daar ook over eeuwige oordelen. Jezus zelf heeft veel gesproken over het eeuwige oordeel. Als we die passages in het Nieuwe Testament over het hoofd zien, is het gevolg dat we een te eenzijdig beeld van God krijgen. En dat heeft weer als consequentie dat we niet goed om kunnen gaan met rampen en tegenslagen in onze eigen tijd.

Wij stellen onze eigen gevoelens vaak centraal, maar in de Bijbel is het belangrijk uit te gaan van God als Schepper en Eigenaar van ons leven.

In mijn boek ‘Struikelblokken’ probeer ik enige misverstanden uit de weg te ruimen, zonder dat overal een verklaring voor is. Geloof en vertrouwen vormen het fundament bij het Bijbellezen en gelukkig dat er in onze tijd veel hulpmiddelen beschikbaar zijn om de soms lastige passages beter te begrijpen. Het advies is: bid en werk. Verdiep je in achtergronden en bid om de leiding van Gods Geest.”

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten