Home » Gastbijdrage » Bidden met patiënt in ggz hoeft behandeling niet te bijten

Bidden met patiënt in ggz hoeft behandeling niet te bijten

Gebed in de context van de geestelijke gezondheidszorg (ggz), is het passend bij professionele zorg of onwenselijk? De meningen lopen uiteen. Onderzoek ondersteunt de visie dat bidden echt niet hoeft te botsen met de behandeling.

Voor mij een brug te ver”, zo typeert psychiater De Lely het bidden met een patiënt in de ggz (zie RD 14-7). Een stellingname die ik –zeker bij psychiaters en artsen– vaker tegenkwam in mijn onderzoek en die prikkelt om van daaruit nog wat verder te reflecteren.

Als je dan begint met een opname bijvoorbeeld, dan zou het best wel heel fijn zijn als iemand anders met je bidt ervoor. „Je wordt in het diepe gegooid, dan wil ik dat graag bij God neerleggen samen met jou: U ziet ons, kunt U helpen de komende maanden (…).” Dat zou ik heel fijn gevonden hebben.” Dat vertelde een vrouw mij toen ik haar interviewde voor mijn onderzoek. Zij vertolkt hiermee een verlangen dat ik bij veel patiënten tegenkwam – zeker wanneer zij als christenen opgenomen waren in een christelijke zorginstelling. Of die ”iemand” dan een behandelaar of verpleegkundige is, maakte voor velen niet veel uit. Ze verklaarden dat ze geloofden in het belang van gebed. In de kracht van het samen dingen bij God brengen, Hem betrekken bij de behandeling. Patiënten die het bidden samen ervaren hadden, vertelden rust, zegen en soms ook opluchting te ervaren. Iemand die het gemist had, zei: „Ik denk wel dat het in mijn situatie het ijs gebroken had.

De schroom die psychiater De Lely verwoordt, kwam ik echter ook tegen, vooral bij de kant van de hulpverlener. Met name behandelaren benoemden gevoelens van ongemak, persoonlijke kwetsbaarheid en moeite om de juiste woorden te vinden. ”Niet passend in de behandelsetting” werd ook gezegd, of dat het ”manipulatief” zou zijn. Verpleegkundigen waren over het algemeen minder terughoudend. Sommigen benoemden het als onderdeel van de behandeling. Zij zagen gebed juist als behorend bij hun professionele rol, vooral wanneer patiënten hier door ziekte zelf niet of minder toe in staat zijn, terwijl zij het wel gewend zijn te bidden. Ook benadrukten zij hun eigen overtuiging van de kracht van gebed, het samen dingen bij God brengen. En opvallend genoeg waren de meeste verpleegkundigen ook minder huiverig om op dit vlak verbondenheid met de patiënt te ervaren: voor God zijn we gelijk.

Niet lukraak

Zowel de hulpverleners die niet zo terughoudend waren als de patiënten benoemden wel voorwaarden. Gebed kan niet lukraak in alle situaties plaatsvinden. Sommigen gaven aan dat het vooral bij de rol van verpleegkundigen past: zij zijn alle momenten van de dag in de klinische setting aanwezig. Hulpverleners gaven aan dat de situatie geschikt moet zijn en het effect voor de patiënt gunstig. Gebed mag geen afhankelijkheid in de hand werken of andere ongezonde patronen vanuit de psychische problematiek in stand houden. Sommige patiënten willen uitsluitend door gebed genezen worden en weigeren reguliere behandeling; in zulke gevallen zouden hulpverleners niet meegaan in iemands wensen. Patiënten op hun beurt gaven ook aan dat de inhoud van het gebed steunend moet zijn en sommigen stelden dat een vertrouwelijke behandelrelatie nodig is (niet als resultaat van het samen bidden, maar als voorwaarde). Tot slot noemden beide groepen geïnterviewden een vergelijkbare religieuze achtergrond essentieel.

Die afweging is in onze versplinterde christelijke kerkenwereld een lastige. Wat voor de één een vergelijkbare achtergrond is, kan voor de ander mijlenver uit elkaar voelen. Wat is positieve inhoud en wat is een goed moment? En heeft die professionele afstand ook niet juist een functie in de behandelkamer? Zijn er nog verschillen tussen een klinische of ambulante setting? Vragen waar iedere ggz-professional voor zichzelf op kan reflecteren.

Eerlijk benoemen

Familie of pastoraat komen in de eerste plaats in aanmerking voor samen bidden. Maar het is tegelijkertijd goed om te beseffen dat mensen –zeker in de kliniek– niet altijd die (aansluiting met) andere naasten in hun omgeving hebben. Bovendien kun je je als behandelaar afvragen wat het zo ongemakkelijk maakt als we iets van onszelf laten zien. Patiënten waarderen het vaak als de hulpverlener af en toe laat merken dat hij ook een ‘tegenover’ is (de in vakliteratuur genoemde ”self-disclosure”).

Gebed moet niet als interventie ingezet worden om de behandelrelatie te verbeteren en past misschien het best bij de rol van verpleegkundige. Desondanks lijkt het mij niet overbodig als ook andere ggz-professionals –in navolging van psychiater De Lely– een afweging maken en stilstaan bij de herkomst en juistheid van eventuele gevoelens van ongemak. Het kan waardevol zijn om eerlijk te benoemen vanwaar je allebei de hulp verwacht. Dat je samen de blik verder richt dan het hier en nu. Vanuit zo’n setting hoeft bidden met een patiënt in passende situaties niet te bijten met de behandeling en kan het wellicht bruggen bouwen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Het originele artikel is hier te lezen. Bronvermelding: Nieuw Amerongen-Meeuse, J.C. van, 2021, Bidden met patiënt in ggz hoeft behandeling niet te bijten, Reformatorisch Dagblad 51 (93): 24-25 (artikel).