Home » 2024 » september

Maandelijkse archieven: september 2024

Er zijn goede redenen om de abortusgrens nog eens te beoordelen

Een ongeboren kind kan onder toezicht worden gesteld van de Kinderbescherming. Dat gebeurt als de moeder bijvoorbeeld veel alcohol of drugs gebruikt. Maar waarom geldt dit toezicht niet als de moeder het kind wil laten aborteren, vraagt Kees van Helden zich af.

Een vrouw uit Rijsbergen wordt verdacht van doodslag en mishandeling omdat ze tijdens haar zwangerschap drugs en alcohol zou hebben gebruikt. Een opmerkelijke vervolging voor mogelijke schade bij het ongeboren kind. Het nieuws kwam eind augustus naar buiten. Ongeveer driehonderd keer per jaar wordt een verzoek bij de rechtbank ingediend om een ongeboren kind onder toezicht te stellen. De redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat de moeder kampt met psychische problemen of, zoals in deze situatie, als zij door haar gedrag het leven van het ongeboren kind in gevaar brengt. Op verschillende sites is te lezen dat zo’n verzoek pas mogelijk is na de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken, zoals die ook bij abortus wordt gehanteerd. Hier wordt dus op een of andere manier een relatie gelegd met abortus, ondanks dat in de abortuswet die 24-wekengrens niet wordt genoemd. Volgens de Memorie van toelichting bij de Wet Afbreking Zwangerschap is abortus toegestaan totdat het kindje volgens de huidige medische kennis en ontwikkeling, buiten de baarmoeder in leven kan blijven.

Opmerkelijke passage

Maar op de website van de Kinderbescherming van het ministerie van Justitie en Veiligheid staat een opmerkelijke passage: ‘Is een maatregel nodig? Dan dient de Raad voor de Kinderbescherming hiervoor een verzoek in bij de rechter. De Raad voor de Kinderbescherming kan de rechter vragen om een ongeboren kind onder toezicht te stellen. Dit kan op ieder moment in de zwangerschap.’ Die laatste zin duidt op iets heel anders dan de zogenaamde vierentwintig wekengrens. Het is begrijpelijk dat een kind onder toezicht gesteld wordt wanneer het door het gedrag van de moeder ernstig risico loopt op schade. Immers alcohol en drugsgebruik vóór de 24-wekengrens is niet minder gevaarlijk voor het kind dan na die periode.

Ver voor de 24-wekengrens

In november 2020 werd bij de rechtbank in Den Haag een verzoek ingediend om een kind onder toezicht te stellen bij een zwangerschapsduur van ver vóór de 24-wekengrens. De zwangerschapsduur werd geschat op zestien tot negentien weken. De beoordeling van de rechter was ‘dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat het ongeboren kind van de moeder, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.’

Tevens stelde de rechter: ‘De kinderrechter acht het gedwongen kader van een voorlopige ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op het ongeboren kind en de veiligheid en de bescherming van het ongeboren kind te waarborgen.’ Opvallend was dat de kinderrechter hier sprak over een ‘ongeboren kind’ en niet over een klompje cellen of een foetus bij zestien tot negentien weken zwangerschap.

Zowel de informatie op de website van Kinderbescherming als de uitspraak van de rechter laten zien dat een ongeboren kind, ruim voor de levensvatbaarheidsgrens onder toezicht gesteld kan worden. Op de website van de Kinderbescherming is ook dit te lezen: ‘Ongeboren en geboren kinderen hebben dezelfde rechten voor de wet als het gaat om Kinderbescherming. Dat betekent dat er ook hulp beschikbaar is voor ongeboren kinderen en hun moeders.’

Deze feiten maken dat de abortusgrens die gehanteerd wordt eens zorgvuldig moet worden bekeken. Het handelen van een moeder met de dood van haar kind tot gevolg lijkt mij nog ernstiger dan dat het gezondheidsschade oploopt door drank of drugsgebruik. Zou niet elk kind dat een abortus boven het hoofd hangt, door de kinderbescherming onder toezicht gesteld moeten worden?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K. van, 2024, Er zijn goede redenen om de abortusgrens nog eens te beoordelen, Nederlands Dagblad 80 (21.773): 14 (artikel).

Verkwikkende beeldtaal

Op 5 augustus de Gouverneurspolder bij Ochten bezocht. Het water binnen de zomerdijk was zo gezakt dat er in de hoek van de binnenplas een drooggevallen vlakte met een schaarse begroeiing te zien was. Vanaf de Waalbandijk naar de rand ervan gelopen. Al gauw nam ik twee vogels waar: een oudervogel Gele Kwikstaart met een bedelend jong.

Ik verbaasde me want begin juli stond dit hele stuk nog onder water en Gele Kwikken broeden tussen graspollen op de grond. En nu toch een moedervogel – mannetjes hebben een diepgele onderzijde, vrouwtjes zijn valer geel – met groot jong!

Het jong liep weinig. De moeder des te meer. Ze kwam al voedsel zoekend mijn kant uit. Gele kwikstaarten eten voornamelijk bodembewonende spinnen en insecten. Lopend en rennend zitten ze hun voedsel achterna. Sta je daar zonder schuilhut een vogel te fotograferen die zo gefocust is op voedsel dat onze afstand op een gegeven moment minder was dan vijf meter! Wat een ouderlijke inzet. Of had ze gewoon lak aan me?

Thuis trof mij de bijgevoegde foto. Jong met een kleurrijke snavelbek wijd open. Deed me denken aan de woorden van een oud lied waarin de Schepper van hemel en aarde zegt: Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen (Psalm 81:11). Een jonge vogel moet zijn bek opensperren anders krijgt hij geen voedsel. De geopende kleurrijke bek prikkelt namelijk de oudervogels tot voeren. Een lieflijk beeld op de foto. Een rijke, aansporende belofte van de Almachtige voor ons!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Verkwikkende beeldtaal, Het GemeenteNieuws 23 (36): 5.

‘Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen’ – Bespreking van ‘Gods goede orde’

Het zijn ingrijpende en tere onderwerpen die dr. M. Klaassen aan de orde stelt in dit boek. Vanuit het klassieke perspectief van de scheppingsorde wil hij licht op deze thematiek werpen. In dat kader trekt de auteur de lijnen op grond van de Schrift, ondanks de verwarring en de verlegenheid die zowel in de kerk als in de maatschappij bestaat rondom de thema’s lichaam, gender, seksualiteit en gezin.

Hij gaat in deze studie tegen de mainstream van de westerse wereld in. In hoofdstuk 1, ‘In goede orde. De betekenis van de scheppingsorde vandaag’, tekent hij hoe de westerse wereld afscheid nam van het ‘statische’ denken vanuit de schepping en de bedoelingen van de Schepper, met alle onzekerheid die dat met zich meebrengt. De scheppingsordeningen daarentegen bieden vastheid en structuur, omdat ze teruggaan op God Zelf. Het denken vanuit deze visie heeft betrekking op het gehele leven in huis, kerk en samenleving. In ‘Een kleine theologie van het lichaam’ (hoofdstuk 2), gaat hij in op de schepping van de mens als bezield lichaam. Het lichaam heeft blijvende waarde. De ziel is incompleet zonder lichaam. Naast de schepping van het lichaam is de opstanding fundamenteel voor de blijvende positieve bejegening van het lichaam.

In hoofdstuk 3 komt de gendercrisis aan de orde. De vanzelfsprekendheid waarmee eeuwenlang het geslachtelijke onderscheid tussen man en vrouw werd erkend, is in de westerse cultuur losgelaten. Klaassen duidt de Bijbelse visie aan als complementair. Dat houdt in dat man en vrouw gelijkwaardig zijn, maar niet hetzelfde. Waardoor die Bijbelse visie is losgelaten, heeft te maken met de opkomst van het feminisme dat zich in vier fasen ontwikkelde. Vooral in fase 4 zien we de invloed van internet en sociale media. De auteur beschrijft hoe op meerdere fronten het feminisme schadelijk en gevaarlijk is.

In de excurs over de transgenderrevolutie (3.6) wordt een aantal betrippen omschreven. Als wegbereiders voor de genderrevolutie noemt Klaassen het feminisme, de seksuele revolutie en de anticonceptiecultuur, de voortgaande secularisatie, het individualisme en de ontkenning in het postmodernisme, dat er geen absolute waarheid is.

Het huwelijk, als een groot goed en machtig geschenk van God, is voor velen tegenwoordig slechts één van de vele mogelijkheden voor het samenleven van man en vrouw. Er zijn diverse redenen voor deze ontwikkeling. Deze ontwikkeling laat ook de kerk niet onberoerd. Ook kerkmensen worden beïnvloed door de veranderde visie op seksualiteit en op het huwelijk. Dat wordt versterkt als een andere visie en omgang met de Schrift wordt gepropageerd.

Het thema seksualiteit krijgt in hoofdstuk 5 ruime aandacht. Samen met de excurs over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan en die over homoseksualiteit maakt dit hoofdstuk bijna een derde van het hele boek uit. Terecht krijgt dit thema veel aandacht. Het denken over seksualiteit en de beleving daarvan heeft immers direct te maken met de andere thema’s. Ik vraag me daarbij wel af of een uitvoerige beschouwing over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan helemaal past binnen het hoofdstuk seksualiteit, al heeft het er uiteraard wel meet e maken.

Het gezin als hoeksteen van de samenleving staat onder druk, met alle gevolgen van dien. Klaassen haalt een uitspraak aan van Christoffer West: ‘Het gezin – en de vormende kracht die daarvan uitgaat – bepaalt het wel en wee van de samenleving’. Het is de bakermat van nieuw leven en socialisatie en navigerende steun in de uitdagende terreinen van het leven. Het gezin staat niet alleen onder druk, maar wordt in de westerse wereld zelfs verdacht gemaakt. Daarom is het van groot belang dat de ouders de primaire opvoeders van de kinderen zijn.

Dr. Klaassen biedt ons veel om over na te denken. Hoewel ds. C. Sonnevelt in het Voorwoord schrijft dat het boek op academisch niveau is geschreven en toch toegankelijk is voor een breed publiek, schrijft de auteur zelf in de introductie dat het niet op academisch niveau is geschreven. Laten we het er maar op houden dat het er dichtbij komt, gelet op de uitgebreide onderbouwing en verwijzing naar tal van relevante bronnen.

Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen. Als het tot een tweede druk komt, kan een aantal onvolkomenheden, vooral in de eerste honderd pagina’s, hersteld worden.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Boekennieuws, De Saambinder 102 (29): 11.

“Donkere zuurstof” ontdekt, afkomstig van minerale afzettingen op de bodem van de diepzee

De bodem van de Stille Oceaan in de zogenaamde Clarion-Clipperton zone, een oppervlakte van zowat 1,7 miljoen vierkante mijl tussen Hawaï en Mexico, ligt bezaaid met zwarte knollen die lijken op zwarte aardappelen, of stukken steenkool. Ze worden “polymetallische nodulen” genoemd, of ook kortweg “mangaannodulen” omdat ze veel mangaan bevatten. Deze modulen vormen een bijzonder ecosysteem in de diepzee, waarvan de vele levensvormen nog in kaart dienen te worden gebracht. Toch zijn er ook reeds bedrijven die interesse tonen om de mangaannodules te gaan “oogsten” omdat er zich interessante metalen in bevinden, die nodig zijn om batterijen te maken, zoals o.a. kobalt.

De bodem van de Grote Oceaan bezaait met mangaanknollen. Bron: Wikipedia.

Nu hebben wetenschappers iets zeer merkwaardigs vastgesteld. Deze nodulen blijken in staat te zijn om zuurstof te produceren en dat zonder gebruik te maken van zonlicht. Dit is een totaal onverwachte wending, beweert Lisa Levin, een emeritus professor biologische oceanografie van het Scripps Instituut voor Oceanografie. Algemeen werd tot hiertoe aangenomen dat het zuurstofgas op onze planeet aarde afkomstig was van levende organismen die zonlicht, koolstofdioxide en water omzetten in zuurstof en suiker. “Het idee dat een deel van de zuurstof afkomstig is van levenloze mineralen en ook nog eens geproduceerd in absolute duisternis gaat werkelijk lijnrecht in tegen de traditionele denkpistes hoe en waar de zuurstof aangemaakt wordt”, aldus Jeffrey Marlow, een microbioloog aan de Universiteit van Boston. Van Boston was co-auteur van een studie die hierover gepubliceerd werd in het tijdschrift Nature Geoscience.

Een tiental jaren geleden waren onderzoekers op de oceaanbodem met gespecialiseerde apparatuur bezig met het in kaart brengen van de zuurstofgehaltes. Vreemd was dan ook de constatering dat de zuurstofgehaltes toenamen. Eerst hadden ze nog het vermoeden dat er fouten optraden in de meetexperimenten, maar bij herhaling met andere meetsondes bleek dat de resultaten toch correct waren. Het zuurstofgehalte nam daadwerkelijk toe. Dat werd dan eerst nog toegeschreven aan microbiologische activiteit van de diverse levensvormen binnenin de nodules, maar na compleet afdoden van dit leven in een afgesloten meetsysteem bleek nog steeds een toename van het zuurstofgehalte een feit.

Daarnaast werd ook nog eens een opmerkelijke vondst gedaan omtrent de elektrische lading van deze mangaanknollen: een spanning van nagenoeg 1 volt kon vastgesteld worden. Merk op dat onze AA batterijen 1,5 V leveren. De onderzoekers denken nu dus dat er door die lading elektrolyse optreedt van het zeewater, waarbij dus zuurstof opgewekt wordt, als het ware in een geologische “batterij” dus. Er zijn plannen om dit te bevestigen door verder onderzoek.

Dan is er ook nog de onduidelijkheid “hoe” deze mangaannodules ontstaan, en vooral hoe lang ze erover doen om tot dergelijke vormen uit te groeien. Onderzoek heeft aangetoond dat de knollen vaak gegroeid zijn rondom een klein object, wat zelfs een haaientand zou kunnen zijn. We volgen het onderzoek met belangstelling.

Kerk en slavernij? (22) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Proefschrift van dr. Ben van Ipenburg. Bron: Sidestone Press.

Inleiding

Op 31 mei 2024 verwierf dr. B.J. (Ben) Ipenburg zijn doctorsgraad aan de Tilburg University. De titel van zijn proefschrift is ‘Een knecht der knechten sy hy syne broederen’. Christelijk geloof en slavernij in het Nederlandse Atlantische koloniale rijk van de zeventiende en de achttiende eeuw.1 De promotoren zijn de hoogleraren K. Schelkens en J. Dewulf. Schelkens is verbonden aan de Tilburg University en daar hoogleraar in de geschiedenis van de Europese christenheid. Hij is van Belgische afkomst en heeft over roomse zaken geschreven. Dewulf is werkzaam aan de Universiteit van Californië, Berkeley, USA. Hij houdt zicht daar bezig met Nederlandse en Belgische culturele zaken als folklore en slavernij. Ook hij is van Belgische afkomst.

Een korte indruk over de inhoud

In deze bijdrage wordt een indruk geboden van de zaken waar het proefschrift over gaat. Dat gebeurt aan de hand van de samenvatting die de auteur biedt.2 Ik geef wat citaten.

“De verkiezing tot eeuwig leven of tot de eeuwige dood was een volstrekt goddelijke zaak.” “De aan de gereformeerde theologie ten grondslag liggende ontologie (filosofie DdV)3 was een ontologie van het verschil, die een ontologie van het geweld was. Die maakte het mogelijk om in Nederland andersdenkenden de wacht aan te zeggen en Inheemsen en Sub-Sahara Afrikanen tot slaaf te maken.”

Dit is een typisch roomse benadering waar de filosofie bepalend is. Denk maar aan de Thomistische wijsbegeerte.4 Die was dragend voor de roomse theologie. Voor gereformeerden is de Bijbel, de Heilige Schrift, allesbepalend. De theologie en niet de filosofie is de koningin der wetenschappen (regina scientiarum). Nu geef ik de leer der predestinatie of voorbeschikking uit de Dordtse Leerregels in een notendop. God heeft de zaligheid van de mens op het oog. Daartoe heeft Hij Zijn Zoon, de Christus, naar de wereld gezonden. De verdiensten van de kruisdood van Christus zijn voldoende voor de zonden van de gehele wereld. Dat is het algemene aspect. Er zijn echter mensen die in de zonden blijven liggen. Zij hebben geen deel aan de zaligheid. Dat is hun eigen schuld. Hier komt het bijzondere aspect aan de orde. Wat is daar nu de achtergrond van? Dat is het eeuwig raadsbesluit van God om geloof te schenken aan wie Hij wil.

Nu rijst de vraag: gebruikte de grootste Nederlandse gereformeerde theoloog G. Voetius (1589-1676), hoogleraar in Utrecht, ook geen middeleeuwse filosofie of scholastiek, die op de Griekse filosoof Aristoteles (384 v. Chr. – 322 v. Chr.) terugging? Dat deed hij, maar die filosofie was geen basis, maar methode en communicatiemiddel met roomse en andere theologen. De scholastiek kende veel onderscheidingen en was zo ingewikkeld. Het Ramisme van P. Ramus (1515-1572) was eenvoudiger, omdat het hoofzakelijk met tegenstellingen werkte. De bekende Franeker hoogleraar G. Amesius (1576-1633) gebruikte deze methode.5

Nu gaat Ipenburg naar de ‘Nadere reformatie’. Ik citeer hem in het volgende. “Voor orthodoxe theologen was alleen geloof niet voldoende. De orthodoxe theoloog Voetius streefde naar ‘nadere reformatie,’ waarin de nadruk lag op een persoonlijk, innerlijk beleefd geloof. De gelovigen dienden een gedisciplineerd ‘burgerlijk’ leven te leven, gekenmerkt door huwelijkse trouw, zondagsheiliging, kerkgang en gehoorzaamheid aan overheden.” Ipenburg vermeldt in zijn werk ook de twijfel aan het bestaan van de “Nadere Reformatie als aparte beweging”.

Vanwege dit laatstgenoemde verwijs ik naar het geschrift van de Franse theoloog en legeraanvoerder (!) J.B. Stoupe (1620-1700) die Voetius in zijn tijd al als een aparte theologische stroming ziet.6 Dat alleen het geloof niet voldoende was voor orthodoxe theologen is een regelrechte misslag van Ipenburg. Het geloof is immers onder andere volgens de Dordtse Leerregels een gave van God en dus altijd voldoende.

Als reactie op slapheid in de geloofsbeleving ging de “Nadere Reformatie de nadruk leggen op de persoonlijke geloofsbeleving en van daaruit bevordering van een vrome levenswandel op alle levensterreinen. Dat trachtte men te bereiken door samenwerking met predikanten, anderen, in kerkelijke vergaderingen en met de overheid met behulp van het opstellen van een reformatieprogramma.

Ipenburg gaat uit van een rooms filosofisch begrepen verschil tussen verkiezing en verwerping. Dat zou ook tot geweld leiden en dat rechtvaardigen in de maatschappelijke toepassing. Zo zou tot slaafmaking en slavenhandel gerechtvaardigd zijn. Maar is genoemd verschil ook niet aanwezig in de roomse kerk? Het volgende voorbeeld wil dat illustreren.

Mijn hervormde oom trouwde met een roomse vrouw. Die werd door dat huwelijk schuldig aan een doodzonde.7 Toen de vrouw in een kraambed overleed, werd zij op het kerkhof bij de roomse kerk achter de heg in ongewijde aarde begraven. Haar naam werd niet in het begraafboek vermeld. Voor de roomse kerk bestond zij niet. In de roomse kerk is dus sprake van een onderscheid tussen wie er wel en niet meer bij hoort met alle gevolgen van dien.

Men zou nu in de redenering van Ipenburg kunnen zeggen dat het genoemde onderscheid in een rooms land als Portugal tot slaafmaking en slavenhandel rechtvaardigde. Er is onderscheid tussen het gereformeerde ‘verschil’ van Ipenburg en het zojuist genoemde roomse ‘verschil’. Het gereformeerde ‘verschil’ komt pas aan het licht als de tijd in de eeuwigheid overgaat en de mens voor de rechterstoel van Christus verschijnt. Hoe kan een ‘verschil’ dat er nu nog niet is praktische gevolgen hebben en tot geweld in de vorm van tot slaaf maken en slavenhandel leiden? Het roomse ‘verschil’ leidt tot gevolgen reeds in deze bedeling. Dat rechtvaardigt namelijk een gebrek aan respect voor de ander.

Afsluiting

Menig lezer zal inmiddels de wenkbrauwen wel hebben gefronst. Deze lezers vraag ik nog even geduld te betrachten. In volgende afleveringen ga ik nog verder op de dissertatie van Ipenburg in om zo tot een verantwoord oordeel te komen.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg

Noot van de De Saambinder: Op 28 juni 2024 promoveerde ds. C.J. Meeuse op het proefschrift ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. De redactie vroeg hem om de inhoud van zijn proefschrift toe te lichten voor onze lezers. Dit is het tweede van vier artikelen.

Het is voor ons van wezenlijk belang hoe we de Bijbel lezen. Zitten we boven of onder de Bijbel? Laten we onze gedachten heersen, of worden onze gedachten gevangen geleid tot de gehoorzaamheid van Christus?

In de leer van Descartes werd niet direct een aanval gepleegd op de Bijbel. Hijzelf wilde de kerkleer en daarmee de Bijbel buiten zijn kritiek laten, maar aanvaardde ook geen Schriftgezag over de wetenschap. Hij zocht zekerheden in de wiskunde, de natuurkunde, de geologie, de astronomie, de biologie. Goedbeschouwd zocht hij zekerheid in alle wetenschappen, maar niet in de theologie.

Zijn volgelingen, cartesianen genoemd, gingen vaak nog verder. Bij velen van hen raakte het gezag van de Bijbel in het geding, waardoor Bijbelgetrouwe predikanten de strijd aangingen tegen die nieuwe filosofie. Remonstranten en coccejanen stelden zich vaak achter de cartesianen, want zij zochten vrijheid voor hun theologische opvattingen.

Nadere Reformatie

Vanuit de beweging van de Nadere Reformatie ontstond er een bijzonder verzet tegen het rationalisme van het cartesianisme. Voetius heeft in Utrecht en Revius in Leiden leiding gegeven aan de bestrijding ervan aan de universiteiten. Nadere reformatoren die het cartesianisme aanvielen, benadrukten – naast hun kritiek op de plaats van de rede en het spreken over onbetrouwbaarheid van God – de plaats van de Heilige Schrift en de onmisbaarheid van de Heilige Geest bij de verklaring ervan. Opmerkelijk is dat bij de bestrijding van het cartesianisme deze stroming vaak verbonden werd aan het coccejanisme, omdat beide gezien werden als gevaarlijk modernisme. Koelman heeft beide stromingen bestreden.

Koelmans eerste publicatie tegen het cartesianisme was gericht tegen Wolzogen. Hij schreef dit werk in het Latijn, “Examen Libelli Ludovic Wolzogen, de Scripturarum Interprete” (Onderzoek van het boek van Ludovicus Wolzogen over de verklaring van de Schriften). Wolzogen was Waals predikant en hoogleraar aan de universiteiten van Utrecht en Amsterdam. In een geschrift tegen de spinozist Meyer zette hij zijn eigen opvattingen uiteen. Jean de Labadie ging hier als Waals predikant als eerste uit de kring van de Nadere Reformatie tegenin. Koelman had daar aanvankelijk met waardering kennis van genomen, maar door De Labadies eigenzinnig optreden kwam deze buiten het kerkelijk leven terecht.

Koelmans reactie op Wolzogens geschrift is nog weinig onderzocht. Hij leerde onder andere dat een filosofische waarheid niet kan strijden met een theologische. Bij de verklaring van de Schrift kreeg de rede een plaats, genoegzaam om de openbaring te verstaan. Ook spreekt God volgens hem tot mensen in hu eigen taal en kan zelfs bedriegen als Hij dat wil. Leert men dat ook in onze tijd niet, als men Bijbelse uitspraken tijdgebonden acht?

Deurhof acht de rede, als ze door de filosofie gezuiverd is, onfeilbaar zoals God onfeilbaar is. Dit is volgens Koelmans zijn cartesiaanse gronddwaling. De rede wordt zo in plaats van dienstmaagd heerseres. We moeten Gods Woord niet afzwakken door te beweren dat God sprak op menselijke wijze, zodat wat in de Bijbel staat voor ons nu geen waarheid is. Ook acht hij de Heilige Geest noch het geloof nodig voor de uitlegging van de Heilige Schrift. Natuurlijk licht is voldoende. Hij vindt dat de duivel de Schrift net zo goed kan verklaren als God.

Dienstmaagd van de theologie

Koelman wilde, in navolging van Voetius, alle wetenschappen samenbrengen onder de theologie. De filosofie kreeg daarbij een bijzondere positie als ‘ancilla theologiae’. De rede moest zich altijd onderwerpen aan de openbaring. Koelman distantieerde zich, evenals Voetius, van iedereen die de rede op de troon zette. Ons verstand moet verlicht en ons hart moet vernieuwd worde. Dit leert ons dat ‘wij’ de Bijbel niet moeten lezen, maar dat de Bijbel óns moet lezen. We moeten niet boven, maar onder de Bijbel staat en bidden om de leiding van de Heilige Geest.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Meeuse, C.J., 2024, Proefschrift ds. C.J. Meeuse (2) Het verstand bij de Schriftuitleg, De Saambinder 102 (29): 6-7.

Nieuwe pil is abortus in een notendop

Geen vervelende bijwerkingen en slechts een keer per week innemen. De voordelen van een nieuwe anticonceptiepil lijken groot. Niets is minder waar. Het nieuwe middel doodt in de moederschoot.

In 2022 wordt in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde een bij velen onbekende term gebruikt: ”nabehoeden”.1 De auteurs, Gunilla Kleiverda, Trudy Dehue en Rebecca Gomperts, stellen: „In het algemeen wordt onder voorbehoeden het voorkomen van de eisprong verstaan, maar een spiraaltje verhindert de implantatie van de bevruchte eicel; het is dus in wezen een nabehoedmiddel. Dat geldt ook voor de PRM-morning- afterpillen, die vermoedelijk een contragestief (innesteling voorkomend en verstorend, KvH) effect hebben en de implantatie belemmeren.”

PRM staat voor progesteronreceptormodulator, een stof die werking van progesteron tegengaat. Dit hormoon is nodig voor het in stand houden van een zwangerschap, beginnende bij de innesteling van de bevruchte eicel. Alle middelen die innesteling tegengaan, zijn dan ”nabehoedend”, doden het embryo en zijn daarmee abortief.

Natuurlijke anticonceptie

In de abortuspil zit de stof mifepriston, dat de werking van progesteron blokkeert.2 Zo wordt het baarmoederslijmvlies ongeschikt voor innesteling. Een bevruchte eicel, en dus een kindje in het allervroegste stadium, zal zo afsterven. En juist deze stof wil Rebecca Gomperts van Women on Waves gebruiken als vervanger van de pil. Ze doet nu onderzoek met een nieuwe pil, die geen hormonen als oestrogeen en progestageen bevat. Deze hormonen kunnen bij de reguliere pil voor vervelende bijwerkingen zorgen. Denk aan psychische klachten en minder zin hebben in gemeenschap. Ze verhogen de kans op trombose en borstkanker. Dit zijn immers de argumenten waardoor veel vrouwen overgaan op natuurlijke anticonceptie . Speciaal door het volgen van natuurlijke anticonceptiemethoden die worden gepromoot op TikTok zouden vrouwen een groter risico lopen om ongewenst zwanger te worden, waardoor het aantal abortussen zou zijn gestegen.3 Jongeren keren zich vanwege die bijwerkingen steeds meer af van de gangbare anticonceptiepil. De nieuwe pil, die slechts één keer per week moet worden ingenomen, zou voor hen een oplossing zijn. En omdat je na een week weer een pil inneemt, komt er geen normale menstruatie meer. Hooguit een bloeding van een dag.

Abortus

Deze nieuwe pil past geheel in de visie van Rebecca Gomperts. In een interview met Vice vertelde ze dat ze van mening is dat, wanneer je overtijd bent, je nog niet zwanger hoeft te zijn: „Als je overtijd bent, bestaat de mogelijkheid dat dat een zwangerschap wordt, maar het wordt allemaal behandeld als een ”abortus”. Wat mij betreft is dat geen afspiegeling van deze tijd.” In haar optiek is het kindje dan nog zo klein dat het eigenlijk de term zwangerschap niet waard is en je dus ook niet van een abortus kunt spreken.4

Maar dit is bewezen onzin. Nieuw leven begint bij de bevruchting. Onderzoek laat zien dat een overweldigende meerderheid van biologen wereldwijd dit standpunt is toegedaan.5 Met andere woorden: na de bevruchting is er dus gelijk sprake van een nieuw mensenleven. In de visie van Gomperts is dat totaal onbelangrijk. In haar visie kan de nieuwe anticonceptiepil een zwangerschap –ze bedoelt eigenlijk geboorte– voorkomen en daarom noemt ze het een nabehoedmiddel. Dat het zelfs om een kind met een hartslag kan gaan (te meten vanaf een week overtijd), interesseert haar werkelijk niet.

Misleiding

Het mag duidelijk zijn dat deze nieuwe pil geen zwangerschappen gaat voorkomen, maar veel meer prille zwangerschappen gaat afbreken. Want een zwangerschap, en dus nieuw leven, begint niet bij de innesteling of pas na dertien weken, maar bij de bevruchting. De nieuwe pil klinkt misschien als een aantrekkelijk alternatief voor hormonale anticonceptie, maar vertegenwoordigt een volslagen zelfzuchtige visie op het leven. Dit is ideologie tegenover wetenschap en hiermee zet Gomperts vele vrouwen op het verkeerde been. Laat je niet misleiden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K van, 2024, Nieuwe pil is abortus in een notendop, Reformatorisch Dagblad 54 (85): 28 (artikel).

Voetnoten

Was Adam echt de eerste mens? – Dr. P. de Vries over het gewicht van deze kwestie

Heeft Adam echt bestaan? Als student in Utrecht hoorde ik een hoogleraar Oude Testament van rooms-katholieke huize zeggen: ‘Dat is voor mij geen vraag’. Daarin kon ik hem een hand geven en toch was er een heel groot verschil. Voor hem stond vast dat Genesis 2-3 mythologisch is en Adam en Eva geen historische personen zijn. Voor mij gold en geldt dat ik zeker wist en weet dat ook Genesis 2-3 geschiedschrijving bieden en Adam en Eva echt het eerste mensenpaar zijn van wie de gehele mensheid afstamt.

Het is heel duidelijk dat de persoon en het werk van Jezus Christus moet worden verstaan tegen de achtergrond van de zondeval. De eerste Adam bracht de lichamelijke, geestelijke en eeuwige dood over de mensheid. Jezus heeft als de tweede of laatste Adam de dood overwonnen. Wie met Hem wordt opgewekt tot een nieuw leven, zal door de eeuwige dood niet worden getroffen.

Steeds luider wordt het geluid gehoord dat christenen zich niet te druk moeten maken over de evolutieleer. Genoeg is als zij benadrukken dat zij God als Schepper belijden en zo hun verantwoordelijkheid voor de samenleving nemen. Dat is echter een volstrekt onaanvaardbare reductie van het bijbelse getuigenis over de oorsprong van de wereld en de realiteit van haar huidige toestand.

Hemel en aarde en alles wat er in is zijn door God geschapen. De Bijbel zegt ons niet van welke processen God gebruikt heeft gemaakt bij Zijn scheppingswerk. De Bijbel zegt ons wel dat de mens, die als enig schepsel naar Gods beeld werd geschapen, daarom wezenlijk verschilt, zelfs van het hoogst ontwikkelde dier. De eerste mensen Adam en Eva werden in een bijzondere verhouding tot God geplaatst. Als hoofd van de mensheid vertegenwoordigde Adam zijn gehele nageslacht.

Wie beweert dat God uit een bestaande door evolutie ontstane menselijke populatie Adam en Eva heeft uitgekozen om Zijn beeld te gaan dragen en daarmee de bestaande mensheid te vertegenwoordigen, houdt wel vast aan een historische Adam maar Adam is niet langer de eerste mens. Het betekent dat mens-zijn niet onlosmakelijk verbonden is met het staan in een liefdesverhouding tot God. Een liefdesverhouding die met de zondeval werd verbroken. Het betekent ook dat de lichamelijke dood van de mens niet het gevolg is van de zondeval, maar feitelijk bij de goede schepping behoort. Genesis 3 maakt ons nu echter juist duidelijk hoe het komt dat de mens moet ster-ven. Het sterven behoort niet bij Gods goede schepping maar is een gevolg van de zondeval.

Een predikant die niet erkent dat Adam de eerste mens is en de zondeval een historisch dateerbaar feit, zal op een begrafenis niet meer ronduit kunnen zeggen dat wij herinnerd worden aan de zondeval en geconfronteerd worden met haar gevolg. Het spreken over de zonde zal meer en meer beperkt worden tot concrete zonden. Het getuigenis dat wij alleen al door ons deelgenootschap aan Adams zondeval onder Gods toorn liggen en de eeuwige rampzaligheid hebben verdiend, zal verbleken. Hoe kan dit getuigenis overeind worden gehouden, als we de historische en feitelijke basis ervan niet erkennen?!

Wat exact de gevolgen van de zondeval voor de wereld om ons heen waren, is nog niet zo eenvoudig vast te stellen. Echter over de lichamelijke dood van de mens behoeft geen twijfel te bestaan. Zeker is dan ook dat de wereld zoals wij die nu zien, niet gelijk mag worden gezet met Gods oorspronkelijke schepping. Het is een schepping die zucht onder de gevolgen van de zondeval.

We moeten ons verstand gevangen laten nemen tot gehoorzaamheid aan Christus om te erkennen dat Adam de eerste mens is en de lichamelijke dood en daarmee verbonden de eeuwige dood het gevolg zijn van zijn val. Dat geldt niet minder als het gaat om de historiciteit van de opstanding van Jezus Christus. Als de lichamelijke dood voor de mens niet op zich al te maken heeft met de zonde, was het niet echt nodig dat de dood werd overwonnen. Het bijbelse getuigenis van eeuwige dood en eeuwig leven is verbonden met de zondeval van de eerste Adam en de opstanding uit de doden van de tweede Adam.

Tegenover Adam die de hele oude mensheid vertegenwoordigt, staat Jezus Christus Die de gehele nieuwe mensheid vertegenwoordigt. In de zeventiende eeuw begon hier en daar binnen christelijke kring al twijfel te ontstaan of Adam wel echt de eerste mens was. Hier en daar werden alternatieve geluiden gehoord. Als geestelijke leerling van Augustinus kwam Pascal op voor de realiteit van Adam als de eerste mens. Wie dat loslaat komt tot een ander verstaan van God, van de wereld om ons heen en van de bijbelse boodschap van het Evangelie. Pascal verwoordde deze zaak als volgt: ‘Heel het geloof bestaat in Adam en in Christus, en heel de ethiek in de begeerte en in de genade.’ De erfzonde en het kruis vormen voor Pascal terecht de tweeslag die de inhoud van het christelijk geloof stempelt.

Zonder het zicht op de eerste Adam en de erfzonde kan er geen werkelijk zicht zijn op de tweede Adam en de betekenis van Zijn kruis en opstanding. Vanaf de moederbelofte in het paradijs tot aan het neerdalen van het nieuwe Jeruzalem uit de hemel wordt ieder mens als kind van Adam en daarmee als kind des toorns geboren. Vanaf de moederbelofte tot aan de wederkomst van Christus worden mensen door Woord en Geest wedergeboren tot een levende hoop. Een zaak die sinds de opstanding van Jezus Christus uit de doden heel uitdrukkelijk met Zijn opstanding uit de doden is verbonden.

Wie Christus toebehoort, heeft Hem lief met een onuitsprekelijke en heerlijke liefde, al heeft hij Hem nooit gezien met zijn natuurlijke ogen. Immers Christus heeft hem verlost van de toekomende toorn die hij alleen al om zijn deelgenootschap aan de zondeval van Adam heeft verdiend. Laten wij in de kerken, in de gezinnen en op de scholen aan deze kern van het Evangelie vasthouden en dat onbeschroomd publiek belijden.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

Klauwieren bij Elst

Op 18 juli het natuurgebied Willem III plantage bij Elst bezocht. Een vriend-vogelaar had mij getipt dat er Grauwe Klauwieren zaten. Vanaf de ingang gelopen naar een open vlakte met fraaie BRAAMeilanden. De naam ‘klauwier’ slaat namelijk op de gewoonte om voorraden aan te leggen door insecten op doorns te spietsen. Maar zocht ik geen spelt in een hooiberg?

Ik trof het geweldig. Een vogelaarster was de vogel aan het observeren. Al gauw kreeg ik de vogel ook te zien. Echter te ver om goed te fotograferen. Maar zij wist nog een territorium! Ik moest verderop een zijpad inslaan, voorbij de kruising en een bankje lopen en daar onder een hoge boom door kreeg ik zeker een Grauwe Klauwier te zien.

Een gouden tip: een adult mannetje met grijze kruin, roodbruine mantel, opvallende brede zwarte oogstreep (ANWB vogelgids: ‘bandietenmasker’) en een haaksnavel op uitkijk.

De soort zit, na een grote dip in de vorige eeuw, de laatste decennia sterk in de lift. Profiteert naast lokale natuurherstelmaatregelen van het warmere weer. Tussen 2018 en 2023 zijn de aantallen in ons land meer dan verdubbeld met in 2023 ongeveer 1400 paar (SOVON). De vogel pakt vooral grote insecten als kevers, bijen en hommels. Is een late broedvogel: broedt van half mei-juli.

De soort is een lange-afstandstrekkers. Ze vertrekken vanaf eind juli-september, overwinteren in zuidelijk Afrika, in Kenia, Tanzania en ten zuiden van Congo. Keren veelal in mei terug. Die vogels zien nog eens wat! En wij hopelijk hen jaarlijks bij Elst!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Klauwieren bij Elst, Het GemeenteNieuws 23 (35): 5.

Afstand tussen tekst en lezer – Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes

In zijn boek Theologie en hermeneutiek wil dr. Ad Prosman een discussie losmaken over de vraag of de seculiere, filosofische hermeneutiek niet te veel de agenda heeft bepaald en nog steeds bepaalt van de theologische hermeneutiek. Dat is zijn agenda.

Over hermeneutiek is veel te doen. Bijna tegelijkertijd verscheen Geestspraak van dr. Henk van den Belt en het boek van dr. Ad Prosman. De auteurs zijn eensgeestes, toch laten deze publicaties zich moeilijk vergelijken.

Ingewikkelde dans

Prosman beweegt zich nadrukkelijk op het grensvlak van theologie en filosofie, met als kernvraag of de invloed van de seculiere, filosofische hermeneutiek op de theologische hermeneutiek niet te groot is. In zijn inleiding stelt hij dat vanaf de jaren tachtig gereformeerde theologen zich te argeloos hebben opgesteld tegenover het historisch-kritisch bijbelonderzoek. Hij refereert aan het befaamde eerste nummer van Kontekstueel. Er moet meer duidelijkheid komen. In de Bijbel spreekt God tot ons. Maar precies dat kan niet worden gehonoreerd door de filosofische hermeneutische methode. Zonder dat zouden we terechtkomen in willekeur, mogelijk zelfs met een beroep op de Heilige Geest. Dat brengt ons dus tot een ingewikkelde dans. Niemand ontkomt aan hermeneutische beslissingen.

Geen openbaring

Hermeneutiek is communicatie. In alle eeuwen is daarover nagedacht. (Daarom is de term ‘nieuwe hermeneutiek’ verwarrend, beter is het te spreken over ‘postmoderne hermeneutiek’.) De delen krijgen hun betekenis in een geheel, en een geheel bestaat uit onderdelen. (Bijbel)wooorden krijgen betekenis in het geheel van de canon.

Wetenschap erkent echter geen canon. Gebeurtenissen krijgen hun betekenis in de geschiedenis. Alleen: wie zegt dat de geschiedenis een doel heeft? Giambatista Vico kon daarvoor Gods voorzienigheid inroepen. Maar zijn tijdgenoot René Descartes won uiteindelijk aan invloed. De Verlichting zette een wissel om. Filosofen moesten nu op zoek naar een ankerpunt van de geschiedenis dat opkomt uit de geschiedenis zelf (immanent).

Prosman geeft een uiteenzetting van de filosofie van de geschiedschrijving, die bijzonder interessant is, ook voor historici. Hegel zocht de zin van de geschiedenis in de voorstuwing van een evolutionistische geest. Gadamer dacht aan patronen van overlevering, traditie. In de geschiedenis lichten patronen op, waarin wij zin kunnen ontdekken. Tegenwoordig zoeken filosofen het oriëntatiepunt in de taal, maar in alle gevallen wordt uitgesloten dat er openbaring is. Het vooropgezette idee is dat immanentie (binnenwereldlijkheid) de norm is. In die zin is het postmodernisme even dogmatisch als het modernisme.

Ik

Prosman geeft een gedegen en kundig overzicht van de geschiedenis van de filosofie, steeds toegespitst op de vraag van de hermeneutiek. Ik kan in deze bespreking geen recht doen aan de rijke en rijpe inhoud van zijn studie. Prosman voert ons door de geschiedenis heen, vanaf de Vroege Kerk, via de Reformatie en de Verlichting naar de huidige tijd. Hij schetst helder en beknopt welke worstelingen de filosofen zich hebben getroost rondom de vragen van zingeving en hermeneutiek. Hij bespreekt onder andere Illyricus, Schleiermacher, Dilthey, Gadamer, Heidegger, Ricoeur, Pannenberg en Witzier.

Prosman ziet in de filosoof Günter Figal (onlangs overleden) een belangrijke gesprekspartner. Figal bestrijdt dat tekst en lezer in het verstaansproces zouden moeten versmelten (tegen Gadamer). Er is juist afstand nodig tussen tekst en lezer. Alleen zo kan een tekst voor zichzelf blijven spreken. Ook orthodoxe theologen moeten gevoelig blijven voor de vreemdheid van de tekst. In het postmoderne klimaat lopen we het risico dat de interpreet zijn autonome ik inbrengt in de tekst.

Nieuw is beter

Het modernisme gaat uit van wat concreet zichtbaar en meetbaar is. Alles wordt tot object gemaakt, ook het ik. Voor de exacte wetenschappen heeft dat grootse resultaten opgeleverd. In de geesteswetenschappen wordt alles juist tot subject gemaakt. Dat geeft een andere dynamiek. In de theologie is lang gezocht naar de ‘historische Jezus’ en naar het ontstaan van de bijbeltekst. Maar wat is ‘historisch’? Het lijkt alsof de historische wetenschap feiten vaststelt, maar in feite bepaalt de gekozen methode wat wel of niet voor historisch door mag gaan. Er vindt een filtering plaats.

Bovendien wordt het heden allesbeheersend, omdat de Verlichting ervan uitgaat dat het verloop van de geschiedenis een opgaande lijn laat zien. Het oude is oud, het nieuwe is beter. Met het absurde, het kwaad, de chaos weet de Verlichting geen raad. In het modernisme krijgt het geheel een zó grote ideologische lading dat de concrete gebeurtenissen verdwijnen.

Bevrijding

De opkomst van de postmoderniteit is in zekere zin een bevrijding uit de knellende banden van de ‘grote verhalen’. Het historisch-kritisch onderzoek heeft z’n tijd gehad. Het gaat voortaan niet meer om het ontstaan van de tekst, maar om het verstaan, niet om wat áchter de tekst ligt, maar om wat ervóór ligt: de lezer.

Dat is enigszins voorbereid door het existentialisme (Bultmann). Toch gaat postmoderniteit een stap verder: er is niets buiten of boven deze wereld wat zin geeft aan de geschiedenis, ook ons eigen ik niet. In feite bestaat er geen geheel meer, er zijn alleen nog versnipperde delen. De hermeneutische cirkel is failliet. Het subject blijft over. Ten slotte blijft alleen de tijd over, dat wil zeggen: de dood (Heidegger).

Derde weg

Prosman betoogt dat zowel de moderne als de postmoderne filosofische hermeneutiek ons allerlei inzichten geeft. Ze maken ons gevoelig voor tendensen. Tegelijk kunnen ze beide ons niet verder helpen. Er is een derde weg nodig: de erkenning dat God de Schepper is. Hij leidt de geschiedenis. Christus is het centrum van de geschiedenis.

Er is een zekere fundering nodig, een zingevend raamwerk. De geschiedenis zelf brengt die niet voort. In het postmoderne klimaat blijven bijbelteksten losse, dwarrelende verhalen. Dat kun je terughoren in preken. Er worden wel mooie dingen gezegd over de gekozen bijbelpassage, maar er is geen verband, geen vaststaande boodschap, geen verkondiging van de daden van God. Wat nodig is: beklemtonen dat de Bijbel een geheel is. Wij begrijpen een deel alleen wanneer er een geheel is. Bij de prediking over een bijbeltekst is een stemvork nodig, de ‘regel van het geloof’.

De moderniteit lijkt houvast te geven, veel orthodoxen zoeken er veiligheid. Het postmodernisme maakt alles relatief en daardoor zinloos. ‘Het evangelie van kruis en opstanding staat zowel tegenover moderniteit als tegenover postmoderniteit. Kruis en opstanding vertellen hu eigen verhaal. Het zijn gebeurtenissen in onze wereld en tegelijk zijn ze niet te herleiden tot deze wereld. De heilsfeiten doorbreken de mogelijkheid van deze wereld en scheppen een nieuwe realiteit’ (p. 257). Wie dat buiten beschouwing laat, verstaat de Bijbel niet.

Ontmaskerend

Prosman schonk ons een diepgravende en bevlogen studie, die van groot belang is na en naast de stemmen van H.W. de Knijff en A.W. Zwiep. Prosman schrijft gedrongen, elke zin doet ertoe en vraagt om overweging. Hij geeft een haarscherpe en ontmaskerende analyse van de onderliggende vragen in onze cultuur, onze kijk op de geschiedenis, ons zelfverstaan – en hoe al deze dingen (vaak onbewust) zich vermengen met onze hermeneutische keuzes. Dit boek mag in geen enkele pastorie ongelezen blijven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2024, Afstand tussen tekst en lezer. Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes, De Waarheidsvriend 112 (35): 14-15.