Welkom op deze website!
Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.
COLUMN: Israël onder de loep
Hoe zag Jeruzalem eruit in voorgaande eeuwen? De stad kent een rijk verleden. Door middel van archeologisch onderzoek is veel naar boven gekomen dat goed aansluit bij de Bijbelse geschiedenis. In de tentoonstelling Israël onder de loep, in het Israëlcentrum te Nijkerk, wordt het rijke verleden van de stad zichtbaar.
In de Bijbel lezen we dat Jeruzalem millennia lang bewoond is (geweest). Een van de vroegste Schrifverwijzingen naar de stad is wanneer Melchizedek, koning van Salem, brood en wij brengt bij Abraham na de veldtocht tegen onder andere Kedor-Laómer. Toen eeuwen later koning David de burcht Jebus veroverde, kwam de stad in het bezit van het volk Israël. Niet zo lang daarna werd door koning Salomo de tempel gebouwd. Het is een belangrijke stad voor de drie Abrahamitische religies (Jodendom, Christendom en Islam). Dit jaar heeft de genoemde tentoonstelling in het Israëlcentrum veel aandacht voor de geschiedenis van Jeruzalem. De makers willen met de tentoonstelling laten zien dat de archeologische en historische gegevens van deze stad goed aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. In deze column drie voorbeelden van vondsten uit de tentoonstelling, er is véél meer te noemen.
Ten eerste is er een koninklijke zegelafdruk van Hizkia gevonden. Deze in 2009 gevonden zegelafdruk werd gebruikt om officiële documenten mee te verzegelen. Ten tweede is de zegelafdruk van de koninklijke hoveling, Nathan-Melech, van Josia gevonden. Hij wordt genoemd in 2 Koningen 23:11. Ten derde de Gezerkalender. Een landbouwkalender uit het jaar 925 voor Christus met daarom een vroege weergave van het Oud Hebreeuwse schrift. Op de kalender worden de tijden van verschillende oogsten genoemd.
De Bijbel is geen archeologisch handboek of lesboek geschiedenis, maar een geestelijk boek. Dat neemt niet weg dat de Bijbel ook dáár waar het spreekt over historische zaken geïnspireerd is door de Heilige Geest. De Heilige Geest is zéér betrouwbaar als Hij spreekt over historische zaken. We dienen vooreerst het Woord zorgvuldig te onderzoeken, al onderzoekende vragend naar de zin en mening van de Geest. Het is dan niet verbazend dat archeologische vondsten in en rond Jeruzalem aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. Maar bij buiten-Bijbelse tegenspraak dienen we eerder te twijfelen aan onze interpretatie van de vondsten, dan aan het Woord van God. Historiciteit is niet slechts bijzaak, het doet ertoe en heeft alles te maken met betrouwbaarheid. Zoals de Heilige Geest, bij monde van de apostel Petrus, schrijft: “Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit” (1 Petrus 1:16, SV). Geen onnavolgbare verhaaltjes, maar in de tijd echt zó gebeurd. Niet omdat er archeologische vondsten zijn, maar omdat God het Zelf zegt. Dat geeft grond onder de voeten!
Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Israël onder de loep, Om Sions Wil 2024 (20): 21. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.
COLUMN 1: Het hart.
COLUMN 2: De getijgerde lijmspuiter.
COLUMN 3: Het vogelbekdier.
COLUMN 4: Israël onder de loep.
Grens voor behandeling bij vroeggeboorte kan omlaag
In de memorie van toelichting bij de abortuswet uit 1984 staat dat „bij de huidige stand van de medische wetenschap vruchten van minder dan 24 weken als niet levensvatbaar beschouwd worden”. Waarom wordt die termijn niet aangepast aan de medische mogelijkheden van 2024?
De in Nederland geldende abortustermijn (grens bij 24 weken) is al jaren een punt van discussie. Het huidige Tweede Kamerlid Don Ceder (ChristenUnie) schreef hierover al in 2014 een uitgebreid artikel op de website van juristenvereniging Provita. Zijn conclusie over de abortusgrens: „Die bestaat helemaal niet in ons land!”
In de media, bij vele organisaties en zelfs door politici wordt bijna altijd gesproken van een wettelijke grens van 24 weken bij abortus. De realiteit is echter dat de wet niet spreekt over een 24 wekengrens, maar over een levensvatbaarheidsgrens (het moment waarop kinderen buiten de baarmoeder kunnen overleven). We zijn nu tien jaar verder en deze grens is weer onderwerp van gesprek geweest. Met een teleurstellende toepassing! Hoe zit het dan? En wat is er aan de hand?
Voetnoten
Op 1 november 1984 is de Nederlandse abortuswet in werking getreden. In de afgelopen veertig jaar zijn er in Nederland ongeveer 1,3 miljoen abortussen uitgevoerd. Tel je de gedoogde abortussen uit de jaren daarvoor erbij, dan zitten we al op anderhalf miljoen kinderen die gedood werden in de moederschoot. In de memorie van toelichting bij de Wet afbreking zwangerschap uit 1984 staat deze passage: „Wat betreft de nadere precisering van de zwangerschapsduur waarbij aangenomen moet worden dat de vrucht levensvatbaar is, dient overwogen te worden dat bij de huidige stand van de medische wetenschap vruchten van minder dan 24 weken als niet levensvatbaar beschouwd worden.”
Juist over deze levensvatbaarheidsgrens is het nodige te doen geweest. Dit heeft ermee te maken dat door de jaren heen de medische kennis voor behandeling van te vroeg geboren kinderen is toegenomen en de middelen zijn verbeterd. Daardoor hebben te vroeg geboren kinderen ook voor die 24 weken een kans van overleven.
Echter, in Nederland is er een algemeen geldend behandelprotocol wanneer een ziekenhuis actieve zorg gaat verlenen bij een dreigende vroeggeboorte. Daarin is de grens vastgesteld op 24 weken en nul dagen. In een aantal omliggende landen, zoals Duitsland en Zweden, ligt die grens wat lager, bij 23 en 22 weken. Waar in Nederland ongeveer de helft van de kinderen die na 24 weken werden geboren in leven blijft, is dat in bepaalde centra in Zweden het geval bij kinderen geboren na 22 weken.
Individuele factoren
De vraag is opgeworpen of met de nieuwe mogelijkheden het huidige Nederlandse protocol nog wel actueel is. Een werkgroep heeft zich uitgebreid hierover gebogen. Zo is er gekeken naar de overlevingskansen per zwangerschapsduur en ook of er blijvende schade of een handicap optreedt bij het te vroeg geboren kindje. Zoals was te verwachten, luidde de slotsom: hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe groter de overlevingskansen worden en hoe lager de kans op blijvende schade. Daarnaast wijst het onderzoek op individuele factoren, zoals geboortegewicht, geslacht en eenling/meerlingzwangerschap, die de overlevingskans bij extreme vroeggeboorte kunnen beïnvloeden.
Ook de zekerheid over de zwangerschapsduur kan een rol spelen. Immers, niet iedere vrouw weet exact de datum van de eerste dag van haar laatste menstruatie. Je kunt er dus zomaar drie tot vier dagen naast zitten. En als de vrouw pas verder in de tijd ontdekt dat ze zwanger is, dan kan de telling er wel een of twee weken naast zitten. Dan wordt het lastig om te bepalen of er voor een te vroeg geboren kindje wel of geen behandeling wordt ingezet.
Tegenstrijdig
De werkgroep die onderzocht of de behandelgrens van te vroeg geboren kinderen bijvoorbeeld een week omlaag zou kunnen, wil die grens echter handhaven op 24 weken en nul dagen. Een van de overwegingen ter onderbouwing daarvan is: „Op dit moment is er tekort aan ICN-verpleegkundigen. Bij een eventuele verschuiving van de ondergrens voor het aanbieden van actieve opvang van 24 naar 23 weken zal dit probleem potentieel groter worden omdat deze kinderen in het algemeen lang op de NICU opgenomen liggen.”
Een begrijpelijke zorg van de werkgroep en inderdaad een overweging die terecht meegenomen moet worden. In de slotconclusie staat echter een andere en zeer opmerkelijke overweging om deze ondergrens niet te verschuiven: „mogelijke juridische knelpunten in relatie tot de Wet afbreking zwangerschap”. Het is juist deze overweging die veel vragen oproept.
Zoals aangegeven is de abortusgrens in de Wet afbreking zwangerschap gebaseerd op de levensvatbaarheid. Bij verschuiving van deze grens zal die voor abortus moeten worden aangepast op basis van de memorie van toelichting. Maar de werkgroep voor behandeling van te vroeg geboren kinderen houdt vreemd genoeg vast aan het bestaande criterium: niet behandelen onder de abortusgrens van 24 weken en nul dagen. Dan is niet de levensvatbaarheidsgrens leidend voor de abortusgrens, maar de in 1984 ingestelde abortusgrens van 24 weken. Die grens werd echter afhankelijk gemaakt van de voortgang van de medische wetenschap. Als dan anno 2024 toch wordt vastgehouden aan die grens van 24 weken en 0 dagen bij het behandelen van te vroeg geboren kinderen, dan wringt dat enorm.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K van, 2024, Grens voor behandeling bij vroeggeboorte kan omlaag, Reformatorisch Dagblad 54 (159): 24-25 (artikel).
Tijden rouwdienst en begrafenis ds. A. Moerkerken (1947-2024) bekend – Ook digitaal te volgen
Ds. A. (Aart) Moerkerken (1947-2024) is afgelost van zijn aardse post. Toen het ‘In Memoriam’ geschreven werd, was er nog niets bekend over de gelegenheid tot condoleren, de rouwdienst en de begrafenis. Afgelopen woensdag verscheen de rouwadvertentie van de familie in het Reformatorisch Dagblad. Daarin worden enkele praktische zaken opgenoemd, die in deze korte aanvulling op een rij worden gezet.
De organisatie van de begrafenis is in handen van ‘Begrafenisverzorging Kina’. De gelegenheid tot condoleren is op zaterdag 12 oktober 2024 D.V. van 14.00 uur tot 15.30 uur. De rouwdienst wordt op D.V. 15 oktober 2024 D.V. vanaf 10.30 uur gehouden in de Sebakerk te Krimpen aan den IJssel (Koningin Wilhelminaplein 1). In een afzonderlijke rouwadvertentie staat aanvullende informatie. Verzocht wordt de auto te parkeren op het Raadhuisplein te Krimpen aan den IJssel (ook ten tijde van de condoleance). Om parkeerdrukte te beperken wordt verzocht met elkaar mee te rijden. Mocht de rouwdienst bijgewoond willen worden dan dient men zich, in verband met het beperkte aantal zitplaatsen, tot uiterlijk 12 oktober 2024 D.V. op te geven bij diaken A.J. Bax. Ds. Moerkerken wordt begraven op begraafplaats Waalhoven (Tiendweg 47). Dit is zo’n anderhalve kilometer bij de kerk vandaan. De auto kan niet geparkeerd worden op deze begraafplaats. Mocht u slecht te been zijn dient u dat eveneens door te geven aan bovengenoemde diaken. Men wordt uiterlijk 20 minuten voor het begin van de rouwdienst verwacht in de kerk.
De begrafenisplechtigheid is voor hen die vanwege gezondheidsredenen of andere oorzaken niet kunnen komen ook live te volgen via dsmoerkerken.begrafenisverzorgingkina.nl. De rouwplechtigheid is alleen live te volgen. Op de website wordt aangegeven dat terugkijken niet mogelijk is.
Dit ter aanvulling op het eerder deze week verschenen ‘In Memoriam’.
Ongelooflijk bijzonder
De afgelopen weken naast vogels vooral gelet op libellen. Hoe meer je ze ziet, hoe meer je ervan geniet. De afgelopen weken zijn onder meer de Bloedrode, de Bruinrode en de Steenrode heidelibel gespot. De foto toont de Bruinrode heidelibel (42-44 mm), een algemeen voorkomende soort. Zo telde ik op 18 september in de Palmerswaard (Rhenen) minimaal 20 exemplaren, of jagend in de luwte van de begroeiing of rustend op een uitstekende stengel.
Libellen hebben opvallende facetogen, een lang dun achterlijf en vleugels die ook in rust wijd uitstaan. De vleugels zijn niet met elkaar verbonden, kunnen dus los van elkaar worden aangestuurd. Daardoor zijn libellen zeer wendbare vliegers en kunnen ze goed jagen op kleine insecten.
In september ontving ik juist in een e-mail van De Vlinderstichting informatie over massale trek van tienduizenden volwassen heidelibellen! Ongelooflijk. Nog nooit van gehoord. Insecten vermijden vaak het oversteken van grote waterlichamen en volgen de kust waarbij ze op de dezelfde manier gestuwd worden als landvogels. Op 28 augustus telde Mayro Pattikawa met een handteller op een trektelpost bij Vlissingen in tussenpozen ruim 23.000 heidelibellen! In de periode 8.00 – 15.00 uur naar schatting meer dan 50.000 dieren!! Het betrof vooral Bruinrode heidelibellen.
Waarom trekken ze massaal naar het zuiden? Dat weten we niet: ‘de trek is een spectaculair, zeldzaam en slecht begrepen fenomeen’ (Vlinderstichting). Libellen kunnen een snelheid van wel vijftig km per uur halen, wat hen tot de snelst vliegende insecten maakt. Kortom, ze zijn ongelooflijk bijzonder!
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Ongelooflijk bijzonder, Het GemeenteNieuws 23 (40): 7.
‘Historisch revisionisme schadelijk voor de kerk’ – Is het klassieke scheppingsgeloof modern?
De afgelopen jaren hoor ik onder de theïstisch evolutionisten in Nederland steeds vaker dat ‘de manier waarop de creationistische beweging de Bijbel letterlijk leest’ in en voor de jaren twintig van de vorige eeuw niet of nauwelijks bestond.1 In dit artikel willen we betogen dat de manier waarop een creationist Genesis leest veel ouder is dan begin 20e eeuw.
Wat een creationist gelooft en hoe hij Genesis leest
Een creationist gelooft dat de aarde recent in zes dagen geschapen is, dat Adam en Eva onze eerste voorouders zijn, dat er een historische zondeval is geweest en een wereldwijde zondvloed. De mens bouwde na de vloed een toren, de toren van Babel, en er kwam een spraakverwarring. Hij gelooft dat de verhalen van de aartsvaders (bijv. Abraham), het verblijf in Egypte, de uittocht, de inname van het land Kanaän, David, Salomo en andere koningen, de ballingschap en de terugkeer daarvan werkelijk gebeurd zijn. Creationisten geloven dat de Heere Jezus Christus werkelijk geleefd heeft, gestorven en weer opgestaan is en naar de hemel gegaan is. En dat er een Kerk bestaat in de geschiedenis die tot vandaag de dag doorgaat. Onder creationisten heerst er geen discussie over dit theologische kader. Ze voeren gesprekken met elkaar over de detailinvulling van deze bovengenoemde gebeurtenissen. Een creationist leest Genesis als literair-historisch met een diepere geestelijke/symbolische betekenis. In eenvoudig Nederlands: Genesis is waar gebeurd en heeft betekenis voor ons vandaag. De vraag is nu: hoe oud zijn deze gedachten? Volgens een creationist is de gedachte dat de wereld in zes dagen geschapen is en er een zondeval is geweest net zo oud als de mensheid zelf.
Zwarte zwanen
In de 17e eeuw werd gedacht dat alle zwanen wit waren. Zwarte zwanen bestonden niet volgens de Europese geleerden, niemand had deze immers waargenomen. Totdat Willem de Vlamingh in 1696 de leiding van een expeditie op zich nam en als eerste Europeaan in de buurt van het hedendaagse Perth een zwarte zwaan ontdekte. De stelling dat zwarte zwanen niet bestaan moest worden verworpen. Het is betreurenswaardig dat deze geschiedenis zich nu lijkt te herhalen op het gebied van ‘de historiciteit van Genesis’. We hoeven slechts met een auteur te komen van vóór het begin van de 20e eeuw en de stelling van theïstische evolutionisten is ontkracht. Laten we twee schrijvers raadplegen uit de 18e eeuw en hiermee de stelling dat ‘de creationistische lezing van Genesis van 20e eeuwse oorsprong is’ aanvechten.
Justus Vermeer (1696-1745)
Mr. Justus Vermeer werd geboren in 1696 te Utrecht. Hij studeerde rechten in zijn geboortestad en promoveerde in 1718. Vermeer was ouderling in de Nederlandse Gereformeerde Kerk te Utrecht en ging als oefenaar voor in de kerkdiensten. Zijn preken werden opgeschreven en uitgegeven, waaronder die rondom de Heidelbergse Catechismus. Zondag 9 van deze catechismus gaat over de schepping.2 Als we deze erbij pakken zien we dat mr. Vermeer een ‘creationistische’ lijn volgt.
Volgens de geleerde heeft God de ‘hemel en de aarde, en al wat daarin is, uit niet geschapen’.3 God wordt aangewezen als de ‘Formeerder van alles’.4 Mozes heeft als auteur van Genesis beschreven ‘hoe’ God alles gemaakt heeft. Het werk van de schepping wordt door mr. Vermeer Gods ‘eerste huishoudelijke werk’5 genoemd. De geleerde blijkt ook goed op de hoogte van de heidense filosofieën en verwerpt deze als zijnde ‘zware blindheid op des mensen verstand’.6 Uit het Woord en de rede blijkt dat de wereld een begin moet hebben gehad. Teksten uit Gods Woord daartoe zijn bijvoorbeeld Gen. 1:1, Ps. 33:6 en Joh. 1:3. Bij verdediging door de rede gebruikt hij een argument wat heden ten dage nog steeds gebruikt wordt: ‘Niets kan er zijn zonder oorzaak, dan God Zelf. Ja, het strijdt tegen de natuur, te geloven dat de wereld van eeuwigheid is geweest; vermits niets natuurlijker is, dan wanneer men een groot en heerlijk werk of gebouw ziet, dat men aanstonds vraagt naar deszelfs auteur en maker, en zich over die zijn oordeel, bestek en uitvoering van zijn werk verwondert.’ Zo leidt volgens de auteur het bestuderen van de natuur tot verwondering over de ‘allerwijste en machtigste Werkmeester die het gehad heeft’. Hij gaat verder: ‘Al wat voortteelt, moet opklimmen tot een Wezen aller wezens; al wat zich beweegt, moet een eerste Beweger gehad hebben, en ook een begin van bewegen’. De geleerde beschrijft ‘hoe God uit zulk een onbekwame stof alles in orde gebracht heeft’.7 Dat heeft Hij niet in een moment gedaan maar in zes dagen: ‘Deze orde, dat de Heere alles in zes dagen heeft voortgebracht, leert ons Mozes, Gen. 1. (…) Mozes beschrijft alleen het gebouw van de zichtbare wereld, omdat hij zijn historie heeft willen voegen naar het begrip der Joden, die zeer vleselijk en aardsgezind waren; om hen tot de Onzienlijke op te leiden langs Zijn zichtbare werken, ten einde zij aan het schepsel niet zouden hangen blijven’.8 Op de blz. 170-172 van zijn boek beschrijft de auteur de schepping van zes dagen. God maakte ook een eerste mensenpaar. ‘Dit paar zette God in die vervulde wereld, waarin de Heere een volheid bezorgd had; en in het bijzonder in een Eden, een hof en paradijs, dat God zelf geplant had’.9 Waarom schiep God de wereld? ‘Tot Zijn eigen eer en heerlijkheid. (…) Om Zijn eigen deugden aan mensen bekend te maken en te verheerlijken, (…)’.10 Wanneer heeft God de wereld geschapen? ‘In het gemeen kan men zeggen, naar de rekening van de allervoornaamste godgeleerden en chronologisten, dat de wereld geschapen is, weinig onder of over de 3950 jaren voor Christus’ geboorte; daarbij dan gerekend na de geboorte van Christus 1736 jaren, zo zou de wereld geschapen zijn, omtrent 5686 jaren geleden’.11 Volgens de geleerde hoeven we ons over het exacte seizoen waarin de wereld geschapen is niet druk te maken omdat de Heilige Schrift ons niets daarvan leert. Eerder in dit boek had Vermeer al bij de bespreking van Zondag 3 aangegeven dat er een historische zondeval heeft plaatsgevonden.12 Met dit voorbeeld is de stelling dat er geen creationistische lezing van Genesis bestond voor het begin van de 20e eeuw al weerlegd. Vermeer geloofde dat de aarde jong was (namelijk rond de 5686 jaren geleden geschapen), dat Schepping in zes historische dagen plaatsvonden en dat er een eerste mensenpaar en een zondeval is geweest.
Bernardus Smytegelt (1665-1739)
De tweede auteur die ik wil raadplegen is Bernardus Smytegelt. Bernardus Smytegelt werd geboren in 1665. Hij studeerde theologie in Utrecht en verdedigde aldaar in 1686 zijn dissertatie “Over de eenheid der kerk”. Hij was predikant te Middelburg. Ook hij schrijft in de bespreking van zondag 9 van de Heidelbergse Catechismus over de schepping.13 De predikant bestrijdt de heidense filosofieën die stellen dat de wereld eeuwig is. Hij schrijft over een ontstaansfilosofie het volgende: ‘Dan waren er nog anderen, en die zeiden, dat dat niet kon zijn; die begonnen te denken: daar zijn zo enige vezeltjes in de lucht geweest, die bijgeval zijn samengelopen, en daar is dit grote heelal uit voortgekomen. Dat is al zo erg alsof ook zeide: er heeft daar een grote hoop stenen gelegen, en daar is dit gebouw bijgeval uit voortgekomen.’ De predikant noemt het echter dwaas om zo te denken. Wat is de alternatieve visie? Volgens de predikant staat dat in Mal. 2:10: En hebben wij niet allen enen Vader, en heeft niet één God ons geschapen?14 God is de Maker en de Formeerder van de wereld, dat staat voor hem vast. Dat Smytegelt veel Bijbelkennis had blijkt wel uit de teksten die hij aanhaalt rondom de schepping.15 Het grote heelal is volgens de predikant uit niet (ex nihilo geschapen in zes dagen. Hij bespreekt op blz. 120-123 van zijn boek hoe God in de verschillende dagen afzonderlijk de wereld heeft vormgegeven. Wanneer is de wereld geschapen? ‘De wereld is ook niet zeer oud. De Joden zeiden dat ze tweeduizend jaren oud was, als ze rekenden voor de wet, tweeduizend jaren na de wet en tot op het rijk van den Messias. Maar zij was nog tot dien ouderdom niet gekomen, en ’t kan nog wel omtrent driehonderd jaren minder zijn’.16 De wereld is volgens Smytegelt in de herfst geschapen.17 We zien in deze preek een creationistische lezing van Genesis. God heeft de wereld uit het niet in zes dagen geschapen, toen begon de tijd. De lezing van de Joden wordt gevolgd: 2000 jaar voor de wet, 2000 jaar erna tot de Christus en daarna het verdere verloop van de jaartelling. Hij pint zich niet vast op een exact getal: het kan 300 jaar minder zijn. De wereld is volgens hem in ieder geval niet oud.
Slotbeschouwing
Wanneer je andere auteurs uit die tijd leest (bijv. Johannes van der Kemp18 en Theodorus van der Groe19) dan zie je dat deze visie ook door hen gedeeld wordt. De stelling ‘dat de creationistische lezing van Genesis dateert uit het begin van de twintigste eeuw’ moet hiermee worden verworpen. Dergelijke claims zijn onjuist en daarmee uiterst schadelijk voor de kerken. Ik vind het betreurenswaardig dat een dergelijk historisch revisionisme breed wordt verkondigd, zelfs in cursussen voor kerken. Het geeft een onjuist beeld van de uitleg van Genesis door de eeuwen heen. De creationistische uitleg van Genesis (literair-historisch met een diepere symbolische/geestelijke betekenis) is veel ouder dan begin 20e eeuw. Ik wil zelfs beweren dat de creationistische lezing de mainstream lezing is geweest in de kerken tot de 18e/19e eeuw. Pas met de Verlichting werd het donker20 rondom die uitleg en zijn er andere gedachten opgekomen mede onder invloed van de naturalistische natuurfilosofie. Een goed boek over de hermeneutiek van Genesis door de eeuwen heen is ‘The Quest for the Historical Adam’, van de kerkhistoricus prof. dr. W. VanDoodewaard.21
Dit artikel schreef ik in 2016. Zie voor een verdere uitwerking dit artikel.
Voetnoten
Is macroevolutie een opeenstapeling van een heleboel microevolutie?
Veel mensen denken dat er maar één soort verandering is en dat de opeenstapeling van een heleboel kleine veranderingen uiteindelijk leidt tot een grote verandering. In een peer-approved paper tonen Wim DeJong en Hans Degens aan dat er twee soorten verandering zijn die fundamenteel van elkaar verschillen en dat de opeenstapeling van een heleboel microevolutie niet kan leiden tot macroevolutie. Gevolg is dat de overvloedige bewijzen voor microevolutie niet gebruikt kunnen worden als bewijs voor macroevolutie.
Verandering in parameters of in dimensies
Bij hun onderzoek van micro- en macroevolutie maken DeJong en Degens gebruik van een systeemtheoretische aanpak. Elk systeem, dus ook een biologisch systeem (bijvoorbeeld: een cel, een orgaan, een organisme of een ecosysteem), kan beschreven worden met een toestandsvector, die de waarde door de tijd heen weergeeft van een aantal karakteristieke eigenschappen van het systeem. De toestandsvector van een systeem kan op twee, fundamenteel verschillende, manieren veranderen: in zijn parameters of in zijn dimensies. De eerste manier waarop de toestandsvector van een biologisch systeem kan veranderen, definiëren DeJong en Degens als 1e-orde evolutie en de tweede manier als 2e-orde evolutie. Ze laten zien dat beide soorten evolutie veroorzaakt worden door totaal verschillende moleculaire processen. Eerste-orde evolutie wordt gedreven door: productie, recombinatie en selectie van gen-varianten; gen-regulatie; en epigenetische modificatie. Tweede orde evolutie wordt gedreven door de opeenstapeling van niet-gerepareerde, code-uitbreidende mutaties. Doordat de onderliggende moleculaire processen totaal verschillen, kan 1e-orde-evolutie geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. De auteurs illustreren dit met een simulatie van de evolutionaire dynamica van een populatie van digitale amoebes. Tenslotte tonen zij aan dat microevolutie en macroevolutie grotendeels gelijk zijn aan 1e-orde evolutie, respectievelijk 2eorde-evolutie; en dat 1e-orde evolutie en 2e-orde evolutie geen continuüm vormen, maar twee fundamenteel van elkaar verschillende veranderingsprocessen zijn. Dit betekent dat het concept ‘evolutie’ nauwkeuriger gespecificeerd kan worden door aan te geven welk type evolutie bedoeld wordt.
Niet valide bewijsvoering voor 2e-orde evolutie
Dikwijls worden in discussies over schepping en evolutie voorbeelden van 1e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering in de vorm van de snavels van Darwin-vinken) aangevoerd als bewijs voor 2e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering van bacteriën in mensen). Het onderzoek van De Jong en Degens maakt duidelijk dat deze bewijsvoering niet valide is. De zelfverzekerde claim van Darwinisten en Naturalisten dat de wetenschap allang heeft aangetoond dat bacteriën na vele miljarden jaren van opeenstapeling van mutaties getransformeerd zijn tot mensen, is onjuist. Bovendien is het belangrijk te weten dat het mechanisme dat 2e-orde evolutie tot stand moet brengen (de opeenstapeling van niet-gerepareerde code-uitbreidende mutaties) tegengewerkt wordt tijdens de productie van geslachtscellen. De simulatie van 2e-orde evolutie van een populatie digitale amoebes door DeJong en Degens, illustreert hoe lastig het is om, gedreven door toevalsprocessen, te komen tot opeenstapeling van code-uitbreidende mutaties die een selectief voordeel heeft.
Voortgang van de wetenschap
De voortgang van de wetenschap bestaat dikwijls uit het nauwkeuriger definiëren van concepten en van de processen die er mee samenhangen. Een voorbeeld daarvan is het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ door een onderscheid te maken tussen 1e- en 2e-orde evolutie, en de onderliggende drijvende moleculaire processen. Darwinisten en Naturalisten hebben geen behoefte aan het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ en de onderliggende moleculaire processen, en blijven liever vasthouden aan hun overtuiging dat organische moleculen een innerlijke drang hebben om zich te ontwikkelen tot steeds ingewikkelder structuren, waarbij kleine veranderingen optellen tot grote veranderingen, als je maar lang genoeg wacht.
Scheppingsgeloof
Christenen geloven dat de levende natuur geschapen is door God. Die levende natuur past zich voortdurend aan aan wisselende omstandigheden in 1e-orde evolutie. Maar 1e-orde evolutie kan geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. Iedereen mag geloven dat nog onbekende processen in organische moleculen stap voor stap 2e-orde evolutie tot stand kunnen brengen, maar dat is een irrationeel geloof. Geloven dat een scheppende kracht van buiten onze fysische werkelijkheid de levende natuur tot stand heeft gebracht (inclusief de mechanismen voor 1e-orde evolutie en inclusief de mechanismen die code-uitbreidende mutaties tegenwerken), is een rationeel geloof.
Referenties
[1] De Jong, W., & Degens, H. (2024). Micro-and Macroevolution: A Continuum or Two Distinct Types of Change? Qeios.
Over de paper van dr. ir. Wim de Jong en dr. ir. Hans Degens is hier ook een artikel te lezen.
Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.
‘Geological Myopia’ – Dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over dit fenomeen onder (naturalistische) geologen
Ondanks het aantal grootschalige, catastrofale gebeurtenissen die geobserveerd zijn in de recente geschiedenis, zijn geologen terughoudend om aanwijzingen voor een wereldwijde zondvloed (tijd van Noach) te accepteren. Of, minder, om te accepteren dat bepaalde geologische verschijnselen ook snel gevormd kunnen zijn. Geoloog en paleontoloog dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over een verschijnsel dat we ‘Geological Myopia’ kunnen noemen. Ofwel een vorm van geologische bijziendheid. Het trainen van studenten, ondanks omgekeerde aanwijzingen, om alleen langzame afzettingswijzen te kunnen herkennen in verschillende gesteentetypen. Deze lezing inhoudelijk is beslist de moeite waard!
‘Een welsprekend man (…) machtig zijnde in de Schriften’ – In Memoriam: ds. A. (Aart) Moerkerken (1947-2024)
Afgelopen nacht overleed ds. A. (Aart) Moerkerken in zijn appartement in Capelle aan den IJssel. Hij werd 77 jaar. ‘Een welsprekend man (…) machtig zijnde in de Schriften’ (Hand. 18:24, SV) is niet meer. Het werd van Apollos gezegd, maar ik meen dat dit ook van toepassing is op ds. Moerkerken. Binnen de Gereformeerde Gemeente nam hij, vanwege zijn rectoraat aan de Theologische School (Boezemsingel, Rotterdam), een belangrijke plaats in. Buiten deze kerken (maar soms ook daarbinnen) was hij wel eens de spreekwoordelijke kop van Jut. Niet iedereen nam zijn Schriftuurlijk-bevindelijke theologie over. Hij werd daarbij (soms) ook fel bestreden. Van zijn hand verschenen veel boeken, vaak waren dat (door anderen) op schrift gestelde preken die hij eerder had uitgesproken. Vannacht mocht hij de pen neerleggen en is hij voor eeuwig de strijd te boven!
De predikant werd op 1 februari 1947 te Rotterdam geboren. Hij studeerde eerst theologie aan de Universiteit Utrecht, maar maakte deze studie niet af omdat hij in 1972 werd toegelaten tot de Theologische School van de Gereformeerde Gemeente. In 1974 werd hij bevestigd tot herder en leraar van Nieuw-Beijerland. In 1987 volgde Gouda. Daar is hij gebleven tot zijn emeritaat in 1996. Hij werd in 1995 rector van de Theologische School, waar hij vanaf 1980 al docent was. Vanwege gezondheidsredenen moest hij in de zomer van 2017 afscheid nemen van de school. Na zijn emeritaat in 1996 verleende hij hulpdiensten in Capelle aan den IJssel-West tot dat in 2019 ook niet meer ging. Hij was eveneens vijfentwintig jaar lang hoofdredacteur van ‘De Saambinder’. Nu mag hij zijn herdersstaf neerleggen en is er een einde gekomen aan een druk bestaan in dienst van de Grote Koning.
Veel kunnen we van ds. Moerkerken leren en hebben we geleerd, al is er nooit onderwijs van hem genoten heeft hij talloze preken en andere boeken (bijvoorbeeld over de drie belijdenisgeschriften) geschreven. Het artikel over hem in het Reformatorisch Dagblad verwijst naar zijn afscheidsrede in 2017. De predikant verwees toen naar Voetius die aangaf dat wetenschap verbonden dient te zijn met ware vroomheid en oprechte Godsvrucht. Zulke wetenschappers zijn nodig, mensen die niet op eigen wijsheid steunen, maar het ook in hun wetenschappelijke werk van Boven verwachten.1 De predikant benadrukte dat bevindelijkheid vanuit een grondige exegese van de Schriften moet opkomen, en niet andersom.2 Een dergelijke Schriftuurlijk-bevindelijke prediking is kenmerkend voor preken van ds. Moerkerken, die zeer goed te volgen zijn voor eenvoudige mensen. “Een predikant mag geen bevindelijkheid gaan preken, want bevinding moet opbloeien uit de exegese”. Over het belang van de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking schreef hij het boek ‘Zin en mening’. In sommige eigen preken zou je willen dat de predikant zich wat meer in het hart liet kijken, hoe het persoonlijk-bevindelijk gesteld is, maar Moerkerken leek echter bang voor zelfbedoeling en inlegkunde. Het verwijt dat Moerkerken de zaligheid buiten Christus preekte gaat niet op. In een interview met het Reformatorisch Dagblad zei hij: “Het besef dat we alleen in de Ark, in de Heere Jezus Christus kunnen sterven, leeft sterk bij me.” In dit licht kunnen we ook wijzen op ds. J. Roos. Er was wat opspraak gekomen toen ds. Roos, tijdens een lezing voor de classis Oost, aangaf een groot gevaar te zien in een citaat (van ds. Moerkerken) over missende mensen zonder kennis van Christus. Ds. Roos gaf in een interview daarover aan: “Maar ik weet ook dat hij leert dat de grond van de zaligheid alleen in Christus is, en daarin acht ik hem als mijn broeder.”3
Want zo is het: ‘zonder Jesus is geen leven, maar een eeuwig ziel-verderf’.4 Ds. Moerkerken mag dat nu uit ondervinding ook weten, want hij is voor eeuwig Thuis! Hij mocht afleggen het lichaam der zonde en des doods. Om daar nu eeuwig Hem voor groot te maken! “En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij” (Openbaring 6:11, SV). Moerkerken is afgelost van zijn post, maar wij staan er nog voor. Voor ieder persoonlijk geldt de vraag: “Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (Lukas 12:40, SV).
Een aanvulling op het bovengenoemde ‘In Memoriam’ met de tijden voor de rouwdienst en begrafenis is hier te vinden.
Begrafenisverzorging Kina: https://dsmoerkerken.begrafenisverzorgingkina.nl/.
CVandaag: https://cvandaag.nl/103065-ds-a-moerkerken-77-overleden-invloedrijk-figuur-in-gereformeerde-gemeenten.
Dominees.nl: https://www.dominees.nl/overleden.php.
Fundamentum: https://oorsprong.info/een-welsprekend-man-machtig-zijnde-in-de-schriften-in-memoriam-ds-a-aart-moerkerken-1947-2024/ en https://oorsprong.info/tijden-rouwdienst-en-begrafenis-ds-a-moerkerken-1947-2024-bekend-ook-digitaal-te-volgen/.
Geloven in de Delta: https://www.gelovenindedelta.nl/dominee-moerkerken-overleden/.
GerGemInfo: https://www.gergeminfo.nl/nieuwsberichten/ds-a-moerkerken-overleden-77 en https://www.gergeminfo.nl/nieuwsberichten/condoleren-en-begrafenis-ds-a-moerkerken.
Nederlands Dagblad: https://www.nd.nl/geloof/reformatorisch/1241836/voorman-van-gereformeerde-gemeenten-aart-moerkerken-overleden en https://www.nd.nl/geloof/reformatorisch/1242161/hoe-de-invloedrijke-dominee-moerkerken-de-theologie-van-de-ge.
Oozo.nl: https://www.oozo.nl/nieuws/korendijk/nieuw-beijerland/4361048/ds-a-moerkerken-overleden-77.
Reformatorisch Dagblad: https://www.rd.nl/artikel/1080185-ds-a-moerkerken-77-overleden-leermeester-aan-de-boezemsingel.
Refoforum: https://refoforum.nl/forum/viewtopic.php?t=11420&start=1620.
Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Aart_Moerkerken en https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_personen_overleden_in_oktober_2024.
Voetnoten
Kerk en slavernij? (24) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk
Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.
Inleiding
In zijn proefschrift1 stelt Ipenburg dat de gereformeerden met de leer van de predestinatie, voorbeschikking, een universele waarheidsclaim hebben. Genoemde leer zou een verschil grondvesten dat tot geweld zou leiden. In Nederland wordt zo andersdenkenden de wacht aangezegd. In het algemeen wordt dan de Ander niet als gelijke behandeld, buiten Nederland is slavernij gesanctioneerd en heeft ze onvoorstelbaar leed teweeg gebracht.
Duidelijk is gemaakt dat van de gereformeerde kansel elke rustdag Christus als de enige weg naar de zaligheid werd en wordt gepreekt. Met grote aandrang worden de hoorders opgeroepen hun zonden te leren kennen en zich aan Christus als Zaligmaker toe te vertrouwen en een godzalig leven te leiden. De prediker op de kansel moet ook eerlijk zijn en de hoorders erop wijzen dat wie de Zaligmaker niet nodig heeft, daarmee de rampzaligheid kiest. T. Boston2 formuleert de predestinatie als volgt: ‘De dokter is aangesteld voor het gehele dorp. Alleen die ziek zijn maken er gebruik van.’ In het leerboek van de gereformeerde kerken, de Heidelbergse Catechismus, komt in geen vraag de predestinatie, voorbeschikking voor. In het volgende zet ik de bespreking van de samenvatting3 van het proefschrift voort.
Uit de samenvatting van de schrijver
Nu benader ik de stelling van het verschil van Ipenburg van een andere kant. Worden nu alle mensen die bij de gereformeerde kerken horen zalig? Genoemde mensen duidt men wel aan als de zichtbare kerk. Die zichtbare kerk wordt niet in haar geheel zalig. Dat wordt alleen de onzichtbare kerk van de uitverkorenen. Alleen God ziet die onzichtbare kerk.
Bij de Roomse kerk ligt de zaak anders: iedereen die tot die kerk behoort, wordt zalig. De zichtbare kerk valt dus samen met de onzichtbare kerk. Opgemerkt moet worden dat niet iedereen direct in de hemel komt, maar kortere of langere tijd in het vagevuur moet doorbrengen. Wie niet of niet meer tot de kerk behoort, bijvoorbeeld door een doodzonde, gaat verloren.
Het is duidelijk dat het verschil dat Ipenburg constateert bij de gereformeerde kerken ook bij de roomsen voorkomt. Er is een belangrijk onderscheid tussen de gereformeerde en roomse opvatting. Bij de gereformeerden ligt het verschil in de eeuwigheid bij God. Bij de roomsen is dat bij de menselijke grens van de kerk.
Om verder te illustreren dat het ‘verschil’ van Ipenburg ook in de Roomse kerk voorkwam en komt, noem ik de vicarie- of memoriestichtingen die in de Nederlanden tot aan de reformatie aanwezig waren ten behoeve van het zielenheil van de stichter(s). Betaald uit het stichtingsvermogen werd een vicaris zonder zielszorg (sine cura animarum) aangesteld die als taak had op een speciaal altaar in de kerk zielenmissen op te dragen voor een overledene. Hier komt een verschil tussen rijk en arm aan het licht. Het gaat hier overigens niet om een incidentele zaak. Naar huidige maatstaven ging het bij de vicariestichtingen om een miljardenbezit. Ik schat dat in een kerkgebouw driekwart van de geestelijken met de memoriedienst bezig was.
Nu stel ik aan de orde dat door de gereformeerde leer van het verschil personen die anders dachten, de wacht werd aangezegd volgens Ipenburg. Ik neem aan dat ik niet uitgebreid hoef in te gaan op de vervolging van protestanten die aan de reformatie voorafging. Ik kan verwijzen naar het martelarenboek van A.C. van Haemstede (1525-1562)4 en naar het werk over protestanten in de lage landen van J. Decavele (geb. 1943).5
Na de reformatie was de gereformeerde kerk door het publieke recht tot het publieke domein toegelaten. Er waren ook getolereerde kerken zoals de doopsgezinde en de lutherse. De roomse religie was verboden. Zie bijvoorbeeld het werk van A.J. van Beeck Calkoen (1805-1874).6 Volgens het tractaat van de Unie van Utrecht (1579) was er vrijheid van geweten. De roomsen konden hun geloof praktiseren in huisgodsdienst, in schuilkerken. In mijn geboorteplaats Leiden lag de doopsgezinde kerk achter de huizen, de lutherse kerk lag een stuk naar achter, de roomsen hadden schuilkerken, die kerkelijk functioneerden blijkens de nog bestaande doopboeken. De situatie voor de roomsen was voor hen niet ideaal getuige het werk van C.M. Lennarduzzi (geb. 1960)7, men werd echter niet vervolgd. Merkwaardig was dat de overheden in de Nederlanden het plaatselijke Utrechtse recht van de benoeming van de bisschop beschermden, zoals uit het werk van A.A.A. Besier (1822-1852) blijkt.8
Afsluiting
Dat de leer van de predestinatie van de gereformeerden een actueel werkzaam verschil onderbouwde waardoor andersdenkenden de wacht werd aangezegd, in het algemeen de ander niet als gelijke werd behandeld, slavernij sanctioneerde en onvoorstelbaar leed te weeg heeft gebracht, is door Ipenburg geenszins aangetoond. De gereformeerde leer van zondekennis en verlossing door de kruisverdiensten van Christus leidde juist tot een Gode welgevallig leven der dankbaarheid waarin slavernij werd afgewezen. Met de reformatie kwam er vrijheid van geweten in de Nederlanden die zo een toevluchtsoord voor velen werden. De volgende keer kijk ik verder in de dissertatie van Ipenburg.
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!
Voetnoten
Wat betekent het volgens het Oude Testament om mens te zijn in deze door God geschapen wereld? – Bespreking ‘Being Human in God’s World’
Al acht jaar geleden verscheen een studie van J. Gordon McConville, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit van Gloucestershire, over de boodschap van het Oude Testament over de mens zowel in zijn relatie tot God als tot de medemens en zijn omgeving. McConville opent zijn studie door na te gaan wat de eerste hoofdstukken van Genesis hierover zeggen. Dat deze hoofdstukken fundamenteel zijn behoeft geen betoog.
In Genesis 1 vinden we zowel de werkwoorden ‘scheppen’ als ‘maken’. Het eerste woord wordt in het Oude Testament uitsluitend voor Gods handelen gebruikt. Het tweede woord laat ons zien dat er een analogie is tussen het scheppend handelen van God en de menselijke activiteit. In Genesis 1:26 lezen we dat God de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis en hem daarbij mannelijk en vrouwelijk schiep. Zowel in Egypte als Mesopotamië is uitsluitend de farao/koning beeld van de godheid, terwijl Genesis ons leert dat dit de gehele mensheid geldt. Over de exacte betekenis van de uitdrukking ‘beeld en gelijkenis’ lopen de meningen uiteen, maar terecht stelt McConville dat ‘beeld van God’ hoe dan ook een relationeel aspect heeft.
McConville stelt dat Genesis 2 een nadere ontvouwing is van Genesis 1:26. Man en vrouw worden geschapen in gemeenschap met God. Genesis vertelt ons over het verbreken van die gemeenschap. Desondanks wordt in het Oude Testament ook na de zondeval van de mens gezegd dat hij naar Gods beeld is geschapen. Gods bedoeling met de mens is door de zondeval niet veranderd. De openingshoofdstukken van het Oude Testament scheppen verwachtingen over het daadwerkelijke optreden van de mens. Dat kenmerkt zich zowel door gehoorzaamheid als verzet, door grootheid en verval.
Als het gaat om de afwisseling van meervoud en enkelvoud in het boek Deuteronomium stelt McConville naar mijn overtuiging terecht dat dit niet op verschillende bronnen wijst, maar op het feit dat Israël als geheel kan worden aangesproken en ook als afzonderlijke individuen die samen een geheel vormen.
Als het gaat om de zogenaamde geestelijke betekenis van een tekst, brengt de auteur naar voren dat wij het juiste gebruik van dit concept niet als vergeestelijken van de hand kunnen doen. Er wil mee gezegd zijn dat de boodschap van een tekst verder reikt dan de oorspronkelijke context. McConville verwoordt het grote belang van gemeenschappelijke herinneringen en wel met name van de uittocht. Die gemeenschappelijke herinnering bepaalt de identiteit van Israël. McConville wijst erop hoe de tweeslag van oordeel en herstel het gehele Oude Testament doortrekt. De bedoeling van het Oude Testament is dat de mens zich toewijdt aan de HEERE en er zo van zowel persoonlijke als gemeenschappelijke transformatie sprake is. In het perspectief van de hele Bijbel is dat gelijkvormigheid aan Christus.
Als de auteur stelt dat het Oude Testament geen uitspraken doet over een verbintenis tussen mensen van hetzelfde geslacht, omdat dit zaken zijn die niet speelden in de cultuur waarin de Bijbel ontstond, is dat een volstrekt onjuiste zienswijze. Zowel het Nieuwe als het Oude Testament wijzen homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook af. Dat heeft alles te maken met Gods bedoeling met man en vrouw vanuit de schepping. Eerlijker was geweest als de auteur had gesteld dat hij hierin het getuigenis van het Oude Testament niet bijvalt. Merkwaardig is dat hij in dit verband helemaal niet aangeeft hoe de Heiligheidswet en dan uiteraard de teksten uit Leviticus 18 en 20, moet worden geduid.
McConville schreef een boek waaruit het een en ander valt te leren, maar duidelijk is dat hij het Oude Testament leest als getuigenissen van mensen over God. Dat is het grote manco. De Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, is fundamenteel het getuigenis van God tot de mens waarbij God van meerdere mensen gebruikt heeft gemaakt om dat getuigenis te verwoorden.
N.a.v.:J. Gordon McConville, 2016, Being Human in God’s World: An Old Testament Theology of Humanity (Grand Rapids: Baker Academic).