Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

De complexiteit van het menselijke cardiovasculaire systeem – Nederlandse cardioloog in ruste publiceert, samen met anderen, paper in ID-tijdschrift

Onlangs verscheen er in BIO-Complexity (het wetenschappelijke ID-tijdschrift) een artikel over de complexiteit van het menselijk cardiovasculair systeem.1 Dit biologische systeem zou geen aanwijzing geven voor de moderne evolutietheorie, maar wel voor Intelligent Design (met aanwijzingen voor specified complexity en irreducible complexity). Aan de paper werkte, naast twee andere auteurs, ook een Nederlandse emeritus-cardioloog mee. Dr. Gheorghe A.M. Pop, bekend als sympathiek poliklinisch cardioloog met aandacht voor de patiënt2, was verbonden aan het Radboud UMC te Nijmegen. Dr. Gheorghe Aurel Marie Pop promoveerde in 1992 aan de Erasmus Universiteit op een proefschrift met als titel: ‘Cardiological Evaluation of Patiens with a Cerebral Ischemic Event: The Relation between Heart and Brain’. Hij heeft veel wetenschappelijke publicaties over, onderdelen van, het cardiovasculair systeem op zijn naam staan.3 Vorig jaar schreef hij, samen met de andere auteurs, een paper voor BIO-Complexity over de bloedsomloop. Hieronder een samenvatting, gemaakt met behulp van Perplexity.4

Het menselijk cardiovasculair systeem (hart, bloedsomloop en bloed) zit ingenieus in elkaar. Het pleit tegen de moderne evolutietheorie (met UGA) en vóór Intelligent Design. Bron: Unsplash.

Het artikel ‘Complexity in the Human Cardiovascular System’ betoogt dat de complexiteit van het menselijk cardiovasculaire systeem moeilijk te verklaren is door de evolutietheorie en dat Intelligent Design een beter alternatief biedt. De auteurs gebruiken de taal van Intelligent Design, gecombineerd met die van de systeembiologie, om de complexiteit van het cardiovasculaire systeem te beschrijven en te illustreren.

De auteurs constateren dat de evolutietheorie steeds minder toereikend wordt bevonden om de complexiteit van biologische systemen te verklaren. Er wordt gesteld dat het menselijk cardiovasculaire systeem, met zijn verfijnde mechanismen voor het controleren van de bloedstroom, de aanwezigheid van opgeslagen informatie en de noodzakelijke coördinatie, een voorbeeld is van biologische complexiteit die moeilijk te verklaren is door willekeurige mutaties en natuurlijke selectie. Er wordt beargumenteerd dat Intelligent Design, ondersteund door inzichten uit de systeembiologie, een beter alternatief biedt.

De traditionele Darwinistische evolutietheorie stelt dat biologische complexiteit zich in de loop van de tijd ontwikkelt door de accumulatie van gunstige, willekeurige mutaties, zonder dat teleologie een rol speelt. Echter, de auteurs wijzen erop dat de evolutie van een nieuwe soort nooit direct is waargenomen. Ze beschouwen de theorie als niet-falsifieerbaar en daardoor is het meer een ‘geloof’ dan een wetenschappelijke theorie. Wat wél is waargenomen, zijn voorbeelden van fenotypische aanpassingen binnen een genoom, zoals de variaties in de snavelgrootte van ‘Darwin’s vinken’ en de monddelen van de cichliden in de Riftmeren van Afrika. Deze voorbeelden tonen de plasticiteit van het genoom aan, maar leiden niet tot het ontstaan van fundamenteel nieuwe structuren of functies. Ondanks het observeren van biljoenen micro-organismen over duizenden generaties, is er geen nieuwe moleculaire machinerie geëvolueerd om een selectief voordeel te bieden. Michael Behe merkt op dat het Darwinisme behoorlijk ongevoelig is gebleken voor falsificatie. Stephen Meyer benadrukt de grote discrepantie tussen de populaire perceptie van de evolutietheorie en de kritische wetenschappelijke opinie die in de vakliteratuur te vinden is.

Intelligent design daarentegen stelt dat alleen de input van intelligentie de complexiteit van organismen adequaat kan verklaren. Kenmerken zoals controlesystemen, informatieopslag en feedback worden uitgewerkt als mogelijkheden van ontwerp. William Dembski heeft het concept “gespecificeerde complexiteit” geïntroduceerd. Dit verwijst naar een patroon dat onwaarschijnlijk is om spontaan te ontstaan en dat tegelijkertijd beschreven kan worden door middel van een korte, eenvoudige, intelligente instructie. Teleologie, of doelgerichtheid, is de drijvende kracht achter Intelligent Design, bijvoorbeeld bij reproductie, ontwikkeling en camouflage.

De auteurs analyseren de complexiteit van het menselijk cardiovasculaire systeem (hart, bloedvaten en bloed) en leggen de nadruk op eigenschappen die typisch zijn voor succesvol ontwerp: robuuste controle, informatieopslag, coördinatie, zorgvuldigheid en aandacht voor detail. Met coördinatie wordt hier de noodzakelijke coördinatie en afstemming van verschillende componenten en processen bedoeld, zodat het systeem als geheel optimaal functioneert. Het hart moet bijvoorbeeld perfect samenwerken met de bloedvaten, de longen en andere organen om de bloedcirculatie te garanderen. Zorgvuldigheid verwijst naar het feit dat het cardiovasculaire systeem zo ontworpen is dat het niet alleen functioneert, maar ook bijdraagt aan het welzijn en de lange levensduur van het organisme. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in het feit dat het systeem is uitgerust met mechanismen om schade te herstellen en te voorkomen. De auteurs beargumenteren dat deze eigenschappen het best verklaard kunnen worden als resultaat van intelligent ontwerp.

Een cruciaal aspect van het cardiovasculaire systeem is de robuuste controle van de bloedstroom. Grootheden zoals pieksnelheid van het bloed, piekversnelling en systemische vasculaire weerstand veranderen met het hartminuutvolume, dat zelf kan variëren in fysiologische of pathologische toestanden. Omdat bloed een niet-Newtoniaanse vloeistof is, is het monitoren en controleren van de bloedstroom complexer dan bij systemen met een continue flow. Informatie over systemische vasculaire weerstand, wandschuifspanning (de kracht die het stromende bloed uitoefent op de binnenwand van de bloedvaten) en erytrocytenvervorming (de verandering in vorm van rode bloedcellen) wordt waargenomen. De systemische vasculaire weerstandsrespons (SVRR) en het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) spelen een cruciale rol bij het handhaven van de homeostase (een fysiologisch proces waarbij organismen hun inwendig milieu in evenwicht houden, ondanks veranderingen in de omgeving). De auteurs benadrukken dat de hoeveelheid rode bloedcellen (hematocrieten) in het bloed niet vastligt, maar kan variëren, wat blijkt uit onderzoek bij verschillende hondenrassen.

De bloedviscositeit wordt afgestemd op lokale hemorheologische (een deelgebied van de hematologie dat zich bezighoudt met de stroming en vervorming van bloed en zijn bestanddelen) omstandigheden via verschillende hormonen, waaronder epinefrine, prostaglandine E2 en stikstofmonoxide. Epinefrine verhoogt de bloedviscositeit, terwijl prostaglandine E2 (PGE2) de bloedviscositeit verhoogt in het linker ventrikeluitstroomkanaal en de aortaboog. Stikstofmonoxide moduleert eveneens de bloedviscositeit en kan zowel door het endotheel (de inwendige bekleding van bloedvaten en lymfevaten) als door het autocriene systeem (een vorm van cellulaire communicatie waarbij een cel signaalstofffen produceert die vervolgens binden aan receptoren op dezelfde cel) worden geproduceerd.

Een ander kenmerk van ontworpen systemen is informatieopslag. Net zoals een thermostaat een ingestelde temperatuur heeft, heeft het lichaam zogenaamde ‘setpoints’ voor verschillende processen. Deze setpoints, samen met normale marges, vormen een soort opgeslagen informatie die het lichaam gebruikt om stabiel te blijven. Het menselijk cardiovasculaire systeem kent er velen. De auteurs noemen in het artikel het setpoint voor wandschuifspanning in de gemeenschappelijke halsslagader en het setpoint voor systemische vasculaire weerstand. Ook de rustmembraanpotentiaal (het elektrische potentiaalverschil dat bestaat over het celmembraan van een cel in rust, met name in zenuwcellen en spiercellen) van een cel wordt als een voorbeeld van een setpoint genoemd.

De plasmaconcentratie (de hoeveelheid van een geneesmiddel of werkzame stof die aanwezig is in het bloedplasma op een bepaald moment) van klinisch significante moleculen verschilt in verschillende diersoorten, terwijl de normale laboratoriumreferentiebereiken (de waarden waarmee de uitslagen van laboratoriumtests worden vergeleken om ze te kunnen beoordelen) voor dezelfde moleculen vergelijkbaar zijn in chimpansees en mensen. De vraag rijst waar de informatie om deze setpoints te bepalen vandaan komt.

Een ander element van ontwerp dat wordt besproken is zorgvuldigheid en aandacht voor detail, die beide noodzakelijk zijn om een verlengde post-reproductieve levensduur (de periode in het leven van een mens, waarin het niet langer in staat is om zich voort te planten maar nog steeds blijft leven) mogelijk te maken. Omdat de meest voorkomende doodsoorzaak bij mensen een myocardinfarct en een beroerte is, is een cardiovasculair systeem dat het leven kan ondersteunen, noodzakelijk voor een verlengde post-reproductieve levensduur. Darwinisme biedt geen overtuigende verklaring voor dit verschijnsel.

De auteurs bespreken verschillende tekortkomingen van de evolutietheorie, waaronder de onwaarschijnlijkheid dat mensen en chimpansees uit een gemeenschappelijke voorouder zijn geëvolueerd. Ze wijzen erop dat het genetisch verschil tussen deze twee soorten aanzienlijk is, en dat het onwaarschijnlijk is dat de noodzakelijke mutaties in de beschikbare tijd zouden hebben plaatsgevonden. Bovendien bespreken ze de niet-reduceerbare complexiteit van het zoogdierhart. Dit concept houdt in dat alle componenten van het hart gelijktijdig aanwezig en correct gepositioneerd moeten zijn om het hart functioneel te maken. Het is moeilijk voor te stellen hoe een dergelijk complex systeem stap voor stap zou kunnen evolueren, waarbij elke tussenstap een selectief voordeel biedt. De auteurs beargumenteren dat dit wijst op een ontwerp dat in één keer af moet zijn anders werkt het niet.

Kortom, beargumenteert het artikel dat de complexiteit van het menselijk cardiovasculaire systeem beter verklaard kan worden door intelligent ontwerp dan door de traditionele evolutietheorie. De auteurs benadrukken robuuste controlemechanismen, informatieopslag, setpoints, zorgvuldigheid en het gebrek aan overtuigende evolutionaire verklaringen voor bepaalde kenmerken, zoals een lange post-reproductieve levensduur. Het concept van gespecificeerde complexiteit wordt ondersteund door het cardiovasculair systeem, waarbij de onwaarschijnlijkheid van spontaan ontstaan gecombineerd wordt met een beknopte beschrijving van het uitgangspunt dat de mens ontworpen is. Ten slotte pleit de niet-reduceerbare complexiteit van het zoogdierhart voor het intelligente ontwerp van Homo sapiens en tégen Neodarwiniaanse evolutie. Deze gedachten stimuleren een kritische beoordeling van de oorsprong van biologische complexiteit en bieden een uitdagend alternatief voor de gevestigde evolutietheorie. Het artikel nodigt de lezer uit om de argumenten te overwegen en te bepalen welke theorie de ingewikkeldheden van het menselijk lichaam het meest adequaat verklaart.

Academici worden aangeraden om vooral de originele paper te lezen en de daarbij behorende bronnen. Het artikel verscheen in BIO-Complexity (een wetenschappelijk ID-tijdschrift) en is hier ‘open access’ te lezen. De bovenstaande samenvatting is vooral bedoeld om geïnteresseerden te stimuleren zich te verdiepen in het concept Intelligent Design. Bron: Sloop, G.D., Pop, G.A.M., St. Cyr, J.A., 2025, Complexity in the human cardiovascular system, BIO-Complexity 2025 (1): 1-8.

Voetnoten

Een reliëfgetuige van marmer

Het reliëf van de zevenarmige kandelaar en de tafel van de toonbroden met de twee trompetten op de Titusboog in Rome zijn reeds lang voorwerp van onderzoek in de archeologie. Het zijn afbeeldingen van de tempelschatten, die destijds als buit zijn meegenomen door de Romeinen toen in 70 na Christus de Tempel te Jeruzalem werd verwoest onder aanvoering van Titus. Het is tot op heden, mei 2023, een gewichtige mijlpaal in het zoeken naar Bijbelse sporen die in de Romeinse kunst bewaard zijn gebleven. Hoewel het marmer geelachtig is geworden na eeuwenlange blootstelling aan de buitenlucht en het al tientallen jaren door uitlaatgassen wordt aangetast en ook de onderhoudstoestand slecht is, zijn de hoofdkenmerken van het gebeeldhouwde nog goed zichtbaar. Dat is mede te danken aan de voortreffelijke kwaliteit van deze vermaarde marmersoort, dat is gedolven bij de berg Pentelikon nabij Athene.5

Een vergelijking van het reliëf met de Bijbelteksten Ex. 25: 23-30; 31-40 en Num.10:2 laat zien dat sommige details niet (meer) duidelijk te zien zijn zoals het aantal bloemkelken in de vorm van een knop met bloesem. Een verklaring dat het geen exacte weergave zou zijn van de beschrijvingen in de Pentateuch is ook dat de triomfboog minstens zo’n elf jaar na de verovering is gebouwd en de gouden kandelaar toen reeds was omgesmolten om het amfitheater van de Flaviërs (Coloseum) te bekostigen, zodat het niet meer model kon staan terwijl het reliëf werd vervaardigd. Bovendien was de gouden kandelaar, die de Romeinen hadden buitgemaakt, gesmeed in de tijd van Judas Machabéus, 1 Mak. 4:496, want de eerste kandelaar was verloren gegaan in de Richterentijd. De tweede kandelaar, die was vervaardigd door koning Salomo, 2 Kron.4:21, was eeuwen later geroofd door koning Antiochus, 1 Mak. 1:23, die deze kandelaar waarschijnlijk al had laten omsmelten voordat de bodem van zijn schatkist in zicht kwam en hij de oorlog tegen Judas Machabéus nog moest financieren.

Toch kan het reliëf zeker dienen als bewijs voor de beschrijvingen in de Bijbel. De zeven armen van de kandelaar verwijzen naar de zeven dagen van de week waarvan de zevende en laatste dag de sabbat is. De amandelbloesem verwijst enerzijds naar het waken van God over Zijn woord om dat te doen, zie Jer.1:11-12, anderzijds is het een teken van het einde van de winter, want de bloei van de amandelboom kondigt het ontwaken van de lente aan, een nieuw begin met God. Echter hier lijkt vooral de context van Prediker 12: 5 bewaarheid. Israël ging voor eeuwen, toen leek het misschien voor altijd, van huis. En de woorden van de Heere Jezus gingen in vervulling toen Hij voorzei dat geen steen op de andere steen zou blijven van al die prachtige gebouwen en de Tempel.

Op deze website zijn ook twee andere artikelen over de kandelaar gepubliceerd (hier en hier).

Voetnoten

COLUMN: Een gehackt ‘X’-account

Rustig en bedaard beklom hij de preekstoel. Boven gekomen sloot hij het deurtje. Hij keek even rond, een kerk vol jongeren (met hun ouders), wat zal ik ze meegeven zo aan het begin van dit cursusjaar? In de kerk zat een jongen, diep weggedoken in de kraag van zijn jas. Schijnbaar onverschillig. Zo van: ‘Moet dat nou zo’n jaaropening?’ Maar toch met gespitste oren, wat gaat er komen? De predikant bladerde wat in de grote kanselbijbel en begon te lezen: ‘Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Mattheüs 6:19-21, SV). De woorden echoden na in het hoofd van de jongen, toen (nog) niet beseffend dat je óók digitale schatten kunt vergaderen, waar je het hart op kunt zetten en waar dieven ook kunnen doorgraven en stelen.

De bovenstaande situatie kwam vanmorgen weer op het netvlies. Gisteren werd duidelijk dat mijn account op ‘X’ is gehackt. Een mail werd ontvangen waarin duidelijk werd dat het mailadres achter het account gewijzigd is, waardoor ik nu geen toegang meer heb tot mijn account. Het support-team van ‘X’ heeft kennelijk meer te doen en zelfs na drie keer hen op te roepen er toch wat aan te doen blijft het, na een eerste automatische mail die beantwoord moest worden, stil. Een account op ‘X’ of de andere socials. Stiekem toch een digitale schat geworden die gekoesterd moet worden? Maar waar ook het gevaar bestaat dat dieven die doorgraven en bestelen? De gelezen woorden door ds. J. Roos (GGiN) gelden nog steeds: Waar uw (digitale) schat is daar zal ook uw (geestelijke) hart zijn. Gisterenavond hadden we in onze gemeente (GG) de afsluiting van het catechisatieseizoen. Het ging over het gevaar van videostreamingdiensten en de invloed daarvan op onze jongeren. Het gevolg van al die digitale afleidingen (zo niet verleidingen)? Een brokkelbrein en nog grotere geestelijke gevolgen. Want waar uw digitale schat is, daar zal ook uw geestelijke hart zijn. De les van de digitale wereld: alles wat je dacht te hebben, zal een zeepbel blijken te zijn die zomaar van je afgepakt kan worden.

Ja maar, je kunt er toch ook goede dingen mee doen? Zeker! Vrijwel iedere dag, behalve zondag, deelde ik één of meerdere artikelen over Gods werkelijkheid en het debat over geloof, apologetiek en wetenschap. Daar ontstaan weer gesprekken uit die soms nuttig, soms fel en beschuldigend, zijn. Iedere keer hopend en biddend dat de Heere dat ‘slijk’ zou mogen gebruiken. Maar eerlijkheidshalve soms ook menend zelf iets op te kunnen bouwen (een raamwerk). Nu is het ‘X’-account echter gehackt. Op zichzelf is dat niet erg. Eén van de socials (gedwongen) loslaten is juist positief. Want heb ik het niet, ongemerkt, tot digitale schat verheven? Gisteren leek het alleen bij een hack te blijven. Maar vanmorgen werd ik gebeld door meerdere kennissen: je account is gehackt en iemand deelt allerlei vieze plaatjes. Via een andere account heb ik het ook met eigen ogen gezien: de goddeloosheid spat ervan af. Schunnig, grof, seksueel. Eens te meer is te zien dat ook de digitale wereld één grote geestelijke strijd is. Gisterenavond opende onze predikant met het lezen van Éfeze 6, over de geestelijke boosheden in de lucht en de geestelijke wapenrusting Gods. Uit onszelf gaan we die strijd, tegen de geestelijke boosheden, verliezen. We moeten daarom allereerst naar Boven kijken! ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen’ (Johannes 16:33, SV).

Toen ik gisterenavond thuiskwam van de gemeenteavond las ik een kinderboekje over Maarten Luther. In 1546 werd het sterven voor deze bedelaar. Zacht kwamen deze woorden van zijn stervende lippen: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige hebbe’ (Johannes 3:16, SV). ‘Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen’. We hoeven niet bij de pakken neer te zitten en het delen van pornografisch en ander goddeloos materiaal via wat voor een ‘X’-account dan ook moet (direct) stoppen. Gebed gevraagd in die strijd tegen deze geestelijke boosheden in de lucht. Wat moet er met die hacker gebeuren? Moest vanmorgen veel denken aan Die Lijdende Borg en Zaligmaker. Hij werd aan het kruis genageld en bad: ‘Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen’. Dat we dat, door genade, met Stefanus mogen nastamelen. Op een dag wordt het sterven, dan zullen de socials of andere digitale middelen ons niet kunnen redden van een gewis verderf. Ze zullen zelfs tegen ons getuigen. Vergader dáárom geen digitale schatten op aarde, waar hackers ze kunnen doorgraven en stelen. Maar vergadert u geestelijke schatten in de hemel, waar de hacker niet bij kan. ‘Gij, HEER, alleen, Gij zijt Verwinnaar in den strijd, En geeft Uw volk den zegen’ (Psalm 3:4, ber. 1773).

Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift – Bespreking naar aanleiding van ‘Geestspraak’

Hoe kan het toch dat in het boek van dr. Van den Belt bij de erkenning dat de Bijbel de onfeilbare regel is voor geloof en leven ruimte ontstaat voor opvattingen die met deze belijdenis op gespannen voet staan? Als uitgesproken is dat wie de Schrift als onfeilbare regel beschouwt zich niet vergist als hij daarop vertrouwt, is dat een vraag die zich aan de lezer opdringt.

Dr. Van den Belt zoekt in hoofdstuk 8 naar de verbinding tussen Gods mond en Gods hand. Het gaat hem om de vraag naar de verhouding van Gods specifieke openbaring in Christus en in de Schriften die van Hem getuigen tot Gods universele openbaring in schepping en geschiedenis. Hij kiest zijn uitgangspunt in wat verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2. God openbaart Zich in het boek van de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. De letters van dat boek kunnen we echter niet goed lezen zonder de bril van de Schrift.

Van den Belt interpreteert deze belijdenis op een manier die meteen al vragen oproept. Hij spreekt van een ‘enerzijds-anderzijds’. ‘Enerzijds versta je de schepping en de geschiedenis vanuit het Woord, als bril waardoor je de wereld beschouwt. Anderzijds mag je ook zoeken naar de betekenis van dat wat je in de wereld ziet voor het verstaan van de Bijbel’ (295-6). De vraag is of we dat zo kunnen stellen.

Maar geeft dit theologisch ook niet te veel gewicht aan algemene kennis? Er is sprake van minstens twee beperkingen. De focus van artikel 2 ligt niet op algemene kennis van de werkelijkheid. Het gaat om het dienen van de ene, ware God. Niet om kennis van de door God geschapen werkelijkheid op zich.

De tweede beperking is de ontoereikendheid van deze kennis vanwege de blindheid van de mens door de zonde om God te kennen. Ze dient om de mens alle onschuld te benemen als hij andere goden dient. Niettemin fundeert Van den Belt hierop zijn betoog over de betekenis van algemene kennis voor de uitleg van de Schrift. Hij heeft zelf al geconstateerd dat er op dit punt een verschil is met de scribenten van “Het onfeilbare Woord” (2020): ‘De studie staat ook kritischer dan ikzelf tegenover het honoreren van de universele openbaring in de schepping en de geschiedenis om de bijzondere openbaring in de Bijbel te leren verstaan‘ (blz. 21).

Invloed op de uitleg

Gelukkig wil Van den Belt zich wachten voor een al te groot optimisme over onze kennis van de schepping. Vanwege de doorwerking van de zonde is ons kennen ten dele. Dat maakt hem extra voorzichtig Gods hand en mond op elkaar te betrekken. Voor Van den Belt is wetenschappelijke vooruitgang ook niet hetzelfde als vooruitgang in universele openbaring. Hij wil zeker de resultaten van de wetenschap niet de status geven van ‘openbaring’. Hij weet ook van grenzen voor het gebruik van deze kennis bij de verklaring van de Schrift. De Schrift zelf is helder en afdoende.

Dat betekent echter niet dat onze algemene kennis geen licht kan werpen op de betekenis van de Bijbel. Van den Belt wijst daarbij op het onderzoek van de antieke culturen, archeologische opgravingen en natuurwetenschappelijke inzichten. Hij wil niet zeggen dat we meer weten dan Jezus en Paulus, maar wel dat wij andere dingen weten dan Jezus en Paulus. We kunnen sommige dingen ook beter begrijpen dan de reformatoren. Een probleem ontstaat pas als nieuwe inzichten in strijd zijn of lijken te zijn met de wijze waarop de Bijbel altijd is uitgelegd.

Potentiële spanning

Uit een aantal voorbeelden in dit hoofdstuk blijkt dat Van den Belt een keuze maakt die ingegeven wordt door zijn inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Schrift. Hij noemt de potentiële spanning van Genesis 1 met de wetenschappelijke visie op de oergeschiedenis van de wereld en de mensheid. Nieuwe inzichten op dat gebied wijzen voor hem unaniem en overtuigend in de richting van een planeet en kosmos die veel ouder zijn dan de tienduizend jaren van het jonge-aarde-creationisme.

Hij voelt ook spanning tussen de aanname van een cyclus van leven en dood in de dierenwereld voor de zondeval en de Bijbelse visie op de schepping in een harmonieuze staat van rechtheid waarin de hele wereld een paradijs was zonder lijden en dood. Al geeft hij aan niet te weten hoe dat precies te rijmen is met de uitleg van Genesis, voor hem is het theologisch toch niet problematisch voor deze aanname te kiezen. Hij handhaaft dat de dood voor de mens een gevolg is van de zonde. Maar de dood van een plant of een dier is volgens hem principieel iets anders dan de dood van een mens. Verder constateert hij spanning tussen de feitelijke historische gebeurtenissen en de Bijbelse geschiedschrijving. ‘De geschiedschrijving is gebaseerd op historie, maar soms wordt de geschiedenis profetisch gebruikt en niet objectief beschreven. Daarom zijn niet alle historische details van hetzelfde gewicht‘. De kruisiging en opstanding van Christus zijn niet in het geding. Maar merkt hij op: ‘Voor de opstanding van Christus is het aantal engelen in het graf niet van belang. Voor de trouw van God van generatie op generatie hoeven de geslachtsregisters niet te kloppen‘ (318/9).

Tegelijk houdt hij vol dat het uitgangspunt steeds in de tekst zelf moet liggen. ‘We mogen ervan uitgaan dat wat zich als historisch aandient het ook is‘ (blz. 322). Hij wil die vraag echter niet te snel beantwoorden, maar steeds het genre van de tekst meenemen in de overwegingen. Hoe hij hier op het scherpst van de snede moet balanceren, blijkt uit zijn uitspraak over Genesis 1-11: ‘De eerste hoofdstukken van de Bijbel dienen zich aan als een historische beschrijving van de oergeschiedenis en zij staan in een Bijbelboek met een historisch karakter. Toch is er verschil tussen de concrete verhalen over de aartsvaders en sommige delen van de beschrijving van de oergeschiedenis in Genesis 1-11‘ (blz. 327).

Hier wringt het in deze studie. Op dit punt ontstaat spanning tussen de belijdenis van de Schrift als onfeilbare regel en de inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Bijbel. Bij alle waardering voor deze doorwrochte studie daarom toch een kritische vraag: Hoe is dit te rijmen met de gereformeerde belijdenis over het Schriftgezag? Hier wordt toch onmiskenbaar de deur opengezet voor een ander Schriftverstaan?

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift, De Saambinder 103 (8): 4-5.

DRIEDELIGE BESPREKING VAN 'GEESTSPRAAK'
In drie delen bespreekt drs. J. van Mourik het boek ‘Geestspraak‘ van prof. dr. H. van den Belt. Hieronder een overzicht van de drie delen.

  1. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (1) Regels voor het Bijbellezen.
  2. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid.
  3. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift.

‘Het verstaan van de niet-materiële aard van gecodeerde informatie via een driedimensionaal raamwerk’ – Nieuw paper van drie Duitse wetenschappers in ARJ

Wat is informatie? Hoe kunnen we de niet-materiële aard van gecodeerde informatie begrijpen? In Answers Research Journal (het creationistische In-Depth Journal van Answers in Genesis) verscheen op 12 maart 2025 een belangrijke paper hierover, geschreven door drie Duitse wetenschappers (dr. Eduard Siemens, dr. Royal Truman en dr. Peter Wiebe). De inmiddels hoogbejaarde hoogleraar prof. dr. Werner Gitt heeft zich een groot deel van zijn leven bezig gehouden met het definiëren en toepassen van het informatieconcept.7 Het is bemoedigend om te zien dat jonge(re) Duitse wetenschappers zijn concepten verder uitwerken. Hieronder daarom een samenvatting met behulp van Perplexity. Academici worden aangeraden het origineel te lezen. Een verwijzing naar de originele paper vindt u onderaan dit artikel.

Het artikel behandelt de complexe aard van informatie en de verwarring die ontstaat door het onnauwkeurige gebruik van de term, vooral in wetenschappelijke kringen. De auteurs stellen dat materialisten, in hun pogingen om de oorsprong van leven en biologische processen te verklaren zonder een immateriële bron, vaak de essentie van informatie verkeerd interpreteren. Het artikel benadrukt dat informatie niet kan worden gereduceerd tot louter fysische eigenschappen. Informatie is cruciaal voor het leven en is aanwezig in communicatie, interne processen van organismen en technologie,

Driedimensionaal analytisch kader

Om informatie-verwerkende systemen beter te begrijpen, introduceert het artikel een driedimensionaal kader:

  1. Gitt’s vijf hiërarchische lagen:
    • Statistiek: De fysieke eigenschappen van het signaal.
    • Syntaxis: De regels voor het combineren van symbolen.
    • Semantiek: De betekenis van de boodschap.
    • Pragmatiek: Het beoogde effect of doel.
    • Apobetics: Het uiteindelijke resultaat of doel
  2. Vier varianten van communicatiepartners:
    • Bewuste zender naar bewuste ontvanger.
    • Bewuste zender naar mechanische ontvanger.
    • Mechanische zender naar bewuste ontvanger.
    • Mechanische zender naar mechanische ontvanger.
  3. Push- versus pull-ontwerpen:
    • Push: De zender initieert de communicatie.
    • Pull: De ontvanger initieert de communicatie.

Dit kader helpt bij het definiëren van scenario’s waarin gecodeerde informatie kan worden gebruikt en biedt een basis voor het analyseren van complexe vraagstukken, zoals hoe biologische ontwikkelingsprocessen en AI-technologieën schijnbaar nieuwe informatie kunnen creëren.

Kritiek op het materialistische perspectief

Het artikel bekritiseert de materialistische benadering die informatie reduceert tot fysieke eigenschappen. Deze reductionistische visie leidt volgens de auteurs tot verwarring en een verkeerd begrip van de essentie van informatie. Materialisten herdefiniëren informatie vaak als puur natuurlijk fysisch gedrag, wat de eigenschappen en effecten van informatie verdraait.

De auteurs gebruiken voorbeelden om deze kritiek te illustreren:

  • Maury’s experimenten met amyloïde complexen worden aangehaald om te laten zien hoe de term “informatie” misleidend wordt gebruikt om fysische processen te beschrijven zonder de aanwezigheid van een code of betekenis.
  • Het artikel beargumenteert dat het reduceren van informatie tot materiële oorzaken een categoriefout is, vergelijkbaar met het beoordelen van de schoonheid van een schilderij op basis van de chemische eigenschappen van de pigmenten.

De essentie van gecodeerde informatie

Het artikel benadrukt enkele cruciale eigenschappen van gecodeerde informatie:

  1. Codevereiste: Informatie vereist altijd een code, bestaande uit abstracte symbolen die geen intrinsieke relatie hoeven te hebben met de overgebrachte boodschap.
  2. Onafhankelijkheid van medium: De betekenis van informatie is onafhankelijk van het fysieke medium dat wordt gebruikt om deze over te brengen.
  3. Immateriële aspecten: Betekenis, doel en code zijn essentiële, immateriële aspecten van informatie die niet kunnen worden gereduceerd tot louter fysische eigenschappen.

Implicaties voor wetenschap en filosofie

De auteurs stellen dat een goed begrip van de aard en eigenschappen van gecodeerde informatie cruciaal is voor het aanpakken van fundamentele wetenschappelijke vragen. Ze waarschuwen voor het slordige gebruik van de term “informatie” en pleiten voor een benadering die rekening houdt met de immateriële aspecten van informatie.

Dit heeft belangrijke implicaties voor verschillende wetenschappelijke en filosofische vraagstukken:

  • Het begrijpen van de oorsprong van leven en biologische complexiteit.
  • Het interpreteren van genetische en epigenetische processen.
  • Het ontwikkelen en begrijpen van kunstmatige intelligentie.
  • Het onderzoeken van bewustzijn en cognitie.

Conclusie

Het artikel concludeert dat een nauwkeurig begrip van gecodeerde informatie essentieel is voor de vooruitgang in wetenschap en technologie. Het pleit voor een meer holistische benadering van informatie, die zowel de materiële als immateriële aspecten erkent. De auteurs suggereren dat dit perspectief kan leiden tot nieuwe inzichten in complexe biologische systemen, de ontwikkeling van geavanceerde AI, en een dieper begrip van de fundamentele aard van het leven en het universum.

Door de niet-materiële aard van gecodeerde informatie te erkennen, opent het artikel de deur voor verdere discussies over de rol van informatie in de natuur en de mogelijke implicaties voor ons begrip van de werkelijkheid.

Het originele artikel verscheen in Answers Research Journal. Wil men zich meer verdiepen in dit concept, dan is het aan te raden om dit originele wetenschappelijke artikel te lezen (dat kan via deze link). Bron: Truman, R., Siemens, E., Wiebe, P., 2025, Understanding the Non-Material Nature of Coded Information Via a Three-Dimensional Framework, Answers Research Journal 18: 133–148.

Voetnoten

‘The right and need to speak and believe’ – Dr. Päivi Räsänen sprak op een congres van ‘Bijbels Beraad M/V’

Op 26 juni 2024 organiseerde Bijbels Beraad M/V een congres onder het thema ‘Zelfaanbidding als Nieuwe Religie‘. Op dit congres was Päivi Räsänen te gast om daar te spreken over de ‘The right and need to speak and believe‘. De lezing is met dank aan de organisatie opgenomen en hieronder te bekijken.8

De tekst onder de video luidt: “De voormalige minister Païvi Räsänen, echtgenote van een Lutherse predikant, citeert een uitspraak van Maarten Luther: „Als u gelooft, moet u zich uitspreken. Als u zich uitspreekt, moet u lijden. Want geloof, belijdenis en kruis zijn samen het lot van een christen”.

Op deze website hebben we vaker geschreven over het juridische proces tegen de Finse politica Päivi Räsänen (hier en hier). Zij was ook te gast in een livestream van Christian Council International (hier), waarvan we de lezing mochten overnemen (hier).

Voetnoten

Geoscience Research Institute (GRI) breidt uit met twee nieuwe ‘branche offices’ – Nu ook professioneel onderzoek naar Intelligent Design en zondvloedgeologie in Rusland en Nigeria

Geoscience Research Institute (GRI) breidt zich uit met twee nieuwe ‘branch offices’: in Rusland en Nigeria. GRI staat bekend om haar gedegen creationistische onderzoek naar Intelligent Design en zondvloedgeologie. In plaats van een ‘lange halen snel thuis’-benadering kiezen geleerden die zich verbonden weten aan GRI voor een ‘liever langer luisteren’-benadering. Het kan daarom zo zijn dat wetenschappers die betrokken zijn bij dit instituut twintig jaar aan hetzelfde onderwerp werken: denk bijvoorbeeld aan het onderzoek rond de walvissen van de Pisco Formatie. Hoewel GRI in haar basis een organisatie voor zevendedagsadventisten is, menen we dat hun wetenschappelijk werk zeer bruikbaar is voor allen die het klassieke scheppingsgeloof belijden. We hopen daarom dat de natuurkundige uit Rusland en de geoloog uit Nigeria hun steentje zullen bijdragen in de verdere uitwerking van het scheppingsparadigma.

Fossiel van Archaeopteryx bavarica in Solnhofener kalksteen. Bron: Wikipedia.

Geoscience Research Institute (GRI)

Geoscience Research Institute (GRI) heeft haar hoofdkwartier in Amerika, Loma Linda California. Veel wetenschappers die zich verbonden weten aan GRI hebben daarom ook een academische graad behaald aan de Loma Linda University. Deze universiteit staat al sinds het bestaan van de geologische faculteit bekend om haar gedegen onderzoek naar de zogenoemde zondvloedgeologie. Niet voor niets bezochten de doctoraalstudenten drs. Tom Zoutewelle en drs. Arjen van der Wolf in de jaren negentig deze universiteit.9 Ook hun viel het verschil op tussen de wetenschappelijke benadering van GRI (en Loma Linda University) enerzijds en ICR anderzijds. Gelukkig hebben veel creationistische universiteiten in Amerika de gedegen werkwijze van GRI overgenomen.10 Dat maakt een instituut uiteraard niet onfeilbaar en net als alle andere instellingen (of ze nu creationistisch of naturalistisch zijn), is een kritisch-wetenschappelijke houding ook hier verstandig. De directeur van GRI is sedimentoloog dr. Ronny Nalin. Aan het hoofdkwartier van GRI zijn ook fysicus dr. Benjamin L. Clausen, paleontoloog dr. Raúl Esperante, geoloog dr. Lance Pompe en de biologen dr. Tim Standish en dr. L. James Gibson verbonden. Verder kent GRI nu dus vijf ‘branch offices’: Euro-Asia, Europe, Interamerica, West-Central Africa en South America. Euro-Asia (Rusland) wordt vertegenwoordigd door fysicus dr. Aleksei Popov. Europe (Spanje) wordt vertegenwoordigd door marien bioloog en ecoloog dr. Noemí Durán. Interamerica (Mexico) wordt vertegenwoordigd door geoloog dr. Luciano U. González Olivares. West-Central Africa (Nigeria) wordt vertegenwoordigd door geoloog dr. Oluwole Ayinde Oyedeji. Tenslotte wordt South America (Brazilië) vertegenwoordigd door chemicus dr. Francislê Neri de Souza. Naast deze ‘branches’ zijn er in verschillende landen ook nog elf ‘resource centers’ op Adventistische universiteitscampussen. Op de website van GRI staan veel informatieve artikelen, die ook voor Europese wetenschappers interessant zijn. Denk bijvoorbeeld aan het artikel over de Solnhofen Lagerstätte.11 Het webadres is www.grisda.org.

Nieuws

Op 26 februari 2025 besloot het operationele comité van GRI tot uitbreiding van twee dependances en twee resourcecentra. De centra moeten de wereldwijde betrokkenheid in het debat tussen geloof en wetenschap vergroten. De nieuwe Euro-Aziatische divisie is gevestigd op de Zaoksky Adventist University in Rusland. Kernfysicus dr. Aleksei Popov gaat leiding geven aan deze divisie. De West-Centraal Afrikaanse divisie is gevestigd aan de Babcock University in Nigeria. Geoloog dr. Oluwole Oyedeji gaat leiding geven aan deze divisie. “De academische achtergrond van de directeuren stelt hen in staat onderzoek en onderwijs te coördineren over onderwerpen zoals onze schepping en oorsprong.” Uiteraard moeten de centra allereerst dienen ter ondersteuning van het kerkgenootschap van de zevendedagsadventisten. Dit blijkt ook uit een gesprek met dr. Ronny Nalin. Hij zei: “De oprichting van nieuwe GRI-bijkantoren en resourcecentra is een waardevolle en strategische stap in het uitbreiden van het bereik van onze boodschap over de schepping en de aardgeschiedenis. Het was een genoegen om samen te werken met de leiders van ESD en WAD en vertegenwoordigers van de twee universiteiten om hun visie tot leven te brengen. Het grotere doel is om professionele netwerken te versterken, meer academische expertise te benutten, effectieve docenten toe te rusten en middelen en focus te bieden voor dit belangrijke aspect van de Adventistische boodschap.” En hoewel GRI uitgaat van het kerkgenootschap der zevendagsadventisten, hoeven we het kind niet met het badwater weg te doen. Het is een karikatuur, en daarmee faliekant onjuist, te stellen dat de theologie en wetenschapsfilosofie achter het zogenoemde jongeaardecreationisme voortkomt uit dit kerkgenootschap. Dit karikatuurbeeld moet ons echter niet weerhouden van de uitvoering van het motto ‘samenwerken waar kan, distantie waar moet’. Onderzoek dat het scheppingsparadigma, wat voortkomt vanuit het klassieke scheppingsgeloof, versterkt is altijd welkom! Op dit punt samenwerken is daarom zeer nuttig en effectief.12

Voetnoten

Het dilemma voor de wetenschap: alle onderzoek aan AI laten om het sneller te laten gaan?

AI lost ziekenhuisbacterievraagstuk in twee dagen op, waar het wetenschappers jaren kostte.” Sinds de onthulling van Googles ‘co-scientist’ enkele dagen geleden verschenen tientallen artikelen met titels zoals deze, gelezen bij de BBC. Hoewel ze enigszins misleidend zijn, gaat het wel degelijk om een indrukwekkende toepassing van artificiële intelligentie. Co-scientist is een artificiële wetenschapper, die mensen moet bijstaan in het wetenschappelijke proces. De spectaculaire krantenkoppen verwijzen naar een van de experimenten die het nut van de technologie hebben bewezen. Al na twee dagen rekenen produceerde co-scientist een hypothese waarvan biologen onlangs, na jaren onderzoek, hadden aangetoond dat ze klopt: dat sommige bacteriën met antibiotische resistentie gebruikmaken van verschillende virussen om meer gastheren te bereiken.

Het lukte co-scientist dus om de juiste hypothese te formuleren, maar het kon niet het verdere wetenschappelijke werk uitvoeren dat nodig is om die hypothese te valideren, zoals gecontroleerde experimenten opzetten. Vandaar dat de tegenstelling tussen ‘twee dagen’ met AI en ‘jaren’ met mensen niet opgaat. Want co-scientist, zoals de naam verraadt, kan niet in zijn eentje wetenschap bedrijven.

De biologen in kwestie zouden wel vele jaren werk uitgespaard hebben, mochten ze van bij het begin co-scientist aan hun zijde hebben gehad. Dan zou de maatschappij misschien vandaag al baat hebben bij hun onderzoek, mogelijk onder de vorm van nieuwe antibiotica. Daar ligt dan ook de waarde van co-scientist: het doorploegt enorme hoeveelheden wetenschappelijke literatuur, over disciplines heen, formuleert nieuwe hypothesen op open vragen, en stelt navenant experimentele protocollen op, waardoor onderzoek en de maatschappelijke valorisatie ervan versnelt.

Uitmuntende assistent

Op hun blog beschrijven medewerkers van Google de AI-toepassing co-scientist als een “samenwerkingsmiddel dat experts helpt onderzoek te verzamelen en hun werk te verfijnen – het is niet bedoeld om het wetenschappelijke proces te automatiseren”. Die toevoeging moet wetenschappers geruststellen: co-scientist zal jullie werk niet overnemen, maar het verrijken. Dat is trouwens hoe tal van AI-systemen tegenwoordig worden omschreven. Begrijpelijk, want de projecties over jobverlies zijn niet lief. Het World Economic Forum voorspelt dat AI de komende jaren miljoenen meer jobs verloren zal doen gaan dan dat ze er zal creëren.

Hoewel co-scientist voorlopig een uitmuntende assistent lijkt die wetenschappers in staat zal stellen beter en sneller te werken, kan het evengoed, ondanks wat Google zegt, een stap zijn richting het omkeren van de rollen. Met steeds krachtigere AI zou de wetenschapper weleens een veredelde lab-assistent kunnen worden: de fysieke handen die AI nog ontbeert om de experimenten uit te voeren die ze nodig acht in ‘haar’ wetenschappelijk onderzoek. Wanneer de robotica ver genoeg zal staan om ook het experimenteren te automatiseren, dan zullen menselijke wetenschappers helemaal overbodig zijn.

Onszelf afschaffen

AI-toepassingen zoals co-scientist stellen ons voor een dilemma. Het maatschappelijke potentieel ervan is overduidelijk: we kunnen niet snel genoeg nieuwe oplossingen vinden voor de klimaatverandering, antibiotische weerstand, pandemieën en meer. Maar zullen we onszelf daarvoor moeten afschaffen? De voorspelde komst van Artificial General Intelligence (AGI) over enkele jaren belooft alleszins dat de mens voor veel zaken niet meer essentieel zal zijn. Zouden we onszelf elke rol van betekenis in de wetenschap ontnemen, opdat die daardoor sneller vooruit kan gaan?

Mensen vinden betekenis en voldoening in hun werk, ook wetenschappers. Hypotheses bedenken is een van de leukere, creatieve aspecten van het wetenschappelijke proces. Als we dat graag blijven doen, en dus als mensen op de hoogte willen blijven, zijn we dan bereid om misschien soms wat langer te doen over het oplossen van openstaande vragen en problemen?

Per discipline zal er een goede balans gezocht moeten worden. Waar het maatschappelijke nut groot en urgent is, zoals bij het ontwikkelen van nieuwe medicatie, zal de balans vermoedelijk richting AI overhellen, als het maar snel (en correct) verloopt. Maar in minder urgente gevallen mogen we de fundamentele waarde van zelf denken, zelf werken en zelf ontdekken niet onderschatten, zelfs al zullen we het op termijn misschien minder efficiënt doen dan AI. De zoektocht is namelijk in veel gevallen minstens even belangrijk als het eindresultaat, al was het maar omdat zelf wetenschappelijk onderzoek bedrijven van de wetenschapper een betere wetenschapper maakt.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de auteur uit De Standaard. Het originele artikel is hier te vinden. Later verscheen het artikel ook op de website van de Vlaams-christelijke denktank ‘Inspiratio’ (link).

Kan de replica van de Ark van Noach wel door de Zeesluis IJmuiden? – Wim Beelen nodigt Femke Halsema (burgemeester van Amsterdam) uit om samen met hem het vaartuig te verwelkomen

Onlangs werd bekend dat Wim Beelen, eigenaar van Larendael, de replica van de Ark van Noach (gebouwd door Johan Huibers) gaat inzetten voor zijn Dutch SuperYacht Tech Campus.13 De miljonair is vastbesloten het vaartuig naar Amsterdam te halen. De gemeente Amsterdam ligt, in zijn ogen, dwars bij de realisatie van zijn plannen voor het voormalig ADM-terrein. Zal deze replica voor Beelen de weg banen om tot verzoening te komen met de gemeente? De ontwikkelaar meent van wel.14

Bouw van Zeesluis IJmuiden. De sluis werd in 2022 in gebruik genomen. Bron: Wikipedia.

Sluizen

In een persoonlijk onderhoud met de burgemeester van Amsterdam, drs. Femke Halsema, werd door haar de vraag gesteld of de replica van de Ark wel door de sluizen bij IJmuiden kan. Deze vraag is relevant omdat Beelen plannen heeft de replica via de Noordzee naar Amsterdam te brengen. Beelen is zelf bij de sluizen gaan kijken en meent in een recente video via zijn LinkedIn-pagina dat dit ruimschoots mogelijk is. Hij verwijt de burgemeester in de video, dát niet te weten. Als de sluizen zijn uitgebreid voor kolenboten en cruiseschepen, dan moet de replica er zeker door kunnen. Wie de afmetingen van de verschillende sluizen bij IJmuiden tot zich neemt én dit vergelijkt met de afmetingen van de replica van de Ark van Noach ziet dat dit ruim moet passen. De Zeesluis is 500 meter lang, 70 meter breed en 18 meter diep. De Noordersluis is 400 meter lang, 50 meter breed en 15 meter diep.15 De replica van de Ark is 122 meter lang en 29 meter breed.16 Wat de diepgang is van deze replica is niet openbaar bekend, maar het zal vast ruim onder de 15 meter blijven. Zo past de replica vrij gemakkelijk in de twee sluizen bij IJmuiden. Wanneer de daadwerkelijke Ark van Noach nog zou hebben bestaan, dan zou dit houten vaartuig, met 300 el lengte en 50 el breedte (Genesis 6:15), ook gemakkelijk in de Zeesluis hebben gepast. Zélfs als je met de Bijbelse el rekent als één meter, wat zeer ongebruikelijk is.

Oproep

Op 8 maart 2025 was het een historische dag voor de Rooms-Katholieke gemeenschap van Amsterdam. De Nicolaaskerk werd, vanwege een bepaling van Paus Franciscus, verheven tot co-kathedraal. In de nieuwe kathedraal nam mgr. Jan Hendriks, bisschop van Haarlem-Amsterdam, zijn hoofdstedelijke zetel in bezit.17 Tot verdriet van de Rooms-Katholieke Amsterdammers blaakte burgemeester Halsema in afwezigheid.18 Wel feliciteerde de burgemeester het kerkbestuur door middel van een brief.19 Wim Beelen is ook niet te spreken over deze gang van zaken. Hij schrijft: “Geen prioriteit? Geen interesse? Of gewoon een bewuste minachting voor een groot deel van de stad?” Maar de ondernemer geeft de burgemeester een tweede kans. Door middel van een video nodigt hij haar uit om, samen met hem, de replica van de Ark van Noach in IJmuiden te verwelkomen. “We gaan dan niet met een directieboot naar Amsterdam, maar we stappen op de boot bij de ark en we leveren de ark samen af in Amsterdam op het ADM. De eerste klant van het ADM, Femke, hoe mooi is dat, hoe bijzonder!” Beelen ziet de replica als symbool van verbinding. Immers, de ark is binnen elke religie en cultuur op dezelfde wijze bekend. Zeker voor Amsterdam, met zoveel culturen en religies, zou dat daarom verbindend moeten werken.20 Of wil het gemeentebestuur van Amsterdam de ark tegenhouden? Beelen stelt voor om samen een nieuw begin te maken, niet alleen in woorden maar ook in daden. “Dat we iets moois gaan beginnen, vanaf dat punt. En dat 750 jaar Amsterdam start met een heel mooi iets en een mooi symbool. Dat alle ellende op het ADM van de afgelopen vijf en dertig jaar vergeten kan worden. Na iets moois wat we gezamenlijk doen.21 Zou Halsema op deze uitnodiging ingaan? De tijd zal het leren!

Voetnoten

‘De Schrift als bron, norm en fundament van ons geloof en van onze levenspraktijk’ – Sola scriptura, wat betekent dit?

De zo bekende uitdrukking ‘sola scriptura’ werd ten tijde van de Reformatie zelf niet gebruikt. Het is een negentiende-eeuwse typering van de plaats van de Schrift in de Reformatie. Het is overigens wel een juiste typering. Wie de geschriften van de Reformatoren leest, kan constateren dat zij de Schrift als de bron, norm en het fundament van ons geloof en van onze levenspraktijk zien. De Schrift heeft uniek gezag.

Een kerkje in Graubünden (Zwitserland). Bron: Pixabay.

Er is geen tweede bron of fundament van Godskennis naast de Schrift. In de Schrift spreekt God tot ons. De Schrift is de mond van God. Chris­tus heeft beloofd Zijn Kerk niet te ver­laten en hier op aarde is de Kerk de woonplaats van de Heilige Geest. Dat be­te­kent echter niet dat wij de stem van de Heilige Geest horen in inzich­ten die binnen de Kerk verdedigd worden, maar niet tot het Woord van God kunnen wor­den teruggeleid. Zelfs concilies kunnen nog dwalen.

Hooguit kunnen inzichten uit de kerkgeschiedenis – ik denk dan vooral aan confessies – in afgeleide zin een normatieve betekenis hebben. Als de Reformatie de Schrift als enige norm en fundament heeft, sluit zij aan bij een lijn die er reeds in de Kerk was in de eeuwen die aan de Reformatie vooraf­gingen. Trente heeft met haar visie dat er tweede bronnen van openbaring zijn, namelijk Schrift en traditie, of anders gezegd de Schrift en inzichten uit de kerk­geschiedenis – een lijn die naast de eerste vooral in de Middeleeuwen opkwam – tot kerke­lijk dogma verheven.

De Reformatie

Een van de verschillen tussen de lutherse en gereformeerde Reformatie is dat de gerefor­meerde Reformatie de Schrift niet alleen als enige bron en norm voor de prediking wenst te zien, maar ook voor andere aspecten van het kerkelijke leven. Je zou kunnen zeggen dat de gere­formeerde Reformatie het sola scriptura radicaler opvat dan de lutherse Reformatie. Wat zowel de lutherse en gereformeerde Reformatie met elkaar verbindt, is dat zij beide in het lezen van de Schrift wensen te luisteren naar de Kerk der eeuwen.

Dat de kerkgeschiedenis geen uiteindelijke norm biedt, maakt haar niet overbodig. De kerk­ge­schiedenis getuigt van Christus Die Zijn Kerk in stand houdt. Zowel de lutherse en gere­formeerde Reformatie (waarbij wij de Anglicaanse Reformatie als een variant van de ge­reformeerde kunnen zien) willen een refor­ma­tie van de katholieke Kerk zijn. Gerefor­meerde en lutherse christenen wen­sen katholieke chris­­tenen te zijn. Dat besef en die wens ontbreekt bij de doopsgezinden.

De betekenis en de mogelijkheid van sola scriptura

Sola scriptura betekent niet alleen dat de inzichten uit de kerkgeschiedenis tot en met inzich­ten binnen de Kerk van vandaag in het licht van Gods Woord moeten worden beoordeeld. Dat geldt ook voor inzichten van de rede en inzich­ten die opkomen uit de eigentijdse cultuur. Vooral dat laatste maakt het beginsel van sola scrip­tura in onze tijd bijzonder actueel. We behoeven maar te denken aan de positie van de vrouw, visie op huwelijk en seksualiteit en de vraag naar de oorsprong van de mens en van de wereld. Niet de eigen­tijdse cultuur moet ons verstaan van de Schrif­ten stempelen, maar wij moeten wensen dat allereerst wijzelf maar ook de cultuur ge­stem­peld worden door het Evangelie.

Het hanteren van sola scriptura is alleen mogelijk als de Schrift een coherente eenheid vormt. Zo presenteert de Schrift ook zichzelf. De Reformatie beleed dan ook de eenheid, volkomen­heid en klaarheid van de Schrift. Dat wordt door het sola scriptura aangegeven. Wie niet wil weten van de Schrift als coherente eenheid komt zowel met de Schrift zelf als met de belijdenis van de Reformatie in strijd.

De een­heid van de Schrift is gegeven met het feit dat achter de vele menselijke auteurs van de Schrift de ene god­delijke Auteur staat. Calvijn sprak in navolging van de kerkvaders over de Bijbelschrijvers als secretarissen van de Heilige Geest. Het feit dat de Schrift een eenheid is, is niet in tegenspraak met het feit dat wij mogen spreken van een reliëf in de Bijbelse gegevens. De Schrift is met een prachtig park te verge­lijken. Van belang is ook dat wij de openbaringsgeschiedenis in de gang van de oude naar de nieuwe bedeling bij het lezen van de Schriften verdisconteren.

Het doel van de Schrift zowel met betrekking tot het Oude als het Nieuwe Testament

Wat een klassiek christen van een orthodoxe Jood onderscheidt, is dat hij de stem van God niet alleen in het Oude Testament, in Mozes en de profeten hoort, maar ook in het Nieu­we Testament. Hij weet dat God Zelf deze twee delen van de Schrift als een eenheid aan ons heeft gegeven en dat wij alleen vanuit die erkenning de Schrift op de juiste wijze kunnen ver­staan. Hij weet dat Christus werkelijk in het Oude Testament aanwezig is en dat dit geen kwestie is van inlezen van gedachten in het Oude Testament die daar vreemd aan zijn. Daarbij beseft hij wel dat het Nieuwe Testament op een verborgen en verhulde wijze in het Oude Testament aanwezig is. Dat neemt niet weg: het is er echt aanwezig.

De Schrift is gegeven met het oog op onze zaligheid. Kern van de Schrift is de Heere Jezus Christus. God zond Zijn eigen Zoon ter verzoening van de zonden, ter verlossing van ver­loren mensen. Eenmaal komt Gods Zoon als Rechter van levenden en doden terug. Als wij in dit leven niet in de Zoon van God hebben leren geloven, blijft de toorn van God op ons. In de Bijbel openbaart God Zichzelf aan ons en wat zijn relatie tot ons en tot de wereld is. De Bijbel als enige bron van Godskennis is tegelijkertijd ook het middel om God te leren kennen en te verheerlijken. Daarop moet prediking en uitleg van de Schrift gericht zijn. De Schrift is dus geen doel op zich. Ik denk aan de woorden van Paulus: ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen’ (2 Korinthe 5:20).

Is het belijden van de Schrift als stem van God wel houdbaar?

Sinds de Verlichting staat de door mij geschetste houding ten opzichte van de Schrift onder zware druk. Wij zou­den de Schrift in eerste instantie moeten lezen als elk ander boek. De Schrift zou niet meer zijn dan een ver­zameling van geschriften uit het oude Israël en de chris­te­lijke gemeenschap uit de tweede helft van de eerste eeuw na Chr. Als wij de Schrift als Gods stem horen, zegt dat iets over ons maar niet over de Schrift zelf.

Meer dan eens is geprobeerd om uitgaande van de benadering dat de Bijbelboeken weliswaar men­­­selijke ge­schriften zijn toch te laten mee­klinken dat wij via de Schrift Gods stem kunnen ho­ren. Dan wordt beklemtoond dat de Bijbelse geschriften binnen geloofsge­meen­schap­pen zijn ontstaan. In de Bijbelse geschriften lezen we hoe mensen over God en over Gods handelen in de geschiedenis hebben gedacht. De Bijbelse geschriften hebben dan wel een prio­riteit boven ge­schriften die later binnen de geloofsgemeenschappen zijn ontstaan, maar daarmee houdt het feitelijk op. Het zal duidelijk zijn dat de Schrift dan niet zonder meer als de mond van God wordt gezien.

Daarom kan er van sola scriptura bij deze zienswijze op de Schrift geen sprake zijn. Inzichten uit de kerk­ge­schiedenis, gedach­tegoed opkomend uit de cultuur waarin de Kerk zich beweegt, wor­den medebepalend geacht om uit te maken wat voor ons in de Schrift relevant is en wat niet.

Het feit dat Bijbelschrijvers op een bepaalde manier over God en Zijn handelen in de wereld heb­ben gedacht, betekent nog niet dat wij hen daarin in alle opzichten moeten volgen. Daar­aan ge­koppeld is de zienswijze dat de hermeneutiek de wetenschap is die ons laat zien dat aan de Bijbel als document uit het verleden in nieuwe contexten en latere tijden dan haar eigen ont­staanstijd steeds weer nieuwe betekenis­sen kunnen en moeten worden toegekend.

Met Bavinck merk ik overigens op dat wie het zelfgetuigenis van de Schrift dat zij de stem van God is en daarom het enige fundament van het geloof is, verwerpt geen weer­woord meer tegen Rome heeft. Als wij de stem van de Heilige Geest naast de Schrift ook in de kerkelijke traditie en binnen de kerk opkomende inzichten horen, dan heeft Rome als de meest indrukwekkend uiterlijke manifestatie van de christelijke kerk in historische zin de beste papieren. Betere papieren dan welke protestantse kerk ook die deze claim doet.

De Schrift is de stem van God

Wat is je argument om de Schrift zondermeer als de stem van God te horen en om vanuit de Schrift heel de werkelijkheid te interpreteren en niet omgekeerd?! Hoe bewijs je dat de Schrift zondermeer de stem van God is?! Het antwoord kan voor wie het anders ziet, in eerste instan­tie teleur­stel­lend klinken. Dat luidt namelijk dat de Heilige Geest ons daarvan heeft over­­tuigd. Door het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest luisteren we naar de Schrift als het in woor­den vastgelegde getuigenis van de Heilige Geest. Dat is niet het enige argument en de enige aanleiding, maar wel het eerste en laatste argument en de diepste en uiteindelijke aan­leiding.

Sola scriptura betekent niet dat wij alleen de tekst van de Schrift hebben en de Schrift niet naar een werkelijkheid buiten de tekst verwijst. Dat is juist wel het geval. De Schrift als stem van God is verbonden met God Zelf. God bestaat onafhankelijk van deze werkelijkheid. Hij is de Volzalige in Zichzelf. Hij is in Zichzelf de Drie-enige: Vader, Zoon en Heilige Geest, al voordat Hij Zich zo aan de mens heeft geopenbaard.

Niet gedwongen door factoren buiten Zichzelf besloot God deze wer­­kelijkheid te scheppen. Wat een nog diepere verwondering moet wekken, is dat God in ant­­woord op de zondeval van de mens besloot Zijn Zoon naar deze wereld te zenden ter ver­zoe­ning en verlossing van de zonden. De Schrift spreekt van Gods handelen in schepping en geschiedenis. De Schrift kon­digt het laatste oordeel aan. In de Schrift vinden we een verslag van Gods daden en de interpretatie van die daden.

De uitleg van de Schrift

Sola scriptura is verbonden met de wetenschap dat het mogelijk is de betekenis van de Schrift op het spoor te komen. Verbonden met het openbaringsrealisme is een hermeneutisch rea­lisme, al moet dat wel een kritisch realisme zijn. Ons verstaan van de Schrift mogen wij nooit een op een met de Schrift zelf gelijk stellen. Wij verstaan op zijn best slechts ten dele. Tal van hulpmiddelen staan ons ter beschikking om de zin van de Bijbel op het spoor te komen.

Van het grootste belang is dat onze eigen verstaanshorizon door die van de Schrift ge­stempeld wordt en niet omgekeerd. Het feit dat de Schrift een vaste betekenis heeft en dat wij die in principe op het spoor kunnen komen, betekent niet dat dit gemakkelijk is. Ook heeft de ene betekenis veelal meer lagen. Daarbij komt dat in beginsel begrijpen nog iets anders is dan vol­komen begrijpen. Zeker is dat ons verstaan van de Schrift altijd maar ten dele zal blijven.

De eerste regel van Schriftuitleg is de analogia Scrip­turae. We ver­ge­lijken de ene Schrift­plaats met de andere om de Schrift beter te verstaan. De analogia fidei met als kern de be­lij­de­nis van de Drie-enige God en van Jezus Die God was en bleef maar werkelijk mens werd, moet als uitbreiding van de analogia Scripturae worden gezien. De analogia fidei is zelf een vrucht van Schrift­onderzoek. Om de boodschap van de Schrift te verstaan, dienen we zicht te krijgen op de kern ervan samengevat in de analogia fidei. Aan de regel van het geloof is die van de liefde verbonden. Echt verstaan heeft als doel het beeld van Christus te gaan dragen. Het is mogelijk dat men tal van concrete teksten misverstaat maar dat men toch zijn geloof met de regel van het geloof belijdt en dat het leven gestempeld wordt door de regel van de liefde.

Nogmaals benadruk ik daarom dat het onderzoek van de Bijbel geen doel in zich is. Het gaat erom dat wij met God worden verzoend en tot Zijn eer leren leven. Dan hebben wij naast alle hulp­mid­delen die ons ten dienste staan bovenal de ver­nieu­wende en verlichtende werking van Gods Geest nodig. De Schrift moet gelezen worden met de bede om de Heilige Geest. Wij kunnen anderen niet dwingen de Schrift zo te lezen. Wij kunnen anderen niet dwingen tot het besef dat voor het rechte verstaan van de Schrift bovenal de verlichtende en vernieuwende werking van Gods Geest nodig is. Wij kunnen wel betuigen dat wij bij een andere wijze van om­gang met de Schrift ons voor een deel van de werkelijkheid afsluiten en daarom de gehele wer­kelijkheid in een ver­tekend per­spec­tief zien. Sola scriptura is verbonden met de weten­schap: Alleen in Uw licht, o God, zien wij het licht.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.