‘Als er geen eerbied is voor God en Zijn Woord gaat het wezenlijk mis’ – Schriftgezag en Schriftbeschouwing op het CGK-convent van 20 april 2024

Vandaag zal de eerste zitting van de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken plaatsvinden. Verschillende mensen kijken met enige spanning naar deze synode, vanwege belangrijke kwesties die er besproken worden. Omdat de kwestie ‘vrouw in het ambt’ een kerkelijke en ambtelijke zaak is, laat ik dat hier over het algemeen rusten. Wel wil ik kijken naar het Schriftgezag en de Schriftbeschouwing binnen de CGK. Daarvoor vat ik een recent panelgesprek over dit thema hieronder samen. Dit panelgesprek vond plaats op het CGK-convent. Deelnemers waren drs. F.W. (Florimco) van der Rhee, dr. B.A.T. (Arjan) Witzier, dr. C.P. (Pieter) de Boer en prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels. Het panelgesprek stond onder leiding van drs. S.P. (Peter) Roosendaal. Hieronder een uitgebreide weergave van de paneldiscussie, met in de voetnoten enkele annotaties van mijn hand.1

Donkere wolken pakken zich samen boven de CGK. In de paneldiscussie willen ze de Schrift hooghouden. Over het ‘hoe’ daarvan verschilt men van inzicht. Bron: Pixabay.

De discussieleider, drs. S.P. (Peter) Roosendaal geeft aan dat het goed is om elkaar in deze setting te ontmoeten. Roosendaal heet ook de panelleden van harte welkom. De predikant van Lelystad geeft aan dat vanuit de Bijbel de Stem van de Levende God ons tegemoetkomt. Met het woord Schriftgezag bedoelen we, in de woorden van de discussieleider, ‘dat de Bijbel van kaft-tot-kaft zeggenschap heeft, autoriteit heeft, heerschappij heeft over ons leven. Dat we ons daaraan gewonnen geven.’2 In de huidige discussie rond thema’s die verdeeldheid geven klinkt het verwijt dat degene die wat rekkelijker is met deze thema’s ‘morrelt aan het Schriftgezag’.

Morrelen aan het Schriftgezag

Roosendaal vraagt aan dr. C.P. (Pieter) de Boer of er binnen de CGK een Bijbelgetrouw en een Bijbelongetrouw deel is. De Boer memoreert allereerst dat hij leerling is (geweest) van prof. Peels. Deze discussie was toen (in 1995) ook al aan de gang. In die tijd werd De Boer ook onderwezen in het verstaan en het uitleggen van de Schrift. Prof. Peels hield toen een lezing over de ‘Vrouw in het Ambt’ en gaf toen (in 1996) aan dat er op grond van exegese van de Schriften geen ruimte is voor vrouwelijke ambtsdragers. De hoogleraar gaf toen aan dat hij zou blijven bij deze visie totdat het tegendeel uit de Schrift zou blijken. De normativiteit van de apostolische uitspraken is gegrond en het is zeer belangrijk dat de Schriftgegevens worden verdisconteerd. De Boer constateert dat er in die dertig jaar tijd, die we nu verder zijn, het nodige is veranderd. ‘In ieder geval in het verstaan en het uitleggen van de Schrift’. Het raakt niet alleen vrouw in het ambt, maar ook andere thema’s. In de ogen van De Boer zijn dat ‘fundamentele thema’s. In de huidige discussie zijn de kwalificaties van Bijbelgetrouw of Bijbelongetrouw ‘te goedkoop’, zo geeft De Boer aan. De intentie van De Boer is veeleer: ‘hoe krijgen we elkaar weer bij de Schrift’. De predikant van Renswoude geeft aan dat wanneer er met dergelijke termen wordt gestrooid, men elkaar al kwijt is.

Intenser lezen

Roosendaal vraagt aan prof. dr H.G.L. (Eric) Peels, die al sprekende is ingevoerd, of hij op dit punt de Schrift anders is gaan verstaan of dat de Schrift minder helder is dan altijd gedacht. Peels geeft aan dat hij ten tijde van het houden van de lezing net drie jaar hoogleraar was. Gekscherend: ‘Ik moest nog veel leren, toen’. De hoogleraar gaf aan dat hij voor, datgene wat De Boer voorlas, toen wel degelijk stond. Op basis van hoe hij toen de Schrift las, meende hij te kunnen zeggen wat er toen gezegd is. Peels meent ook dat er hele goede redenen zijn voor de klassieke ambten. Maar… na 1996 ging het leven verder en heeft Peels zijn hele verdere leven steeds nauwkeuriger en langer proberen te luisteren naar wat de Schrift te zeggen heeft. In dat ‘traject’ zijn sommige dingen de hoogleraar steeds duidelijker geworden, andere zaken, waar de hoogleraar eerst een duidelijke mening over had, leerde hij te nuanceren. Peels ziet het niet als de Bijbel anders lezen, maar de Bijbel intenser en eerlijker lezen. Daar hoort bij dat Bijbelteksten niet overvraagd moeten worden. Zijn mening is daarom op dit punt bijgesteld. Peels memoreert aan de synode van 1998, waar het minderheidsrapport inzake de vrouw in het ambt veroordeeld dreigde te worden als Schriftontrouw of Schriftkritisch. De hoogleraren vanuit de TUA hebben toen de synode geadviseerd om te luisteren (in de zin van ‘volgen van’) naar de argumenten van de meerderheidscommissie, maar het minderheidsrapport niet als Schriftkritisch te bestempelen. Peels zou de lezing van toen pertinent niet meer zó verwoorden, maar blijft wel respect hebben voor diegenen die een dergelijk standpunt wél huldigen. Dat respect geldt ook voor mensen die een tegengesteld standpunt hebben.3

De helderheid van de Schrift

Vanuit de Reformatie wordt de helderheid (claritas) van de Schrift beleden. Drs. Roosendaal, de panelleider, vraagt aan dr. B.A.T. (Arjan) Witzier4 of de Schrift, nu er zoveel vragen liggen, juist niet onhelder is (geworden). Witzier geeft aan dat christenen aan de helderheid van de Schrift moeten blijven vasthouden. Zeker als het om het fundament van het christelijk geloof gaat: de Heere Jezus Christus. De Bijbel is echter niet op alle onderdelen, voor iedereen, gelijk te verstaan. ‘We hebben niet voor niets hele boekenkasten vol met commentaren’. Er moet, volgens de predikant uit Apeldoorn, rekening gehouden worden met de verschillende leeswijzen van en connecties tussen gedeelten in de Bijbel. De Bijbel is helder als het gaat om de soteriologie, maar op veel punten vraagt het soms wat méér studie. Bij die zoektocht naar de betekenis voor vandaag hebben we, volgens Witzier, elkaar nodig. Dat de Heilige Geest Zijn verlichting geeft gaat niet alleen rechtstreeks, maar ook door middel van anderen. Roosendaal wijst op de verschillende leesbrillen en vraagt Witzier hoe het zit met de verhouding is tussen die leesbrillen én het werk van de Heilige Geest. Witzier signaleert dat onze bril behoorlijk vertroebelt is5, en dat we de verlichting van de Heilige Geest nodig hebben. De Geest heeft niet één manier van werking. ‘Hij verlicht mensen, ieder in zijn eigen plaats, tijd en cultuur, en dat heeft invloed op het verstaan’. Daardoor krijgt de Schriftuitleg op verschillende plaatsen andere accenten en nuances.

“Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet, Mijn pad ten licht, om ’t donker op te klaren.” (Psalm 119:53, ber. 1773) Volgens dr. Arjan Witzier geeft de Heilige Geest Zijn verlichting niet alleen rechtstreeks, maar ook door middel van anderen. Bron: Pixabay.

Eerbied

Roosendaal bevraagt daarna drs. F.W. (Florimco) van der Rhee op liturgie en prediking. De predikant uit Veenendaal geeft aan dat de betrouwbaarheid van Gods Woord zich bewijst in een gelovige omgeving. ‘Als er geen eerbied is voor het Woord en voor de God van het Woord dan gaat het wezenlijk mis’ Prof. Peels wordt eveneens bevraagd op liturgie en prediking binnen de CGK. Hij geeft aan dat als het Woord opengaat de verschillen vaak wegvallen. Daarna wordt de zaal erbij geroepen en worden de deelnemers gevraagd om te reageren op de stelling: ‘In elke CGK is de prediking Bijbelgetrouw’.

Voertuig

De Bijbel komt allereerst tot ons, maar wij gaan ook met onze vragen naar de Bijbel toe. Panelvoorzitter Roosendaal vraagt aan dr. C.P. (Pieter) de Boer of de Heilige Geest de cultuur kan gebruiken ‘als voertuig om onze aandacht te richten op delen van de Schrift die we eerder niet zo gezien hebben’. De Boer geeft aan dat dit zeker kan, en ook in de kerkgeschiedenis tot op het heden zien we dat gebeuren. De predikant van Renswoude wil de vraag dichter bij huis halen. Hij memoreert aan een kerkdienst van tien jaar geleden, in zijn eigen gemeente (Urk-Maranatha). In die gemeente gaat de ene dienst de eigen predikant voor en in de andere dienst een gastpredikant. Dat was tien jaar geleden ook zo, en als gastpredikant was prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels uitgenodigd. Hoewel De Boer niet aanwezig was, zou hij die preek nooit meer vergeten. Het leverde namelijk een hermeneutische discussie op Urk op. Het ging over tutoyeren, maar het Urker dialect kent helemaal geen ‘u’. Een grotere hermeneutische discussie leverde het verschijnen van de studie ‘En God zag dat het goed was’ op. In 2019 verscheen deze studie over de discussie schepping en evolutie. In het boek werden forse uitspraken gedaan. In het Reformatorisch Dagblad verscheen recensie van de hand van prof. dr. Marc de Vries.6 Een aantal CGK’ers hebben aan deze studie een bijdrage geleverd, het doel is het lezen en verstaan van Genesis.7 Volgens De Boer is dit óók een van de punten die onder deze dag liggen. In het artikel, van Peels, wordt een brug geslagen tussen het lezen van Genesis 1 als Woord van God en het evolutionisme8, zoals deze ‘op dit moment in onze cultuur domineert’. Er wordt ook door de andere CGK-auteurs gezocht naar een integratie tussen die twee. De Boer meent zelf dat hier de cultuur gebruikt wordt als een tegenover van de Schrift. De predikant wijst erop dat we op dit moment in de Westerse wetenschap een dominerend denken zien vanuit het evolutionisme.9 Dit heeft, volgens De Boer, de kerken ‘meer dan ooit heeft bewust gemaakt hoe belangrijk het is om vanuit de Schrift en ook in de lijn met de confessie (Zondag 9 en 10 van de Heidelberger Catechismus, artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis) kerk te zijn in rapport met deze tijd.’10 In Genesis 1 en 2 gaat het ook om de lijnen man en vrouw. Genesis 2 is in de huidige discussie van enorm belang (niet alleen vrouw-in-het-ambt maar ook rond LHBTI+). De Boer: ‘Fundamentele Schriftgegevens aanlevert om in deze tijd vorm te geven aan onze Christelijke identiteit. Niet alleen in de kerk, en de regering van de kerk (de ambten), maar ook als we spreken over het huwelijk, seksuele oriëntatie en identiteit. Op het moment dat je Genesis 1 en 2 zo gaat lezen dat die hoofdstukken wel gelezen worden als een essentie, waar in essentie beschreven wordt hoe God de wereld tot stand heeft gebracht, maar niet meer gelezen wordt als een historisch chronologisch verslag van de schepping dan lees je de Schrift anders dan dat die tot voor kort in de breedte van onze kerken gelezen werd.’

Wezenlijke zaken

Eeuwenlang zijn de eerste hoofdstukken van Genesis op een bepaalde manier verstaan. Ook Paulus citeert uit deze hoofdstukken als hij het heeft over mannelijk en vrouwelijk. Drs. Roosendaal bevraagt prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels hierop. De hoogleraar reageert, voordat hij op dit punt ingaat, eerst op wat De Boer zei. Hij geeft gekscherend aan dat De Boer op een bepaalde manier altijd zijn leerling is gebleven, want kennelijk volgt de Renswoudense predikant hem op de voet. Peels vraagt hem dan wel nauwkeurig te lezen wat er geschreven wordt. De hoogleraar wil pertinent niet een brug slaan tussen de tekst van Genesis en het evolutionisme.11 In het artikel wilde Peels juist aangeven dat ‘het biblicisme en het creationisme het niet houden tegenover de wetenschap van de evolutieleer en dat wij een weg nodig hebben om ons tegen dat evolutionisme te verzetten en ondertussen de Schriften te lezen zoals zij zich presenteren.’12 Peels: ‘Dat is totaal iets anders dan een harmoniseren van ons Schriftlezen met een evolutionistische wetenschap’. Peels ziet betreffende de man-vrouw-verhoudingen ontzettend veel rijkdom in Genesis. In Genesis staan daar ‘uitermate wezenlijke zaken over’. Echter, volgens Peels, moeten wij wat er staat in Genesis ‘niet onder een stolp zetten van een obligaat letterlijk historisch chronologisch lezen. Want dat is dan wel een leesbril die je aan de Bijbel oplegt’.13 Volgens de hoogleraar moeten wij de Bijbel lezen zoals deze zich presenteert. Met vragen zoals ‘Wat is dit voor een soort tekst?’ en ‘Wat wordt ons hier gezegd?’ De geleerde geeft aan dat Genesis 1 allerlei signalen geeft dat die tekst zo ‘oneindig veel meer wil zeggen dan historisch-chronologisch’. ‘Dat past in ons modern post-Verlichtingsdenken prima, maar de Bijbel zegt ons zo oneindeloos14 veel meer.15 Dat geldt voor de hoogleraar ook inzake de man-vrouw-verhouding. Roosendaal geeft aan dat het sinds de jaren ’60 wel heel hard gaat in onze opvattingen over seksualiteit en alles wat daarmee samenhangt. De panelleider vraagt zich af of we niet het gevaar lopen dat we de Bijbel willen laten zeggen wat ons goed uitkomt. ‘Het gevaar dat de cultuur onze exegese compleet gaat bepalen’. Peels begrijpt dat en geeft aan dat je dat risico in alle culturen loopt. De hoogleraar waarschuwt er wel voor dat de cultuur niet hetzelfde is als de tijdgeest. Binnen een cultuur heb je goede en minder goede aspecten. De geleerde ziet slechte zaken in onze cultuur, zoals ‘het doorgeslagen gelijkheiddenken’, ‘het hyperindividualisme’ en ‘het consumentisme’. ‘We dreigen zomaar de Bijbel daaraan te muilkorven, maar dat is niet de bedoeling.’ Het kan zo zijn, beaamt de hoogleraar, dat bepaalde zaken uit onze cultuur ons dwingen om de Schrift opnieuw te lezen.

Drs. Peter Roosendaal vraagt tijdens de paneldiscussie aan dr. Arjan Witzier op welke manier de Heilige Geest ons bij de hand wil nemen in het Schriftverstaan. Bron: Pixabay.

Bij de hand nemen

Roosendaal geeft aan dat wij tot over onze oren in de cultuur zitten. Hij vraagt aan dr. B.A.T. (Arjan) Witzier op welke manier de Heilige Geest ons bij de hand wil nemen. Witzier: ‘De Geest doet dat op verschillende manieren. De cultuur kan een gevaar zijn, de cultuur kan ons helpen om de Schrift op een nieuwe manier te lezen en nieuwe lijnen erin te ontdekken die er eerder niet in gezien zijn.’ Er is ook een keerzijde, namelijk dat de cultuur ons op het verkeerde been zet. ‘De Schrift blijft Gods Woord voor ons nu’. De oren laten hangen naar de cultuur kan voorkomen worden door de Schrift écht te laten spreken en te onderzoeken. Met de leesbril die je op hebt en biddend om de leiding van de Heilige Geest. Witzier wijst erop dat dit gedaan moet worden met elkaar en met de veel bredere kerk. ‘Luisteren naar wat die cultuur aan vragen geeft naar die tekst toe, maar ook vanuit die Schrift luisterend zo van: ja, maar moet die cultuur niet ook tegengesproken worden. En daar is niet zomaar één recept voor te geven: als je het zo doet dan komt de wil van de Geest eruit. De betekenis van de Geest.’ De zaal wordt er opnieuw bij betrokken. De voorzitter leest de tweede stelling voor: ‘De Heilige Geest kan ook de cultuur gebruiken om de kerk in alle waarheid te leiden’. Na deze stelling bevraagt Roosendaal drs. F.W. (Florimco) van Rhee specifiek op een praktische vraag inzake de vrouw in het ambt. Volgens van Rhee is het lastig om onderscheid te maken tussen de cultuur en de tijdgeest. Deze begrippen zijn volgens de predikant sterk aan elkaar verbonden. ‘De cultuur ademt de tijdgeest.’ Op dit moment is de tijdgeest zeer sterk gericht op het bagatelliseren van de verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk. De kerk is daarom op dit punt geroepen een ander geluid te laten horen.

Missionaire kracht

De Boer geeft aan dat de missionaire kracht van de kerk ligt in de zinsnede dat, als we met ons gezicht naar het kruis staan, we met onze rug naar de wereld staan. Je keert dan uiteraard mensen die naar de kerk komen (vanuit de wereld) niet letterlijk de rug toe. Maar het gevolg is wel dat, wanneer we luisteren naar Gods stem, je op de schouders kunt worden getikt en dat mensen aan je vragen waarom christenen anders in het leven staan dan de wereld. De uitdaging van de kerk is om eerlijk te blijven. ‘De boodschap eerlijk en transparant uitdragen. En inderdaad dan breng je woorden die prikkelend zijn. Zoals het woord ‘onderdanig’. Maar dat prikkelt mij ook.’ Hoe laten we ook bij ongemak de Schriften klinken? Niet door woorden weg te poetsen. ‘Het feit dat Schriftwoorden mij triggeren, dwingt mij om geconcentreerd te gaan luisteren naar de Schrift zelf. En dan heb je een machtige boodschap te brengen in deze tijd.’ Peels wil daarbij aansluiten, maar hij wil deze vorm van de door Paulus genoemde onderdanigheid (in Efeze) wel duiden binnen de Grieks-Romeinse cultuur. Hier had deze onderdanigheid een duidelijke plaats en functie. Als prediker dient hij dit te vertalen en te vertolken naar de huidige cultuur. Het brengt Peels terug bij de vraag hoe we Genesis 2, waarbij de man als eerst verantwoordelijk gesteld wordt, vertolken naar de dag van vandaag en in deze cultuur. Peels wil niet met alle geweld vasthouden aan een woord als ‘onderdanig’. Je zou dit woord namelijk volgens de hoogleraar ook anders kunnen vertalen. Bij ‘onderdanig’ moeten we volgens Peels niet vervallen in het eeuwenlange patriarchale denken. De man-vrouw-verhouding uit Genesis moeten wij vandaag de dag zien door te vertalen. Volgens De Boer gaat het té snel. In tegenstelling tot Peels, geeft De Boer aan dat hij het op dit punt juist niet eens is met de hoogleraar. ‘Anders zaten wij hier vanmorgen niet.’ Dr. De Boer geeft aan dat, hij en hoogleraar Peels, de Schriften anders lezen en anders verstaan. ‘Anders hadden wij een dag als deze niet nodig’.

Belijdenis normatief?

Na deze discussie volgt opnieuw interactie met de zaal. Er kunnen vragen gesteld worden. De eerste vraag gaat over de normativiteit van de belijdenisgeschriften. Drs. F.W. (Florimco) van Rhee ziet de belijdenisgeschriften als uitermate belangrijk en de kerk van alle tijden wijst ons daarin duidelijk richting (bijvoorbeeld artikel 2 tot en met 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). In de NGB wordt volgens de Veenendaalse predikant op een hele nuchtere en heldere manier verwoord hoe wij het Woord van God ontvangen.16 Het gaat niet specifiek over vrouwelijke ambtsdragers, ‘maar het gaat wel over hoe wij die Schriften lezen’. Onze houding moet, volgens Van Rhee, zijn dat je op een zo goed mogelijke manier naar die Schriften wil luisteren, vanuit één ‘voorgegevenheid’17, namelijk dat die Schriften de Weg tot de zaligheid wijzen. Wij zullen ons moeten verhouden tot dat Woord van God. We kunnen afhankelijk van het woord soms kiezen voor een andere vertaling van dat woord en in sommige gevallen zou dat ook kunnen. Van Rhee zou dat echter bij het woord ‘onderdanig’ juist niet willen doen. Dit woord moet gezien worden in de context van de voorafgaande tekst. ‘Ik denk dat juist die onderdanigheid iets aangeeft, van hoe wij ook de Schrift zelf tot ons moeten nemen.’ Witzier geeft samen met Roosendaal aan dat wij de Schriften niet voor het eerst lezen, maar met de kerk van alle eeuwen. Daarom dienen we vooral de oren te luisteren te leggen richting de traditie waarin we staan. De gereformeerde traditie zegt dat boven alles wat door mensen beleden wordt, de Schrift staat. Witzier kan een heel eind met de ‘Verklaring van gevoelen’ van het CGBeraad meekomen18, zeker als er staat dat geen enkel menselijk of synodebesluit staat boven de Schrift. Waar Witzier over valt is dat aan het einde van die verklaring wel een ‘verplichte leessleutel’ van de Schrift wordt geboden. Witzier: ‘Dan denk ik van: Pas op! Uiteindelijk moeten we opassen dat we mensen laten bepalen, vanuit welk standpunt ze dat ook doen, en om welke reden ook, om te zeggen: en dit zegt de Schrift en als je het niet met mij eens bent dan lees je de Schrift verkeerd.

De visie dat God hemel en aarde uit niet geschapen heeft blijft voor dr. Pieter de Boer leidend in het debat. Bron: Pixabay.

Een hele spannende vraag

De tweede vraag is een hele spannende vraag, volgens Roosendaal. De vraag is of een verschil in Schriftbeschouwing, zoals door een bezoeker van het convent gesignaleerd bij De Boer en Peels, aangaande Genesis kerk scheidend moet werken. Volgens De Boer legt het stellen van deze vraag de situatie binnen de CGK bloot. De Boer verwijst naar de beknopte dogmatiek van Van Genderen en Velema. In deze dogmatiek wordt dit standpunt, van prof. Peels, afgewezen. ‘Dat brengt verwarring in de kerk. En ik denk als we deze discussie laten lopen, dat we, als we na vandaag uit elkaar gaan en weer als schepen in de nacht aan elkaar voorbijgaan, dat we elkaar dan echt kwijt zijn.19 De Boer geeft aan dat dit het hem niet waard is. Ook op dit punt moet duidelijke taal gesproken worden. Zondag 9 en zondag 10 zijn, zoals eerder genoemd, leidend voor dr. De Boer. Namelijk dat God hemel en aarde uit niet heeft geschapen. De andere visie is dat achter Genesis 1 een wereld van miljarden jaren schuilgaat. ‘Waar wij geen idee van hebben.’ Door de regels van de genoemde bundel ‘En God zag dat het goed was’ heen klonk (gelukkig niet in alle bijdragen20) dat mensapen en mensen van een en dezelfde voorouder afstammen. ‘Op dat moment kleur je buiten de lijnen van de Schrift en de confessie.’ Peels wil zich focussen op Genesis 1. Wanneer mensen geplaatst worden voor het dilemma van óf historisch-chronologisch letterlijk lezen óf een poëtische belijdenis, dan zorgt dan volgens de hoogleraar voor een vastloper. Peels geeft aan dat het voor hem altijd bepalend is dat de Schrift het zelf mag zeggen. ‘Gods Woord heeft het laatste woord, ver boven mijn denkkaders, mijn frames, waar ik ze ook vandaan haal.’ Hoe presenteert de Schrift zich? Wat wil de Heilige Geest hier zeggen? Wat voor een literair genre staat daar? Wat voor een consequenties heeft dat? Dat zijn vragen die voor de hoogleraar spelen bij de uitleg van Genesis 1. Hij ziet dat waar een mens biddend, luisterend naar het totaal van de Schrift, biddend om de leiding van de Geest, hier naar zoekt, het nooit kerk scheidend kan zijn. ‘En als wij zeggen het is wel kerk scheidend, dan zouden we ook iemand als Augustinus de kerk uit moeten zetten, die ook een bepaalde visie op Genesis 1 had. En dan hadden we tal van gereformeerde exegeten en geleerden allemaal de kerk uit moeten zetten. Wij moeten ons niet laten vangen in dat dilemmatische óf strak letterlijk, noem het biblicistisch, óf libertinistisch, vrij liberaal, van je zoekt het maar uit en de wereld mag het zeggen. Daarin moeten wij ons niet laten vangen. Wij moeten een Gereformeerde (…) hermeneutiek samen21 ontwikkelen. Dat betekent een ultieme fijngevoeligheid van wat de Schrift ons in een eigenheid, tegen die achtergrond, vandaag wil zeggen’.22 Roosendaal komt na dit pleidooi van Peels tot de derde stelling: ‘Ik kan Avondmaal vieren in een kerk waar men vrouwelijke ambtsdragers heeft’.

Hellend vlak

Roosendaal memoreert aan de woorden van dr. De Boer, namelijk als je het ene laat gaan, dan staat het volgende op de stoep. Is het hellend-vlak-argument alleen maar een angstargument? Volgens dr. Witzier is en blijft het een angstargument, ‘maar dat wil niet zeggen dat nooit reden is voor angst’. Volgens Witzier haast zich te zeggen dat ‘bezorgdheid’ een beter woord hiervoor is dan ‘angst’. Hij verwijst naar het spreekwoord van een gestrand schip als baken in zee. We moeten daar ook hier rekening mee houden, en ‘dat is iets wat bij het lezen van de Schrift gebeurd’. Luisteren naar Gods Woord gaat, volgens de geleerde, samen met alles wat er meespeelt. Wat in de traditie met ons meekomt, wat de belijdenisgeschriften zeggen en wat je in gesprek met anderen tegenkomt. ‘En dan hoor je ook bepaalde zorgen die er zijn. (…) En daar zul je rekening mee moeten houden.’ Die zorgen helpen Witzier om nog weer scherper te luisteren naar de Schrift. Witzier vindt dat het argument van een hellend vlak veel te snel gaat en dat dit óók onterecht is. Vaak worden er zaken bij elkaar gebracht, die niet met elkaar te maken hebben. Bij ethische thema’s wil je echter óók luisteren naar wat de Schriften te zeggen hebben. We moeten, volgens de predikant uit Apeldoorn, geen lijstjes van onderwerpen maken waarover de Schrift wél of niet iets zou mogen zeggen. Wanneer er vrouwen in het ambt bevestigd worden, wordt een kerk dan vrijzinnig? Bij drs. Van Rhee ligt er wel vrees, niet perse op het vraagstuk van vrouw in het ambt, maar wel de visie die daarachter schuilgaat. Van Rhee geeft wel aan dat hij een hellend-vlak-argument nooit zo’n sterk argument vindt, deze kan namelijk heel gemakkelijk als drogreden worden gebruikt. Zo van: wanneer je ‘A’ doet je uiteindelijk wel bij ‘Z’ moet uitkomen. De Veenendaalse predikant geeft aan dat we wel om ons heen moeten kijken. Dan zien we dat het op het punt van Schriftgezag in het verleden nogal is misgegaan. Voordat Van Rhee hierop verder kan gaan, onderbreekt Roosendaal hem voor de vierde stelling. Die luidt: ‘Wie in de Bijbel ruimte ziet voor vrouwelijke ambtsdragers, die is bezig om vrijzinnig te worden’. Van Rhee vervolgt zijn betoog. Hij refereert naar de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken synodaal.23Er zijn meerdere voorbeelden beschikbaar, ook in het buitenland’. Deze kerken hadden ‘al meer een instantie nodig buiten de Schrift zelf, die voor ons bepaalt of die Schrift gezaghebbend is of niet’. Dit veroorzaakte bij het gewone kerkgangers onzekerheid, want als zij de Bijbel in handen hadden, dan wisten zij niet meer of zij nog wel op dat Woord konden vertrouwen. Voor Van Rhee ligt daar ook vandaag de dag een zorg. Uiteraard wil de predikant hier niet mee zeggen dat je automatisch biblicistisch moet worden, door te zeggen dat de inspiratie van het Woord op de punten en de komma’s is.24 De Reformatoren hebben dat zó, volgens Van Rhee, ook niet gezegd. Die Reformatoren namen voortdurend het uitgangspunt in ‘dat gelovig lezen van de Schrift’. De predikant ziet daar wel een cirkelredenering in. Vandaag de dag wordt dat niet meer zo geaccepteerd. ‘Als het geloof in de Schrift uiteindelijk bepaald wordt door die gelovige omgang met de Schrift, Ja, waar begint het dan? De Schrift zelf is namelijk ook die instantie die dat geloof bewerkt onder leiding van de Heilige Geest.’ Volgens Van Rhee ligt hier een belangrijk punt. ‘Dat zie ik als het wonder van de Heilige Geest dat het geloof in het hart van de zondaar werkt.’ Als de Schrift met die houding gelezen wordt, dan zal er een andere houding komen dan in de Gereformeerde Kerken synodaal. De predikant uit Veenendaal geeft aan dat dáár nog veel meer over te zeggen is, maar hij voelt de drang van de voorzitter om dit panel af te sluiten.

Oude en nieuwe schatten

Roosendaal stelt voordat hij het panel Schriftgezag en Schriftbeschouwing afsluit nog één afrondende vraag. Hij vraagt of de panelleden op dit punt uitgestudeerd zijn. Prof. Peels: ‘Hoe zou ik als emeritus-hoogleraar ooit kunnen zeggen: wij zijn uitgestudeerd’. De hoogleraar pleit ervoor om voor ogen te houden dat de Schrift zo rijk en zó diep is. ‘Een diamant met duizend kanten, waar je voortdurend weer verwonderd bij staat en nieuwe tijden dat er weer nieuwe schatten, oude en nieuwe schatten uit die Schrift naar voren komen.’ De vragen die binnen de CGK spelen, zijn volgens de hoogleraar, vragen die de kerken wereldwijd verdelen. Hij ziet bij de beantwoording van die vragen, dat niet alleen libertinisme of verstarring een rol spelen, maar ook de Boze. ‘Die broeders en zusters tegen elkaar opzet, op punten die (…) perifere kwesties betreffen.’ Het zijn volgens Peels niet direct perifere kwesties, maar het zijn ook geen zaken ‘die behoren bij het kloppend hart van het algemeen ongetwijfeld Christelijk geloof.’

Voetnoten

Deïsme ondermijnt zowel geloof als wetenschap

Deïsme is de doodssteek voor het christelijk geloof en voor de wetenschap, maar gelukkig is er geen reden vanuit geloof of wetenschap om het deïsme serieus te nemen.

De column met als kop ”Wonderwetenschap” van Ries van Maldegem (RD 14-6) begint met een prachtig betoog over het christendom als broedplek van de natuurwetenschap, maar eindigt met een pleidooi voor methodologisch atheïsme, het weren van God uit ons wetenschappelijke wereldbeeld, wat een vorm van deïsme is. Het gaat daarbij om het idee van God als Klokkenmaker, die Zich niet meer met Zijn werk bemoeit. Van Maldegem geeft hiervoor enkele argumenten:

  1. Met het voortschrijden van de natuurwetenschap zou steeds zijn gebleken dat verschijnselen waarvan eerder werd gedacht dat ze bovennatuurlijk waren uiteindelijk gewoon natuurverschijnselen waren.
  2. Een compleet verklarend logisch model voor de waarneembare werkelijkheid is niet realiseerbaar maar zou het ultieme godsbewijs zijn.
  3. Het geloof dat God in zes dagen hemel en aarde schiep wordt gezien als blasfemisch.
  4. Intelligent design, de overtuiging dat in de natuur sporen van bovennatuurlijk handelen van God aanwezig zijn, wordt gezien als blasfemisch.
  5. Wonderen zouden geen bovennatuurlijke verschijnselen zijn, maar slechts natuurverschijnselen waarvan wij het mechanisme nog niet doorgronden.
  6. Er wordt gepleit voor methodologisch atheïsme. Dit betekent dat men moet denken dat God in onze fysieke werkelijkheid niet op bovennatuurlijke wijze heeft gehandeld.

Geen bovennatuurlijke daden
Hiertegen wil ik in stelling brengen dat deïsme zowel het christelijk geloof als de wetenschap ondermijnt en slechte papieren heeft:

  1. Als het deïsme waar is, dan is mensengedrag uitputtend te verklaren uit natuurlijke oorzaken. De mens hoeft zijn gedrag niet voor God te verantwoorden. De mens is dan net zo verantwoordelijk voor zijn gedrag als een steen voor het feit dat hij van een berg af rolt.
  2. Als deïsme waar is, dan is de tekstinhoud van de Bijbel uitputtend uit natuurlijke oorzaken te verklaren. De Bijbel is dan niet het gezaghebbende Woord van God, want dat impliceert een bovennatuurlijke oorsprong. We hoeven ons dus niets aan de Bijbel gelegen te laten liggen.
  3. Is deïsme waar, dan zijn de Persoon en het handelen van Jezus uitputtend uit natuurlijke oorzaken te verklaren. Dan is Hij niet de eeuwige Zoon van God en zijn Zijn daden geen bovennatuurlijke daden die van Zijn Godheid getuigen. Zijn wonderen waren gewoon natuurlijke handelingen.
  4. Is deïsme waar, dan is de werking van het menselijk brein uitputtend uit natuurlijke oorzaken te verklaren. Dan is er aanleiding om te denken dat ons denken functioneel is voor de overleving van onze soort, maar niet om te denken dat ons verstand ware overtuigingen kan voortbrengen. Er is dan geen basis voor de gedachte dat de mens geschapen is naar Gods beeld of voor het bedrijven van wetenschap. Want wetenschap is gericht op het verkrijgen van ware overtuigingen.

Epicurus

Van Maldegems argumenten voor het deïsme zijn echter zwak. Het is niet zo dat, met het voortschrijden van de wetenschap, verschijnselen die door christenen voorheen als bovennatuurlijk werden beschouwd uiteindelijk natuurlijk bleken te zijn. Christenen geloven niet in Donar. Daarnaast is creationisme gebaseerd op de overtuiging dat hemel en aarde enkele duizenden jaren geleden door het Woord van God uit niets zijn voortgebracht. Deze overtuiging is al duizenden jaren aangehangen door miljoenen gelovigen van wie we geloven dat die nu zalig zijn. Dat blasfemisch noemen is een volledige omkering van zaken.

Van intelligent design kan gesteld worden dat dit niet meer is dan een weergave van de overtuiging die verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) art. 2: „Wij kennen Hem door twee middelen. Ten eerste, door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld: overmits deze voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen, namelijk, Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid.”

Uiteindelijk wordt het deïsme dat wordt bepleit door de NGB aan Epicurus verbonden en in ronde bewoordingen afgewezen: „En hierin verwerpen wij de verdoemelijke dwaling der Epicureën, dewelke zeggen, dat Zich God nergens mede bemoeit, en alle dingen bij geval laat geschieden.” De NGB is hierin niet de eerste. Ook Augustinus bestrijdt, in zijn werk ”De stad van God” (boek 8), de Epicureën en hun zienswijze dat leven door levenloze materie is voortgebracht.

Louis Pasteur

Bij de wetenschappers die Van Maldegem noemt, zien we dat ze het methodologisch atheïsme niet hanteerden. Voor deze uitzonderlijke wetenschappers was hun persoonlijk geloof zeer behulpzaam bij hun wetenschapsbeoefening. Zowel I. Newton, de bekende ontdekker van de wetten van de zwaartekracht, als J.C. Maxwell, de grondlegger van de moderne wetenschap met betrekking tot magnetisme, elektriciteit en straling, was diepgelovig. Beiden gaven uiting aan hun afhankelijkheid van en geloof in God en zagen Zijn werk in de natuur. Newton had zelfs meer belangstelling voor theologie dan voor natuurkunde. Maxwell heeft intelligent design-argumenten in stelling gebracht tegen het naturalisme.

Ook een uitmuntende geleerde als Louis Pasteur was zeer gelovig. Hij wist zich van God afhankelijk. Zijn uitvinding van pasteurisatie en vaccinatie heeft miljoenen het leven gered. Ook hij stond kritisch tegenover het naturalisme zoals dat in zijn tijd werd verkondigd. Deze voorbeelden laten zien dat vitaal christendom en wetenschap een vruchtbare combinatie zijn.

God aanwezig

Als we ten slotte zelf de natuur bestuderen zonder een atheïstisch keurslijf, dan is daarin de hand van de Schepper en haar bovennatuurlijke oorsprong duidelijk op te merken. Wat voor een kleuter eenvoudig lijkt, daarvan weet een volwassene dat het ingewikkeld ligt. Zo is het ook in de biologie. Hoe verder de biologie voortschrijdt en hoe meer inzicht men verkrijgt in biologische processen, des te duidelijker wordt het dat men zelfs voor het ontstaan van iets simpels als een haar nog geen acceptabele beschrijving kan geven. Laat staan als het over werkelijk ingewikkelde zaken gaat, zoals het ontstaan van leven, het bewustzijn, de ratio of de moraal. Dan wordt men zelf klein en wordt God groot. Dan is God aanwezig.

Deïsme is de doodssteek voor het christelijk geloof en voor de wetenschap, maar gelukkig is er geen reden vanuit geloof of wetenschap om het deïsme serieus te nemen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Engelen, E. van, 2024, Deïsme ondermijnt zowel geloof als wetenschap, Reformatorisch Dagblad 54 (66): 26-27 (artikel).

De ‘Daar-zit-die-niet’ zanger

Veel vogelsoorten hebben het moeilijk in ons land. Zo niet de Cetti’s zanger. Het gaat de soort wel door zachte winters. Vanaf 2005 komt deze eens uiterst zeldzame soort steeds meer voor in ons land, met in 2023 al zo’n 6000 broedparen! Zijn geluid is niet te missen. De luid explosief klinkende zang is onmiskenbaar.

Geweldig hoe deze zangvogel zingend kan knetteren! Is nu bij ons ook regelmatig te horen. Bijvoorbeeld langs de Rijnbandijk tussen Kesteren en Lienden en onderlangs de Grebbeberg. De vogel komt altijd in de buurt van water voor. Is een echte struikzanger. Verkiest dichte vegetaties, daardoor moeilijk te fotograferen. Bijgevoegde foto is dan ook van elders. Op 21 mei liepen een familielid en mijn persoon over de oude zeedijk van polder Arkemheen (niet ver van Putten) vogels te spotten. We noteerden ook de Cetti’s zanger.

De vogel liet zich zelfs vanaf een dorre braamstengel een tijdje bewonderen. Ongekend. Niet voor niets sprak recent op een avond met vogelvrienden een vogelaar van de ‘Daar-zit-die-niet-zanger’. Je hoort zijn zang, je wacht geduldig tot je de vogel te zien krijgt, en ineens hoor je de explosieve klanken iets verder op.

De foto toont een middelgrote, vrij compacte (‘dikke’) bruine zangvogel met korte hals en brede staart (vaak opgewipt, nu niet), opvallend koppatroon met lichte wenkbrauwstreep en twee witte halve maantjes onder en boven het oog. Zijn naam ontleent de vogel aan zijn zang: “(ti) CET-ti CET-ti, CET-ti”. Knap de persoon die dit heeft opgeschreven!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, De ‘Daar-zit-die-niet’ zanger, Het GemeenteNieuws 23 (24): 7.

Dr. Gerdien de Jong positief over lezing gevederde dinosauriërs van dr. Marcus Ross

Evolutiebiologe dr. Gerdien de Jong heeft een website waarop zij creationistisch materiaal bespreekt.1 Recent besprak zij de lezing van dr. Marcus Ross die hij hield op de ISBH-conferentie.2 Dr. De Jong is in haar artikel opvallend positief over de lezing van dr. Ross. Hieronder bespreken we kort haar artikel. Het is goed dat De Jong af en toe een creationistisch artikel bespreekt. Immers, ijzer scherpt ijzer.3

Een artist’s impression van Wulong bohaiensis, de kleuren zijn afgeleid van de gevonden pigmenten melanine. Bron: Wikipedia.

De aanleiding van haar schrijven vormt een artikel van ir. Gert-Jan van Heugten in Weet Magazine 83.4 Achter het officiële artikel over gevederde dinosauriërs, geschreven door Van Heugten, verscheen ook een interview met de hierboven genoemde paleontoloog dr. Marcus Ross. Dr. Gerdien de Jong heeft verder gekeken op YouTube en kwam de hierboven genoemde lezing tegen. Het eerste deel van de lezing noemt De Jong ‘een recht-toe-recht-aan’ paleontologielezing. Volgens de evolutiebiologe zou elke evolutiebioloog hetzelfde vertellen. De Jong ontwaart weinig creationistische informatie. Ross gebruikt in zijn lezing alleen voor het woord ‘derived’, ‘defined’ of ‘diagnosed’. De Jong geeft aan dat dit inhoudelijk op hetzelfde neerkomt, maar dat evolutionair ‘derived’ begrijpelijker is. Ook op het tweede gedeelte heeft De Jong weinig commentaar. De geleerde vindt het bijzonder dat Ross ‘de anatomische basis waarop evolutie gebaseerd is onderschrijft’. Ze vraagt zich af of Ross Archaeopteryx als een vogel ziet of niet. Tenslotte ziet ze, in het tweede deel, dat Ross Onder-Krijt als stratigrafische benaming gebruikt, en niet het naturalistisch gebruikelijke Vroeg-Krijt.

Als het gaat om het derde deel van de video valt De Jong over het woordje ‘geloof’. Volgens haar is het geen geloof ‘dat vogels uit Theropoden evolueerden’, maar is het een ‘voor de hand liggende gevolgtrekking uit ‘birds have similar characteristics of dinosaurs generally and they have more characteristics in common with the group of meat eating dinosaurs than with any of the other groups’.’ De Jong ziet bij 18:45 en 26:55 het eerste ‘creationisme’ voorbij komen als Ross verwijst naar de schepping en de zondvloed. De evolutiebiologe heeft hier verder geen commentaar op. Het vierde deel van de lezing van Ross gaat over de creationistische implicaties van de onderzoeksresultaten. De Jong constateert terecht dat er creationisten zijn die gevederde dinosauriërs verwerpen, omdat dino’s landdieren zijn, geschapen op de zesde dag, terwijl vogels op de vijfde dag zijn geschapen. Ross vindt dat geen geldig argument, want ook vleermuizen bijvoorbeeld zijn zoogdieren en vliegende dieren. Volgens Ross zijn niet alle gevederde dinosauriërs ook vogels, maar moet de conclusie getrokken worden dat er beesten met veren zijn die geen vogel zijn. De Jong vraagt zich af hoe het moet met de slotzinnen van Ross. Zijn sommige dinosauriërs nu wel of niet op de vijfde dag geschapen? Als sommige van deze beesten ook konden vliegen, dan moet dat wel. Maar dat is dan weer in strijd met de eerdere beweringen van Ross. Zelf denk ik dat deze vraag moeilijk te beantwoorden is, omdat wij vanuit deze werkelijkheid door de sluiers van de tijd, de zondvloed en de zondvloed naar de schepping kijken. Daardoor wordt het zeer wazig en onduidelijk welke soorten de Heere exact schiep op de vijfde en de zesde dag.

Dr. De Jong sluit haar artikel af met de constatering dat dr. Ross goede data geeft, geen argumenten tegen ‘evolutie’ heeft en vanuit een ‘vooroordeel’ denkt over geschapen groepen (baramins). Dat lijkt mij een correcte weergave van deze lezing. De Jong heeft gelijk dat polyfylie (en ook monofylie, JvM) vooronderstellingen, uitgangspunten of basisovertuigingen zijn.5 Zowel monofylie als polyfylie volgen niet direct uit de data. Voor monofylie is er te veel discontinuïteit6, voor polyfylie is er te veel onzekerheid welke soorten de Heere precies wanneer heeft geschapen (de Bijbel geeft een globaal kader, dat is niet vreemd want de Genesistekst is niet bedoeld als taxonomisch handboek).

Voetnoten

‘Topoisomerases: Catalysis and Regulation’ – Dr. Joe Deweese sprak opnieuw voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Joe Deweese is de biochemicus en assistent professor aan het Lipscomb University College of Pharmacy. Hij heeft door de tijd heen veel biochemische publicaties in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften op zijn naam staan. Vorige week was hij te gast in de livestream van Logos Research Associates om daar te spreken over het intelligente ontwerp van moleculaire machines. Dit keer over zijn promotieonderzoek: DNA Topoisomerases.1

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

“While we often think of DNA as an information storage molecule, it is also a polymer of vast length on a cellular scale. The chromosomes of one human cell stretched to full length and placed end to end would be about 2 meters long. How do our cells keep that polymer from becoming entangled? One major player in this story are the enzymes we know as DNA topoisomerases. In this presentation, Joe Deweese PhD, Professor of Biochemistry at Freed-Hardeman University, will focus on the DNA untangler: topoisomerase II and explore the structure, function, and regulation of these amazing molecular machines.”

Eerder verscheen op deze website een animatievideo over dit onderwerp, gemaakt door ‘Discovery Institute’.

Voetnoten

Gereformeerde leer en slavernij

De gereformeerde theologie van de zeventiende en achttiende eeuw droeg bij aan de conflictueuze en gewelddadige samenleving van die tijd en vormde een legitimatie voor de slavernij. Aldus Ben Ipenburg die promoveert op een onderzoek naar de relatie tussen christelijk geloof en slavernij.

De Noordmonsterkerk of Sint-Pieterskerk te Middelburg. Smijtegelt deed hier intrede als predikant en werd ook begraven in deze kerk. In 1834 werd de kerk gesloopt. Bron: Wikipedia.

In het Reformatorisch Dagblad van 30 mei wordt zijn dissertatie beschreven. Daaruit blijkt dat de promovendus van mening is dat het wreed behandelen van slaven ook met godsdienst te maken had. Ipenburg zoekt in zijn studie naar antwoorden op de vraag hoe het mogelijk was dat het christelijk geloof de slavernij in de tijd van de Republiek niet afkeurde. Hij spreekt van de waarheidsclaim van de gereformeerde theologie. ‘De zelfverzekerdheid de enige en exclusieve christelijke waarheid te vertegenwoordigen gaf ruimte voor de soms ‘genadeloze’ bestrijding van de ‘andersgelovige’ en in bredere zin ‘de ander”. Als specifieke basis voor de slavernij noemt Ipenburg ook de Cham-theorie (Gen. 9:25). De vervloeking van Cham was volgens hem lange tijd een legitimatie voor de slavernij van zwarte mensen. Om zijn standpunt te onderbouwen noemt hij onder andere de predikant J.E.J. Capitein (ca. 1717-1747), die – ondanks dat hij zelf slaaf was geweest – op Bijbelse, rechtskundige en politieke gronden vond dat de slavernij niet strijdig was met de christelijke vrijheid.

Afkeuring

Dat er ook andere geluiden waren, ontkent de promovendus niet. Die waren volgens hem echter ver in de minderheid en incidenteel. Daar is wel het nodige op af te dingen. Niet ontkend kan worden dat iemand als Godefridus Udemans ruimte bood voor de slavernij. Onder bepaalde omstandigheden was die volgens hem toegestaan, maar als slaven christen werden, moesten zij op den duur de vrijheid krijgen. De Coevordense predikant Johannes Picardt stelde dat de slavernij geoorloofd was en beriep zich daarbij op de Cham-theorie. Veel predikanten uit die tijd keerden zich wel tegen de slavernij en wezen die uit principe af. Idenburg ontkent dat niet. Hij noemt theologen als Van Poudroyen (een leerling van Voetuis), Hondius, De Mey, Smijtegelt, De Raad en Koelman. Zij waren, zegt hij, kritisch op (aspecten) van de slavernij.

Opvallend is dat de auteur speciaal ingaat op Zeeland, waar de Middelburgse Commercie Maatschappij vanaf half achttiende eeuw voornamelijk handelde in slaven. Opvallend, omdat juist vanuit Zeeland principiële Bijbelse bezwaren tegen de slavernij klonken. Ik noem allen maar Bernardus Smijtegelt en Jacobus Koelman. Maar niet alleen uit Zeeland werden die bezwaren geuit. Ook andere theologen van de Nadere Reformatie keerden zich tegen de slavenhandel, zoals Wilhelmus a Brakel, Carolus Tuinman en Johannes Beukelman.

Exodus 21:16

Zij beriepen zich voor hun bezwaren op Exodus 21:16: ‘Verder, zo wie een mens steelt, hetzij dat hij dien verkocht heeft of dat hij in zijn hand gevonden wordt, die zal zekelijk gedood worden’, en op 1 Timótheüs 1:10 waar Paulus ‘mensendieven’ noemt als degenen voor wie de wet is gesteld. Daarover zegt Tuinman in zijn Catechismusverklaring (1739): ‘Die mensen, hetzij vrijgeborenen, hetzij slaven van andere wegvoert, verkoopt (…) wordt een mensendief genaamd. Dit is nog evenzoveel zwaarder dan veedieverij als een mens waardiger is dan een beest’. Smijtegelt schrijft bij de verklaring van het achtste gebod als een van de eerste vormen van dieverij: ‘Eerst. Kunnen wij grove dieverij begaan met een mens te stelen. Dit soort van dieverij wordt begaan in de slavenhandel; die een mens steelt, zegt God, zal zekelijk gedood worden. Is dat niet droevig, daar hebben de christenen een handel van gemaakt. Ach! mochten de mensen, die zo verkocht, vervoerd en dikwijls daarom vermoord worden, eens spreken, zouden ze niet zeggen als eertijds Jozef: Ik ben diefelijk ontstolen uit mijn land? (Gen. 49:15)’. Bij Wilhelmus a Brakel lezen we in de Redelijke Godsdienst dezelfde bezwaren.

In het debat over racisme wordt gesteld dat de Amsterdamse kerken gefinancierd zijn met de opbrengsten van de slavenhandel. In zijn boek ‘Geschiedenis van de WIC’ (1994) heeft prof. H. den Heijer aangetoond dat de gereformeerde kerk destijds niet in de slavenhandel geïnteresseerd was. Dat tegen de slavenhandel niet of niet genoegzaam door predikanten van die kerk zou zijn geprotesteerd, kan evenmin staande worden gehouden. Het is overigens gemakkelijk om met de bril van de 21e eeuw een oordeel te vellen over de geschiedenis van toen.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Gereformeerde leer en slavernij, De Saambinder 102 (24): 11.

Slavernij is beslist ongereformeerd

Slavernij is volstrekt geen gereformeerd leerstuk, maar een compromis met het geld, waartegen Bijbelse principes het moesten afleggen. Calvijn was radicaal tegen.

Ben Ipenburg stelt in zijn dissertatie dat de slavernij in de tijd van de Republiek mede door de gereformeerde theologie werd gelegitimeerd (RD 30-5). Hij stelt dat die bijdroeg aan een „gewelddadige samenleving” en aan „genadeloze bestrijding” van „de Ander”. Deze scherpe veroordeling lijkt echter meer gebaseerd op een postmoderne afwijzing van een orthodox-christelijke theologie dan op een inhoudelijke bronnenstudie.

Principieel veroordeeld

Op basis van theologische bronnen is veel beter vol te houden dat de slavernij een uiterst ongereformeerde instelling is. Juist bij Calvijn, de vader van de gereformeerde theologie, treffen we een radicale veroordeling van de slavernij aan. In zijn commentaar op Genesis 12:5, waar voor het eerst in de Bijbel over slavernij wordt gesproken, keurt hij deze in krachtige bewoordingen af. Hij schrijft: „[Het] blijkt dat kort na de zondvloed door de boosheid der mensen de vrijheid, die van nature aan allen eigen was, voor een groot deel onder het menselijk geslacht te loor is gegaan. (…) Dit is zeker, dat de orde der natuur vreselijk geweld is aangedaan; omdat toch de mensen geschapen waren om onderling gemeenschap te onderhouden. Hoewel het nuttig is, dat de een boven de ander staat, toch moet als onder broeders de gelijkheid worden bewaard.”

In zijn spoor hebben gereformeerde theologen de slavernij daarom principieel veroordeeld. Toen dan ook in 1596 in Middelburg een buitgemaakt Portugees slavenschip arriveerde, bepaalden de gereformeerde burgemeesters dat de slaven moesten worden vrijgelaten, hoewel de kapitein hen had willen verkopen. Nog in 1629 vroeg de classis Walcheren aan de gereformeerde kerkenraad in Batavia of het voor een christen niet onstichtelijk en ongeoorloofd was om slaven te hebben (in Oost-Indië had men ook slaven, maar dan Aziatische).

Romeinse recht

Het is echter te vrezen dat men in Batavia aan deze vraag geen boodschap had. Naast de principiële gereformeerde lijn klonk namelijk ook een andere stem. De eminente jurist en rekkelijke arminiaan Hugo de Groot betoogde dat slavernij niet tegen de menselijke natuur inging, maar een natuurlijke en aanvaardbare toestand was. Voor deze gedachtegang beriep hij zich op het klassieke Romeinse recht, waarin slavernij werd geaccepteerd als een normale maatschappelijke status. Slavernij was een wettige en acceptabele contractsvorm, zo betoogde hij in dat spoor.

De invloedrijke Hugo de Groot wist velen van zijn standpunt te overtuigen. Zelfs iemand als de gereformeerde Zeeuwse dominee en nadere reformator Godefridus Udemans neemt in zijn bespreking van de zeevaart in ”Het Geestelijk Roer” de argumentatie van Hugo de Groot over, terwijl hij kritiek uitoefent op veel andere kwalijke en zondige praktijken van zeelieden.

Ernstige zonde

Uiteraard kwam de redenering van Hugo de Groot de Nederlandse kooplieden goed uit. Nadat de Republiek in 1630 een groot deel van Brazilië met de daar aanwezige, op slavernij draaiende plantage-economie had veroverd, werd de Nederlandse elite plotseling met slavernij geconfronteerd. In plaats van Calvijns principiële koers te volgen en de slaven vrij te laten, besloten de West-Indische Compagnie (WIC) en de Staten om de status quo voort te zetten en volop te participeren in de lucratieve slavenhandel. Het geld won het dus van de principes en kreeg daarbij steun van Hugo de Groot.

En met die verfoeilijke handel deden inderdaad ook gereformeerde kooplieden mee, net zoals een aantal gereformeerde dominees de bestaande toestand accepteerden en de gedachtegang van Hugo de Groot overnamen. We moeten vaststellen dat menig gereformeerde, zowel onder kooplieden als onder predikanten, zich aan de slavernij bezondigde. Tegelijkertijd bleven precieze theologen zoals Voetius en Hondius zich principieel verzetten tegen de slavernij als een ernstige zonde en een inbreuk op de menselijke waardigheid. Slavernij is dus volstrekt geen gereformeerd leerstuk, maar een compromis met het geld, waartegen Bijbelse principes het moesten afleggen. Het is te vrezen dat dit laatste nog altijd regelmatig voorkomt.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Biemond, A.J., 2024, Slavernij is beslist ongereformeerd, Reformatorisch Dagblad 54 (59): 20-21 (artikel).

Overzicht van berichtgeving aangaande het project EVOLF (team prof. dr. Cees Dekker)

Het zal de meeste Nederlanders niet ontgaan zijn dat het team van prof. dr. Cees Dekker 40 miljoen euro gekregen heeft om een synthetische cel te bouwen.1 Een natuurwetenschapper die uitgaat van het klassieke scheppingsgeloof vroeg of wij een overzicht zouden kunnen samenstellen van de berichtgeving rond het project EVOLF. Hieronder voldoen we, in alfabetische bronvolgorde, graag aan dit verzoek.

Overzicht

  1. BaSyC: BaSyC PI’s receive 40 million euro for their 10-year research programme EVOLF.
  2. BNR: Tientallen miljoenen voor baanbrekend Nederlands onderzoek.
  3. Bragrelunav: Leven creëren uit levenloze biomoleculen: Nederlandse wetenschappers willen synthetische cellen bouwen.
  4. Cees Dekker Lab: Cees Dekker, Curriculum Vitae.
  5. Credible: De wetenschap gaat steeds verder: zelf leven maken.
  6. CVandaag: Een actuele vraag: ‘voor God spelen’ of Gods schepping ontdekken? en Een risicovol onderzoek: leven scheppen uit dode materie.
  7. De Ingenieur: Leven maken in het lab.
  8. De Ongelooflijke Podcast: Baanbrekend onderzoek naar het ontstaan van leven, gaat christelijke wetenschapper Cees Dekker voor God spelen?
  9. De Volkskrant: Overheid geeft ‘enorme smak geld’ aan wetenschappers: 174 miljoen euro.
  10. Drimble: In zijn lab bouwt Cees Dekker van losse moleculen een levende cel die kan evolueren.
  11. Easy branches: In zijn lab bouwt Cees Dekker van losse moleculen een levende cel die kan evolueren – NRC.
  12. Engineeringnet: 40 miljoen euro om leven te creëren uit levenloze biomoleculen.
  13. European Synthetic Cell Initiative: Dutch EVOLF research programme receives €40 million in 10-year funding.
  14. Fundamentum: Dr. Jan-Hermen Dannenberg vanwege complexiteit levende cel ‘behoorlijk sceptisch over aanpak’ van team prof. Cees Dekker (EVOLF), Wetenschapsjournalist verdedigt het klassieke scheppingsgeloof en brengt debat op gang over theïstische evolutie – Nieuwsbrief d.d. 31-5-2024 en Overzicht van berichtgeving aangaande het project EVOLF (team prof. dr. Cees Dekker).
  15. Godenmensen: Cees Dekker schept leven uit levenloze materie.
  16. Ground News: When particles become alive; Cees Dekker reveals a hint from behind the veil.
  17. Headliner: Wanneer deeltjes levend worden; Cees Dekker licht een tipje van de sluier op.
  18. Hubrecht Institute: Creating life from lifeless biomolecules with AI and lab evolution.
  19. Inhetnieuws.nl: In zijn lab bouwt Cees Dekker van losse moleculen een levende cel die kan evolueren.
  20. KNAW: Van quantum tot klimaat: Summit grant voor KNAW-leden en KNAW-instituten.
  21. Kort News: Cees Dekker bouwt levende cel die kan evolueren.
  22. Link Magazine: NWO Summit Grant om fundamentele quantumlimieten te onderzoeken.
  23. Medical Delta: Summit grant voor onderzoek naar de evolutie van cellen uit levenloze moleculen en Summit grant for research on creating life from lifeless biomolecules.
  24. Metro Nieuws: Van iets levenloos, leven maken: ‘Mijn rol is om voor God te spelen’, zegt onderzoeker in Op1.
  25. Nederlands Dagblad: Deze christelijke wetenschapper wil leven maken uit levenloze moleculen. ‘Mijn geloof motiveert mij’ en #167 Cees Dekker wil uit stofjes leven gaan maken. Is dat niet voor God spelen?
  26. NOS: Nederlandse topwetenschappers ontvangen 174 miljoen euro voor tien jaar.
  27. NRC: In zijn lab bouwt Cees Dekker van losse moleculen een levende cel die kan evolueren.
  28. NWO: Van quantum tot klimaat: vijf teams van topwetenschappers ontvangen Summit grant en From quantum to climate: five teams of top scientists receive Summit grant.
  29. Omroep Delft: Grote subsidie voor studie van TU Delft naar raadsel van leven.
  30. Op1: Van iets levenloos leven maken: onderzoeker Cees Dekker en zijn team denken dat het mogelijk is.
  31. QuTech: NWO Summit Grant to investigate fundamental quantum limits.
  32. Radboud Universiteit: Summit Grants voor onderzoek naar klimaatverandering en de evolutie van levende cellen.
  33. Reformatorisch Dagblad: Hoe Cees Dekker leven wil maken en Leven bouwen in het lab met Zijn aarde.
  34. RTL: Frankenstein? Nederlandse onderzoekers proberen ‘levenloze cellen’ tot leven te wekken.
  35. SciDutch: Leven creëren uit levenloze biomoleculen met AI en lab-evolutie.
  36. ScienceLink: Cees Dekker wordt gedreven door verwondering en Cees Dekker is driven by wonder.
  37. Skipr: Vijf groepen wetenschappers verdelen 174 miljoen euro.
  38. SVNB Hooke: BN-Based EVOLF wins summit grant.
  39. The Scientist Magazine: Building Cells from the Bottom Up.
  40. Trouw: Is bij het ontstaan van het leven nog ruimte voor God?
  41. TU Delft: Leven creëren uit levenloze biomoleculen met AI en lab-evolutie en Creating life from lifeless biomolecules with AI and lab evolution.
  42. TW.nl: Leven creëren uit levenloze biomoleculen: Nederlandse wetenschappers willen synthetische cel gaan bouwen.
  43. Wageningen University & Research: Building Synthetic Life in the Lab.

Voetnoten

‘Bijbel en homoseksualiteit’ – Dr. Maarten Klaassen hield op 25 mei 2024 referaat voor ‘Kerngroep Bezinning GKV’

Noot van de redactie: Op 25 mei 2024 hield dr. Maarten Klaassen een referaat voor de ‘Kerngroep Bezinning GKV’. Deze groep was bijeengekomen op een studie- en ontmoetingsdag op Urk. Hieronder wordt het referaat met dank aan de spreker en ‘Een-in-waarheid’ gedeeld. Over de ‘Kerngroep Bezinning GKV’ hebben we hier al eerder geschreven.

Hartelijk dank voor de uitnodiging om vanmorgen met u te spreken over het rapport ‘Ruimte en richting’, het rapport dat als ik me niet vergis eind volgende maand op de synode van de NGK besproken zal worden en waarop dan besluitvorming zal volgen.

Ik sta hier vanmorgen als relatieve buitenstaander. Ik ben zelf predikant in de Hersteld Hervormde Kerk. Wat ons verbindt is het thema en de zorg. Ik ben zelf werkzaam voor de stichting Bijbels Beraad m/v en in die hoedanigheid houd ik me regelmatig bezig met het thema homoseksualiteit, zowel in een stuk bijbelse bezinning alsook pastorale begeleiding van mensen die worstelen met homoseksualiteit.

Zelf ben ik jarenlang predikant geweest in de PKN, de kerk die ik twee jaar geleden verlaten heb vanwege mijn toegenomen zorg over de omgang met de seksuele ethiek. Liet de PKN al sinds 2004 ruimte voor het inzegenen van andere relaties dan het huwelijk tussen man en vrouw, in 2019 kwam daar ook een liturgie bij voor mensen die een transitie hebben ondergaan en daar een zegen over willen vragen… Ik heb toen bij de classis waar ik destijds bij behoorde een bezwaarschrift, een gravamen ingediend dat door de classis echter niet ontvankelijk verklaard werd, ook niet toen 75 andere predikanten hun adhesie betuigden. In een gesprek met het moderamen van de landelijke kerk bleek dat er geen mogelijkheid was het gravamen ter tafel te krijgen, waarop ik mijn conclusies heb getrokken en mijn lidmaatschap heb opgezegd.

Een gesprek over seksuele ethiek blijkt in de PKN feitelijk niet meer mogelijk. De kerk voelt zich verlegen het onderwerp ter sprake te brengen, daarin geestelijk leiding te geven en het gevolg is dat ieder mag doen wat goed is in eigen ogen. U zult zeggen: wat kun je anders verwachten van een plurale kerk?

Dat is waar – maar dan is het des te meer bevreemdend andere kerken van wie je dat niet verwacht had, langszij te zien komen. Kerken die naar hun aard niet pluraal zijn, die zich baseren op Schrift en belijdenis en die nu dezelfde routes volgen die ons – hervormd-gereformeerden – heel bekend voorkomen… Het was voor hervormden een bevreemdende ervaring om in de jaren ’80 links ingehaald te worden door de synodaal-gereformeerden die al in 1987 de ambten openstelden voor de praktiserende homoseksuelen.

En nu gebeurt het weer… en dat in kerken waar wij altijd met enige jaloezie tegenaan keken omdat daar tenminste nog een bijbelse koers gevaren werd… Het kan verkeren en we hoeven er niet met zelfverheffing over te spreken… Het is blijkbaar een virus dat overal in de lucht zit, er is een geest uit de fles die niet meer tegen te houden lijkt te zijn.

Homoseksualiteit is één van de grote issues van onze tijd. De bekende nieuwtestamenticus N.T. Wright noemde het onlangs misschien wel het meest omstreden morele, sociale en culturele issue van onze tijd. En daarbij is er geen grijs gebied: iedereen zal uiteindelijk positie moeten kiezen, hetzij aan de ene of de andere kant. Dat is ook zichtbaar in dat rapport dat -zoals de opstellers zo mooi zeggen – weliswaar eensgezind, maar niet eenstemmig is opgesteld. Deputaat Wolter Rose geeft in een afzonderlijk hoofdstuk aan dat hij zich niet kan verenigen met de conclusies van het rapport – en waarom niet. De scheidslijnen lopen dus ook dwars door het rapport heen…

Het rapport

Aan mij is gevraagd of ik vanmorgen een analyse wil geven van het nieuwe rapport homoseksualiteit ‘Ruimte en richting’. Ik hoop daarbij vooral te kijken naar hoe het rapport omgaat met de Bijbel en de bijbelse gegevens analyseert en interpreteert. Ik doe dat in het licht van de studie die ik onlangs zelf uitvoerde over het thema homoseksualiteit en waarvan u de uitkomsten kunt vinden in dit boek dat afgelopen week verscheen. Dan nu naar het rapport.

Kernvraag en uitgangspunt van het rapport is de vraag ‘Wat heeft de gemeente van Christus te bieden aan lesbische zusters en homofiele broeders in haar midden?’ Dat was de vraag die de Generale Synode van Meppel (2017) meegaf aan het deputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. In het verlengde hiervan gaf de Synode van Goes (2020) enkele nadere deelvragen mee waar het rapport een antwoord op moest verschaffen, zoals een bijbelse visie op seksuele diversiteit en relaties, maar ook hoe een kerkenraad moet handelen als gemeenteleden een seksuele relatie aangaat die niet overeenkomt met de Schrift en de vraag hoe een veiligheid kan bieden aan mannen en vrouwen die niet in staat zijn te trouwen met iemand van het andere geslacht, lees: een relatie aangaan met iemand van hetzelfde geslacht.

Het is interessant dat het rapport niet gelijk begint met een analyse, maar met een zestal brieven. Die brieven zijn des te relevanter omdat ze een weerslag geven van de verschillende visies die er in uw kerk leven aangaande het thema homoseksualiteit. Het gaat over twee lesbische vrouwen die een relatie hebben en een plek zoeken in een nieuwe gemeente vanuit de gedachte of, en zo ja, hoe er plaats voor hen is om volwaardig lid te zijn van deze gemeente. Ik bespreek een paar reactie en vis er wat kenmerkende gedachtenpatronen uit, die, naar mijn mening, inzicht geven in de denklijnen binnen uw kerk. Ik hoop er straks nog nader op in te gaan om de gevolgde denklijnen te wegen.

Ad de Bruijne stelt dat hun relatie niet de kern van geloven en christelijk leven raakt – waarom hij geen belemmering ziet voor het doen van openbare geloofsbelijdenis. Homoseksualiteit is vanuit de schepping bezien een stuk gebrokenheid, maar in het licht van het komende Koninkrijk wordt het volgens hem een mogelijkheid om Christus te volgen. In dat komende Koninkrijk maakt het niet meer uit of je man of vrouw bent, dat relativeert dus ook de betekenis van het huwelijk als een verbond tussen man en vrouw. Het kan ook een verbond zijn met iemand van hetzelfde geslacht. Hij is geen voorstander van een huwelijk, maar ziet ruimte voor een partnerschapsverbond, een verbond dat een teken (signaal) kan zijn van de verbondenheid met Christus.

Jan Mudde schrijft in zijn brief dat homoseksualiteit zoals we dat vandaag kennen in de tijd van het NT eigenlijk niet bekend is. Als Paulus homoseksualiteit ter sprake brengt, dan gaat het vooral mannen die seks voor de seks hebben. Dat homoseksualiteit onderdeel van je diepste identiteit kan zijn, was hem niet bekend. Hij kan zelfs schrijven: Sommigen van u zijn dat ooit geweest’, vanuit het idee dus dat het – nu ze tot geloof gekomen zijn – voorgoed voorbij is. Vandaag de dag zien we dat anders. Ook een christenhomo die geen relatie of seks heeft, zal zichzelf toch als homo zien: ik ben homo. De redenering is: homoseksualiteit in liefde en trouw is niet iets wat de bijbel kent, dus we moeten daar eigen afwegingen in maken. Voor Mudde is vooral het beroep op Gods barmhartigheid doorslaggevend: ‘we [leren] de HERE kennen als een barmhartig en zelfs tegemoetkomend God die rekening houdt met kwetsbare mensen en hen die lijden onder de gebrokenheid van het bestaan. Dat loopt als een rode draad door de Bijbel (20).’

Almatine Leene gooit het over een anders boeg. Zij stelt: Homoseksualiteit maakt onderdeel uit van de diversiteit van de schepping. Als het ingekaderd is in een relatie van liefde en trouw, is het geoorloofd. Losbandige seks mag niet, want dan gaat het slechts om seksuele bevrediging, maar binnen een relatie van liefde en trouw ligt het anders. Zij noemt daarvoor twee argumenten:

  1. De kaders waarin de Bijbel seksuele handelingen tussen mannen veroordeelt, kunnen we niet zomaar toepassen op homoseksuele relaties vandaag de dag. Als Paulus in Rom. 1 homoseks tegennatuurlijk noemt, kun je dat niet zomaar toepassen op mensen die ‘van nature’ homoseksueel zijn. Voor hen is er immers niet tegennatuurlijks aan, maar voelt het juist heel natuurlijk. Het tegennatuurlijke bij Paulus zit volgens haar vooral erin dat homoseks een aantasting is van de natuurlijke rol van man en vrouw. In de oudheid werd volgens haar de man als actieve partner gezien en de vrouw als passieve partner. Wanneer nu twee mannen seks hebben en een van de passieve rol aanneemt, dan is dat een omkering van de natuurlijke orde. Mannen horen niet passief te zijn. Dát is volgens haar vooral de reden dat Paulus het tegennatuurlijk vindt. Het is dus niet zozeer afwijzing van homoseks als zodanig, maar vooral van het omverwerpen van de genderhierarchie – met mannen die zich feitelijk als vrouw gedragen.
  2. Verder meent Leene dat we ervoor op moeten passen sommige wetten uit het OT nog wel als geldig te beschouwen – zoals het verbod op seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht, terwijl we andere wetten – zoals het verbod op het dragen van twee soorten stof of het zaaien met soorten zaad – niet meer van toepassing achten. Op grond van deze afwegingen meent Leene dat er geen bezwaar hoeft te zijn als het stel dat naar haar gemeente overkomt, bij hen in het huwelijk treedt.

Een heel andere benadering vinden we bij Wolter Rose. Op de vraag of het lesbische stel naar zijn oordeel welkom is in de gemeente, stelt hij dat we van Christus leren dat geslachtsverschil essentieel is als het gaat om seksueel gedraag. Man en vrouw schiep God hen – en dat is de basis voor seksueel handelen. Dat betekent dat homoseksuele relaties een onmogelijke mogelijkheid zijn. De gemeente van Christus heeft geen bevoegdheid dergelijke relaties in te zegenen. Seksualiteit buiten het huwelijk van man en vrouw is te allen tijde zonde. Wie in zonde leeft, dient afgehouden te worden van de tafel van de Heere, althans zolang hij/zij zich niet bekeert. Je zult maar homoseksueel zijn, voegt hij eraan toe. ‘Dat zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?’.
Maar volgens Rose is die pijn juist essentieel bij de navolging van Christus. Jezus volgen gaat niet zonder lijden. Het lijden van het alleen door het leven gaan is daar een aspect van. Tegelijk: niemand minder dan Jezus zet juist het alleen door het leven gaan op ongekende hoogte. Van achtergestelde positie is in het nieuwe verbond geen sprake meer. Het alleen-gaan wordt op een gedeelde eerste plek gezet met het huwelijk, een volwaardige wijze om Christus te volgen.

Een laatste reactie komt van Dick Westerkamp. Net als Rose ziet hij geen ruimte voor een homoseksuele relatie. ‘Het huwelijk in ere bij allen, dat is het uitgangspunt’ – en onder huwelijk verstaat hij dan een huwelijk tussen man en vrouw. Helaas signaleert hij in uw kerken een tendens om niet wat God zegt, maar wat het gevoel ingeeft, leidend te laten zijn. Maar we kunnen niet zegenen wat God niet zegent. Wel meent hij dat stellen welkom moeten zijn in de gemeente, ook aan de avondmaalstafel. Immers, we komen daar niet als rechtvaardigen, maar als zondaars die soms nog een hele weg te gaan hebben. In de hoop dat ze zullen inzien dat hun relatie niet houdbaar is en vrijwillig er mee breken zullen.

Een paar observaties: in de brieven komt een scala aan visies voorbij met heel verschillende uitgangspunten die op een of andere manier toch allemaal aan de Bijbel gerelateerd worden. Ik pik de belangrijkste er uit:

  • Homoseksualiteit raakt niet de kern van geloof en christelijk leven.
  • Homoseksualiteit wordt in het licht van Gods Koninkrijk een mogelijkheid tot navolging van Christus.
  • Homoseksualiteit is een variatie in Gods schepping (Leene/De Bruijne).
  • Homoseksualiteit vandaag is iets heel anders dan homoseksualiteit vandaag. Daar worden drie kernargumenten bij genoemd:
    • Vandaag is homoseksualiteit iets van de diepste identiteit, iets wat in de Bijbel onbekend is.
    • De Bijbel noemt homoseksualiteit tegennatuurlijk, maar dat komt vooral omdat men het niet gepast vond dat een man de rol van een vrouw aannam.
    • Het is willekeurig het OT-ische verbod op homoseksualiteit zomaar door te trekken naar vandaag, dat doen we met andere voorschriften ook niet.
  • Tenslotte hoorde we nog het argument van Gods barmhartigheid: God is barmhartig en dat geeft de doorslag om homoseksuele relaties toe te laten. ‘Hij is een barmhartig God en volgt de mens in de gebrokenheid van het bestaan’ (113).

Ik zal proberen aan te tonen dat al deze genoemde argumenten bij nader inzien niet deugdelijk en niet houdbaar zijn en getuigen van een verkeerde omgang met Gods Woord en het gezag van Gods Woord. Maar eerst wil ik meer in het algemeen iets zeggen over de visie op de bijbel die ik in het rapport tegenkom.

Allereerst valt op dat er veel aandacht is voor de relatie Bijbel en cultuur. We lezen de Bijbel nooit in een vacuüm, maar altijd in een bepaalde tijd en context. Dat is een andere dan die van de tijd van de bijbelschrijvers. De visie op slavernij en de positie van de vrouw zouden wij vandaag zo niet meer overnemen. In de geschiedenis zijn allerlei emancipatieprocessen gaande die we positief kunnen waarderen, zoals de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van vrouwen en ook een andere omgang met homoseksualiteit. De vraag die centraal staat in het rapport: wat kunnen we als christelijke gemeente betekenen voor onze homoseksuele broeders of zusters zouden we honderd jaar geleden nooit gesteld hebben.

Zelf ben ik dan geneigd te denken dat hier sprake is van die typisch gereformeerde optimistische cultuurvisie die hervormd-gereformeerden altijd een beetje gewantrouwd hebben. Zelf maak ik de positieve waardering van het emancipatiedenken, de anticonceptiecultuur, de acceptatie van de evolutietheorie -om maar een paar voorbeelden uit het rapport te noemen – niet zo mee en sta daar eerlijk gezegd een stuk kritischer tegenover, mede misschien ook wel door een wat meer sombere cultuurvisie dan de neo-gereformeerden doorgaans hadden.

Het tweede aspect dat me opviel was de aandacht voor de heilshistorie. Het rapport stelt: we leven heilshistorisch in een andere tijd. Dat maakt dat de voorschriften uit het OT niet zondermeer van toepassing zijn op ons vandaag. We leven immers in een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis waarbij we geroepen zijn de dingen in het licht van Christus te beschouwen. Op zich is dat een juiste analyse die ik deel, tegelijk schuilt hierbij het gevaar dat dit kan leiden tot een zekere relativering van bijvoorbeeld de schepping of OT-ische voorschriften. De komst van Christus betekent echter niet dat de schepping of het OT nu overbodig is geworden. Christus heft de schepping niet op en het OT ook niet. Hij zegt zelfs daar geen tittel of jota van af te willen doen, de Schrift kan immers niet gebroken worden. Hoe belangrijk de schepping voor Hem is blijkt wel in het debat over de echtscheiding waarin Hij teruggrijpt op de schepping: zo is het van den beginne niet geweest…

Inhoudelijk

Dan naar de inhoud. Hoe komt de schrift aan het Woord in het rapport? Eerlijk gezegd was ik daar positief verrast over. Het hoofdstuk over homoseksualiteit bevat een bespreking van verschillende bijbelgedeelten die betrekking hebben op homoseksualiteit en over het algemeen vind je daar een betrouwbare exegese van de betreffende passages.
Dat is anders dan bijvoorbeeld het boek van Almatine Leene en Rene Erwich. Daar wordt je geconfronteerd met gekunstelde exegeses waarbij teksten anders worden gelezen dan vanouds gedaan wordt vanuit – naar ik vermoed – het verlangen de tekst iets anders te laten zeggen dan men voorheen dacht. Zo stellen Erwich en Leene dat Paulus’ moeite met homoseksueel gedrag in Romeinen 1 niet zozeer ingegeven wordt door moeite met homoseksualiteit in het algemeen, maar meer door zijn verzet tegen situaties van misbruik, zoals een oudere man die seks heeft met een jongere jongen. Maar niets wijst erop dat Paulus doelt op situaties van ongelijkheid, integendeel, hij heeft het over mannen die in lust ontbranden tot elkaar, dus wel degelijk seksueel gedrag dat door beide partijen toegestemd wordt binnen een gelijkwaardige verhouding. Zulke exegese treffen we echter in dit rapport niet aan; de bevindingen verschillen weinig van die van mezelf in het boek dat ik zelf schreef. De conclusie luidt dan ook luid en duidelijk dat de Bijbel geen ruimte laat voor gelijkgeslachtelijke seksualiteit. Daar was ik blij mee. Wel ben ik, anders dan de auteurs van het rapport, van mening dat de geschiedenis van Sodom en Gomorra wel degelijk te maken heeft met seksuele misstanden en niet alleen met een gebrek aan gastvrijheid of een schending van het gastrecht. Natuurlijk was er ook sprake van gebrek aan gastvrijheid, een grove schending van het recht op onderdak en herbergzaamheid, maar daarmee is niet alles gezegd. Ezechiël maakt duidelijk dat de inwoners van Sodom gruwel bedreven – en laat dat nu precies het woord zijn dat Leviticus gebruikt voor homoseksuele misstanden, een relatie waar Ezechiël als priester natuurlijk mee op de hoogte was.

Het rapport gaat niet mee in deze denkwijze. Ondubbelzinnig wordt gezegd dat de Bijbel niet slechts de verkeerde, uitbuitende vormen van homoseks verbiedt, maar alle vormen van homoseksueel gedrag beschouwt als tegen de natuur.
Kortom, het frappante van dit rapport is dat men het over de Schriftgegevens op zich wel eens is. Dat wordt ook letterlijk gezegd op blz. 101: ‘over de exegese van de relevante Schriftgegevens zijn we het grotendeels eens’. Op grond van exegese ruimte creëren voor een homoseksuele verbintenis zit er eenvoudigweg niet in. En als dat wel gebeurt, moet dat dus op grond van andere overwegingen. Dat hoeft op zich geen bezwaar te wezen, we doen dat bij andere thema’s immers ook. Denk aan de kinderdoop: er is geen expliciet voorschrift om kinderen te dopen; toch doen gereformeerde christenen dat wel – en met name vanwege andere argumenten die daar ruimte voor bieden, zoals de plaats van kinderen in de Bijbel, de betekenis van Gods verbond etc. Het is echter de vraag of dit bij een thema als homoseksualiteit ook het geval is. Biedt de bijbel ruimte om bij dit thema tot verschillende overwegingen te komen – zoals dat bij thema’s als de doop, je visie op de eindtijd etc. ook het geval is – of is het thema homoseksualiteit echt van een andere orde en moet je zeggen dat de bijbel op dit punt een ondubbelzinnige boodschap voor alle tijden en culturen uitdraagt?

Ik meen het laatste – en ook deputaat Wolter Rose meent dat. Volgens hem kan er in de gemeente van Christus geen ruimte zijn voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen met een seksuele dimensie. Volgens hem wordt – wanneer dit wel gebeurt – het onderwijs van Christus en de Apostelen, geworteld in de Tora voor het volk Israël op een essentieel punt op een zijspoor gezet (156). Ook andere, aan de NGK verwante kerken, zijn die mening toegedaan – hij wijst in dit verband op het rapport van de CGK, en – in Amerika – de CRC en de PCA die allemaal ook deze lijn volgen. Het rapport van uw kerken meent echter dat er vandaag wel ruimte moet zijn voor gelijkgeslachtelijke verbintenissen, inclusief wat men dan noemt de seksuele dimensie. Volgens Rose is dit een conclusie die niet stoelt op rechtdoen aan de Schrift, maar ingegeven is – ik citeer hem letterlijk – door ‘ervaring, intuïtie en emotie’.

Het belangrijkste punt om wél ruimte te zien voor homoseksuele verbintenissen – en dat komt keer op keer terug in het rapport – is dat de Bijbel niet kent wat wij vandaag kennen: dat mensen een homoseksuele identiteit hebben die een onvervreemdbaar onderdeel van hun diepste zijn uitmaakt. Alle deputaten zijn het op zich er over eens dat de bijbel geen ruimte laat voor homoseks. Waarom dan toch vandaag daar wel ruimte voor zien? Omdat de Bijbel niet wist wat wij vandaag weten: dat mensen hun homoseksualiteit zo diep ervaren dat het een onmiskenbaar onderdeel van hun identiteit is en dat het daarom beschadigend en onpastoraal is hen een dergelijke relatie, inclusief de seksuele dimensie, te ontzeggen. Maar zo -aldus Rose – is het uiteindelijk ervaring, intuïtie en emotie dat de doorslag geeft, en niet de Schrift. Zo verliest de Schrift volgens hem zijn corrigerende functie.

Dat is inderdaad de crux: we zien dat, ondanks de ondubbelzinnige erkenning dat homoseksualiteit niet is toegestaan, er toch ruimte voor gezien wordt, niet op grond van de Schrift, maar op grond van andere overwegingen, overwegingen waarvoor weliswaar teruggegrepen wordt op de Bijbel, maar die in de praktijk er toe leiden dat er conclusies bereikt worden die haaks staan op de ondubbelzinnige boodschap van de Bijbel zelf.

In het rapport wordt de weg aanbevolen die Paulus in Rom. 14-15 wijst, namelijk de weg van verdraagzaamheid in het hebben van verschillende opvattingen. Maar – aldus Rose – wat er nu feitelijk gebeurt is dat je de scherpe afwijzing van homoseksualiteit in Rom. 1 wegmasseert met een beroep op wat diezelfde apostel een aantal hoofdstukken later zegt. Is dat niet heel vreemd? En bovendien is het pleidooi om mild te zijn in hoe je omgaat met feestdagen en eten en drinken – want daar gaat het over in Rom. 14-15 – wel zomaar over te zetten naar de discussie over hoe je omgaat met homoseksualiteit in de gemeente? Alsof het gelijksoortige onderwerpen zijn – wat het duidelijk níet zijn, volgens Rose. Seksuele onreinheid staat in de top-3 van onderwerpen waar christenen duidelijk afstand van dienen te nemen, aldus Rose.

Hij ontwaart in het rapport een alarmerend patroon wat hij herkent uit andere discussies over homoseksualiteit. In de eerste fase word gezegd: de Bijbel wijst alleen verkeerde vormen van homoseksualiteit af, zoals prostitutie of misbruik van jongeren door oudere mannen. Fase 2 is: de Bijbel wijst inderdaad alle vormen van homoseksueel gedrag af, maar – en dat is dan fase 3 – de Bijbel weet niet wat wij vandaag weten, nl. dat homoseksualiteit zozeer bij je identiteit hoort dat je niet zonder kunt, dat het een verloochening van jezelf, je diepste zijn, zou betekenen als je opgeeft – en daarom moeten homoseksuele relaties in liefde en trouw vandaag wel mogelijk zijn. Die analyse lijkt me heel terecht. Alle deputaten erkennen ronduit dat de Bijbel homoseksualiteit afwijst, maar de meerderheid komt toch tot de afweging dat het vandaag wel moet kunnen – wat dus betekent dat gevoel, ervaring, cultuur uiteindelijk een groter gewicht in de schaal ligt dan het onderwijs van de Bijbel zelf.

Evaluatie

We zijn nu op een punt gekomen dat het goed genoemde overwegingen nog eens even een voor een voor het voetlicht te halen en ze te toetsen op hun houdbaarheid en deugdelijkheid in het licht van de Schrift. We hadden ze al gezien, laten we ze nu nog even de revue laten passeren…

Homoseksualiteit raakt niet de kern van geloof en christelijk leven.

Deze bewering is van Ad de Bruijne en ik acht haar pertinent onjuist. Zoals Tim Keller enige jaren geleden zei: de seksuele ethiek is wel degelijk onderdeel van wat orthodoxie inhoudt. Niet voor niets dat Paulus er zoveel aandacht voor vraagt in zijn brieven. Hoe kan de Bruijne een dergelijke opmerking maken als Paulus in 1 Kor. 6 de homoseksuele praxis schaart onder de praktijken die mensen buiten Gods Koninkrijk houden? Dick Westerkamp zei het onlangs in een interview in het ND: ‘Wat als je mensen naar de ondergang leidt’? Welke pastor kan met dat in het achterhoofd deze praktijk goedkeuren of zeggen dat dit niet de kern van geloof en christelijk leven raakt?

Homoseksualiteit wordt in het licht van Gods Koninkrijk een mogelijkheid tot navolging van Christus.

Ja, dat is maar net hoe je het bekijkt. Als je daarmee bedoelt -zoals De Bruijne – dat een homoseksuele levensstijl een nieuwe manier is om Christus te volgen zeg je iets wat niemand van de bijbelschrijvers, kerkvaders of reformatoren begrijpen zou, laat staan dat ze het er mee eens zouden zijn. In hun denken was geen plaats voor ‘goede’ vormen van homoseksueel gedrag.

Het is natuurlijk wat anders als je bedoelt dat de worsteling met homoseksuele gevoelens, je uit kan drijven tot Christus om genade, vergeving en kracht. Het kan een doorn in je vlees zijn die je misschien nooit kwijtraakt, maar die je afhankelijk maakt van de Heere, een weg waarin je ervaren mag: Mijn genade is u genoeg. Maar dat betekent geen toegeven aan homoseksuele gevoelens, maar deze juist bestrijden. Zoals een man met homoseksuele gevoelens mij onlangs mailde: Vluchten naar Jezus en door Zijn kracht de begeerten kruisigen.

Homoseksualiteit is een variatie in Gods schepping (Leene/De Bruijne).

Dat is een uitspraak die je in het licht van de schepping niet vol kunt houden. God schept de mens man en vrouw, met de bedoeling dat die twee een zullen zijn. De Bijbel is een heel heteroseksueel boek, want heteroseksualiteit is uitgangspunt bij de schepping. Dat er toch mensen zijn met verlangens voor personen van hetzelfde geslacht moet je zien als een verstoring van de goede schepping – zoals er natuurlijk heel veel verstoringen ontstaan zijn. Nergens noemt de Bijbel een positief voorbeeld van homoseksualiteit of een homoseksuele relatie, ook Jezus doet dat niet. Hij neemt zijn insteek bij ‘den beginne’ waar God man en vrouw geschapen en voor elkaar bedoeld heeft.

Homoseksualiteit vandaag is iets heel anders dan homoseksualiteit voorheen. Daar worden drie kernargumenten bij genoemd:

Seksualiteit/homoseksualiteit staat vandaag in een ander kader dan vroeger.

Als gevolg van het individualisme is in onze westerse samenleving de menselijke persoon steeds meer centraal komen te staan, inclusief diens seksuele gevoelens en verlangens. De Bruijne schrijft daarover: ‘seksualiteit is een individualiteitskenmerk van individuen geworden, wij moeten dat positief aanvaarden (96). Homoseksualiteit is vandaag iets van je diepste identiteit; dat kent de Bijbel zo niet en dat vraagt een andere beoordeling’.

Het probleem met De Bruijne – en dat geldt ook voor dit rapport in het algemeen – is dat er veel te veel meegegaan wordt in dat moderne identiteitsdenken, waarbij gezegd wordt dat je homoseksualiteit een stuk van je identiteit is. Dat is het volgens mij niet, het zijn gevoelens en verlangens die een gevolg zijn van de zondeval; geen variatie in Gods goede schepping. Zodra je dit gaat beschouwen als je diepste zijn, je identiteit maak je het veel te groot.

De tweede reden dat we vandaag anders tegen homoseksualiteit aankijken, komt bij Leene vandaan. Zij stelt:

De Bijbel noemt homoseksualiteit tegennatuurlijk, maar dat komt vooral omdat men het niet gepast vond dat een man de rol van een vrouw aannam.

Het tegennatuurlijke zit dus niet zozeer in de seks tussen twee mannen, maar in het feit dat een van hen een verkeerde rol op zich neemt, namelijk de vrouwelijke rol. Dát is tegennatuurlijk. Dit argument is niet sterk; vrijwel alle gezaghebbende schriftuitleggers zijn het er over eens dat Paulus met tegennatuurlijk niet doelt op het aannemen van een verkeerde rol, maar dat homoseksualiteit an sich tegennatuurlijk is, d.w.z. tegen Gods natuurlijke bedoeling met seksualiteit omgaat. Natuurlijke seksualiteit is die tussen man en vrouw; dat gaat terug op de schepping (‘mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’ (…) en die twee zullen tot één vlees zijn’) – een punt dat Walter Rose overigens terecht naar voren brengt.

Het is willekeurig het OT-ische verbod op homoseksualiteit zomaar door te trekken naar vandaag, dat doen we met andere voorschriften ook niet.

Voorstanders van homoseksuele relaties wijzen er vaak op dat er in Leviticus 18 – dat homoseksuele relaties verbiedt – ook andere voorschriften staan die christenen vandaag niet meer opvolgen, zoals het laten staan van een deel van je oogst met het oog op de armen (Lev. 19: 9) of het verbod om je land met twee soorten zaad te bezaaien.
Dat is op zich juist, maar dan zie je toch over het hoofd dat deze verboden van een andere orde zijn dan het verbod op homoseks. Vanouds kennen we in de gereformeerde traditie het onderscheid tussen ceremoniële, burgerlijke en morele wetten. De ceremoniële en burgerlijke wetten hebben betrekking op één specifiek volk in een bepaalde periode van de heilsgeschiedenis. Weliswaar valt er veel van te leren, maar het zijn bepalingen die grotendeels niet meer geldig zijn omdat het Nieuwe Testament ze zelf al als opgeheven verklaart (denk aan de voedselwetten uit Israël).
Dat ligt bij homoseksualiteit echt anders. Dat gaat in de tegen de scheppingsorde en dat is dus ook een blijvend principe, ook onder het nieuwe verbond (zie Rom. 1 en 1 Kor. 6).

Kortom: alle drie de beweringen – dat homoseksualiteit vandaag anders beoordeeld moet worden dan vroeger omdat het nu een kwestie van identiteit is en nu niet, dat het niet per se tegennatuurlijk hoeft te zijn en dat we de bijbelse voorschriften hieromtrent niet zomaar kunnen doortrekken – kunnen alle drie ontkracht worden.

Gods barmhartigheid

Tenslotte hoorde we nog het argument van Gods barmhartigheid: God is barmhartig en dat geeft de doorslag om homoseksuele relaties toe te laten. ‘Hij is een barmhartig God en volgt de mens in de gebrokenheid van het bestaan’ (113). Dat kan ertoe leiden – aldus Jan Mudde – dat God de bakens van Zijn scheppingsorde kan verzetten, om zodoende mensen tegemoet gekomen in hun gebrokenheid. Uiteraard is God barmhartig, maar dat betekent nog niet dat Hij ons ruimte geeft Zijn wetten en voorschriften te breken. Mudde verwijst naar het voorbeeld dat God vanwege de hardheid van ons hart, echtscheiding toe heeft gelaten – maar dan moet je toch in elk geval zeggen dat dit een bepaling is die God Zelf gegeven heeft, dat lees je nergens over het toestaan van homoseksuele relaties. Natuurlijk zien we in de heilsgeschiedenis dat veranderingen optreden, dat God bepaalde zaken toestaat die voorheen niet toegestaan waren (denk aan de voedselwetten waar ik het net over had), maar dan wordt dat altijd expliciet aangegeven – en dat is bij homoseksualiteit niet het geval. Dat is echt een improvisatie waarvan je moet zeggen dat er weinig bijbelse grond voor is.

Afrondend

Ik ga afronden. Wat staat er op het spel bij aanvaarding van dit rapport? Het gezag van de Schrift en de genoegzaamheid van de Schrift. Die twee hangen natuurlijk samen: de Schrift heeft gezag omdat we geloven dat we aan de Schrift genoeg hebben, dat de Schrift ons betrouwbaar de weg wijst door de tijd. Dat is de kern van het hele verhaal: hebben we aan de Schrift genoeg? Is de Schrift, zoals vanouds in de gereformeerde traditie gezegd is, genoegzaam? Dit rapport zegt feitelijk van niet. Wat er hier gebeurt is dat andere noties dan de Bijbel zodanig gewicht krijgen dat ze de heldere stem van de Schrift overstemmen. Psychologische informatie, moderne visies op identiteit krijgen zodanig gewicht dat het tools worden om de eenduidige boodschap van de Schrift om te buigen. Wij weten vandaag meer dan Paulus, zei de Bruijne. En dan mag wat wij meer en beter weten een legitieme stem zijn in je afweging, dan is niet meer de Schrift rechter en arbiter over alle dingen. Of geloven we dat het Woord van God genoeg is voor alle tijden, plaatsen en mensen, ook vandaag? Dan hebben we genoeg aan de Schrift en willen we gehoorzaam volgen wat zij zegt… Geloof in de toereikendheid/genoegzaamheid van de Bijbel betekent – zoals Rose terecht zegt – dat de Bijbel iets zeggen kan ‘zonder dat er andere krachten nodig zijn om dat te reguleren’. De Schrift staat op zichzelf, torent huizenhoog uit boven alle menselijke meningen, visies, wetenschappelijke inzichten en spreekt voor zichzelf. Als we dat niet meer toestaan, houden we op kerk te zijn naar Gods Woord. Dan moet je óf accepteren dat er hier nu eenmaal meerdere visies op bestaan (dan kies je dus feitelijk voor een plurale kerk) of je moet je consequenties trekken en je kerk verlaten.

Dat was precies wat Jochem Douma tien jaar geleden deed. En dat was heel consequent. Want òf je accepteert – zij het met tegenzin – de pluraliteit als een gegeven en je blijft als een soort Gereformeerde Bond binnen de kerk òf je accepteert die niet. Dan blijft er maar één optie over: vertrekken. Douma deed dat heel principieel, want als je de pluraliteit – weliswaar node – accepteert, kun je beter net zo goed naar de PKN gaan, want dan is het recht van afscheiding vervallen. Dan hoef je geen afgescheiden kerk meer te zijn, maar kun je beter teruggaan naar de PKN – en ik voorspel dat dat tussen nu en twintig jaar ook zal gebeuren met de NGK. Want als de pluraliteit in beginsel aanvaard wordt, vervalt natuurlijk het recht om een afgescheiden kerk te zijn. Dat recht heeft de NGK m.i. nu al verspeeld, dus ik denk dat ze zich beter aan kunnen sluiten bij de PKN en ik denk ook dat dat gaat gebeuren. Het enige andere alternatief is – net als Douma deed – je aansluiten bij een kerk die het principe van de pluraliteit niet omhelst. En dat lijkt me een heel legitieme optie.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.

Dr. Jan-Hermen Dannenberg vanwege complexiteit levende cel ‘behoorlijk sceptisch over aanpak’ van team prof. Cees Dekker (EVOLF)

Het team van prof. dr. Cees Dekker heeft 40 miljoen euro gekregen om met zijn project EVOLF synthetisch leven te creëren. Of Dekker daarin slaagt is de vraag, in het voorwoord van de nieuwsbrief van Fundamentum gaven we aan dat dit project waarschijnlijk onze kennis van de levende cel zal vergroten, maar ook extra argumenten vóór Intelligent Design zal opleveren.1 Het project van Dekker is ook in christelijke kranten het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad besproken.2

In het RD van 12 juni 2024 reageert dr. Jan-Hermen Dannenberg in een column op het project. Hij geeft aan dat het ontstaan van leven nog steeds een raadsel is. Hoe kan leven ontstaan uit levenloze materie? Dannenberg ziet het experiment van Urey en Miller in 1952 als een van de bekendste experimenten. In 1953 werd de structuur van het DNA ontdekt. Dit ‘maakte duidelijk dat de informatie voor alle biologische processen opgeslagen ligt in het DNA en hoe (erfelijke) eigenschappen worden doorgegeven van de ene cel naar de andere’. Dr. Dannenberg heeft dit ook helder en uitgebreider uitgelegd op de conferentie ‘Bijbel & Wetenschap 2023’.3 Maar er blijven veel vragen over. Bijvoorbeeld ‘hoe levenloze moleculen, zoals het DNA en eiwitten, samen voor een levende cel kunnen zorgen’. Om het mysterie van de levende cel verder te ontrafelen heeft de Delfse hoogleraar Dekker 40 miljoen gekregen. Met 1 miljoen euro, die Dekker in 2015 kreeg, is dit niet gelukt. Dr. Dannenberg is daarom, net als dr. Borger elders op deze website4, ‘behoorlijk sceptisch over deze aanpak’. Hij licht dat in zijn column toe: “De complexiteit van een cel, die een kosmos op zichzelf is, wordt mijns inziens zwaar onderschat. De verwachting is dat het bij het construeren van een synthetische cel duidelijk wordt welke principes aan biologisch leven ten grondslag liggen. Voor zover ik weet, zijn de meeste ontdekkingen in de biologie niet op die manier tot stand gekomen. Zo kwam bijvoorbeeld de structuur van DNA op uit een hele serie experimenten waarbij niemand een idee had hoe DNA eruit zou moeten zien. En in eerste instantie besefte ook niemand hoe DNA informatie bevat.” Dannenberg hoopt, net als in het voorwoord van de nieuwsbrief omschreven is, dat Dekker en zijn team tot nieuwe inzichten over het leven komen. Maar ook, dat deze kennis zal leiden tot eer van de Schepper (naar Psalm 8).5

Voetnoten