De vierde scheppingsdag … volgens dr. Russell Humphreys

Bij het spreken over de scheppingsdagen komt regelmatig de vraag naar voren: hoe kan het licht van de sterren, die volgens de Bijbel op de vierde dag zijn geschapen, zo snel de aarde bereikt hebben, als we uitgaan van de tegenwoordig bekende lichtsnelheid en van het feit dat die sterren op onmetelijke afstanden van de aarde liggen?

Een discussie over de vraag of de dagen uit Genesis 1 nu wel of géén 24 uur zijn geweest is volkomen zinloos. Want een etmaal is per definitie gelijk aan 24 uur, zoals een dozijn altijd 12 is. Ook is wel gesuggereerd dat de scheppingsdagen gerelateerd zijn aan de ‘klok van God’, die niet per se gelijk loopt met de ‘klok’ in het universum. Voor zo’n benadering moeten we zeker beducht zijn; immers God is een Wezen, dat we niet binnen welke tijd dan ook mogen plaatsen (Ps. 90:2)! Maar nu richten we ons specifiek op het bovenvermelde sterrenlichtprobleem. Een oplossing daarvoor is wel gezocht in de veronderstelling dat God dat licht ‘onderweg’ heeft geschapen. Toch is dit zeer onbevredigend, want dan zou je moeten aannemen dat de waargenomen variaties in helderheid van de sterren (denk ook aan het plotselinge verschijnen van nova’s) niet gelinkt kunnen worden aan werkelijke gebeurtenissen. Alsof de Schepper om zo te zeggen fake news zou verspreiden om mensen te misleiden. Dit lijkt op de mening van sommigen die dachten dat de fossielen in de gesteentes rechtstreeks door God daarin zouden zijn geschapen.

Een andere kwestie is: hoe zou (als dat mogelijk was geweest) een ‘bewustzijn’ het scheppingsgebeuren erváren hebben, niet alleen wat betreft de verschijnselen op aarde, maar ook die in het onmetelijke heelal? En dat speciaal met betrekking tot het handelen van God op de vierde dag van de scheppingsweek. Als het aan de Amerikaanse creationist Russell Humphreys (1942) ligt, dan worden we wat dat aangaat op onze wenken bediend. Voor het door hem ontwikkelde scenario willen we nu wat aandacht vragen, voorlopig nog los van de vraag naar het wetenschappelijk gehalte van zijn veronderstellingen.

Het bijzondere van de ideeën van Humphreys is, dat ze een soort synthese beogen van de aloude Bijbelse waarheden en de bevindingen van Einstein in zijn moderne relativiteitstheorie. Nu is dit, ondanks dat die theorie zich in een grote algemene belangstelling mag verheugen, een stuk wetenschap dat heel lastig te begrijpen is en, niet te vergeten, tot zeer contra-intuïtieve resultaten leidt. Toch willen we een poging doen en proberen de werkwijze van Humphreys enigszins te volgen.

Eerst letten we daarbij op de vraag: wat is eigenlijk: tijd? In een common sense-opvatting van dit begrip zien we meestal een soort onveranderlijk decor, tegen de achtergrond waarvan alle gebeurtenissen zich afspelen. Als een alomtegenwoordige ‘kosmische klok’, die, ongeacht wat er gebeurt (of niet gebeurt), hondstrouw de seconden wegtikt. Tijd zou dan ook vergeleken kunnen worden met het canvas waarop de schilder zijn penseel zet. Dat doek is er gewoon, of de kunstenaar nu wel of nog niet met zijn werk begonnen is. We zingen wel: “Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen”, maar de moderne wetenschap kan hierbij wel een kanttekening plaatsen. Het is namelijk niét de tijd die voortgaat, maar het is de reeks van de gebeurtenissen die zich ontrolt (Het is de mens – niet de tijd – die “daarheen vliegt”, volgens Ps. 90). En vervolgens wordt daaraan een tijdstempel gehecht. In die volgorde. Niet andersom. Overigens is deze gedachte reeds door Augustinus uitgesproken1:

Vóór de wereld kon er geen tijd zijn die voorbij was, want daar was geen schepsel aan wiens bewegingen deze kon worden afgemeten maar de wereld is gemaakt tezamen met de tijd.

Aan de genoemde intuïtieve tijdopvatting heeft Einstein een radicaal einde gemaakt. In zijn visie is het tempo waarin de tijd ‘loopt’ afhankelijk van de positie die een voorwerp inneemt in een zwaartekrachtveld. Er is aangetoond dat de tijd trager gaat verlopen wanneer er een verplaatsing is in de richting van de zwaartekracht.2 Om dit te verduidelijken: stel je voor dat je op grote afstand van de aarde zweeft. Zet je nu koers naar de aarde, dan beweeg je natuurlijk in dezelfde richting als de zwaartekracht (vanuit het middelpunt van de aarde wordt immers aan je getrokken). Volgens de relativiteitstheorie zal dan, als je op aarde bent geland, de tijd daar trager verlopen. Het gaat hierbij nog over een relatief klein verschil: enkele seconden per eeuw. Maar die afwijking is wel dusdanig, dat er bij het gebruik van GPS-satellieten rekening mee moet worden gehouden! Tussen twee haakjes: dit verschijnsel van tijdrek, zoals het genoemd wordt, is niet door jezelf te herkennen. In die zin dat je de wijzers van je horloge trager zou zien bewegen. Dat doen ze wel, maar hetzelfde geldt voor de snelheid waarmee je gedachten gaan, je bloed stroomt, je ademhaling gaat enzovoort. Het kan dus misverstand oproepen als je zegt dat ‘de klok’ langzamer loopt, met op de achtergrond de gedachte dat je dit zélf zou kunnen constateren. Vandaar dat we liever spreken over: vertraagde tijd.

Gaat het over hele zware sterren of zwarte gaten, dan wordt dat effect vele malen versterkt. En volgens Humphreys is dat ook zo als je het hele universum erbij betrekt. Althans (zoals we gaan zien): het heelal in de vorm, zoals hij die voor ogen heeft. De sleutel tot het verstaan van de constellatie van het universum ligt volgens hem in Genesis 1:6. We lezen daar dat God een ‘uitspansel’ maakte in het midden der wateren (Aldus de SV. De HSV en de Naardense Vertaling hebben hier: ‘gewelf’). In vers 7 wordt gesproken over zowel wateren ónder als wateren bóven dat uitspansel. Vaak wordt aangenomen dat dit een verwijzing is naar wat we vandaag de dampkring of atmosfeer van de aarde noemen. De wateren ‘boven het uitspansel’ zouden dan de wolken zijn. Tegen die opvatting is in te brengen dat in de verzen 14–17 duidelijk wordt gesteld dat de hemellichamen in dat uitspansel werden geplaatst. En dan rijst de vraag: Wat moeten we ons dan voorstellen bij ‘het water boven het uitspansel’?

Op dit punt start de uiteenzetting van Humphreys. Het is volgens hem duidelijk dat er bij de schepping sprake is geweest van één grote waterbol, waarbinnen God een uitspansel heeft aangebracht. Het centrum van die bol bevatte de aarde, maar er was een grote waterschil om die bol heen. De ruimte tussen die bol en de schil is dan het uitspansel. En daarin bevinden zich dan de hemellichamen. Uiteraard weten we dat dit alles aan uitdijing onderhevig is (geweest), zodat het uitspansel een onmetelijke ruimte met sterrenstelsels is geworden. Maar nog steeds is er om dat universum heen die buitenste schil, die naar de mening van Humphreys inmiddels in ijs is getransformeerd. Hij geeft ook aan dat deze schil een enorme massa heeft, misschien tientallen keren groter dan die van de ons bekende verzameling van sterrenstelsels. In dit verband is het opmerkelijk dat in het visioen van Ezechiël (1:22) gesproken wordt over een uitspansel dat oogt als een ‘vreeswekkend kristal’. Het Hebreeuwse woord ‘kerach’, hier door ‘kristal’ weergegeven, betekent eigenlijk: ijs (zoals ook is vertaald in de HSV en de NaV).

Met zijn redenering gaat Humphreys dus lijnrecht in tegen het algemeen aanvaarde filosofische uitgangspunt, dat beweert dat het universum geen grenzen heeft en oneindig is. Dit zogeheten Copernicaanse principe sluit elke bevoorrechte positie voor de aarde en ons zonnestelsel uit. Het heelal heeft dus ook geen centrum: waar je je ook bevindt: om je heen strekt zich in alle richtingen ongeveer evenveel materie uit. Dat betekent een gemiddelde zwaartekracht nul, wat weer inhoudt dat tijdvertragingseffecten, kosmisch gezien, slechts mogelijk zijn op zeer beperkte schaal, bijvoorbeeld in de buurt van een zwart gat.

In de visie van Humphreys ligt dit dus geheel anders. Laten we ons, als gedachte-experiment, voorstellen dat we ons op bijna oneindige afstand van de aarde bevinden, dus nog ver buiten de water- of ijsschil die het uitspansel omgeeft. We kijken dan tegen het enorme universum aan, dat door zijn onvoorstelbare massa een aantrekkingskracht op ons uitoefent. Bewegen we ons nu daar naartoe, dan krijgen we dus te maken met het effect van tijdvertraging, zoals hiervoor is uitgelegd. Na het passeren van de omhullende waterlaag betreden we het terrein van de sterrenstelsels. Evenwel blijft er een naar het middelpunt (dus: de aarde) gerichte zwaartekracht werken, met als gevolg dat het effect van tijdvertraging ook zal doorgaan. Maar we komen zo zoetjesaan in de buurt van de aarde. Precies, zegt Humphreys: het tijdvertragingseffect is daar inmiddels zo sterk geworden, dat de tijd is komen stil te staan. De aarde ‘baadt’ zich dus in een tijdloze zone of bevindt zich, als dat niet helemaal het geval is, dan toch minstens in een gebied waarin de tijd zeer traag voortschrijdt. En dat is, volgens Humphreys, mogelijk de situatie geweest op de vierde scheppingsdag. Terwijl (een vreemd woord in dit verband!) de hemellichamen door God werden gemaakt – gebruik makend van processen die volgens huidige wetenschappelijke maatstaven miljoenen of miljarden jaren in beslag hebben genomen – verstreek er op de aarde slechts één dag! Humphreys neemt ook nog aan dat de Schepper in staat is om de lichtsnelheid (en eventueel andere natuurconstanten) zo te manipuleren, dat het licht van de sterren nog op de vierde dag de aarde heeft kunnen bereiken. Het daaropvolgende uitdijen van de ruimte heeft ervoor gezorgd dat het tijdvertragingseffect uitdoofde, zodat de tijd op aarde weer zijn normale ‘loop’ heeft hervonden.

Dit is dan, sterk vereenvoudigd, het scenario voor de ‘vierde dag’, dat Humphreys ruim tien jaar geleden heeft voorgesteld. Al in 1994 had hij met het boek Starlight and Time een vergelijkbare poging gedaan3, maar daarop is, ook vanuit creationistische kring (o.a. John Byl) nogal wat kritiek gekomen. De hierboven geschetste verbeterde versie van dit model is weinig bekend geworden; ook heeft Humphreys daarin ook al weer wat wijzigingen aangebracht.

Hoe moet dit alles nu beoordeeld worden? Vragen we ons eerst af hoe de auteur daar zelf tegenover staat. Waarschijnlijk beschouwt hij dit model zelf als minder serieus. Hij zegt in een artikel4:

I outline a speculative light transit-time scenario during Day 4. Other scenarios are possible, so you should take this as only an example of the possibilities that achronicity opens up.

Hij heeft het dus over een ‘voorbeeld’. Alsof hij wil zeggen: laat de wetenschap zich ook eens met de mogelijkheid van tijdvertraging bezig houden, dus met het perspectief dat vanuit de theorie van Einstein wordt geopend. En dat is zeker niet verkeerd. Maar, zoals opgemerkt, dit is niet te verwachten, gezien het breed aanvaarde paradigma van een oneindig heelal. En over een centrale plaats van de aarde in het universum kun je al helemaal niet praten. We moeten niet vergeten dat de ‘erkende’ kosmologie ook allerlei fudge factors moet aannemen om de big bang-theorie te laten kloppen. Twee-derde van het heelal bestaat dan uit donkere energie, de rest is bijna allemaal donkere materie. Onwaarneembaar en toch: black matter lives! Er is een duidelijke kloof tussen theorie en waarneming. Daarom was het goed dat een gezelschap van 33 top-wetenschappers (waaronder bekende namen als Halton Arp en Hermann Bondi) hierbij de vinger legde:

In no other field of physics would a continual recourse to new hypothetical objects (inflation, dark matter, dark energy) be accepted as a way of bridging the gap between theory and observation (New Scientist, 22 mei 2004).

En zeker ook de laatste jaren komt men telkens voor nieuwe verrassingen te staan. Nog onlangs suggereerden onderzoekers een geheel andere ‘tijdlijn’ voor de ontwikkeling van het universum, waarbij de noodzaak van extreem snelle uitdijing na de oerknal (de zogeheten ‘inflatie’) in twijfel werd getrokken.5 En dat is nog maar één van de vraagstukken in dit hoofdpijndossier. Onderzoek doet vrezen dat er weldra gaten zullen worden geschoten in het breed aanvaarde kosmologische model. Zodat niemand weet waar dit alles zal eindigen.

Ook op andere terreinen van de natuurwetenschap is er nog genoeg kommer en kwel. Gaan neutrino’s met de snelheid van het licht? Waarom is de lichtsnelheid (en daarmee ook de overdracht van elektromagnetische signalen) eigenlijk begrensd? Hoe komt het dat licht in water (800 maal dichter dan lucht) toch maar 25% langzamer gaat dan in lucht (of vacuüm)? De wetenschap zet hier uiteraard haar ‘mannetjes’ op, maar de hieruit geconstrueerde theorieën – of liever: beschrijvingen – lijken elkaar soms hevig te beconcurreren. Iemand merkte eens op dat de Schepper misschien wel besmuikt zit te lachen, bij het zien van zoveel onbeholpen pogingen van de mens in zijn eigen achterkamertje van het universum om wat grip te krijgen op de omgeving waarin hij leeft…

Er is op gewezen dat, vanuit de huidige stand van de wetenschap bezien, het model van Humphreys meerdere tekortkomingen heeft. En ook hij gaat uit van niet te bewijzen veronderstellingen. Minder sympathiek komt over de stellige manier waarop hij spreekt over het handelen van de Schepper: “God deed eerst dit en toen dat en daarna rekte Hij het uitspansel uit”. Beter was geweest dat hij zich (meer) had gerealiseerd dat de tegenwoordig bekende wetmatigheden in de natuur dateren van ná een voltooide schepping. Dat God bij het maken van de hemel en de aarde van geen enkele natuurwet dwingend afhankelijk is geweest. En dat de wording van hemel en aarde zich buiten het bereik van ons natuurwetenschappelijk instrumentarium bevindt (om het met prof. dr. Marc de Vries te zeggen). Of met de trefzekere woorden van een nietige sterveling, die spreekt over de eeuwige God, de Almachtige Schepper:

Zie, dit zijn de uitlopers van Zijn weg,
en wat een flard woord maar horen wij van Hem!
– een donderslag van Zijn kracht, wie kan die verstaan?
(Job 26:14, vert. P. Oussoren)

Dit is een bewerking van de lezing die drs. Herman van Ligtenberg hield op het congres ‘De waarde van de Schepping voor wetenschapsbeoefening en ethiek’ op 20 oktober 2018 te Opheusden.

Worden Jezus’ discipelen in de Bijbel gepresenteerd als ‘superchristenen’?

Binnen een team moet je altijd voor elkaar opkomen en elkaar verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Naar buiten toe moet je eensgezindheid uitstralen en je moet je fouten zo lang mogelijk verzwijgen. Dat geldt natuurlijk ook voor het ‘team’ dat na Jezus’ vertrek de kerk op de rails moest zetten. De Bijbel strijkt alle plooien glad, de discpelen waren het perfecte team. Of is dat een misverstand?

Vele generaties christenen na de Bijbelse tijd zagen de discipelen inderdaad als ideaal. De eerste volgelingen van Jezus werden letterlijk heilig verklaard, zodat men in Engelse gebieden vaak spreekt over Saint Matthew, Saint John, Saint Paul, enzovoort. Maar als we het aan deze eerste christenen zelf konden vragen, zouden zij zeggen dat dit een vreemd misverstand is. Zij waren helemaal niet zo heilig. Zij waren lang niet altijd eensgezind en hielden elkaar echt niet altijd de hand boven het hoofd. Integendeel, het Nieuwe Testament houdt de onderlinge problemen niet onder de pet.

Ik geef een paar voorbeelden van de opvallende eerlijkheid van het Nieuwe Testament over de fouten van Jezus’ eerste volgelingen. In de eerste plaats is de evangelist Markus frappant open over de fouten van de discipelen en dan vooral over die van Petrus. Over elk van de volgende situaties zou veel meer te schrijven zijn, maar ik geef alleen een opsomming:

Markus 4:13 De discipelen begrijpen de gelijkenissen niet.
Markus 4:35-41 De discipelen zijn bang dat hun schip (met Jezus aan boord) zal vergaan. Wanneer Jezus de storm stilt, reageren zij angstig.
Markus 6:45-52 Jezus loopt op de zee maar de discipelen reageren met ongeloof; Markus voegt hieraan toe dat zij de wonderbare spijziging ook niet hadden begrepen en verhard waren.
Markus 7:18 De discipelen begrijpen Jezus’ onderwijs niet.
Markus 8:14-21 De discipelen vergeten brood mee te nemen en tonen alleen onbegrip.
Markus 8:31-33 Jezus kondigt zijn lijden aan maar Petrus aanvaardt dat niet.
Markus 9:5-6 Petrus reageert verkeerd op Mozes en Elia.
Markus 9:18-19 De discipelen kunnen de maanzieke jongen niet genezen.
Markus 9:32 De discipelen begrijpen Jezus’ lijdensaankondiging niet.
Markus 9:34 De discipelen ruziën over wie de belangrijkste is.
Markus 10:13-14 De discipelen willen niet dat kinderen bij Jezus komen.
Markus 10:28 Petrus vraagt om beloning.
Markus 10:35-37 Jakobus en Johannes vragen om ereplaatsen.
Markus 14:4 ‘Sommigen’ veroordelen de vrouw die Jezus zalft.
Markus 14:17-21 Judas blijkt een verrader te zijn.
Markus 14:27-31, 66-72 Petrus verloochent Jezus.
Markus 14:37-41 De discipelen vallen in Gethsémané in slaap.
Markus 14:50 De discipelen laten Jezus in de steek bij zijn gevangenneming.
Markus 16:8 De vrouwen geloven eerst niet dat Jezus is opgestaan uit de dood.

Het is duidelijk dat Markus de zwakheden en het ongeloof van Jezus’ directe volgelingen – zelfs in aanwezigheid van de Heer zelf – niet verbergt. Het zijn bepaald geen ideale gelovigen.

Mijn tweede voorbeeld staat in Handelingen 15, waar Lukas er openlijk voor uitkomt dat de eerste christenen fundamenteel verdeeld waren over de rol van de oudtestamentische wetten in hun leven. De situatie is dat de eerste gemeente in Jeruzalem bestond uit Joden die in Jezus geloofden. De mannen waren uiteraard besneden en lieten ook hun zoons besnijden. In Antiochië ontstaat een tweede gemeente waarvan de meeste leden een heidense achtergrond hebben (Handelingen 11:19-26).

De mannelijke gelovigen daar zijn dus onbesneden en Barnabas en Paulus verlangen dat blijkbaar ook niet van hen. Er komen mensen uit Judea naar Antiochië om te vertellen dat de besnijdenis er wel bij hoort, maar Paulus en Barnabas ontkennen dit en een meningsverschil is geboren (15:1-2).

Waarom vertelt Lukas deze dingen? Omdat hij niet de behoefte heeft om de volgelingen van Jezus te idealiseren. Hij doet tamelijk uitvoerig verslag van de vergadering die aan de controverse gewijd moet worden en van de brief die deze vergadering aan de gemeente van Antiochië stuurt (15:23-29).

De uitkomst van dit conflict is overigens nog altijd van groot belang: er wordt afgesproken dat gelovigen met een niet-Joodse achtergrond niet hoeven te worden besneden en dat zij zich ook verder niet aan de oudtestamentische wetten hoeven te houden (op een paar kleinigheden na, 15:19-20 en 15:28-29).

Helaas begrijpen sommige christenen in onze tijd de inhoud van deze afspraak niet (meer): zij beginnen de sabbat te houden en gaan weer wettisch leven… Interesse voor het jodendom is prima, maar wie door de Geest wordt geleid, is niet onder de wet (Galaten 5:18).

Het slot van Handelingen 15 gaat over een heel ander conflict (15:35-41). Op de vergadering in Jeruzalem stonden Paulus en Barnabas schouder aan schouder om hun standpunt te verdedigen, maar korte tijd later krijgen ze ruzie over Markus: mag Markus mee op reis of niet? Een ordinaire, pijnlijke ruzie tussen twee goede collega’s die waarschijnlijk ook vrienden waren. Zij komen er niet uit en de vruchtbare samenwerking wordt verbroken. Lukas doet geen enkele moeite om deze verdrietige zaak mooier voor te stellen dan zij is.

Het vierde voorbeeld van de eerlijkheid van het Nieuwe Testament draait weer om levensstijl en de wetten van Mozes, maar nu beschreven door Paulus. Ook hij windt er geen doekjes om en vertelt de gelovigen in Galatië over de meningsverschillen tussen leden van de eerste generatie gelovigen. In Galaten 2:11-14 beschuldigt hij Petrus, nota bene de leidende apostel, van angsthazerij en gedraai. Eerst gelooft Petrus namelijk dat hij zich niet meer aan de oudtestamentische wetten hoefde te houden, maar onder druk uit Jeruzalem (‘enkelen uit de kring van Jakobus’) verandert hij van standpunt. Deze keer gaat het niet zozeer om de besnijdenis maar om de spijswetten, maar de vraag is hetzelfde: mogen gelovigen bij God horen op grond van wat zij doen of uit genade? Paulus maakt er geen geheim van dat dit een conflict opleverde. Dat de Bijbel de apostelen zou idealiseren, is een misverstand.

Tenslotte is het, als je er even over nadenkt, verbazingwekkend dat de brieven aan de Galaten en de Korintiërs bewaard zijn gebleven. Paulus levert felle kritiek op beide gemeenten en menselijk gesproken hadden de gemeenten deze brieven daarom best kunnen verdonkeremanen, zodat zij niet in de Bijbel kwamen.

Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Ontwikkelingen rondom abortus doen alle alarmbellen afgaan

Ondanks het abortusverbod in veertien staten van Amerika is het aantal abortussen in 2023 alsnog fors gestegen. Het Guttmacher Institute meldt dat er in dat jaar meer dan één miljoen abortussen zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten 1.026.690 om precies te zijn.1

De grote vraag is of dit aantal wel juist is. Het is zeer waarschijnlijk een onderschatting omdat alleen de geregistreerde abortussen zijn geteld. Alle abortussen die buiten de abortuscentra plaatsvonden worden niet meegeteld. Zo blijven de 4.000 wekelijkse bestellingen van abortuspillen via postorder van Aid Access (van Rebecca Gomperts)2 en andere abortuspillen die gekocht zijn via apotheken in Mexico buiten de cijfers. Tegelijkertijd is het geregistreerde gebruik van de abortuspil in Amerika na de goedkeuring door FDA in 2000 gestegen tot 63 procent van alle abortussen. Dit zijn onvoorstelbare getallen. Sinds 2012 is het niet meer voorgekomen dat in Amerika het aantal abortussen in één jaar boven de één miljoen uitkwam.

Niet alleen in Amerika is in 2023 het aantal abortussen zeer fors gestegen. Ook in het Verenigd Koninkrijk was er een toename in de eerste zes maanden van 2023. MSI Reproductive Choices, een organisatie die zich met abortus bezighoudt, heeft al gemeld dat er in die periode een stijging was van 32 procent (!) vergeleken met dezelfde periode in 2022.3 Voor Nederland zijn de cijfers over 2023 nog niet bekend.

Als de stijging van het aantal abortussen in 2023 voor Nederland dezelfde orde van grootte heeft als in het Verenigd Koninkrijk en Amerika, dan moeten we ons echt zorgen gaan maken en wordt onderzoek naar de motieven voor een abortus alleen maar belangrijker. Want zonder inzicht in de motieven te hebben, is het onmogelijk om als overheid maatregelen te treffen en hulp te bieden. Je weet namelijk niet waar en welke hulp er nodig is om het aantal abortussen omlaag te brengen.

Een tweede ontwikkeling

Zowel in Amerika als in het Verenigd Koninkrijk zien we dat de abortuspil een steeds grotere rol speelt als abortusmethode. Die ontwikkeling zien we ook in Nederland. Deze manier om een abortus uit te voeren wordt gebracht als een ‘veilige’ methode. Echter voor geen enkel ongeboren kindje is deze methode veilig te noemen. Immers het doel van de abortuspil is om het kindje te doden. Maar er kleven nogal wat andere risico’s aan de abortuspil.

Complicaties

Het Britse college van verloskundigen en gynaecologen waarschuwt dat tot 1 procent van alle abortuspilprocedures geheel mislukt en dat tot wel 6 procent van die procedures leidt tot een onvolledige abortus. Er kunnen dan delen van het kindje of van de placenta achterblijven in de baarmoeder. Abortuspillenfabrikant Linepharma erkent op haar website: ‘Het niet te verwaarlozen risico op mislukken dat in maximaal 7,6 procent van de gevallen voorkomt, maakt het controlebezoek verplicht om te controleren of de abortus is voltooid.’4 Gebeurt dat ook bij alle vrouwen die de abortuspil per post toegestuurd krijgen? Ik vermoed van niet.

Uit ander onderzoek van de Britse gezondheidsautoriteiten blijkt dat 2,8 procent van de vrouwen die de abortuspil gebruikte, daarna naar het ziekenhuis moest voor een nabehandeling (curettage).5 En 3,2 procent kreeg poliklinisch extra medicijnen toegediend om alsnog een volledige abortus te bewerken. Abortuspillen zijn niet zonder risico!

Nederland

Uit de jaarlijkse rapportage Wet Afbreking Zwangerschap in Nederland zien we dezelfde stijgingen over 2022 als in het Verenigd Koninkrijk in dat jaar. Ook zien we in dezelfde jaarrapportages vergelijkbare ontwikkelingen rondom het procentueel gebruik van de abortuspil ten opzichte van de andere behandelingen. Dit zal alleen nog maar toenemen als vanaf 2025 het nemen van de abortuspil nog toegankelijker wordt wanneer huisartsen die mogen verstrekken. De verwachting is dat daarmee ook de mogelijke gevolgen zullen toenemen. Wij houden ons hart vast voor de nieuwe jaarrapportage van de Wet Afbreking Zwangerschap over 2023 die in de tweede helft van dit jaar zal verschijnen.

Verhouding geboorte en abortus

Nog een zorgelijke ontwikkeling is dat in 2023 in Nederland 163.818 kinderen levend werden geboren. Dit is het laagste aantal in dertien jaar tijd.6 Abortuscijfers die stijgen en tegelijkertijd geboortecijfers die dalen. In 2016 was de verhouding nog één op de zeven zwangerschappen die eindigde in een abortus. Die verhouding is momenteel al één op de vijf. Deze ontwikkelingen moeten bij ons toch alle alarmbellen doen afgaan.

Voetnoten

Grafsteen van Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022)

Hierboven wordt de grafsteen van Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022) weergegeven. Onze lieve zoon ligt begraven op de Hervormde Begraafplaats aan de Bredeweg te Randwijk. Op de bekende website Online-begraafplaatsen wordt de begraafplaats wel genoemd, maar wordt zijn graf nog niet weergegeven. Dit overigens in tegenstelling tot wat op de pagina staat weergegeven dat ‘alle graven en personen zijn ingevoerd‘.1 Jarco werd op 26 juli 2022 rond 16.00 uur begraven. De rouwdienst werd gehouden om 14.00 uur in het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente te Opheusden. Deze dienst werd geleid door de weleerwaarde heer ds. W. Mouw.2 De begrafenis werd verzorgd door Wevers Uitvaart.3 Op deze website hebben we een speciale herdenkingspagina aangemaakt, waarop ook de rouwdienst en begrafenis terug te luisteren is.4

Onze lieve Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten rust hier ‘tot de jongste dag‘. Hij was geboren op 3 juni 2015 om 23.37 uur te Ede en overleden op 20 juli 2022 om 19.43 uur te Utrecht. Hij mocht zeven jaar oud worden. De steen heeft een vorm van twee harten. De bovengenoemde informatie staat op het ene hart. Op het andere hart staat: ‘Hij heeft gedacht aan Zijn genade‘. Het gaat om de eerste regel van Psalm 98:2 uit de berijming van 1773. Een psalm die Jarco graag zong, maar ook tekenend is geweest voor de periode van zijn ziekzijn en overlijden. De Heere liet Zich (zeker) in die weken niet onbetuigd. Het gedenkteken werd geplaatst op 27 februari 2024 door ‘Den Hollandsche Gedenktekens‘.5 Een uitgebreide beschrijving van deze grafsteen. Opdat wij de grote daden van de HEERE zullen gedenken en niet vergeten! Wij danken, na de Heere, allen die deze grafsteen mogelijk hebben gemaakt voor hun milde gaven en hopen en bidden dat Jarco hierdoor nog spreekt nadat hij gestorven is.

Foto 1.
Foto 2.
Foto 3.
Foto 4.

Voetnoten

Spees-valken

De Spees is een hooggelegen gebied tussen Kesteren en Opheusden aan de zuidoever van de Nederrijn. In 1799-1800 is hier een aarden vestingwerk aangelegd, een hoornwerk.

Fort De Spees ligt op de plek waar de Marsdijk en de Rijnbandijk bij elkaar komen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog zijn hier versterkingen in de vorm van loopgraven en kazematten aangebracht en was dit vestingwerk een belangrijk onderdeel van de Betuwestelling. Aansluitend op het aan de noordoever liggend Hoornwerk aan de Grebbe, waarom in mei 1940 zo zwaar gevochten is.

Bij het fort staat al jaren op een paal een torenvalknestkast. Vanaf de wandeldijk goed te overzien, Eind maart 2024 nam ik hier een paar Torenvalken waar. Diverse keren daarna wezen kijken. In juni keken drie jongen me vanuit de nestkast aan. Bijzonder dat de oudervogels in het natte en frisse voorjaar drie jongen hebben weten groot te brengen!

Op 26 juni om half zeven naar De Spees gefietst. Het is beter fotograferen bij ochtendzon dan als de zon hoog aan de hemel staat. De jongen hadden de nestkast juist die ochtend verlaten en genoten als dakkelingen van de ochtendzon op het dak van het schuurtje bij de nestkast. In alle rust voor hun voedsel wachtend op hun oudervogels. De nestkast staat op een strategische plek. Op de wandeldijk staat het monument De Wachter van Gerry van der Velden, in 2013 geplaatst. Een boerenvrouw kijkt vanaf De Spees uit over de Rijn richting de Grebbeberg. In het broedseizoen kijken Spees-valken mee.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Spees-valken, Het GemeenteNieuws 23 (28): 5.

Reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs houden vast aan het klassieke scheppingsgeloof – Over vlinderpracht en andere zaken – Nieuwsbrief d.d. 26-7-2024

Hoewel voor sommigen de zomertijd als komkommertijd geldt, is dat niet zo in ‘creationistenland’. Er verschijnen volop nieuwe artikelen, interviews en ander lezenswaardig materiaal. Mogelijk is de zomer een periode van rust en daardoor ook bezinning op de drie levensvragen: (1) Waar komen wij vandaan?, (2) Waartoe zijn wij hier op aarde?, en (3) Waar gaan wij naartoe als we sterven? Hier komen de vier punten van de (heils)geschiedenis terug: schepping, zondeval, verlossing en voleinding. Overdenking van deze zaken is van levensbelang!

Schepping en evolutie in het onderwijs

Nederlands Dagblad deed onderzoek naar de evolutieacceptatie op gereformeerde scholen. Er was duidelijk verschil te zien tussen de bevindelijk-gereformeerde scholen (reformatorisch) en de orthodox-gereformeerde scholen. Het onderzoeksartikel is hier samengevat. Het is bemoedigend om te zien dat de meeste docenten op de reformatorische scholen willen vasthouden aan het klassieke scheppingsgeloof. Hoewel er ook begeleide confrontatie zal moeten plaatsvinden tegenover het naturalistische wereldbeeld.

Dr. Peter van der Veen over de chronologie in het Oude Nabije Oosten

Deze maand viel de nieuwe Radix (het kwartaalblad van ForumC) op de mat. Daarin gaat het deels over Bijbelse archeologie. Het betrof een tweeluik, met twee verschillende visies op de chronologie zoals we die uit de Bijbel kunnen halen. Het tweeluik werd ingeleid door masterstudent aardwetenschappen en godsdienstfilosofie Willem Jan Blom. Daarna volgde een bijdrage van de, onder ons bekende, archeoloog dr. Peter van der Veen. Hij stelt een herziening van de chronologie voor. Hierop werd gereageerd door oudtestamenticus en archeoloog dr. Koert van Bekkum. De bijdrage van dr. Van der Veen hebben wij over mogen nemen op onze website. In de voorafgaande redactionele inleiding hebben wij ook verwezen naar de bijdrage van dr. Van Bekkum. Deze heeft laatstgenoemde op zijn Academia-pagina geplaatst. Het is waardevol dat geleerden over dit belangrijke onderwerp van gedachten wisselden.

Vlindermetamorfose

Momenteel is het de vlindertijd. Bij ons in de buurt staat een grote vlinderstruik die, naast een divers pluimage aan zweefvliegen, ook Atalanta’s en Dagpauwogen aantrekt. De metamorfose om te komen van een ei tot een vlinder, is een wonder op zichzelf. Entomoloog en ecoloog dr. Gordon Wilson schreef dat enige tijd geleden een artikel over, die later ook in Weet Magazine is verschenen. Het artikel hebben wij deze maand ook op onze website geplaatst. Lees en verwonder u over de vlinderpracht.

‘De werken van Zijn handen’

Verschillende keren hebben wij u in deze nieuwsbrief al gewezen op het boek ‘De werken van Zijn handen‘, geschreven door wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. Het boek verscheen bij De Banier. Deze maand werd ir. Van den Dikkenberg geïnterviewd door CVandaag. Het interview is hier terug te lezen.

Vierduizend artikelen

Op onze website ‘Oorsprong’ staan deze maand meer dan vierduizend artikelen. Welke artikelen zijn het meest gelezen? Dat ziet u hier in een top-10. Dit jaar zijn er al meer dan duizend artikelen verschenen. Welke artikelen dit jaar het meest gelezen zijn is hier te zien. Wij danken u hartelijk voor uw betrokkenheid en bidden of de Heere het leven en de gezondheid nog wil geven om hiermee door te kunnen gaan.

James Webb Space Telescope

De James Webb Space Telescope (JWST) levert mooie plaatjes aan over het heelal. Wie denkt dat deze plaatjes alleen maar pleiten voor een oud universum, in gang gezet door een ‘Big Bang’, vergist zich. Deze week publiceerde astrofysicus dr. Jason Lisle een wetenschappelijk artikel in Answers Research Journal over de bevindingen van het team achter deze telescoop. Volgens dr. Lisle is er een nieuwe kosmologie nodig, en past deze nieuwe kosmologie beter bij de Bijbelse gegevens. De paper van dr. Lisle is hier te bestuderen. Mocht er iemand zijn die interesse heeft om een eenvoudige samenvatting hiervan te maken voor ‘Oorsprong’, dan houden wij ons aanbevolen. Een dergelijke samenvatting kan nuttig en behulpzaam zijn in het debat over de resultaten van JWST. Recent werden deze resultaten nog aangehaald in een discussie, toen dr. Fransen deze (ten onrechte) aanhaalden ten faveure van een theïstisch evolutionistisch verhaal.

Website

De website ‘Oorsprong‘ werd deze maand opnieuw goed bezocht. Elke dag verschijnen er artikelen over het vraagstuk geloof en wetenschap. Afgelopen maand zijn er, samen met genealogische artikelen, meer dan 150 artikelen verschenen op onze website. Welke artikelen worden veel gelezen of zijn nieuw? Hieronder een greep van vijf artikelen. Veel zegen bij het (her)lezen of het (opnieuw) kijken hiervan.

(1) Wetenschap wordt gedragen door het Woord (geschreven door dr. Erik van Engelen).
(2) Keuze voor wereldbeeld blijft nooit zonder gevolgen (geschreven door dr. Sharon James).
(3) De archeologische geschiedenis van Jeruzalem – Oudtestamenticus prof. dr. Mart-Jan Paul in de livestream van Christenen voor Israël (presentatie door dr. Mart-Jan Paul).
(4) Prolifebeweging moet menswaardig Europa beogen (geschreven door Arthur Alderliesten (MA)).
(5) Een leeswijzer bij de ‘expeditiekaart’ van Naturalis (geschreven door Jan van Meerten).

De volgende nieuwsbrief verschijnt, als de Heere leven en gezondheid geeft, op 30 augustus 2024 D.V. (Iemand laten) Aanmelden voor deze nieuwsbrief kan hier.

Verschuivend Godsbeeld

In het Reformatorisch Dagblad van 21 maart bespraken de theologen dr. M.J. Paul (PKN) en dr. P.C. Hoek (HHK) ‘het verschuivende Godsbeeld in de gereformeerde gezindte’. Zij signaleren een selectief Bijbelgebruik van troostvolle teksten waarbij wezenlijke aspecten van het Bijbels Godsbeeld worden gemist. Een belangwekkend onderwerp.

De ruïnes na de aardbeving van Lissabon (1755), geschilderd door Jacques Philippe Le Bas (1707-1783) in 1757. Sommige geleerden zien deze aardbeving als de aanjager voor de Verlichting en het verlichtingsdenken. Bron: Wikipedia.

Dr. Paul wijt deze eenzijdigheid vooral aan de doorwerking van het postmodernisme. Ieder mag er zijn eigen waarheid op na houden. De moderne mens maakt zelf wel uit hoe de wereld is ontstaan en wordt bestuurd. Maar ook de moderne kerkmens is autonoom geworden. Hij zoekt Bijbelteksten bij moeilijke levenssituaties en vormt zich zo een troostvol beeld over Wie God voor hem is. Maar maken we ons dan geen beeld van God naar onze gedachten? De Heidelbergse Catechismus onderwijst ons bij het tweede gebod dat God eist dat wij Hem ‘op geen andere wijze vereren dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft’.

Deïsme

Verschuivingen in het Godsbeeld zijn overigens van alle tijden. Een belangrijk keerpunt in de Europese geschiedenis vormde de dag van de grote aardbeving in Lissabon, zaterdag 1 november 1755. Veel Portugezen zaten die morgen vanwege Allerheiligen in de kerk. Door de aardbeving vluchtte men de wankelende kerkgebouwen uit, naar de benedenstad bij de zee. Daar ontwikkelde zich een tsunami die de radeloze menige wegspoelde. Meer dan 30.000 doden waren er te betreuren. Verlichtingsdenkers als Voltaire meenden dat het geloof in Gods wijze bestuur onhoudbaar was geworden. Het deïsme won veld: God heeft de wereld wel geschapen, maar heeft Zich daarna teruggetrokken.

Atheïsme

De volgende hamerslag op het geloof in Gods wijs bestuur viel in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Gaandeweg begon de verschrikking van deze oorlog door te dringen en die botste met het geloof in Gods voorzienigheid dat Hij alle dingen onderhoudt en regeert. Kon men na Auschwitz nog wel in God geloven? Ook onder kerkgangers werd de bodem onder hun geloof weggeslagen. De kerkverlating neemt sinds de Tweede Wereldoorlog schrikbarende vormen aan. Na Lissabon kwam het deïsme op, en na de verschrikkingen van Auschwitz nam het atheïsme toe. De oorsprong van verschuivende Godsbeelden stamt uit het paradijs, toen de slang de vraag stelde: Is het ook…? De slang ontkende Gods bestaan niet, maar stelde dat Eva’s belijdenis over God niet klopte. ‘Gij zult de dood niet sterven’. De aanvallen op de Godsopenbaring zijn gebleven. We denken dan aan het gouden kalf als een afbeelding van de God van Israël. Of aan Marcion (†160), die onderscheid maakte tussen de wraakzuchtige God van het Oude Testament en de God en Vader van Jezus Christus.

Honger en kommer

Gelukkig is de belijdenis van Gods voorzienigheid in de gereformeerde gezindte op de Schrift gefundeerd. Toch leeft ook onder ons de vraag naar Gods bedoeling met het lijden. Waarom is er zoveel leed? Dr. Paul en dr. Hoek leggen terecht de vinger bij verschuivingen in de Godsvoorstelling die zij waarnemen in woord en geschrift binnen onze gezindte. Zij bemerken een selectief gebruik van troostvolle Bijbelteksten. Men spreekt van een therapeutisch Godsbeeld. Maar dan ‘mis je wezenlijke aspecten van het Bijbelse Godsbeeld’, zegt dr. Paul.

‘God is niet alleen barmhartig maar ook rechtvaardig’. Alle moeiten en pijnen, alle doornen en distels hebben een oorzaak. De schepping was volmaakt, maar de aarde is om onzentwil vervloekt. Job stelde bij herhaling de ‘waaromvraag’ naar het lijden, maar wanneer hij zich voor God gesteld weet, legt hij de hand op zijn mond en verfoeit zichzelf. Christus aanvaardde de beker van Gods toorn over de zonde. Hij heeft ‘de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen’. In het ootmoedig buigen onder God komt er plaats voor de rijkdom van deze genade. Lodenstein dichtte over Gods wijze wegen:

Zijn ze zuurheid, zijn ze zoetheid,
wij aanbidden, zwijgen stil,
want de wezenlijke goedheid
maakt het goed met dat zij ‘t wil.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2024, Verschuivend Godsbeeld, De Saambinder 102 (14): 11.

‘Wie een toegankelijke inleiding in de filosofie zoekt kan nu stoppen met zoeken’ – Bespreking van ‘Oriëntatie in de filosofie’

Toen ik natuurkunde studeerde, was filosofie nog een verplicht vak. Ik kreeg het aan de hand van het boek Geschiedenis van de filosofie, van Hans Joachim Störig. Destijds was dat een veelgebruikt studieboek/ Had ik toen maar het boek Oriëntatie in de filosofie van Gijsbert van den Brink gehad. Störig was nu niet bepaald het toppunt van toegankelijkheid en het boek van Van den Brink leest als een trein. We kennen Van den Brink als een auteur die enorm helder kan schrijven en vooral in een boek dat beoogt een inleiding in de filosofie te geven is dat een geweldig voordeel. Wie dus een toegankelijke inleiding in het abstracte vakgebied van de filosofie zoekt, kan nu stoppen met zoeken en het boek van Van den Brink aanschaffen.

De titel zou twee soorten opzetten kunnen suggereren: een historische en een systematische. In de eerste opzet passeren de belangrijkste filosofen in de volgorde van de tijd waarin ze hun werken schreven. De tweede opzet zou hoofdstukken bevatten met titels als: kenleer, zijnsleer, wetenschapsfilosofie, ethiek en dergelijke. Dit boek is geschreven volgens de eerste opzet. Na een terreinverkenning behandelt de auteur achtereenvolgens de antieke filosofie, de Griekse filosofie en het vroegchristelijke denken, de middeleeuwse scholastiek, de filosofie van Renaissance en Reformatie, het rationalisme van de zeventiende eeuw, de Verlichting, het idealisme en materialisme van de achttiende eeuw en de belangrijkste filosofen van de twintigste eeuw.

De uitsmijter is een hoofdstuk over de 21e eeuw, die natuurlijk nog maar betrekkelijk jong is. Een leestip: negeer het verschil tussen de kleinere en grotere letters. Op vrijwel elke pagina staan alinea’s met een kleiner lettertype om de lezer de gelegenheid te geven verkorte routes te nemen. Advies: niet doen, want je mist te veel interessants. Een enkele keer word je zelfs ‘gestraft’ voor het overslaan van die stukjes. Wie ze heeft overgeslagen, snapt het uitroepteken niet in de zin ‘In 1933 kwam Sartre via werk van zijn tijdgenoot Levinas (!) in aanraking met het werk van Husserl.’ Levinas is namelijk tot dan alleen in de kleine lettertjes voorgekomen. Gewoon alles lezen dus. Je hebt toch al betaald voor het hele boek.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen te maken bij dit waardevolle boek. Als op pagina 90 wordt opgemerkt dat we in het bijbelboek Prediker sporen vinden van een cyclische geschiedbeschouwing, zoals ook bij de Griekse filosofen, denk ik dat we dit toch moeten zien in het licht van het gedachtenexperiment van Prediker waarbij het afschrikwekkende van een wereldbeschouwing van ‘onder de hemel’ gepresenteerd wordt. Ook in het genoemde boek Richteren is eerder sprake van een lijn dan een cirkel, want er zit een duidelijke ontwikkeling in van kwaad naar erger. Nog iets belangrijker is de keuze van de auteur om bij Immanuel Kant te spreken over zijn ‘twee’ belangrijke Kritieken (die van de zuivere rede en van de praktische rede, terwijl het toch min of meer standaard is om ook de Kritiek van het oordeelsvermogen mee te rekenen. Maar dat is natuurlijk een kwestie van keuzen maken. Het gemis van de derde kritiek wordt ruimschoots vergoed door de glasheldere manier waarop de ingewikkelde Kant is beschreven.

Het is erg fijn dat de oorspronkelijk in twee losse delen uitgegeven inleiding nu als één boek beschikbaar is. Breng Störig maar naar de lommerd en schaf dit boek aan. Dan heb je meteen een boek waarin speciaal aandacht besteed is aan het christelijke denken, en dat biedt Störig niet.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (8): 19.

Kerk en slavernij? (18) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In de vorige aflevering1 ging het over armoede en ziekte. Naar aanleiding van een wetenschappelijk project van A. Merz e.a.2 komen nu de onderwerpen onvrijheid en kennis aan de orde. Zaken als onvrijheid, onmondigheid en ongelijke verdeling van kennis worden nu kort besproken. Wat levert ons een vergelijking van zaken uit de slavernij met dezelfde zaken uit de context in de Nederlanden op?

Onvrijheid en kennis

Tot in de middeleeuwen bestond er slavernij in Europa.3 Heel veel slaven gingen naar moslimlanden. Het ging bijvoorbeeld om slaven uit Oost-Europa die op slavenmarkten werden verhandeld, bijvoorbeeld in Constantinopel. Zeelieden liepen ook een groot risico op de Middellandse zee tot slaaf te worden gemaakt. Dat gebeurde met duizenden Nederlanders in de zeventiende en de achttiende eeuw. Niet zelden werden deze tot slaaf gemaakten verminkt.

Ook in de Nederlanden kwam onvrijheid in allerlei varianten voor. Zo waren er op een altaar vrijgelaten slaven, ‘Zensualen’, halfvrijen die nog zekere verplichtingen kenden.4 Een officiële wijze van vrijlaten van een slaaf kon in een (roomse) kerk gebeuren in een plechtigheid bij het altaar. Er waren verder onder allerlei benamingen horigen en lijfeigenen.5 Deze waren er gedurende de gehele Nederlandse, koloniale slavernijperiode (ca. 1600-1863). Slavernij en andere vormen van onvrijheid werden als normaal beschouwd. Bij de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 bleken er vrijgekomen slaafgemaakten te zijn die slavenhouder waren.6

In de steden bestond geen horigheid en lijfeigenschap. Er was wel altijd afhankelijkheid van bijvoorbeeld overheid, werkgever en instanties die armen bedeelden. Behalve bij een elitaire bovenlaag van de maatschappij was de vrije markteconomie bepalend voor de welstand van veel bevolkingsgroepen. Wie geen betaalde arbeid verrichtte, werd afhankelijk van vaak kerkelijke, soms burgerlijke bedeling. Iedereen moest werken, het kinderwetje van Van Houten7 kwam pas in 1874. Het kan niet worden ontkend dat er zo arbeidsdwang was. Formeel was er vrijheid, bijvoorbeeld de vrijheid om naar elders te vertrekken. De praktijk was hard omdat geen dorp of stad op eenvoudige, arme mensen zat te wachten.

Kennis van slavernij

Mijn grootvader De Vos zat in Leiden op een lagere school met wel 500 leerlingen. Hij haalde altijd het hoogste cijfer, dat in de negentiende eeuw een 6 was. De bovenmeester kwam thuis vragen of hij op school mocht blijven om daar tot onderwijzer te worden opgeleid. Dat kon niet, want hij moest aan het werk. Mijn vader zat in Leiden op een Christelijke school voor on- en minvermogenden, ook wel driecentschool genoemd naar het wekelijkse schoolgeld. Leerlingen die thuis geen eten kregen, werden op die school van een maaltijd voorzien. Mijn vader bleef tot zijn veertiende jaar op school waarna hij aan het werk moest. Hij moest overigens op zaterdag zijn vader al helpen bij het metselwerk. Mijn oudste tante moest op haar tiende jaar van school af om thuis te gaan helpen in de huishouding. Nadat de familie 300 jaar in Leiden had gewoond, was ik de eerste die meer dan een lagere schoolopleiding had. Mijn grootouders bezaten een Bijbel, een psalmboek en een klein geschiedenisboekje. Dat laatste is nu in mijn bezit.

Bij mijn grootouders kwam een oudoom, die weduwnaar was en zonder kinderen, regelmatig op bezoek. Mijn vader luisterde met twee broers ademloos naar de soldaten- en oorlogsverhalen van die oudoom, die zij opa noemden. Mijn vader en andere familieleden hebben nooit geweten waar die verhalen zich hadden afgespeeld. In de inmiddels gedigitaliseerde archieven vond ik dat hij bij de koloniale troepen had gediend. In de tabakspot van mijn grootvader bevond zich een koperen medaille waarvan niemand van de familie de herkomst heeft geweten. Ik kwam erachter dat het een Kratonmedaille was, gemaakt uit de in de Kraton, het paleis van de sultan van Atjeh, veroverde koperen kanonnen. De oudoom had gevochten in de eerste (1873) en/of de tweede (1873-1874) Atjeh-oorlog. Volgens een internationaal verdrag moest Nederland de piraterij vanuit Atjeh bestrijden.

Zou er teruggaande in de generaties veel kennis zijn geweest van slavernij? Mijn familie bestond uit eenvoudige vaklieden die moeite moesten doen om hun gezinnen van voedsel en kleding te voorzien. Zouden zij, loonslaven, hebben opgekeken van leven in onvrijheid?

Afsluiting

Ik kom nog eens terug op enkele uitspraken van slavernij-onderzoekers over slavernij en de positie van slaafgemaakten8: “vrijheid in afhankelijkheid en armoede”, “vrije economie niet goed voor de bevolking”, “vormen van arbeidsdwang na vrijlating”, “ongelijke verdeling van kennis” en “grote delen van de Nederlandse samenleving bij slavernij betrokken”. Opgemerkt wordt dat deze beweringen onder het opschrift ‘kerk’ zijn gedaan. Er is bij al die beweringen sprake van grote verontwaardiging over een vorm van grote sociale onderdrukking: woke! Verontwaardiging alleen is onwetenschappelijk en ook onhistorisch. Vroeger zag de wereld er anders uit dan nu. Dat geldt voor de wereld van de Nederlanden en die van de slavernij. Het is een triest wetenschappelijk dieptepunt de kerk (mede)verantwoordelijk te houden voor de gehele wereld van de slavernij van toen. Helaas gaat het in woke-wetenschap slechts over ongefundeerde verontwaardiging.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Had Adam een navel?

Heb je weleens een schilderij gezien van Adam en Eva? Grote kans dat de schilder ervoor heeft gekozen om de eerste twee mensen af te beelden met een navel. Maar konden ze die eigenlijk wel hebben?

Twee jaar voordat Darwin zijn bekende boek over de oorsprong der soorten publiceerde, kwam er een boek uit van creationist Philip Gosse met de titel Omphalos (Grieks voor ‘navel’). In het boek beweerde hij dat het fossielenverslag geen bewijs is voor evolutie, maar dat fossielen bij de schepping in de aardlagen zijn geschapen. Net zoals de kant-en-klaar geschapen bomen in het paradijs een schijn van leeftijd hadden, zo vormden de fossielen in de aardlagen een soort schijnbare leeftijd van de aarde zelf. En net zoals de bomen eruit zagen alsof ze ooit gegroeid waren uit de zaadjes van andere bomen, zo zagen ook Adam en Eva eruit alsof ze ooit gegroeid waren uit andere mensen. Ze moeten dus een navel hebben gehad, vond Gosse.

Gosses ideeën vonden weinig bijval. Het is onduidelijk waarom God Adam en Eva zou scheppen met een litteken. Want dat is de navel: een litteken op de plek waar de navelstreng het lichaam binnenkwam. Wanneer een kindje in de buik van zijn of haar moeder groeit, zorgt de navelstreng voor de toevoer van bloed met zuurstof en voedingsstoffen, en de afvoer van bloed met afvalstoffen. Na de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt en het stompje raakt binnen maximaal een paar weken vanzelf los. Wat overblijft is een litteken: de navel. Adam en Eva zijn direct door God geschapen. Ze hadden geen moeder en zijn zonder navelstreng ter wereld gekomen, als volwassenen. Het lijkt dus waarschijnlijk dat Adam en Eva geen navel hadden.

CVandaag plaatst de komende tijd een vijftal boekfragmenten uit ‘Had Adam een navel?’. We hebben daar op deze website al over geschreven. Het boek is een uitgave van ‘Weet Magazine’ en is hier in hun webshop verkrijgbaar.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.