‘Het is de Verlichting, sufferd!’ – Over hoe de Verlichting doorwerkt in de orthodoxe kerken

Soms vragen mensen zich af wat er allemaal in ons land op kerkelijk gebied aan de hand is. Of zoals iemand het eens verwoordde: “Er gebeurt hier veel maar je begrijpt niet precies wat het is, of wel soms, meneer Janssen?”. Dit artikel doet een poging om te duiden wat er speelt – dat er via het seculiere onderwijs en de wetenschap sprake is van een verlate doorwerking van de Verlichting op een heel netwerk van orthodox christelijke voorstellingen.

Het kerkje van Oostrum. Bron: Wikipedia.

Wat is de Verlichting? Om dit duidelijk te maken begin ik met dit wat trieste schilderijtje van de Franse schilder Paul Gauguin (1848-1903); het hangt in het Groninger Museum. Gauguin leefde in een tijd waarin de Verlichting als nieuwe geestelijke stroming in de Westerse landen aan het doorbreken was.

Schilderij van Paul Gauguin (1848-1903). Foto genomen door drs. Hans Hoogerduijn.

Het bordje dat in het museum naast het schilderij hangt geeft aan, dat dit werk een symbolische strekking heeft. Het zet de zegeningen van de Verlichting af tegen de wereld van het christelijk geloof. Dat geloof wordt weergegeven door de donkere, bruine tinten in het schilderij. Oftewel: de kerk is een verroeste, sombere, gesloten wereld. Daartegenover zie je in het schilderij op de achtergrond de lichtstad Parijs oplichten en op de voorgrond het licht van de lantarenpaal. Deze combinatie van lichten stelt de Verlichting voor. Dat is de nieuwe geest van vrijheid, helderheid en inzicht die contrasteert met de grauwe ommuurde wereld van kerk en geloof.

Dit schilderij geeft precies aan waar het bij de Verlichting om draait. De kerk met z’n geloof, dogma’s en Goddelijke openbaring wordt voorgesteld als een verstard bolwerk, dat wordt afgetroefd door de autonome, vrije, zelfbepalende, mondige mens die met zijn verstand en waarneming zijn eigen wereld en waarheid schept.

Het gaat hier om de grootse ideologische omwenteling in de geschiedenis van het Westers denken na de Reformatie. Deze revolutie is er in de kern één van het verwerpen van alle geloofswaarheden en de moraal die de Kerk de mensen leerde. Geen God, geen meester. Denk hierbij ook aan de titel van het boek van Groen van Prinsterer (1801-1876) uit 1847: Ongeloof en Revolutie, waarmee hij de Verlichting aanduidde.

Deze revolutie speelt zich allereerst af op het niveau van de denkbeelden. Maar deze verandering in denken resulteerde daarna wel in allerlei reële ontwikkelingen in het maatschappelijke, culturele en politieke leven. Sommige daarvan zijn beslist ook heel waardevol geweest, b.v. de ontwikkeling van de democratie. In het boek van Rienk Vermij, “De Geest uit de Fles,/em>” uit 2014 kun je meer over deze doorwerkingen van de Verlichting op het maatschappelijk leven lezen.1 Ik ga daar nu niet verder op in, omdat het hier om vervolgeffecten gaat en niet om de kern van de Verlichting; die ligt op het geestelijke vlak.

Wat de geestelijke revolutie van de Verlichting betreft: daarvan moet ook worden gezegd dat de kerk in de 17e en 18e eeuw, zowel de Katholieke als de Protestantse, die deels aan zichzelf te wijten had: in alle monopolieposities, ook die op geestelijk gebied, schuilt het gevaar dat ze tot uitbuiting en misstanden leiden. Dat was ook het geval in de 17e en 18e eeuw. Logisch dat dit heftig verzet tegen de kerk en het christelijk geloof opriep.

Deze oppositie werd daarnaast gefaciliteerd door de industrialisatie en verstedelijking; die voltrokken zich in het laatste deel van de 18e eeuw in West Europa. Het oprukken van het stedelijk leven vormde zowel bedding als katalysator van het Verlichtingsdenken. Want deze nieuwe, moderne tijd ondersteunde het idee dat de mens autonoom, zelfbepalend, zelf-ontplooiend was en niet meer afhankelijk van een goddelijke macht.

Aan het Verlichtingsdenken in zijn meest radicale vorm ligt de filosofie van Baruch Spinoza (1632-1677) ten grondslag. Spinoza gaat er vanuit, dat God en de natuur samenvallen. Wat impliceert dat er geen aparte bovenwereld van God, de duivel, engelen en geesten, hemel en hel bestaat. Het idee van de Bijbel als Goddelijke openbaring is daarom volgens Spinoza ook slechts bijgeloof, net als de gedachte dat er interactie zou zijn tussen een geestelijke bovenwereld en het ondermaanse. Wonderen, goddelijke sturing of welke vorm van goddelijk ingrijpen ook, of beïnvloeding van hemelse machten door offers en bidden – dit was volgens Spinoza allemaal lariekoek. Er is alleen maar platland. “What you see is what you get”. Vandaar dat wat de kerk allemaal de mensen inprentte als verzonnen onzin kon worden beschouwd – ideologie om de mensen onder de duim te houden, geld af te troggelen, macht over de massa uit te oefenen en ze zoet te houden met geloof in een hemels hiernamaals. Godsdienst als opium van/voor het volk, zoals Marx (1818-1883) dat uitdrukte.

De Verlichting is dus in de kern een geestelijke beweging die haaks staat op en vijandig tegenover het christelijk geloof. Dit nieuwe denken werkte, zoals gezegd, door op de maatschappelijke onderbouw, d.w.z. op het culturele, maatschappelijke en politieke leven, en had daarbij ook grote consequenties voor de wetenschap. Daar werd het geloof helemaal uit verbannen. Wetenschap was uitsluitend op basis van logica en waarneming acceptabel.

Dit betekende een duidelijke trendbreuk. Want bij de grondleggers van de moderne wetenschap, zoals Robert Boyle (1627-1691), Francis Bacon (1561-1626), Blaise Pascal (1623-1662), Carl Linnaeus (1707-1778), Isaac Newton (1642-1726) en andere grote christelijke geleerden in de 17e en 18e eeuw, functioneerde het rationeel empirisch onderzoek nog nadrukkelijk binnen een geloofscontext. Ontdekken hoe de “Grote Architect het geschapene had gemaakt en onderhield”, Gods voorzienigheid ontsluiten, was toen nog het devies. Of zoals de Duitse astronoom Johannes Kepler (1571-1630) het uitdrukte: “O God ik denk na U wat U hebt uitgedacht”.

Daarbij hadden deze wetenschappers in eerste instantie nog te maken met het toeziend oog van de kerk. De Bijbel was in de 17e en begin 18e eeuw de absolute sleutel en toetssteen om het ‘Boek der Natuur’ te verstaan. De wetenschap was daaraan ondergeschikt. Het Galilei proces rond 1630 laat dit zien.2 En ook de lotgevallen van Bruno; deze onderzoeker weigerde de realiteit van een wereldwijde zondvloed te erkennen en eindigde mede daarom zijn leven in 1600 op de brandstapel.3

In de loop van 18e eeuw werd de Bijbel en de natuur meer gescheiden: de Bijbel werd primair de bron van moraal en kerkelijke dogma’s; het ‘Boek der Natuur’ was een tweede, eigen bron waaruit het bestaan van God kon worden afgeleid. Dat gaf de wetenschap een meer zelfstandige positie en betekenis. Door het ontdekken van hoe de natuur in elkaar zat kon iets van Zijn almacht en grootheid worden ontdekt. Zo werd door de ontsluiting van de variatie, de rijkdom, orde en onderliggende structuur (wetmatigheden) in de Schepping iets zichtbaar van Gods majesteit. Dit gebeurde eerst meer kwalitatief door beschrijving en classificatie, maar vervolgens ook door kwantificering, mathematisering en experimenten.

De verwondering over de pracht, orde en complexiteit van de natuurwonderen bracht ontzag voor God bij. Er vielen dus religieuze lessen uit de natuur te trekken. Dat resulteerde in de natuurtheologie die b.v. in Engeland tot in de 19e eeuw erg populair was.

Deze ontwikkeling van een meer zelfstandige positie van de wetenschap – maar dan nadrukkelijk wel binnen religieuze kaders – deed zich overal in Europa min of meer parallel voor.4 Maar toen diende de Verlichting zich in de tweede helft van de 18e eeuw aan. Deze beweging had, vooral via de invloed van geleerden als Immanuel Kant (1724-1804) en Spinoza, grote gevolgen voor de wetenschap.

Kant betoogde dat wetenschappelijk onderzoek helemaal op zichzelf moest staan. “Want als we de wetenschap aanvullen met het idee God te introduceren, met het doel de oorzaak of functie van de natuurlijke dingen aan te geven, dan ontnemen we zowel de wetenschap als de theologie hun intrinsieke betekenis”.5

Daarnaast begon de inhoud van Spinoza’s boeken, die pas 100 jaar na zijn dood in 1677 mochten worden gelezen, door te werken. Het gaat dan vooral om het kernidee van Spinoza; namelijk dat hij de voorstelling van een goddelijke bovenwereld, die invloed had op de benedenwereld hier op aarde, als een prewetenschappelijke mythe wegzette. Door Kant en Spinoza verdwenen uiteindelijk de religieuze wortels en christelijke oriëntatie uit de wetenschap. De Bijbel heeft vanaf de eerste helft van de 19e eeuw binnen de wetenschap geen enkele autoriteit en betekenis meer. God, bijbel, geloof zijn definitief uit de wetenschap verbannen.

Het universum wordt vanaf die tijd door de wetenschap opgevat als een gesloten systeem, een autonoom geheel zonder sturende goddelijke macht, een volautomatische, stationair draaiende wereldmachine, analoog aan hoe de machines in de fabrieken functioneerden. Deze mechanisering van het wereldbeeld betekende dat God geheel buitenspel stond bij hoe de wereld hier en nu functioneerde. Van Zijn actieve betrokkenheid en ingrijpen was geen sprake. Maar daar bleef het niet bij. De verlichte wetenschappers gingen nog een stap verder: de natuur was ook autonoom, vanzelf ontstaan, zonder bovennatuurlijke scheppingsdaden.

Zo bedacht Simon De Laplace (1749-1827) de nebula hypothese, de voorloper van de oerknal theorie. Toen deze astronoom deze visie op het ontstaan van de kosmos aan Napoleon uitlegde, vroeg die waar God in zijn verhaal voorkomt. De Laplace antwoordde toen, dat hij God niet meer nodig had om het heelal te verklaren.6

En bij de James Hutton (1726-1797) werd God overbodig om de geologische verschijnselen te verklaren. Die waren het gevolg van natuurlijke processen die eindeloos lang, zonder begin of eind, in een vaste cadans op elkaar inwerkten. Ook Charles Darwin (1809-1882) presenteerde natuurlijke selectie (later aangevuld met mutaties in het DNA) als exclusief mechanisme waardoor alle soorten uit elkaar zijn ontwikkeld, zonder dat je daar Goddelijk ingrijpen bij nodig had. Tenslotte was het de scheikundige Friedrich Wöhler (1800-1882) die rond 1830 ontdekte dat ‘organische’ stoffen uit anorganisch materiaal konden ontstaan. Daaruit werd de conclusie getrokken dat er geen bovennatuurlijke interventie nodig was voor het ontstaan van het leven.7

Door deze verlichte wetenschappers werd God als ‘gaatjesvuller’ en als ‘oorsprong der dingen’ aan de kant geschoven. Alles is naturalistisch te verklaren, door zelfstandig opererende natuurlijke processen die op wetmatige wijze opereren. Zo verdween God definitief uit de wetenschap – een ontwikkeling waarop de (ietwat aangepaste) typering van Albert Einstein van toepassing is: wetenschap zonder geloof is blind, (en geloof zonder wetenschap lam).
Samengevat draait het bij de Verlichting om het volgende: eerst is er een radicale verandering in de geestelijke bovenbouw met grote gevolgen voor het mens- en wereldbeeld; dit nieuwe bewustzijn werkte vervolgens weer door op de maatschappelijke onderbouw (d.w.z. het cultureel en politiek leven).

Binnen deze Verlichtingsbeweging werd de kerk, het christelijk geloof, de Bijbel meer en meer irrelevant en achterhaald. Deze attitude manifesteerde zich vooral binnen de wetenschap. Maar ook op het terrein van de moraal werd God taboe. Want je kunt als mens met je verstand zelf wel een goed systeem van leefregels bedenken; daar heb je geen kerk en Bijbel meer voor nodig.8 Het eind van dit liedje is in ieder geval dat door de Verlichting de mainstream cultuur in West Europa tot op het bot seculariseerde.

Wij staan als orthodoxe gelovigen cultureel gezien in West Europa, als laatste der Mohikanen, nog in de traditie van een geloof in een bovenwereld en een benedenwereld. Wij geloven dat er interactie is tussen deze twee werelden. Dat bidden zin heeft. Dat je Jezus als je verlosser nodig hebt. En dat er dan aan het eind van ons leven een doorgang is naar een leven hoger dan dit bestaan. Wij ontlenen dit wereld- en mensbeeld aan de Bijbel en aan de kerk die ons deze kennis bijbracht. Maar wat we nu in deze tijd meemaken is dat de Verlichting na 150 jaar ook binnen de orthodoxe kerken begint door te werken.

Daar liggen een aantal oorzaken aan ten grondslag. Allereerst dat de verlichte wetenschap in de huidige maatschappij op hetzelfde voetstuk staat als de kerk in de 17e en 18e eeuw. Nu is de wetenschap de alwetende bron van ware kennis. Het is daarmee een seculiere religie geworden die de illusie creëert dat ze de waarheid in pacht heeft.9 Deze pretentie, die sciëntisme wordt genoemd, heeft, volgens de filosoof Paul Feyerabend (1924-1994), “de wetenschap gemaakt tot het jongste, meest arrogante, agressiefste en meest dogmatische geloofsinstituut”.10

In de tweede plaats speelt nu meer dan ooit dat veel orthodoxe christenen sterk via onderwijs en door de massamedia – tv en internet – worden beïnvloed. Van hun positie van relatief isolement – waar Groen van Prinsterer op hamerde – blijft zo steeds minder over. Daardoor nemen christenen ook meer en meer inzichten van de verlichte wetenschap (d.w.z. inzichten zonder Bijbelse oriëntatie en ijking) over.

Dan speelt tenslotte ook nog mee dat in een aantal orthodoxe kerken men zich in allerlei vorm-zaken, zoals kleding, taalgebruik (geen ‘tale Kanaäns’), liturgie, aan de moderne tijd hebben aangepast. Zij hebben dat met de beste bedoelingen gedaan om de kerk een eigentijds gezicht te geven. Dan kan Gods Woord makkelijker doorklinken. Maar wat we nu zien is, dat het daarbij niet blijft. Nu past men Gods Woord ook inhoudelijk aan.

Tenslotte zien we deze ontwikkeling vooral bij kerken die zich in het verleden onverschillig of afkerig hebben getoond t.o.v. het creationisme.11 Zij hebben mede daarom niets of te weinig gedaan met het “radicale en principiële” advies van A. Kuyper om een ”eigen wetenschap van heel de kosmos op te trekken die past bij de grondslag die onwrikbaar vastligt in hun eigen zelfbewustzijn”’. Kuijper realiseerde zich al rond 1900 hoe sterk de invloed is van de Verlichte wetenschap op de kerk. Hij sprak hierover als het “conflict van de eerste orde”’ waarbij de seculiere wetenschap “zijn bewustzijn aan ons opdringt, en eist dat wij een bewustzijn hebben aan het zijne gelijk”.12 De kerken die weinig geïnteresseerd waren en geïnvesteerd hebben in een eigen wetenschap op christelijke grondslagen zijn nu extra vatbaar voor invloeden vanuit de mainstream wetenschap.

Om al deze redenen werkt de Verlichting nu, via de wetenschap, met volle kracht door binnen de orthodox christelijke kerken. Het gaat dan over opvattingen m.b.t. de positie van vrouwen in de kerk, homoseksualiteit als neutrale variant van mens zijn13, de ‘deep time’ ouderdom van aardlagen en fossielen, het ontkennen van een wereldwijde zondvloed, de evolutie van alle levensvormen uit bacteriën en van de mens uit aapachtige voorouders14, over dood en ellende als normale onderdelen van de schepping. Het betreft hier een complex van ideeën; dat culmineert uiteindelijk in de ultieme doorwerking van de Verlichting: het beeld, dat de mens niet door en door slecht is en schuldig staat voor God, met als consequentie dat Jezus niet voor onze zonden is gestorven.

De orthodoxe kerken lopen op al deze punten een verhoogd risico dat ze hun exegese van de Bijbel aan de Verlichte inzichten van de mainstream wetenschap aanpassen. Paul Feyerabend zegt over de realiteit van deze beïnvloeding: “Helaas is de kerk door de wetenschappelijke wolf die alom tegenwoordig is, ingepalmd; ze heult er liever mee dan dat ze zich ertegen verzet. Ik ben verrast dat veel woordvoerders van de kerk de oppervlakkige wetenschappelijke argumenten, die mijn vrienden en ik vroeger hanteerden, volgen en hun eigen geloofsvoorstellingen van zo weinig waarde achten. Ze beschouwen de wetenschap als een onderdeel van de kerk”.15 Misschien gebeurt deze aanpassing uit zelfbescherming om niet te veel leden te verliezen of uit angst om vanuit de Verlichte wetenschap als conservatieve prewetenschappelijke onbenul te worden weggezet.

Wat ook de diepere drijfveer is, duidelijk is wel dat we nu, via de invloed van de wetenschap, te maken hebben met een verlate doorwerking van de Verlichting op een heel netwerk van christelijke voorstellingen. Deze inwerking beperkt zich doorgaans in de prakrijk in eerste instantie tot slechts één thema, b.v. de vrouw in het ambt. Daarbij wordt door de voorstanders van de aanpassing gepleit om elkaar in liefde vrij te laten, en niet de maat te nemen. Want het betreffende onderwerp raakt niet de kern van het evangelie. Maar het nieuwe denken over zo’n geïsoleerd thema staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een veel bredere beïnvloeding door het Verlichtingsdenken. Daarom leert de ervaring dat er in de kerk vervolgens doorgaans nog meer aanpassingen aan de geest van de Verlichting volgen. Er is dan – om een dubbele metafoor te gebruiken – sprake van een domino-effect op een hellend vlak; je kunt de steentjes die dan snel na elkaar omvallen op de knopen van je bloes aftellen: eerst het scheppingsverhaal en de wereldwijde zondvloed, dan de zondeval en de oorsprong van het kwaad in de schepping, vervolgens de Bijbelse visie op homoseksualiteit en dan het christelijk mensbeeld. En voor je het weet is het laatste steentje, dat de kern van het evangelie voorstelt – Jezus als jouw verlosser – aan de beurt. In dat geval wordt door de Verlichting het licht van het evangelie definitief verduisterd.

Afsluitend nog een schilderij van het kerkje van Oostrum.16 Dit werk hangt ook in het Groninger Museum en is gemaakt door Johan Dijkstra, lid van de kunstenaarsbeweging ‘De Ploeg’. Je zou er een ‘wake-up call’ in kunnen zien. Zo van: mensen, sluit de kerkdeuren voor de invloeden van de Verlichting. De ligging op de terp visualiseert dan de gewenste positie van de kerk van relatieve zelfstandigheid en afzondering. Van daaruit mag dan de volle waarheid van Gods Woord in de maatschappij blijven klinken.

Voetnoten

Parenteel van Bastiaan van Meerten (1714-1757) en Elisabeth Cornelia de Voo (?-1774)

Bastiaan van Meerten werd in oktober 1714 geboren te Almkerk1 als zoon van Adrianus van Meerten (1687-?) en Jenneke Holster (?-?). Het parenteel van zijn ouders is hier te vinden. Hij is overleden in oktober 1757 te Gorinchem.2 Hij trouwde op 23 maart 1738 te Drunen met Elisabeth Cornelia de Voo. Elisabeth Cornelia de Voo werd op ? te Heusden geboren als dochter van ? de Voo (?-?) en ? ? (?-?). Zij is overleden op 5 januari 1774 te Gorinchem.3

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende vier kinderen geboren:

  1. Adriaan van Meerten. Hij is geboren in maart 1739 te Gouda4 en overleden op 23 maart 1811 te Middelburg.5 Hij trouwde in 1779 te Middelburg met Pietronella Jacoba Huijsse, geboren op 26 maart 1744 te Middelburg en overleden op 21 augustus 1822 te Middelburg.6 Zij was een dochter van Adriaan Huijsse (?-?) en Cornelia Ponsen (?-?). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.
  2. Johanna Elisabeth van Meerten. Zij is geboren in april 1741 te Gouda7 en overleden vóór september 1743 te ?.
  3. Johanna Elisabeth van Meerten. Zij is geboren in september 1743 te Gorinchem8 en overleden op 2 januari 1812 te Leerdam. Zij trouwde in maart 1765 te Gorinchem9 met Johannes Oosterling van Leeuwen, geboren op ? te ? en overleden op ? te ?. Hij was een zoon van ? van Leeuwen (?-?) en ? ? (?-?). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.
  4. Johannes Bastiaan van Meerten. Hij is geboren op 18 november 1755 te Gorinchem10 en overleden op 27 maart 1821 te Gorinchem. Hij trouwde op 7 december 1794 te Gorinchem11 met Anna Brand, geboren op 29 oktober 1753 te Gorinchem12 en overleden op 3 januari 1829 te Gorinchem. Zij was een dochter van Cornelis van Someren Brand (1719-1784) en Maria Nolst (1716-1783). Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden.

Meer informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt nog verder compleet gemaakt. Hieronder volgen tijdelijk de linkjes naar artikelen op deze website die onder meer dit echtpaar vermelden. Later, als de Heere leven geeft, willen we dit omwerken tot een overzichtelijk en leesbaar geheel.

Voetnoten

Parenteel van Johanna Elisabeth van Meerten (1743-1812) en Johannes Oosterling van Leeuwen (?-?)

Johanna Elisabeth van Meerten werd in september 1743 geboren te Gorinchem1 als dochter van Bastiaan van Meerten (1714-1757) en Elisabeth Cornelia de Voo (?-1774). Het parenteel van haar ouders is hier te vinden. Zij is overleden op 2 januari 1812 te Leerdam. Zij trouwde in maart 1765 te Gorinchem2 met Johannes Oosterling van Leeuwen. De gegevens van Johannes Oosterling van Leeuwen zijn de auteur (nog) onbekend. Mocht een lezer meer weten over dit individu dan kunt u dat kenbaar maken via ons contactformulier.

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende drie kinderen geboren:

  1. Cornelius van Leeuwen. Hij is geboren in juni 1767 te Gorinchem3 en overleden in augustus 1767 te Gorinchem.4
  2. Cornelius van Leeuwen. Hij is geboren in september 1768 te Gorinchem5 en het is de auteur (nog) onbekend wanneer hij is overleden.
  3. Bastiaan Johannes van Leeuwen. Hij is geboren in oktober 1769 te Gorinchem6 en het is de auteur (nog) onbekend wanneer hij is overleden.

Meer informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt nog verder compleet gemaakt. Hieronder volgen tijdelijk de linkjes naar artikelen op deze website die onder meer dit echtpaar vermelden. Later, als de Heere leven geeft, willen we dit omwerken tot een overzichtelijk en leesbaar geheel.

Voetnoten

Parenteel van Adriaan van Meerten (1739-1811) en Pietronella Jacoba Huijsse (1744-1822)

Adriaan van Meerten werd in maart 1739 geboren te Gouda1 als zoon van Bastiaan van Meerten (1714-1757) en Elisabeth Cornelia de Voo (?-1774). Het parenteel van zijn ouders is hier te vinden. Hij is overleden op 23 maart 1811 te Middelburg.2 Hij trouwde op ? te ? met Pietronella Jacoba Huijsse. Pietronella Jacoba Huijsse werd op 26 maart 1744 te Middelburg geboren als dochter van Adriaan Huijsse (?-?) en Cornelia Ponsen (?-?). Zij is overleden op 21 augustus 1822 te Middelburg.3 Voordat zij hertrouwde met Adriaan was Pietronella Jacoba getrouwd geweest met Johan Merveille (?-?).

Kinderen

Voor zover we weten is dit echtpaar kinderloos gebleven. Bent u toch bekend met kinderen van dit echtpaar, dan kunt u dat doorgeven via het contactformulier.

Meer informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt nog verder compleet gemaakt. Hieronder volgen tijdelijk de linkjes naar artikelen op deze website die onder meer dit echtpaar vermelden. Later, als de Heere leven geeft, willen we dit omwerken tot een overzichtelijk en leesbaar geheel.

Voetnoten

Wazamar geeft informatie over het Heraldische Wapen van De Cocq van Delwijnen

Het wapen van De Cock van Delwijnen (of: De Cocq van Delwijnen) wordt hierboven in een screenshot afgebeeld. Deze wordt beschreven op de website Wazamar onder Heraldische Wapens in de Nederlanden. De beschreven informatie is nuttig al ontbreekt er wel het één en ander. We willen deze informatie beschrijven en als het gaat om het geslacht ‘Van Meerten’ aanvullen.1

Het wapen zelf

Het wapenschild wordt op de website Wazamar als volgt omschreven: “In rood drie palen van vair en in een gouden schildhoofd rechts een omgekeerde, vijfpuntige, zwarte ster.”De helm is half afgewend, de wrong is rechts goud met blauw en links goud met rood. Het helmteken wordt gevormd door ‘een uitkomende, zwarte leeuw, goud getongd en gekroond’. Tenslotte zijn de dekkleden rechts blauw, gevoerd van goud, en links rood, gevoerd van goud. Op de webpagina wordt aangegeven dat de stamvader Rudolphus de Chatillon de Cocq is, die samen met graaf Otto II (van Gelre) overkwam vanuit Frankrijk.

De geslachtslijn

Uiteindelijk gaat het mij om Gijsbert de Cocq van Delwijnen die gehuwd was met Maria van Meerten, maar we volgen kort de geslachtslijn.2 De bovengenoemde Rudolphus huwde met Aleida van Ochten. Hun zoon Hendrik de Cocq van Waardenburg, Opijnen en Isendoorn (overl. rond 1312 tot 1314) trouwde twee keer. Uit het tweede huwelijk, met Elisabeth van Rossem, werd een zoon geboren: Willem de Cocq. De zoon van Willem, met een voor de website onbekende vrouw, was Gijsbert de Cocq van Hemert. Deze Gijsbert trouwde met N.N. van Tolloysen en kreeg een zoon: Jan de Cocq van Hemert. Deze Jan kreeg op zijn beurt Daniel de Cocq als zoon. Daniel trouwde met Berta van Herlaer en kregen als zoon Johan de Cocq van Delwijnen (overleden in 1350). Johan had ene Elisabeth N.N. als vrouw en Dirk de Cocq van Delwijnen als zoon. Dirk trouwde in 1380 met N.N. van Herlaer en had Aert de Cocq van Delwijnen als zoon. Aert trouwde met drie verschillende vrouwen en kreeg dertig kinderen, één daarvan was Adriaan de Cocq van Delwijnen (overleden in 1538). Deze Adriaan trouwde met Hillegonda van Averijn, dochter van Dirk van Averijn en N. van Heusden. Zij kregen ten minste één zoon: Johan de Cocq van Delwijnen (overleden in 1550). Johan was twee keer getrouwd. De eerste keer met Hadewich van Gieselaar en de tweede keer met Anna de Ruyter. Uit het eerste huwelijk werden vijf kinderen geboren en uit het tweede huwelijk twee. De, aan het begin van deze alinea genoemde, Gijsbert de Cocq van Delwijnen was een zoon uit het tweede huwelijk.3

Gijsbert de Cocq van Delwijnen

Gijsbert de Cocq van Delwijnen (overleden in 1575) was getrouwd met Maria van Meerten.4 Zij was een dochter van Dirck van Meerten (overleden in 1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (overleden in 1531).5 Volgens Wazamar kregen zij ten minste één dochter: Geertruyd de Cocq van Delwijnen. Zij trouwde met Johan van Golsteijn (en niet Holsteyn, zoals Wazamar aangeeft).6 Volgens mijn gegevens had het echtpaar ook nog een zoon: Gijsbert de Cocq van Delwijnen. Deze was wel getrouwd, maar is mogelijk kinderloos overleden. Vader Gijsbert had dus vijf halfbroers of zussen en één broer. De oudste broer uit het eerste huwelijk was Adriaan (getrouwd met Maria van Giessen en daarna Maria van Hemert). Daarna volgde Hillegonda (geestelijke geworden), Catharina (getrouwd met Albert van Hoogwoud), Dirk (getrouwd met Catharina Vaeck Dirksdochter) en Willem (getrouwd met Cunera van Eck). Gijsbert was de oudste uit het tweede huwelijk. Zijn jongere broer was Aert (getrouwd met Maria Mom).

Tenslotte

Het is nuttig om de voorouderlijke lijn en de familieverbanden van Gijsbert de Cocq van Delwijnen te zien. We kunnen deze informatie aanvullen met de al bekende informatie over het geslacht ‘Van Meerten’. Zo vinden we steeds weer nieuwe informatie.

Voetnoten

De bruinkoolmijn van Salgótarján

In juni vorig jaar (2018) waren wij op bezoek in het Underground Mining Museum van Salgótarján. In het museum wordt de 150 jarige geschiedenis van mijnbouw in Nógrád tentoongesteld. Het was de moeite waard om door de mijnschacht naar beneden te lopen en zo te ervaren wat de mijnbouwers ervaren hebben.1

Samen met Lorens Knap, van Hongarije Holidays, was ik in Hongarije voor de voorbereiding van de geologiereis van 29 april 2019 tot en met 3 mei 2019.2 In onze zoektocht naar veldlocaties stuitten we op het mijnbouwmuseum van Salgótarján. We besloten de auto te parkeren en het museum met een bezoek te vereren. We troffen het! Gelijk met ons kwam er een schoolklas aan en konden we direct de schacht in.

Voorzichtig, met een helm op ons hoofd, daalden we via glibberige balkjes af naar beneden. De mijntunnel was zo laag dat we gebukt naar beneden afdaalden. Het was maar goed dat we een helm op hadden anders zou ons hoofd wat blauwe plekken en bulten rijker zijn geworden. Je zou maar iedere dag in zo’n mijn moeten afdalen.

De mijn is het enige ondergrondse mijnmuseum van Hongarije. Het is zeventig jaar lang een kolenmijn geweest. Na sluiting werd het gebruikt als oefenterrein voor het reddingsteam van het Mijnbouwbedrijf van Nógrád. Sinds 1965 is de mijn open voor toeristen. In de mijn lijkt het alsof de mannen gisteren nog aan het werk zijn geweest. Alles is nog in originele staat bewaard gebleven. Dat maakt het een bijzondere ervaring om door deze mijn te lopen.

Naast de schacht is er ook nog een openluchtmuseum met daar allerlei machines tentoongesteld en een overdekt museum met allerlei mijnbouwwerktuig, oude documenten etc. Dit laatste deel van de tentoonstelling hebben we niet meegemaakt, omdat we weer verder moesten naar een andere veldlocatie: de Csontos Ravine in Hajnáčka (Slowakije).

We zagen veel materiaal en kregen een beeld van de mijnbouwindustrie van Salgótarján en het district Nógrád en dat was indrukwekkend. Toch besloten we om dit mijnbezoek niet in onze geologiereis op te nemen. Het ging te veel over techniek en veel te weinig over geologie. Wat er in Salgótarján naar boven gehaald werd is bruinkool. Deze bruinkool stamt uit het vroeg-Mioceen. Het klimaat in Hongarije was toen tropisch warm en deze omgeving was rijk aan tropische vegetatie. Dat is, zoals we nu kunnen zien, niet altijd zo gebleven. Het Plioceen was een turbulente periode met veel vulkanische en tektonische activiteit. Creationisten die uitgaan van een zondvloedgrens nabij Krijt/Paleoceen (de zogenoemde K/Pg-boundary) zullen deze schets, met uitzondering van de tijdschaal, accepteren. Zij zullen aangeven dat het Eoceen/Mioceen een warme periode was na de zondvloed, waarin het landleven zich herstelde. Deze periode ging vooraf aan de ijstijd toen de temperatuur daalde en de tropische planten en dieren op deze plaats niet meer konden overleven. Tijdens de geologiereis zal dit model intuïtief als leidraad genomen worden, al kunnen de gegevens ook anders geïnterpreteerd worden.

Dit artikel werd in 2019 geschreven.

De voorbereidingsreis vond plaats van 4 juni tot en met 8 juni 2018 en werd gesponsord door Hongarije Holidays. De geologiereis heeft plaatsgevonden van 29 april tot en met 3 mei 2019.

Voetnoten

Noorse creationisten beleggen het weekend na Hemelvaartsdag 2024 D.V. een scheppingsconferentie in Rogaland

Creationistische Europeanen zijn actief in het beleggen van scheppingscongressen. Het is hard nodig om het klassieke scheppingsgeloof uit te dragen en te laten zien dat dit geloof gevolgen heeft op onze kijk op de werkelijkheid. In het weekend van 10 tot en met 12 mei 2024 D.V. beleggen Noorse creationisten, daarom, een scheppingsconferentie ‘ter ere van de Schepper van hemel en aarde’. Volgens de organisatie staan er interessante sprekers en onderwerpen op het programma. De bijeenkomst wordt gehouden in het dorp Ålgård1 (provincie Rogaland in het zuidwesten van Noorwegen).2

Deze scheppingsconferentie wordt georganiseerd door de Noorse creationistische organisatie Skaper. Deze organisatie is bekend vanwege het gelijknamige tijdschrift Skaper dat zij uitbrengen.3 Het programma is weergegeven op de in de voetnoot hierboven genoemde Facebook-pagina. We zien dat drie geleerden speciaal voor deze conferentie overgevlogen worden vanuit de Verenigde Staten van Amerika. Het gaat om geoloog dr. Steven A. Austin, samen met zijn vrouw chirurg dr Kelly A.M. Austin, en marien bioloog dr. Robert W. Carter. Naast deze drie Amerikaanse geleerden spreken politicus Kjell Skartveit, nanotechnoloog prof. dr. Frank Karlsen4, predikant en psycholoog Ove Heradstveit en predikant en docent Asbjørn Handeland. Een indrukwekkende lijst met sprekers. Het programma is bekend. De onderwerpen worden echter in het programma niet genoemd. Deze zijn wel weergegeven in aparte afbeeldingen. Zo spreekt bijvoorbeeld dr. Steven Austin in afzonderlijke lezingen over de Grand Canyon, Mount St. Helens en Klimaatverandering. Houd daarom het tabblad ‘discussie’ op de aangemaakte Facebook-pagina in de gaten.5

Het programma start op 10 mei 2024 D.V. om 18.00 uur en duurt tot 12 mei 2024 D.V. om 14.00 uur.6 De kosten voor deelname aan de conferentie bedragen voor volwassenen 250 Noorse Kronen en voor studenten 100 Noorse Kronen. Resp. 21,56 euro en 8,62 euro.7 Aanmelden kan via een formulier op de website Skaper.8 Of de lezingen ook worden opgenomen is mij niet bekend.

Voetnoten

Boekpresentatie nieuwe boek van dr. Maarten Klaassen op donderdag 23 mei 2024 D.V.

Binnenkort verschijnt er bij Uitgeverij De Banier een nieuw boek over Gods scheppingsorde. Het boek ‘In Goede Orde’ is geschreven door dr. Maarten Klaassen en gaat vooral over huwelijk, gender en seksualiteit. De ondertitel luidt daarom ook ‘Lichaam, gender, seksualiteit, huwelijk en gezin in het licht van de schepping’ De uitgever belegt samen met Bijbels Beraad M/V op donderdag 23 mei 2024 D.V. een studiemiddag met aansluitend de boekpresentatie.

Abbaye Notre-Dame de Sénanque. Bron: Pixabay.

Eerder schreef dr. Klaassen, samen met dr. Piet de Vries, het boek Liefde die boven alles uitgaat.1 Het boek In goede orde gaat, volgens de tekst op de achterkant over gender en seksualiteit. Het doel van het boek is om ‘vanuit het klassieke perspectief van de scheppingsorde licht op deze thematiek’ te werpen. De door God (gegeven) ingeschapen structuren bieden volgens de auteur ‘vastheid in de wereld van vandaag’.2

Programma

De studiemiddag wordt gehouden in het gebouw van Hebron Missie te Amerongen (Jan van Zutphenweg 4). Vanaf 13:30 uur is er inloop met koffie en thee. De studiemiddag wordt met een openingswoord geopend door gastheer dr. S. (Steef) Post. Dr. G.W.S. (Wim) Mulder hoopt als openingswoord een meditatie uit te spreken. Daarna volgt een pitch door dr. M. (Maarten) Klaassen. Hierop volgen reflecties van/door dr. W. (Wim) van Vlastuin, mr. D.J.H. (Diederik) van Dijk, C. (Christine) Stam-van Gent en dr. A.A.A. (Ad) Prosman. Van 15.15 uur tot en met 15:45 uur is er pauze. Aansluitend is er een forumbespreking met de sprekers. Na de forumbespreking volgt er een boekpresentatie door de uitgever R. (René) Heij. Tenslotte hoopt ds. J. (Jan) Belder de studiemiddag af te sluiten. De studiemiddag is gratis, maar aanmelden is wel gewenst. Dat kan via de website van Bijbels Beraad M/V (zie voetnoot).3

Voetnoten

Weet Magazine zoekt een administratief medewerker (M/V)

Het populair-wetenschappelijke tijdschrift Weet Magazine is op zoek naar een administratief medewerker (M/V).1 Dat blijkt uit de onderstaande advertentie die werd verspreid in de digitale nieuwsbrief van het blad. Goed in het uitvoeren van administratieve taken en altijd al voor een creationistische organisatie willen werken? Dan is deze baan zeker geschikt.2

Het gaat volgens de advertentie om twee tot drie dagdelen per week. Weet Magazine zoekt een collega die zelfstandig kan werken. Secuur en flexibel werken en snelheid zijn essentieel. Daarnaast is de ervaring met verschillende Officeprogramma’s geboden. De taakuren kunnen mogelijk uitgebreid worden met marketingtaken. Het kantoor van Weet Magazine is gevestigd in het Zuid-Hollandse Waddinxveen. Wanneer u interesse hebt, klik dan op de onderstaande advertentie. De pagina waar u op terecht komt geeft meer informatie en een volledige functieomschrijving.

Voetnoten

Zijn degenen die vasthouden aan Gods Woord ‘niet meer van deze tijd’? – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’

Regelmatig verschijnen er artikelen en boeken van voor- en tegenstanders van de evolutieleer. Het boek van dr. G. van den Brink (VU, Amsterdam, niet te verwarren met dr. G. van den Brink van de TUA Apeldoorn) met als titel ‘En de aarde bracht voort’, heeft bij verschijnen in 2017 veel teweeggebracht. Kort hierop heeft het Deputaatschap Onderwijs, Opvoeding en Catechese (DOOC) aan dhr. L.C. (Bart) van den Dikkenberg (inmiddels ouderling te Ochten) gevraagd om voor onze jongeren in een brochure de bezwaren tegen theïstische evolutie uiteen te zetten. Hieronder wordt verstaan ‘de visie dat God de schepping heeft voortgebracht via natuurwetten en natuurlijke processen’. Het resultaat van zijn studie – de geraadpleegde literatuur omvat ca. 1000 voornamelijk Engelstalige artikelen en boeken – heeft de brochurevorm ruimschoots overschreden en heeft uiteindelijk geleid tot het huidige boek.

Ongeveer de helft van het boek omvat een zeer gedegen beschrijving van de theorieën en meningen, maar ook de weerleggingen ervan, van een groot aantal wetenschappers uit verschillende disciplines. Naast theologen betreft het biologen, (bio)chemici, filosofen, genetici, natuurkundigen en wiskundigen. Verschillende illustraties heb ik eerder gezien in universitaire studieboeken. Ieder die meer wil weten over bijvoorbeeld de nevelhypothese, de Haeckels-recapitulatietheorie, atavismen, enz. kan hier terecht. Elk hoofdstuk heeft aan het eind een paragraaf ‘Evaluatie’. Ondanks fundamentele kritiek heeft de evolutietheorie zich een belangrijke plaats verworven in de wetenschap en in de maatschappij. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is schepping uit niets onvoorstelbaar. Degenen die vasthouden aan Gods Woord worden vaak beschouwd als ‘niet meer van deze tijd’ te zijn. Evolutie wordt als een vaststaand feit gezien.

Het tweede gedeelte van het boek beschrijft hoe een en ander zich verhoudt tot de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Genesis. In dit gedeelte wordt onder andere de visie van Van de Brink weerlegd (zoals beschreven in zijn hierboven genoemde boek). Volgens dr. Van den Brink is aanpassing van de klassieke uitleg van Genesis noodzakelijk. Theïstisch-evolutionistische theologen pogen het conflict tussen de Bijbel en de evolutieleer op te lossen door te claimen dat Genesis 1-3 geen feitelijke historie weergeeft. Velen gaan niet meer uit van de historiciteit van Genesis 1-11.

Ronduit schokkend is te lezen wat dit voor gevolgen heeft. Sommigen zien God als een kosmisch goochelaar. Adam en Eva zijn geen echt historische, maar mythische personen, literaire figuren die de mensheid symboliseren. Anderen zien hen als een oorspronkelijk echtpaar te midden van ongeveer 10.000 mensen die 200.000 jaar geleden ergens in Afrika leefden. De zondeval is niet echt gebeurd, maar is meer een beeldend, mythisch verhaal. De toestand voor de zondeval was allesbehalve perfect. Enzovoorts…

Van den Dikkenberg toont aan dat het in twijfel trekken van Bijbelse waarheden leidt tot kerkverlating en uiteindelijk tot atheïsme. Hij verdient veel waardering voor het resultaat van zijn grondige studie. De ondertitel ‘Een kritisch commentaar op theïstische evolutie’ is geheel waargemaakt. De argumenten waarmee (theïstische) evolutie verdedigd wordt, zijn wetenschappelijk zwak of onjuist. Duidelijk is dat we ons, ondanks de visie van moderne theologen, onverkort kunnen vasthouden aan hetgeen de Bijbel ons leert. Het lezen van dit boek vereist minimaal hbo-niveau. Het lijkt me ook zeer geschikt om door studenten in studiegroepen bestudeerd te worden.

Het boek bevat een verklarende woordenlijst en is voorzien van een aanbeveling door ds. D.E. van de Kieft. We hopen dat de beloofde brochure, waarin de belangrijkste zaken in eenvoudige taal beschreven worden, er spoedig komt.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Verboom, W., 2024, Boekbesprekingen, De Wachter Sions 71 (30): 7.