Alleen God bestaat zonder meer – Dr. P. de Vries over het Godsbestaan

Bestaat God en zo ja kunnen we dan aantonen? Telkens zijn deze vragen op de een of andere wijze gesteld. Dat geldt niet alleen nu. Eeuwen vóór Chr. verwoordde de psalmist van Psalm 14 reeds de gedachte dat God niet bestaat. Overigens met de niet onbelangrijke inlei­dende mededeling daarop dat dit het geloof van een dwaas betreft. Het is wel zeker dat de psalmist vooral dacht aan wat praktisch atheïsme wordt genoemd, dat wil zeggen dat hij dwaas is die niet rekent met de realiteit van Gods bestaan. Als dit al voor praktisch atheïsme geldt, is het niet minder waar voor atheïsme dat ook theoretisch het bestaan van God ontkent.

Anselmus van Canterbury (ca. 1033-1109), door een onbekende schilder. Bron: Wikipedia.

In de Middeleeuwen schreef Anselmus van Canterbury een heel traktaat om de te laten zien dat het van dwaasheid getuigt niet te geloven dat God bestaat. Dit traktaat is opgesteld in de vorm van een gebed en kreeg daarom de naam Proslogion, dat wil zeggen toespraak, namelijk tot God. De belangrijkste blijk dat wij echt in Gods bestaan geloven, is toch dat wij Hem zoeken en in gebed met Hem spreken. De eerste vijf hoofdstukken van het Proslogion gaan op het bestaan van God in, terwijl in de daarop­volgende hoofdstukken over Gods eigen­schap­pen wordt gesproken.

De door Anselmus ontvouwde gedachten blijken van verrassende actualiteit te zijn. Ik zal weer­­geven wat Anselmus zegt. Daarbij is mijn weergave voor een deel ook een stuk aan­vul­lende interpretatie. Anselmus zegt dat ieder mens in zijn geest een concept van God heeft. God is dat wezen boven wie niets hogers kan worden gedacht. Het feit dat ieder mens zo’n concept van God in zijn geest heeft, is het gevolg van het feit dat de mens naar Gods beeld is geschapen.

Nu is dat beeld van God door de zondeval geschonden. Zo komt het dat het mogelijk is dat de mens niet de juiste gevolgen verbindt aan het concept van God dat hij in zijn geest heeft en wel dat God echt bestaat. God – en nu gebruik ik een omschrijving in de lijn van Anselmus – is dat almachtig, rechtvaardige en liefdevolle Wezen Die ons schiep en van Wie wij en heel de werkelijkheid afhankelijk zijn en voor Wiens rechterstoel wij eenmaal worden gedaagd.

Van allerlei zaken en zelfs van mensen zou ik ten onrechte kunnen denken dat zij bestaan. Iemand zou mij iets over een bepaalde persoon kunnen vertellen en ik zou de indruk kunnen hebben dat het om een werkelijk bestaand mens gaat, terwijl later blijkt dat dit niet het geval is. Omgekeerd zou ik van mening kunnen zijn dat de persoon over wie iets wordt verteld, niet bestaat terwijl dat toch wel het geval is. Zeker is dat het mogelijk is zich het bestaan van een mens in te denken en dat later blijkt dat deze mens niet bestaat of weliswaar bestaan heeft, maar inmiddels niet meer bestaat, althans niet hier op aarde.

Het is mogelijk je in te denken dat heel de wereld niet bestaat. Dat is trouwens het geval geweest. Onze wereld heeft een begin in de tijd. Zij is Gods schepping. God Zelf heeft echter geen begin noch einde. Hij is van eeuwigheid en tot eeuwigheid en gaat zelfs de tijd te boven. Wie met een verlicht verstand aan God mag denken, kan Hem niet anders denken dan als een God Die bestaat; een bestaan dat zelfs veel dieper en wezenlijker is dan van welk schepsel ook.

Mensen kunnen bepaalde dingen niet zien of niet willen zien door altijd een bepaalde kant op te kijken. Iemand die altijd naar beneden kijkt, ziet de zon niet. Het is denkbaar dat iemand dan zover komt dat hij het bestaan van de zon ontkent. Dan hebben we wel met een dwaas te maken. Het bestaan van de zon hangt namelijk niet af van het ongeloof van iemand die er niet naar kijkt, zoals het evenmin afhangt van het geloof van iemand die dat wel doet.

Wie gelooft dat de zon bestaat, gelooft overigens wel de waarheid. Nu is de zon slechts een schepsel, terwijl God de Schepper is. Wie God niet zoekt door geestelijk omhoog te kijken met het licht van Gods Woord, zal Hem niet zien of als hij dan al een god ziet, is het niet de levende God maar een afgod en dan ziet hij een god die niet bestaat. Een god die niet bestaat, is de bijbelse definitie van een afgod. Goden die niet bestaan zijn er vele. Van de levende God is er maar één. Hij bestaat en daarin is Hij onder de goden volstrekt uniek.

Het is mogelijk dat een christen die met deze God een waarachtige band heeft, wordt over­vallen door twijfel aan Zijn bestaan. Dan legt hij deze twijfel in zijn dagelijks gebed aan God voor en vraagt Hij Hem ervan verlost te mogen worden. Terwijl iemand die werke­lijk een band heeft met de levende God, soms kan vrezen dat God niet bestaat, is het zonder een band aan deze God mogelijk dat je Zijn bestaan ontkent of op zijn minst vurig hoopt dat Hij niet bestaat. Echter, het is veel dwazer Gods bestaan te loochenen dat het bestaan van welk onder­deel van de schepping ook en eventueel zelfs van de gehele schepping.

In ieder geval kunnen we niet alleen weten dat de schepping niet altijd heeft bestaan, maar ook dat ze niet altijd zal blijven bestaan. Hier op aarde is het – hoezeer het ook van dwaasheid getuigt – mogelijk het bestaan van God te ontkennen dan wel er niet mee te rekenen. Eenmaal zal dat anders zijn. Dat is als wij aan het einde van onze aardse loopbaan zijn gekomen. De dichter van Psalm 73 zei dat het hem goed was nabij God te zijn. Hij mocht weten dat God hem aan het einde van zijn leven hier op aarde zou opnemen in Zijn heerlijkheid. Daartegenover wist hij: God roeit hen uit die afhoereren en Hem de trotse nek toekeren.

Ik kom nog een keer terug op Anselmus. Wanneer Anselmus over wijsheid en dwaasheid spreekt is voor hem terecht de Schrift als openbaring van de diepste wijsheid en uiteindelijke waarheid de norm voor wat dwaas en wijs is. Dan leidt het geen twijfel dat in het licht van deze norm ongeloof in Gods bestaan dwaasheid is.

Wie werkelijk begrijpt dat God dat Wezen is dat niet alleen hem maar heel de werkelijkheid schiep en in standhoudt kan nog gemak­kelijker het bestaan van zijn ouders ontkennen – hoewel ook dat niet van wijsheid zou getuigen – dan van God. Anselmus laat in het vervolg van het Proslogion onder andere zien dat niet alleen het bestaan van God in de diepste zin van het woord redelijk is, maar ook Gods rechtvaardigheid. Als God rechtvaardig is, is het heel redelijk om te doorzien en te begrijpen dat Hij zondaren straft en dat zelfs met eeuwige straffen.

Er is één ding waarin wij God die Diegene is boven Wie wij niets hogers kunnen denken, nog hoger is dan wij kunnen denken, namelijk dat Hij zondaren die de eeuwige rampzaligheid verdiend hebben genade bewijst. Daarvoor is – zo zegt Anselmus en ik zeg het hem na – geen redelijke verklaring voor te geven. God was en is dit niet verplicht en toch doet Hij het.

Wie van deze werkelijkheid mag weten, kan al helemaal niet aan het bestaan van God twijfelen, maar alleen maar verwonderd zijn dat deze God en geen andere god bestaat. Die God Die Zijn Zoon Jezus Christus naar deze wereld zond. God Die mens werd en ook daarover schreef trouwens de genoemde Anselmus een boek dat de moeite van het lezen nog altijd waard is, namelijk Waarom God mens werd. Wie mag zingen ‘God en mense Jezus Christus, Die aan­vaard heeft onze staat’, kan niet alleen aan Gods bestaan niet twijfelen, maar heeft de enige, waarachtige en levende God ook lief.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Geen abortuspillen aan Polen opdringen’ – Mr. Diederik van Dijk stelt vragen over inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuspraktijk van andere Europese landen

Tijdens het debat van maandag 8 april 2024 stelde mr. Diederik van Dijk vragen over de inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuswetgeving in andere Europese landen. Met dank aan de SGP is een video van het SGP-deel van het debat beschikbaar gesteld op hun YouTube-kanaal.

Op het kanaal staat onder de video de volgende tekst:

”Via internet kunnen Nederlandse abortusklinieken pillen aan mensen in het buitenland leveren. De SGP maakt zich zorgen over deze Nederlandse ‘zendingsdrang’ op het gebied van abortus. “We maken ons hiermee schuldig aan inmenging in andere landen,” stelt Kamerlid Diederik van Dijk. VVD en D66 zijn allesbehalve blij met dit terechte argument van de SGP. Dit debat vond plaats op maandag 8 april 2024.”

‘What is the Heat Problem in Flood Geology?’ – Een samenvatting van het onderzoek van dr. Bill Worraker naar het hitteprobleem binnen de zondvloedgeologie

De afgelopen jaren heeft de Engelse dr. William Worraker onderzoek gedaan naar het hitteprobleem. Hij heeft het probleem gekwantificeerd en mogelijke oplossingsrichtingen onderzocht. Dr. Worraker heeft zijn onderzoek laten samenvatten in een 10 minuten durende YouTube-video. Matthew Pickhaver heeft deze video ingesproken.

Onder de video is een bibliografie van artikelen en abstracts te vinden, gepubliceerd in creationistische tijdschriften (deze wordt in de loop van de tijd verder compleet gemaakt). Met dank aan Biblical Creation Trust voor het vereenvoudigen en publiceren van dit onderzoek. Het bijschrift bij de video:
“BCT’s associate researcher Dr Bill Worraker has been looking into the heat problem associated with the Genesis Flood. This short video summarises Bill’s findings so far about the extent of the challenge it presents to our scientific Flood model.”

Bibliografie rond het onderzoek van dr. Worraker

(2026) Biblical Creation Trust, Heat problems associated with Genesis Flood models, Onderzoeksamenvatting in ‘Research Projects’ (samenvatting).
(2016) Worraker, W.J., Quantifying the Flood Heat Problem, Journal of Creation Theology and Science Series C: Earth Sciences 6: 4-5 (abstract).
(2018) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 1: Introduction and Thermal Boundary Conditions, Answers Research Journal 11: 171-191 (artikel).
(2018) Worraker, W.J., Ward, R., Modeling of Flood and Post-Flood Ocean Floor Cooling, in: J.H. Whitmore (ed.), Proceedings of the Eight International Conference on Creationism, blz. 673–682 (artikel).
(2019) Worraker, W.J., Heat Problems Associated With Genesis Flood Models—Part 2: Secondary Temperature Indicators, Answers Research Journal 12: 211-254 (artikel).
(2020) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 3: Vapour Canopy Models, Answers Research Journal 13: 69-94 (artikel).
(2023) Worraker, W.J., Heat Problems Associated with Genesis Flood Models—Part 4: Heat Deposited by Magmatic Activity, Answers Research Journal 16: 201-251 (artikel).

Voetnoten

De grafzerken van Diederick van Bemmel (?-1652) en Wilhelmina van der Hell (?-1622) in de Eusebiuskerk te Arnhem

In het najaar van 1888 (begonnen op 1 oktober 1888) werden er in de Groote Kerk te Arnhem, ook wel de Eusebiuskerk genoemd, verwarmingsbuizen aangelegd. Daarvoor moesten de banken tijdelijk worden weggehaald. Onder deze banken lag een groot aantal grafzerken en van veel daarvan zijn ‘de opschriften (…) nog gaaf gebleven’. In zowel de ‘Arnhemsche Courant’ als in het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ werd hierover bericht. We beschrijven vooral de grafzerken van Diederick van Bemmel (?-1652) en zijn vrouw Wilhelmina van der Hell (?-1622).1

Luchtfoto van de Grote of St. Eusebiuskerk te Arnhem. Foto gemaakt tussen 1920 en 1940. Bron: Wikipedia.

De verslaggever (mr. J.J.S. Sloet) van de ‘Arnhemsche Courant’ laat weten dat de opneming hieronder gebeurde in het middenpad van west naar oost en in het kruispad van noord naar zuid. Hij heeft het ook vergeleken met ‘Het protocol der groeven van de Groote Kerk’ en kwam er achter dat de grafstenen niet meer op hun oorspronkelijke plaats liggen. De scribent vermoedt dat zij ‘reeds vroeger, vermoedelijk om den vloer effen te maken, verlegd zijn’. Op de plaats waar de tekst onleesbaar is geworden heeft de scribent … geplaatst. Het artikel in het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ is uitgebreider. Het werd eveneens geschreven door mr. J.J.S. baron Sloet, samen met mr. Peter A.N.S. van Meurs, en draagt de titel ‘Grafzerken in de St.-Eusebius- of Groote kerk, het St.-Catharinagasthuis en de St.-Walburgiskerk te Arnhem’. De auteurs verwijzen voor meer informatie over de in de kerk begraven beroemde personen naar de boeken ‘Kronyk van Arnhem’ (mr. G. van Hasselt) en ‘Beschrijving van Arnhem’ (mr. J.W. Staats Evers). In 1740 werd door H. Schreven een ‘plattegrond van de ligging der groeven’ gemaakt en in 1757 werd dit door W. ten Haegh geschilderd. Zoals gezegd zijn veel grafzerken verlegd.

Diederick van Bemmel

De eerste die wij in de rij tegenkomen is Diederick van Bemmel, zoon van Heijmerick van Bemmel en Anna van Meerten.2 Zijn grafschrift luidt volgens de scribent:

”Hoochedel ende Welgebooren Heere Heere Diederick van Bemmel in syn leeve Heere tot Andelst en Floresteyn eerste Raet des furstendombs Gelre en graefschap Zutphen ende stadthouder van de Leenen.”

In het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ (pagina 127) wordt dezelfde tekst weergegeven maar staat er nog wat bij. Allereerst wordt verwezen naar afbeelding nummer L. Daarnaast wordt aangegeven dat van de kwartierwapens ‘de beide bovenste, evenals het bovenste gedeelte van de hoofdwapens en de schildhouder, door een opgehoogd en bevloerd terrein bedekt’ is. Het kwartierwapen beneden links is gelijk aan het tweede hoofdwapen en dat beneden rechts is afgehakt. Het lijkt er op dat links het kwartierwapen van Van Bemmel zit en rechts die van Van Meerten heeft gezeten. Maar daarvoor is het nodig de steen zelf te zien. Als bron wordt Prot. I, f. 52 weergegeven. Dat wil zeggen de 52 folio van het protocol. De zerk heeft het nummer 40-41 (voor de scribenten is het de 51ste zerk.).

Wilhelmina van der Hell

De vrouw van Diederick is ook begraven in de Eusebiuskerk. Zij ligt wel apart van haar man. Haar grafschrift luidt volgens de scribent:

“Hier lecht begraven juff. Wilhelma van der Hell de zae huisvrouw van den raetsheer Bemmell met een dub. groef den 2 April An. 1622.”

Het ‘Algemeen Nederlandsch Familieblad’ (pagina 140) geeft dezelfde tekst. De grafzerk is een klein vierkant die ‘vlak rechts bij den pilaar, linksch van den preekstoel’ ligt. Voor de scribenten is dit de 116e zerk. Haar vader Casijn van der Hell en haar stiefmoeder Lumma Ruyter liggen begraven in de Walburgiskerk te Zutphen. Waar haar biologische moeder, Geertruijd van Wijnbergen, begraven ligt is de auteur (nog) niet bekend.3

Voetnoten

Kerk en slavernij? (12) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze bijdrage wordt verder aandacht besteed aan de bundel met bijdragen geredigeerd door de historici B. de Leede en M. Stoutjesdijk, met de titel Kerk, kolonialisme en slavernij.1 De Gereformeerde kerk was in de Nederlanden de publieke kerk. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) waren in de door hen bestuurde gebieden de publieke handelsmaatschappijen en tegelijk het publieke gezag waaronder ook de publieke kerk viel.

A. van der Meer – koloniale ideologie

A. van der Meer MA is historicus en doet onderzoek aan de Universiteit van Leiden. Hij onderzocht koloniale ideologie vanaf de kansel: preken en met name biddagteksten. Met name wordt gerept over biddagteksten uitgevaardigd door de overheid. En die overheid was de VOC. Art. 66 van de Dordtse kerkorde zegt dat de predikant de overheid kan vragen een biddag uit te schrijven. Het ging dus om een door de kerkorde aan de overheid toevertrouwde taak. Genoemde teksten uit biddagbrieven kwamen niet van de kerk maar van de overheid. Preken worden ook genoemd, maar dan uit de tijd van de ‘Verlichting’. Ook de geciteerde Oost-Indische predikant J.C. Metzlar (1751-1824) kan verlicht worden genoemd. De door Van der Meer geconstateerde transformatie van ideeën wordt aan koloniale stratificatie, verdeling van de bevolking in subgroepen, toegeschreven. Het lijkt echter meer op toenemende invloed van het verlichtingsdenken. Er lijkt zo niet veel verschil tussen de bededagen in de Nederlanden en in Oost-Indië. Opgemerkt wordt nog, dat de kerk geen staatskerk was, maar publieke kerk. Dat betekent, dat die kerk tot het publieke, openbare domein was toegelaten. Die kerk kan beter als Gereformeerde kerk worden aangeduid en niet als Nederlandse Hervormde Kerk, die in 1816 is gesticht door de overheid.

B. de Leede – inwoners van Ceylon

B. de Leede MA is historica en mederedacteur van de bundel die in bespreking is. Zij heeft de relatie van de inwoners van Ceylon, nu Sri Lanka, met de Gereformeerde kerk bestudeerd. Die kerk is geen staatskerk maar publieke kerk. De verschillende manieren van inwoners om naar de Gereformeerde kerk te kijken worden onderzocht. De relatie met de kerk was ook binnen een mensenleven niet statisch. De studie gaat niet specifiek over slavernij, maar heeft een brede invalshoek. Meer kennis over de onderzoeksvraag, de relatie tussen inwoners van Sri Lanka en de Gereformeerde kerk, wordt verworven.

M. San A Jong – Evangelische Broederschap

M. San A Jong MA is historicus en doet onderzoek voor de Evangelische Broederschap. De zending van de Evangelische Broedergemeente in Suriname werd toegestaan, omdat die geen gevaar voor de status quo van de slavernij vormde. Op plantages werd vaak de Afro-Surinaamse religie, ook Winti genoemd, gepraktiseerd. Die werd door de zendelingen als heidens gekarakteriseerd. In 1863 werden de slaafgemaakten vrij, maar waren nog niet geëmancipeerd. Aandacht werd ook geschonken aan Anton de Kom (1898-1945), de bekende anti-koloniale schrijver. Hij schreef in 1934 Wij slaven van Suriname. De Kom was ook verzetsstrijder. Hij stierf in het concentratiekamp Neuengamme.

R.M. Allen en A.L. de Bode-Olton

Dr. R.M. Allen is hoogleraar culturele gemeenschap en geschiedenis aan de Universiteit van Curaçao. Mr. A.L. de Bode-Olton was juridisch adviseur en diplomaat, en is theoloog. Allen en De Bode-Olton onderzochten de verhouding tussen de protestantse kerk en de zwarte volksklasse in koloniaal Curaçao van 1830 tot 1920. De conclusie is dat er sprake is van tegenstrijdigheden en tegenstrijdig beleid in genoemde verhouding. De bepalende kerk op Curaçao was de Roomse kerk. Aanvankelijk was er animositeit tussen de Gereformeerde en Lutherse kerk. In 1825 gingen zij samen in de Verenigde Protestantse kerk.

De auteurs spreken van een mandaat van de WIC om het calvinisme te verspreiden. Dat calvinisme was geen bijzaak maar een essentieel onderdeel van het streven van de WIC. De WIC was handelsmaatschappij en tegelijk de overheid, het publieke gezag. De Gereformeerde kerk was de publieke kerk. Die kerk stond onder overheidsgezag. Dit was in de Nederlanden ook zo. Maar waar de staat in de Nederlanden geen slavernij kende, was dat wel zo bij de WIC en VOC.

De bewering van Allen en De Bode-Olton, dat “de doop kerklidmaatschap verleent”, is onjuist. De doop in de Gereformeerde kerk heeft niets met een civielrechtelijk lidmaatschap te maken. Dit misverstand is in de wereld geholpen door het Reglement van de door de Nederlandse overheid opgerichte Nederlandse Hervormde kerk in 1816.2

Dat de synode van Dordrecht 1618-1619 de doop van kinderen van slaafgemaakten onmogelijk maakte, is dan ook een onjuiste bewering. Een gedoopte moest juist in vrijheid worden gesteld. Aangenomen kinderen, ook van de heidenen, konden pas worden gedoopt na te zijn onderwezen in de beginselen van de christelijke religie.3

Tenslotte

De tot nu toe genoemde auteurs van de artikelen blijken niet de essentie van de verhouding kerk-staat te kennen. Hierop zal aan het eind van de volgende bijdrage worden ingegaan.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

‘De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie’ – Dr. Henk Hofman recenseert de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’

Op het moment van schrijven loopt er een tentoonstelling in Museum Catharijneconvent met de naam De schepping van de wetenschap. Volgens de website van het museum hebben religie en wetenschap meer gemeen met elkaar dan velen denken. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie. Het boek Inzicht spoort helemaal met deze opvatting en diept het thema geloof-wetenschap grondig uit.

In het Woord vooraf schrijven de drie redacteuren: “Het christelijk geloof heeft eeuwenlang een positieve rol gespeeld in de ontwikkeling van de wetenschappen. Dat heeft te maken met de orde die door God in de schepping gelegd is. Hij heeft de natuurwetten ingesteld.” Alle auteurs van dit boek onderschrijven het standpunt dat binnen hun vakgebied geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan.

Het boek is opgebouwd rondom vier thema’s:

  • Het eerste thema behandelt materiaal over de historiciteit van Bijbelse gegevens, de schepping van de mens en het Bijbelse mensbeeld.
  • Het tweede thema bespreekt de relatie tussen geloof en wetenschap in het verleden. Veel wetenschappers waren in het verleden overtuigde christenen: Blaise Pascal, Isaac Newton, Herman Boerhave, Robert Boyle, Jan Swammerdam, Bernard Nieuwentijt, William Paley. De lijst is lang. Al deze natuurvorsers waren onder de indruk van de harmonie, doelmatigheid en schoonheid van de schepping. De gedachte dat het leven in al zijn veelkleurigheid en veelvormigheid spontaan en bij toeval zou zijn ontstaan wijzen ze als ongeloofwaardig van de hand.
  • Het derde thema gaat in op de verhouding tussen wetenschap en filosofie. Het gaat over vooronderstellingen als uitgangspunt voor onderzoek en de kracht maar ook de beperking van wetenschappelijke kennis.
  • Het vierde thema gaat in op de natuurwetenschappelijke stand van zaken. Natuurconstanten zijn zodanig precies afgesteld dat leven op aarde mogelijk is geworden. Een geringe wijziging in één van die constanten zou menselijk leven al onmogelijk maken. Levende organismen zijn al op het niveau van de eenvoudigste cel ongelooflijk complex en voorzien van digitale informatie die niet evolutionair ontwikkeld kan zijn. De kennis die de mens krijgt door onderzoek van de natuur levert toepassingen op voor technologische ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn waterafstotende coatings, honingraatpanelen, klittenband, het ontwerp van vliegtuigvleugels. De mens imiteert als het ware de natuur (biomimetica).

De rode draad in het boek is de opvatting dat wetenschap toetsbaar moet zijn en experimenten herhaalbaar. Daarom kan de wetenschap geen uitspraken doen over het ontstaan van leven. Niemand was erbij toen leven ontstond en niemand kan het in een laboratorium nabootsen. Dat leven spontaan en toevallig kan ontstaan na een Big Bang van een paar miljard jaar geleden is een onbewezen vooronderstelling. De auteurs van dit boek zien overal in de natuur doelgerichte ontwikkeling (in plaats van toevallige), orde en schoonheid. Er is om die reden volgens hen sprake van een ontwerp en dat wijst op het bestaan van God. De bevestiging van hun zienswijze vinden ze terug in de Bijbel.

Dit boek bevat diepgravende bijdragen. De meeste zijn desondanks heel leesbaar. Voor sommige bijdragen geldt dat een bèta-achtergrond een voordeel is. Het boek is vooral bedoeld voor jonge mensen/studenten en voor christenen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Daarnaast constateer ik dat Inzicht een waardevolle rol kan spelen in de discussie met wetenschappers die geen christelijke achtergrond hebben. Inzicht baseert zich op gedegen onderzoek en stelt op basis daarvan lastige vragen over wetenschappelijke conclusies die moeilijk houdbaar zijn geworden. Er is geen enkele reden om hautain neer te zien op christelijke wetenschappers. Er is eerder alle reden om kennis te nemen van de resultaten van hun onderzoek en de terechte vragen die in dit boek worden gesteld te pareren. Als christelijke wetenschappers de moeite nemen om zich grondig te verdiepen in het werk van andersdenkenden mag het omgekeerde ook verwacht worden.

Alle auteurs van Inzicht zijn gepromoveerd in hun vakgebied. Het merendeel is verbonden aan een universiteit, een HBO-instelling of een onderzoeksinstelling. Ik wil geen namen noemen om niemand te kort te doen, want alle bijdragen zijn van een hoog niveau.

Wel noem ik graag de naam van de enige niet-academicus in dit gezelschap. Dat is Jan van Meerten, die geen bijdrage schreef, wel redacteur was en tevens de initiatiefnemer is van deze bundel. Als kartrekker heeft hij onvermoeibaar gezwoegd om het werk van twintig auteurs te coördineren. Het resultaat mag er zijn en die lof geldt ook de andere drie redacteuren.

Het boek is uiteraard voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een beknopt register, bij sommige hoofdstukken is een verklarende woordenlijst opgenomen, en tot slot zijn van alle auteurs de personalia vermeld. Inmiddels is van dit prima boek al een tweede druk verschenen.

Dit boek is te bestellen via dit bestelformulier. Een overzicht van alle besprekingen van deze bundel is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Leestafel. Het originele artikel is hier te vinden.

Moties zetten het voorstel tot wijziging van de Transgenderwet weer op de kaart – Afgelopen donderdag pittig tweeminutendebat personen- en familierecht

In Nederland zorgt de wijziging op de Transgenderwet voor een stevige discussie. Hoewel het onderwerp ‘controversieel’ was verklaard en er nog geen nieuw kabinet aangetreden is, werd er afgelopen donderdag toch druk over gediscussieerd. Dit kwam doordat er tijdens het tweeminutendebat over Personen- en familierecht drie moties rond deze voorgestelde wetswijziging ingediend werden.

Een screenshot van het tweeminutendebat. Mr. drs. Nicolien van Vroonhoven (NSC) leest de motie voor die zij mede namens mr. Diederik van Dijk indient.

Intrekken

Op deze website zijn al een aantal artikelen verschenen rond dit voorstel (zie voetnoot).1 We willen daarom kort inzoomen op de moties. Het debat daarover laten we rusten.2 De eerste motie werd ingediend door mr. drs. Nicolien Voonhoven. Deze motie is mede ondertekend door mr. Diederik van Dijk. In de motie wordt de regering verzocht om het wetsvoorstel ‘Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte’ ‘binnen een maand in te trekken’. De Kamerleden constateren dat door dit wetsvoorstel de mogelijkheid om het geslacht te wijzigen versoepeld worden en dat dit wetsvoorstel al sinds 2021 bij de Tweede Kamer ligt.3

Rondetafelgesprek

De andere twee moties kwamen vanuit tegenovergestelde richting, maar maanden de regering ook tot handelen. De Nederlands-Bosnische politicus Ines Kostić (MSc.) van de Partij voor de Dieren (PvdD) diende deze moties in. Zij wil niet als ‘mevrouw’, maar non-binair worden aangesproken. Als medeondertekenaars worden mr. Michiel van Nispen (SP), Joost Sneller (D66), mr. Songül Mutluer (GroenLinks-PvdA) en mr. Marieke Koekkoek (Volt) genoemd. In de eerste motie wordt de regering verzocht om een rondetafelgesprek over de wetswijziging te organiseren met experts. “Indien mogelijk ook uit landen waar gelijkende wetgeving reeds van kracht is.” Zo kunnen Kamerleden goed geïnformeerd worden en kunnen zij ‘een weloverwogen besluit (…) nemen na de afronding van de plenaire behandeling’. Het hoort volgens de indieners bij goed bestuur ‘om wetten zorgvuldig te behandelen’.4

Zorgvuldig

In de tweede motie wordt aangegeven ‘dat de Kamer en de regering de taak hebben om wetten zorgvuldig te behandelen, ongeacht politieke standpunten’. Daarom moet er volgens de indieners ruimte zijn voor een debat in de Tweede Kamer en dient de Kamer goed geïnformeerd te worden. Zo kunnen zij ‘weloverwogen besluit nemen (…) na de afronding van de plenaire behandeling’. Daarom verzoeken Kostić en de medeindieners de regering ‘om op korte termijn de vragen vanuit de Kamer die bij de wijziging van de Transgenderwet zijn gesteld te beantwoorden’. Maar ook de zorgen te adresseren, zich te laten ‘voeden’ vanuit experts. Deze experts dienen niet alleen uit ons eigen land te komen, net als in de eerste motie wordt gewezen op experts ‘die uit landen waar gelijkende wetgeving reeds van kracht is’ komen. Volgens de indieners kan daarna iedere fractie een eigen afweging maken.5

Tenslotte

Het is goed om deze voorstellen, ook vanuit christelijk perspectief, op de voet te volgen. In het Reformatorisch Dagblad werd daarom uitgebreid verslag gedaan. Dit hoeven wij niet te herhalen (zie voetnoot voor de verslaglegging in het RD).6 Welke moties een meerderheid van stemmen zullen krijgen, weten we dinsdag 16 april 2024. Vanaf 15:00 uur zullen dan in de plenaire zaal de stemmingen plaatsvinden.7

Voetnoten

Kuyper en de evolutieleer

Honderd jaar geleden overleed Abraham Kuyper. Hij werd op 29 oktober 1837 in Maassluis geboren. Hij studeerde theologie in Leiden. In zijn eerste gemeente Beesd kwam Kuyper in aanraking met het orthodox-gereformeerde denken. Sindsdien was hij op allerlei fronten actief om het moderne denken te bestrijden. Dit wil niet zeggen dat Kuyper op een bepaalde manier ook niet modern was. Hij wilde het calvinisme in rapport brengen met zijn eigen tijd en ging volgens velen daarin te ver. Zijn beweging wordt daarom wel neo-calvinisme genoemd, nieuw calvinisme. In de kolommen van De Saambinder heeft ds. G.H. Kersten daar met ernst tegen gewaarschuwd, met name als het ging om de zgn. ‘veronderstelde wedergeboorte’.

De verdiensten van Kuyper mogen intussen niet verzwegen worden. Hij stichtte in 1880 een universiteit, de Vrije Universiteit, waarin de Schrift en de gereformeerde beginselen als uitgangspunt werden genomen voor de wetenschapsbeoefening. De christenwetenschapper had tot taak ´het kunstwerk van den Oppersten Bouwmeester en Kunstenaar´ na te speuren. In meerdere lezingen zette hij zijn grote bezwaren tegen de evolutieleer uiteen. Het is de moeite waard om vandaag zijn argumenten opnieuw te bezien.

Gods paleis

Kuyper had kritiek op de wetenschapsbeoefening van zijn dagen omdat de werkelijkheid werd gezien als een stoomwerktuig dat op eigen krachten draait. Het natuurkundig onderzoek beperkte zich tot ‘meten en wegen’. Kuyper daarentegen stond een Bijbels gefundeerde wetenschap voor. Onze wereld wordt door God geregeerd. Kuyper gebruikte hiervoor het beeld van een koning in zijn paleis; de natuurkrachten zijn de dienaren van Gods hoog bevel: ‘Gods koninklijke wil werkt ongezien door en is de grondoorzaak van alles wat dag aan dag plaats grijpt.’ Heel concreet schreef Kuyper dat ‘als er een steen valt, trekt God die steen naar beneden, en als er een boom groeit, drijft God hem naar boven.’ Kuyper sloot hiermee aan bij de woorden van de Heidelbergse Catechismus. ‘De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde onderhoudt en regeert.’ (HC 10)

Evolutie

Hoewel het deïsme al langer beleed dat God sinds de schepping op geen enkele wijze meer ingrijpt in het proces van de natuurwetten, bood de evolutieleer een verklaring voor de totale afwezigheid van God in de kosmos. Kuyper sprak van een atheïstische hypnose, waarom hij deze leer zo hartstochtelijk veroordeelde.

In de eerste plaats kritiseerde Kuyper de gedachte dat alles in onze werkelijkheid toevallig verloopt. Er is in de evolutiegedachte geen doel, geen vastgemaakt bestek van een grote Kunstenaar en Bouwmeester. De evolutieleer gaat uit van een richtingloos fysisch-chemisch proces.

In tweede plaats merkte Kuyper op dat de evolutie ‘onethisch’ is, omdat de ontwikkeling naar het hogere leven hardvochtig verloopt, waarbij het sterkere ten koste van het zwakkere wordt uitgeselecteerd. Een derde kritiekpunt hangt samen met het getuigenis van het scheppingsgebeuren in Genesis 1. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel worden de soorten ‘naar hun aard’, dus naast elkaar geschapen, terwijl de evolutieleer de soorten uit elkaar ziet voortkomen.

Naar zijn aard

Op grond van deze kritiekpunten concludeerde Kuyper dat er tussen de christelijke religie en de evolutieleer een kloof gaapt waarover geen brug te slaan valt. ‘Het zijn elkaar over en weer uitsluitende systemata.’ De gedachte dat Kuyper de mogelijkheid zou openlaten voor een theïstische evolutie, een evolutie door God aangestuurd, moet m.i. worden verworpen. Dr. Gijsbert van den Brink brengt dit naar voren op grond van een enkele zin uit een rede van Kuyper in 1899 (The Kuyper Center Review, vol. 5). Kuyper stelde o.a. dat ‘wanneer het God beliefd had niet Zelf soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, de Schepping er even wonderbaar om zou zijn.’ Kuyper wilde zeggen dat God vrij is in de manier van scheppen. ‘Wij zullen onze stijl niet opdringen aan de opperste Bouwmeester van het heelal.’ Op grond van de Bijbel stelde Kuyper evenwel dat God de soorten naast elkaar geschapen heeft.

Samenvattend heeft Kuyper als christenwetenschapper voornamelijk drie bezwaren tegen de evolutieleer ingebracht. De evolutie is ‘doelloos’ omdat het bestek van een grote Bouwmeester wordt gemist. De evolutie is ‘hardvochtig’, omdat de sterkere wordt uitgeselecteerd. De evolutie is ‘onbijbels’, omdat in Genesis 1 de soorten naast elkaar geschapen zijn en niet uit elkaar voortkomen. Het diepste motief van de evolutietheorie is volgens Kuyper de zucht van mensen om van God af te komen. Kuyper beëindigde zijn wetenschappelijke rede met het eerste artikel van de apostolische geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in God Almachtig, Schepper des hemels en der aarde.’

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2020, Kuyper en de evolutieleer, De Saambinder 99 (9): 4.

Beschrijving van de Van Meertens in ‘De Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen’

In 1899 gaf mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg bij W.P. van Stockum & Zoon zijn ‘De Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen: Namen en stamdeelen van de sedert 1587 verschenen edelen’ uit. Het geschiedkundig overzicht is van mr. Peter A.N.S. van Meurs.1 Deze uitgebreide beschrijving omvat 100 pagina’s en is nuttig voor ieder die meer wil weten over het reilen en zeilen van het Ridderschap. Daarna volgen 440 pagina’s met stamreeksen. Deze zijn voor de genealogie Van Meerten interessant omdat ze informatie bevatten van telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’. We volgen deze stamreeksen hieronder, soms bevatten ze foutjes, dan proberen we deze met de huidige kennis die we hebben te corrigeren.2

Bij het doorzoeken van de stamreeksen heb ik gebruik gemaakt van het ‘Algemeen Naamregister’ op bladzijde 9 (scan 581). Omdat Van Abcoude van Meerten een dubbele achternaam is staat deze naam in het register zowel op bladzijde 9 als op bladzijde 1 (scan 573). De scans van de stamreeksen hieronder genoemd worden weergegeven boven de teksten kopjes. Maar eerst vatten we de tekst rond Everhard Godfried van Meerten samen.

Everhard Godfried van Meerten

Dat het niet gemakkelijk was om tot het Ridderschap toe te treden, en er veel moest worden aangetoond, blijkt wel uit het proces rond Everhard Godfried van Meerten.3 We zien dat op bladzijde 75 en 76 van het eerste gedeelte (scans 85 en 86). Op 5 mei 1656 kregen Adolf van Brienen, die zich al eerder, en Everard Godefried van Meerten en Adriaan Johan van Goltstein, die zich deze dag hadden aangemeld, antwoord van het Ridderschap. Ze moesten met huwelijksvoorwaarden of magenscheiden van grootvader en overgrootvader aantonen dat zijn wettige afstammelingen waren in de zin van artikel 3 van het reglement. Van Meerten moest ook laten zien dat hij aan artikel 7 voldaan had. In de vergadering van 3 juli 1656 verzocht Willem van Goltstein in de naam van zijn broer Adriaan Johan en zijn zwager Everhard Godefried van Meerten admissie. “Daarbij werd een request aan het hof van Willem en Joost van Goldstein, vader en zoon, en Bartholomeüs, Gijsbert en Adriaan van Goltstein, broers, gelezen, hetwelk het hof om bericht aan den ambtman had gezonden. Men besloot, op een ordinaris gerichtsdag over het verzoek te delibereeren, waartegen de ambtman en eenige jonkers protesteerden.” Op 21 juli 1656 had de beraadslaging over het verzoek plaats en verklaarden de ambtman en enige jonkers dat de bovengenoemde personen admissiebel waren. De meerderheid oordeelde echter dat ze niet bewezen hadden dat ze aan het regelement hadden voldaan. “De volgenden dag kon men ook niet tot overeenstemming komen, maar de ambtman liet de voorgestelden reeds binnenkomen. Toen den 23en het geschil nog niet kon opgelost worden, trad de meerderheid uit de vergadering en had daarop de admissie plaats.” Adriaan Johan en Everhard Godefried hoorden in het vervolg bij het Ridderschap.

Diederik van Bemmel

Op bladzijde 38 van het tweede gedeelte (scan 152) zien we de stamreeks van Diederik van Bemmel. Diederik was heer van Ingen en Florenstein. Hij verschijnt op het Ridderschap van 1592 tot 1606 en van 1609 tot 1650 als raad. Hij was in 1634 president. D’Ablaing van Giessenburg vermeldt ‘volgens de gedrukte wapenkaart van het hof, maar was het (eerste raad) al veel eerder’. Diederik was ook stadhouder van de lenen. Hij trouwde in 1600 met Wilhelmina van der Hell. Wilhelmina was een dochter van Kasijn van der Hell en Geertruid van Wijnbergen. Diederik overleed op 14 januari 1652. Het echtpaar kreeg de volgende kinderen: Kasijn, Allard, Anna, Johanna en Assuera Maria. Over Kasijn wordt geschreven op bladzijde 215 van het tweede gedeelte, hier kom ik hieronder op terug. Allard was kapitein, kommandeur van Schenkenschans en overleden op 11 oktober 1669. Anna was getrouwd met Rijklof van Haddien, heer van Kanariënhuizen. Assuera Maria is in 1653 getrouwd met Cornelis van Varick, tot Wijenrade, majoor en overleden in 1662. Diederik was een zoon van Heimerik van Bemmel en Anna van Meerten, hier geschreven als Van Merthen.4 Hierover wordt op bladzijde 42 uitgebreider over geschreven. De ouders van Heimerik waren Johan van Bemmel en Berta van Meeckeren. Johan was op de eerste riddercedel van Nijmegen aanwezig en ambtman van Overbetuwe. Hij was een zoon van Allard van Bemmel en Gijsberta van Randwijck. Berta was de dochter van Heimerik van Meeckeren en ? Van Druten. Anne is de dochter van Derk van Meerten en Berta van Eck.5 Opnieuw wordt bij de beide ouders van dit echtpaar de verkeerde achternaam van de moeder weergegeven (zie hieronder).

Heimerik van Bemmel

Op bladzijde 42 van het tweede gedeelte (scan 156) zien we de stamreeks van Heimerik van Bemmel, de vader van de hierboven genoemde Diederik (of: Dirk) van Bemmel. Van hem wordt geschreven dat hij eerst op de riddercedel van Nijmegen van 1555 en verschijnt daarna van 1592 tot 1597. Hij trouwde met Anna van Meerten, vrouwe van Ingen en dochter van Derk van Meerten en Berta van Eck.6 Volgens deze stamreeks kregen zij vijf kinderen: Johan, Dirk (of: Diederik), Berta, Martina en Hillegond. Johan trouwde met Frederika de Cock van Delwijnen, zij overleed te Utrecht op 3 januari 1618. Over Diederik hebben we boven al geschreven. Berta trouwde op 22 januari 1606 met Gijsbert van Hardenbroek, maarschalk van Abcoude en overleden ulto februari 1608. Heimerik was de zoon van Johan van Bemmel, aanwezig op de eerste riddercedel van Nijmegen en ambtman van Overbetuwe, en Berta van Meeckeren. Vader Johan was een zoon van Allard van Bemmel en Gijsberta van Randwijck. Opa Allard was een zoon van Willem van Bemmel en ? Van Overrijn. Oma Gijsberta een dochter van Gijsbert van Randwijck, raad en schatmeester van Gelder, en Johanna Vonck. Moeder Berta was een dochter van Heimerik van Meeckeren, gerichtsman te Batenburg in 1475, en ? Van Druten. Opa Heimerik was een zoon van Goert van Meeckeren en ? Van Druten. Oma ? was een dochter van ? Van Druten en ? Van Zandwijck.

Adam van Weerdenburch

Op bladzijde 65 van het tweede deel (scan 179) zien we de stamreeks van Adam van Weerdenburch. Adam verschijnt van 1594 tot 1596 en van 1605 tot 1609 bij het Ridderschap. Hij was hopman en gouverneur van Wachtendonk. Adam leeft nog in 1618. Hij trouwde allereerst met Elisabeth van der Voort, weduwe van Wolter Vaeck en dochter van Bertold van der Voort en Gijsberta Storm. Hij trouwt in 1604 met Anna van Renesse. Zij is geboren in 1542 en overleden in 1626. Anna was weduwe van Gijsbert Berck, hopman, en een bastaarddochter van Adriaan van Reness tot Wilp bij Anna van Abcoude van Meerten. Adam was een zoon van Dirk van Weerdenburch en Isabella van Diemen. Vader Dirk koopt in 1548 Ophemert van zijn tante Johanna en verkoopt het in 1554 aan Frederik van Haeften Allertszoon. Hij zat in de raad van de Prins van Oranje en was rentmeester ter Lede. Hij was een zoon van Dirk van Weerdenburch en Christine ?. Opa Dirk was heer van Ophemert en Zennewijnen. Hij was een zoon van Zweder, heer van Ophemert en Zennewijnen, en Henrika van Vianen. Hij in het Ridderschap van Nijmegen. Was schepen van Tuil en in 1481 in de orde van St. Antonis. Moeder Isabella is in 1577 weduwe. Opa Dirk is op zijn sterfbed getrouwd met ‘zijn bijzit’ (Christine), met legitimatie van de kinderen. Isabella was een dochter van Adam van Diemen en Elisabeth van der Karck.

Jan van Goltstein

Op bladzijde 73 van het tweede deel (scan 187) zien we de stamreeks van Jan van Goltstein. Jan was heer van Brandsenburg en daarmee beleend in 1591. Hij was het eerst op de riddercedel van Nijmegen van 1592. Hij verschijnt daarna van 1595 tot 1616. Hij trouwde met Geertruid de Cock van Delwijnen (overleden in 1644). Zij was een dochter van Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten, hier Van Merthen genoemd.7 Jan en Geertruid kregen zeven kinderen: Bertold, Gijsbert, Johan, Willem, Adriaan Johan, Elisabeth, Maria. Bertold is twee keer getrouwd geweest. De eerste keer met Maria Spaen, dochter van Willem Spaen en Margriet van Bemmel. De tweede keer met Maria Nordinck, dochter van Johan Nordinck en Anna van Erekelens. Gijsbert is ongehuwd overleden. Voor Willem wordt verwezen naar blz. 171 (zie hieronder), Adriaan Johan Goltstein tot Blijwerven was commissaris en heemraad van de Nederbetuwe. Hij overleed te Ingen op 18 juli 1684 in de leeftijd van 74 jaar. Hij trouwde met Catharina van Brakell, weduwe van Reinier van Heerdt. Catharina was een dochter van Johan van Brakell tot Karmenstein en Henrika Millinck. Zij is overleden op 17 november 1691.8 Elisabeth is getrouwd met Evert Godfried van Meerten tot Holthuizen, hier Van Merthen genoemd. Hij was een achterneef van Elisabeth, een zoon van Arnt, de zoon van Dirck de broer van oma Maria (de moeder van Geertruid). Maria is overleden in 1647 en is getrouwd met Allard Frederik van der Meulen. Jan van Goltstein was een zoon van Willem van Goltstein tot Middeldorp en Catharina van Meeckeren. Vader Willem is overleden in 1565 en was een zoon van Johan van Goltstein en Henrika van Egmond gen. Baeck. Opa Johan was heer van Middeldorp en Nederempt, hij koopt Suideras en is daarmee beleend in 1542. Hij was banierdrager van hertog Karel in 1514 en in 1517 voor hem commandant van Dokkum. Omdat Dokkum veroverd in 1523 veroverd werd, werd opa Johan gevangen gehouden te Groningen. Hij overleed op 6 mei 1544 en werd begraven te Zutphen. Opa Johan was een zoon van Hendrik van Goltstein tot Nederempt en Sophia van Harff. Van overgrootopa Hendrik wordt nog vermeld dat hij Kraftingen verkoopt en dat hij behoorde tot het Ridderschap van het Overkwartier. Oma Henrika is overleden in 1544 en begraven te Zutphen. Zij was een dochter van Henrik van Egmond bastaard en Agnes Kreynek, vrouwe van Baak. Moeder Catharina was een dochter van Rense van Meeckeren en Elisabeth Schulle. Opa Rense was landdrost van de Graafschap en is overleden op 10 april 1532. Hij was een zoon van Philip van Meeckeren en Aleid de Ruyter. Oma Elisabeth was vrouwe van Brandsenburg en de dochter van Johan Schulle en Ermgard Lansing, vrouwe van Brandsenburg. Opa en Oma Van Meeckeren zijn in 1521 getrouwd.

Cornelis van Brakell

Op bladzijde 92 van het tweede gedeelte (scan 206) zien we de stamreeks van Cornelis van Brakell. Hij verschijnt op het Ridderschap van 1598 tot 1600. Cornelis was de zoon van Johan van Brakell tot Karmenstein en Johanna van Meerten (hier geschreven als Merthen). Hij is te zien op de riddercedels van Nijmegen van 1555-78 en is een van de Verbonden edelen. Johan overleed in 1580, Johanna in 1600. Het echtpaar is getrouwd op 17 juli 1550.9 Johan was een zoon van Cornelis van Brakell, hij behoorde ook tot het Ridderschap van Nijmegen en is overleden in 1562, en Margriet toe Boecop. Vader Cornelis was een zoon van Johan van Brakell en Catharina van Leefdael. Opa Johan was gerichtsman voor Nederbetuwe in 1485. Margriet was een dochter van Udo toe Boecop en Geertruid van Delen. Johanna was een dochter van Derk van Meerten tot Ingen, overleden op 20 december 1568, en Berta van Eck, overleden op 7 september 1531 te Ingen.10 De moeder van Dirk was geen Foyert, wat abusievelijk in deze stamreeks staat, maar Cristina van Eck. De moeder van Berta was geen Van der Voort maar Aleida van Meeckeren.

Dirk van Brakell

Op bladzijde 99 van het tweede gedeelte (scan 213) zien we de stamreeks van Dirk van Brakell. Dirk verschijnt in 1600, 1604, 1606 en 1607 bij het Ridderschap Nijmegen. De in 1611 en 1613 verschijnende Dirk zou ook zijn verre familielid zijn die met Anna Vijgh was getrouwd. De bovengenoemde Dirk trouwde op 8 maart 1587 te Tiel met Petronella Vijgh. Petronella was een dochter van Adriaan Vijgh en Hadewig van Rossem. Hadewig leeft in 1602 nog. Zij worden verder besproken hieronder. Het echtpaar kreeg, in tegenstelling tot andere bronnen, wél kinderen. Het zijn er maar liefst vijf: Derk (zie hieronder), Elisabeth, Hadewig, Pieternella en Johanna. Elisabeth is weduwe in 1636 en was getrouwd met Reiner Titfer. Hadewig was getrouwd met Johan Melchior van Bodek van Ellgau, heer van Wintersheim (overleden in 1659). Hadewig is overleden op 12 februari 1659 en is begraven te Tiel met 16 kwartieren. Pieternella is getrouwd met Cornelis van Buren (nog in leven in 1636). Johanna is al overleden in 1636 en getrouwd met Pierre Durfort d’Antieges, luitenant-kolonel in het regiment van de graaf van Coligny. Pierre is overleden op 4 februari 1645. Vader Dirk was een zoon van Johan van Brakell tot Karmenstein en Johanna van Meerten, hier Van Merthen genoemd. Johan komt voor op de riddercedels van Nijmegen van 1575 tot 1578 en één van de Verbonden edelen. Johan is op 17 juli 1550 getrouwd met Johanna. Hij overleed in 1580, zij in 1600.11 Vader Johan was een zoon van Cornelis van Brakell te Lienden, ook in de Ridderschap van Nijmegen, en Margriet toe Boecop. Opa Cornelis was een zoon van Johan van Brakell, gerichtsman in Nederbetuwe in 1485, en Catharina van Leefdael. Oma Margriet was een dochter van Udo toe Boecop en Geertruid van Delen. Moeder Johanna was een dochter van Dirk van Meerten en Berta van Eck.12 Ook hier kloppen de achternamen van de overgrootmoeders niet.

Willem van Bronckhorst

Op bladzijde 104 van het tweede gedeelte (scan 218) zien we de stamreeks van Willem van Bronckhorst. Hij was via Hendrick van Bronckhorst een kleinzoon van Willem van Bronckhorst tot Hulsen en Maria van Cuyck. Willem was in de Ridderschap van Nijmegen en overleden in 1548. Willem was een achterkleinzoon van Jan van Cuyck en Hillegond van Meerten, hier Van Merthen genoemd. Hoe dit echtpaar verwant is aan het geslacht van Meerten dat weet ik (nog) niet.

Jacob Both van der Eem

Op bladzijde 115 van het tweede gedeelte (scan 229) zien we de stamreeks van Jacob Both van der Eem. Jacob verschijnt op de Ridderschap van 1604. Hij trouwde met Berta van Brakell. Zij was een dochter van Johan van Brakell tot Karmenstein en Johanna van Meerten, hier geschreven als Van Merthen.13 Jacob was de zoon van Gerrit Both van der Eem en Deliana Freys van Dolre. Vader Gerrit was een zoon van Hendrik Both van der Eem en Rutgera Borre van Amerongen. Opa Hendrik was een zoon van Gerrit Both van der Eem en Henrika van Stoutenburg. Oma Rutgera was een dochter van Gert Borre van Amerongen en Wendelmoed van Elsweert. Moeder Deliana was een dochter van Arend Freys van Dolre, hij zat in de regering van Amersfoort van 1517 tot 1543, en Antonia Both van Scherpenseel. Opa Arend was een zoon van Jacob Freys van Dolre, schout en burgemeester van Amersfoort in 1484 tot 1530, raad in het hof van Utrecht in 1530, en Aleid van Welschoten. Oma Antonia was een dochter van Volkwijn Both van Scherpenseel en Aleid van de Water.

Adriaan en Jan van Druten

Op bladzijde 124 van het tweede gedeelte (scan 238) zien we de stamreeks van Adriaan van Druten. Adriaan van Druten is een achterkleinzoon van een niet bij name genoemde Van Abcoude Van Meerten. Moeder Cornelia van Riemsdijck (getrouwd met Klaas van Druten) is namelijk een dochter van ? van Riemsdijck en ? Van Resandt, Opa ? is een zoon van ? van Riemsdijck en ? van de Poll. Oma ? is een dochter van ? van Resandt en ? van Abcoude van Meerten. Ik weet (nog) niet om wie het hier gaat omdat zowel de achternaam Van Riemsdijck als Van Resandt ontbreken in mijn stamboomprogramma. Op bladzijde 127 van het tweede gedeelte (scan 241) zien we de stamreeks van Jan van Druten (de broer van Adriaan). Omdat deze exact hetzelfde is als degene hierboven geven we die hier niet weer.

Willem van Goltstein

Op bladzijde 171 van het tweede gedeelte (scan 286) zien we de stamreeks van Willem van Goltstein. Willem was heer van Brandsenburg te Ingen en is overleden op 12 oktober 1662 in de leeftijd van 72 jaar. Hij was drie keer getrouwd en kreeg volgens deze stamreeks ten minste vijf kinderen. We laten deze hier rusten. Willem was een zoon van Jan van Golstein en Geertruid de Cock van Delwijnen. Vader Jan was een zoon van Willem van Goltstein tot Middeldorp, overleden in 1565, en Catharina van Meeckeren. Opa Willem was een zoon van Johan van Goltstein, heer van Middeldorp, Nederempt en Suideras en Henrika van Egmond gen. Baeck. Oma Catharina was een dochter van Rense van Meeckeren en Elisabeth Schulle, vrouwe van Brandsenburg. Moeder Geertruid was een dochter van Gijsbert de Cock van Delwijnen, in de Ridderschap van Nijmegen en overleden in 1575, en Maria van Meerten, hier Van Merthen.14 Opa Gijsbert was een zoon van Johan de Cock van Delwijnen en Anna de Ruyter. Oma Maria was een dochter van Dirk van Meerten en Berta van Eck.15

N. de Cock van Opijnen

Op bladzijde 194 van het tweede gedeelte (scan 309) zien we de stamreeks van N. de Cock van Opijnen. Deze N. was een zoon van Geurt de Cock van Opijnen (die verschijnt in 1619 en 1621). Geurt was getrouwd met ene van Steenhuys, dochter van ? Van Steenhuys en ? Van Merthen. Het is mij (nog) niet bekend wie dit zijn, in mijn stamboomprogramma ontbreekt de achternaam Van Steenhuys.

Kasijn van Bemmel

Op bladzijde 215 van het tweede gedeelte (scan 330) zien we de stamreeks van Kasijn van Bemmel. Kasijn van Bemmel tot Florestein is getrouwd geweest met Elisabeth van Wassenaer van Duvenvoorde. Hij was een zoon van Diederik van Bemmel en Wilhelmina van der Hell. Dit echtpaar is getrouwd op 26 augustus 1600 en Wilhelmina is in 1622 overleden. Voor Diederik wordt verwezen naar bladzijde 38 van dit tweede gedeelte (zie hierboven). Vader Diederik was een zoon van Heimerik van Bemmel en Anna van Meerten, hier Van Merthen genoemd.16 Opa Heimerik was een zoon van Johan van Bemmel en Berta van Meeckeren. Oma Anna was een dochter van Derk van Meerten en Berta van Eck.17 Moeder Wilhelmina van der Hell was de dochter van Kasijn van der Hell tot Holthuis en Geertruid van Wijnbergen. Opa Kasijn is geboren in 1557. Hij was in de ridderschap van de Veluwe van 1581 tot 1584, burgemeester van Harderwijk, raad, in de Raad van State in 1592 en 1593. Kasijn is overleden op 6 juni 1601 en begraven te Zutphen. Hij was de zoon van Johan van der Hell tot Hogenboerel, in de Ridderschap van Veluwe, en Zwedera van Weneum. Van oma Geertruid wordt niets weergeven.

Johan van Brakell

Op bladzijde 233 van het tweede gedeelte (scan 348) zien we de stamreeks van Johan van Brakell. Johan was de kleinzoon van Lodewijk van Brakell tot Karmenstein en Catharina Tempier, uit het land van Luik. Johan was de achterkleinzoon van Johan van Brakell en Johanna van Meerten, hier Van Merthen genoemd.18 Oma Catharina was de dochter van Gerard Tempier en Helena van den Bosch.

Derk van Brakell

Op bladzijde 247 van het tweede gedeelte (scan 362) zien we de stamreeks van Derk van Brakell de zoon van Dirk van Brakell en Petronella Vijgh. Dat is erg bijzonder omdat sommige bronnen aangeven dat dit echtpaar kinderloos is overleden. We bij deze stamreeks (en ook hierboven) dat Dirk (volgens D’Ablaing van Giessenburg) wel degelijk kinderen heeft gekregen. Zoon Derk van Brakel verschijnt van 1642 tot 1645 maar komt op geen enkele ridderdecel voor. D’Ablaing van Giessenburg: “Een jonker Dirk van Brakell tr. als wedr v. Anneken Tennier Avezaath 19 Febr. (huwelijksproclamatie Tiel 28 Jan.) 1637 Hester Vijgh, beiden van Tiel.” Vader Dirk was een zoon van Johan van Brakell tot Karmenstein en Johanna van Meerten. Opa Johan is te vinden op de riddercedels van Nijmegen van 1575 en 1578 en één van de Verbonden Edelen. Hij is overleden in 1580. Johan was een zoon van Cornelis van Brakell en Margriet toe Boecop. Hij is op 17 juli 1550 getrouwd met Johanna van Meerten.19 Zij is overleden in 1600 en een dochter van Dirk van Meerten en Berta van Eck.20 Moeder Petronella Vijgh was een dochter van Adriaan Vijgh en Hadewig van Rossem. Opa Adriaan Vijgh was gouverneur van Gorinchem, drost van het land van Arkel en hopman in Statendienst. Hij is overleden in 1581. Adriaan was een zoon van Klaas Vijgh, ridder en heer van Est en Aldenhage, en Anna, bastaarddochter, van Gelder. Adriaan trouwde in 1565 met Hadewig van Rossem, overleden in 1602. Oma Hadewig was een dochter van Adriaan van Rossem en Petronella van Riemsdijk.

Johan Reinold van Goltstein

Op bladzijde 341 van het tweede gedeelte (scan 457) zien we de stamreeks van Johan Reinold van Goltstein. Deze Johan Reinold was via Adriaan Johan van Goltstein en Catharina van Brakell een kleinzoon van Jan van Goltstein en Geertruid de Cock van Delwijnen. Jan was de zoon van Willem van Goltstein tot Middeldorp. Geertruid was de dochter van Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten, hier Van Merthen genoemd.21 Ook de overgrootvader van moeders kant, Lodewijk van Brakell tot Karmenstein, en zijn vrouw Catharina Tempier worden genoemd.

Voetnoten

Voorjaars-eieren

Aan de rand van Maneswaard en Wolfswaard, direct aan de oostkant van Opheusden, bevindt zich een smalle waterloop. Deze waterloop loopt niet ver van de Rijnbandijk af en is op veel plekken verrijkt met een smalle, in water staande oevervegetatie.

Gelukkig niet plat gemaaid. Op zulke kleine stukken restnatuur moeten we zuinig zijn. Zeker in een streek rijk aan boomkwekerijen maar arm aan flora en fauna. Overhoekjes zijn rijker aan planten en dieren dan wij denken.

De waterloop is vanaf de Rijnbandijk goed te overzien en zo zag ik op 27 maart 2024 mijn eerste nest met eieren. De foto dateert van 29 maart. Toen ontdekte ik drie Meerkoetnesten in bovengeschetste waterloop, in serie langs de dijk. Waarschijnlijk zijn de vogels ongeveer tegelijkertijd, met het mooie weer van zeg halverwege maart, met nestelen begonnen. Het nest is gebouwd op het water aan restanten van oude lisdoddestengels. Knap zo’n drijvend nest ruim boven de waterspiegel.

U ziet de oudervogel staan op een van stengels vervaardigd aflopend paadje. Handig voor de jongen, want als het ’s nachts koud is kruipen zij wat graag weer even in hun biezen mandje om zich te laten koesteren door mama. Zonder zo’n pad zou het kroost moeilijk de nestkom kunnen bereiken! Op de foto wordt het aantal eieren geïnspecteerd. Het nest telde er minimaal zes. “Gelukkig ze zijn er allemaal nog!” Wonderlijk die trouwe broedzorg. Beide ouders broeden, het wijfje echter het meest; dit duurt drie tot drieënhalve week. Hopelijk geboorteberichten in april!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Voorjaars-eieren, Het GemeenteNieuws 23 (15): 7.