Home » Slavernij » Gereformeerde leer en slavernij

Gereformeerde leer en slavernij

De gereformeerde theologie van de zeventiende en achttiende eeuw droeg bij aan de conflictueuze en gewelddadige samenleving van die tijd en vormde een legitimatie voor de slavernij. Aldus Ben Ipenburg die promoveert op een onderzoek naar de relatie tussen christelijk geloof en slavernij.

De Noordmonsterkerk of Sint-Pieterskerk te Middelburg. Smijtegelt deed hier intrede als predikant en werd ook begraven in deze kerk. In 1834 werd de kerk gesloopt. Bron: Wikipedia.

In het Reformatorisch Dagblad van 30 mei wordt zijn dissertatie beschreven. Daaruit blijkt dat de promovendus van mening is dat het wreed behandelen van slaven ook met godsdienst te maken had. Ipenburg zoekt in zijn studie naar antwoorden op de vraag hoe het mogelijk was dat het christelijk geloof de slavernij in de tijd van de Republiek niet afkeurde. Hij spreekt van de waarheidsclaim van de gereformeerde theologie. ‘De zelfverzekerdheid de enige en exclusieve christelijke waarheid te vertegenwoordigen gaf ruimte voor de soms ‘genadeloze’ bestrijding van de ‘andersgelovige’ en in bredere zin ‘de ander”. Als specifieke basis voor de slavernij noemt Ipenburg ook de Cham-theorie (Gen. 9:25). De vervloeking van Cham was volgens hem lange tijd een legitimatie voor de slavernij van zwarte mensen. Om zijn standpunt te onderbouwen noemt hij onder andere de predikant J.E.J. Capitein (ca. 1717-1747), die – ondanks dat hij zelf slaaf was geweest – op Bijbelse, rechtskundige en politieke gronden vond dat de slavernij niet strijdig was met de christelijke vrijheid.

Afkeuring

Dat er ook andere geluiden waren, ontkent de promovendus niet. Die waren volgens hem echter ver in de minderheid en incidenteel. Daar is wel het nodige op af te dingen. Niet ontkend kan worden dat iemand als Godefridus Udemans ruimte bood voor de slavernij. Onder bepaalde omstandigheden was die volgens hem toegestaan, maar als slaven christen werden, moesten zij op den duur de vrijheid krijgen. De Coevordense predikant Johannes Picardt stelde dat de slavernij geoorloofd was en beriep zich daarbij op de Cham-theorie. Veel predikanten uit die tijd keerden zich wel tegen de slavernij en wezen die uit principe af. Idenburg ontkent dat niet. Hij noemt theologen als Van Poudroyen (een leerling van Voetuis), Hondius, De Mey, Smijtegelt, De Raad en Koelman. Zij waren, zegt hij, kritisch op (aspecten) van de slavernij.

Opvallend is dat de auteur speciaal ingaat op Zeeland, waar de Middelburgse Commercie Maatschappij vanaf half achttiende eeuw voornamelijk handelde in slaven. Opvallend, omdat juist vanuit Zeeland principiële Bijbelse bezwaren tegen de slavernij klonken. Ik noem allen maar Bernardus Smijtegelt en Jacobus Koelman. Maar niet alleen uit Zeeland werden die bezwaren geuit. Ook andere theologen van de Nadere Reformatie keerden zich tegen de slavenhandel, zoals Wilhelmus a Brakel, Carolus Tuinman en Johannes Beukelman.

Exodus 21:16

Zij beriepen zich voor hun bezwaren op Exodus 21:16: ‘Verder, zo wie een mens steelt, hetzij dat hij dien verkocht heeft of dat hij in zijn hand gevonden wordt, die zal zekelijk gedood worden’, en op 1 Timótheüs 1:10 waar Paulus ‘mensendieven’ noemt als degenen voor wie de wet is gesteld. Daarover zegt Tuinman in zijn Catechismusverklaring (1739): ‘Die mensen, hetzij vrijgeborenen, hetzij slaven van andere wegvoert, verkoopt (…) wordt een mensendief genaamd. Dit is nog evenzoveel zwaarder dan veedieverij als een mens waardiger is dan een beest’. Smijtegelt schrijft bij de verklaring van het achtste gebod als een van de eerste vormen van dieverij: ‘Eerst. Kunnen wij grove dieverij begaan met een mens te stelen. Dit soort van dieverij wordt begaan in de slavenhandel; die een mens steelt, zegt God, zal zekelijk gedood worden. Is dat niet droevig, daar hebben de christenen een handel van gemaakt. Ach! mochten de mensen, die zo verkocht, vervoerd en dikwijls daarom vermoord worden, eens spreken, zouden ze niet zeggen als eertijds Jozef: Ik ben diefelijk ontstolen uit mijn land? (Gen. 49:15)’. Bij Wilhelmus a Brakel lezen we in de Redelijke Godsdienst dezelfde bezwaren.

In het debat over racisme wordt gesteld dat de Amsterdamse kerken gefinancierd zijn met de opbrengsten van de slavenhandel. In zijn boek ‘Geschiedenis van de WIC’ (1994) heeft prof. H. den Heijer aangetoond dat de gereformeerde kerk destijds niet in de slavenhandel geïnteresseerd was. Dat tegen de slavenhandel niet of niet genoegzaam door predikanten van die kerk zou zijn geprotesteerd, kan evenmin staande worden gehouden. Het is overigens gemakkelijk om met de bril van de 21e eeuw een oordeel te vellen over de geschiedenis van toen.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Gereformeerde leer en slavernij, De Saambinder 102 (24): 11.