Home » Onderzoek

Categorie archieven: Onderzoek

Van Andel Creation Research Center (VACRC) krijgt met dr. Joel Brown een nieuwe ‘Lab Director’

Vandaag maakte de Creation Research Society bekend dat ze een nieuwe ‘Lab Director’ hebben benoemd voor het Van Andel Creation Research Center (VACRC). Sinds het overlijden van de microbioloog dr. Kevin Anderson was er nog geen nieuwe directeur benoemd voor dit onderzoekscentrum.1 Terwijl wetenschappelijk onderzoek op creationistische grondslag een belangrijk punt is voor de voortgang van het scheppingsparadigma. Daar is sinds vandaag verandering in gekomen met de benoeming van geneticus en ontwikkelingsbioloog dr. Joël Brown.

Bovenaanzicht van het Van Andel Creation Research Center op de campus van Arizona Christian University. Bron: Google Maps.

Dr. Joël M. Brown behaalde zijn bachelor in Biology Education aan het Pensacola Christian College. Hij een behaalde een mastergraad in Biology aan de University of West Florida. In 2018 promoveerde hij in het vakgebied Genetics, Genomics en Development aan Cornell University.2 Zijn proefschrift had als titel: ‘Investigating Mammalian Development Using Mouse Forward Genetics’. Na zijn promotie volgde een postdoctorale studie aan de Washington University School of Medicine. Hier onderzocht hij mechanismen voor neuroplasticiteit in het ruggenmerg van de zebravis en hoe dit toegepast zou kunnen worden bij de genezing van zenuwbeschadiging bij zoogdieren. Naast deze onderzoekservaring heeft dr. Brown ook onderwijservaring. Al sinds zijn tienerjaren is Brown aan het nadenken over het Bijbelse oorsprongsmodel. Hij raakte als jonge man betrokken bij Kent Hovind’s Dinosaur Adventure Land. In die tijd begon hij ook spreekbeurten te geven over schepping en evolutie.

Als nieuwe directeur van het ‘Van Andel Creation Research Center’ gaat dr. Brown leiding geven aan de twee grote onderzoeksprojecten van de Creation Research Society, het eKINDS-project en de iDINO-projecten. Dit In-Depth scheppingsonderzoek zal ook gepopulariseerd moeten worden, zodat dit werk toegankelijk wordt voor leken. Daarnaast zal hij de laboratoriumvoorzieningen beheren. Dr. Brown zal ook twee biologiecolleges per semester geven aan de Arizona Christian University. Het ‘Van Andel Creation Research Center’ is gelokaliseerd op de campus van deze particuliere christelijke universiteit. Tenslotte zal dr. Brown spreken voor scholen en kerken, de jaarlijkse CRS-conferentie organiseren en scheppingsonderzoek onder de leden van de Creation Research Society bevorderen.

Het bestuur van de Creation Research Society geven aan de Schepper dankbaar te zijn dat hun gebeden zijn verhoord en dat Hij het hart van deze getalenteerde wetenschapper geneigd heeft om deze positie te willen vervullen. We hopen dat zijn benoeming een impact zal hebben voor het scheppingsonderzoek. Soli Deo Gloria!3

Voetnoten

Voetsporen van vogels uit het Trias van Lesotho vormen een uitdaging voor naturalistische paleontologen

In het bekende en toonaangevende tijdschrift PLOS ONE verscheen eind vorige maand een belangrijk artikel met implicaties voor de veel gepropageerde dino-vogel-evolutie. In het zuiden van Afrika (Elliot Formation, Maphutseng, Lesotho) zijn voetafdrukken van vogels gevonden die, binnen de naturalistische tijdschaal, maar liefst 60 miljoen jaar vroeger voorkomen dan de eerste onbetwiste fossielen van vogelachtigen (zoals Archaeopteryx). De vondst was al langer bekend, maar is nu opnieuw in detail bestudeerd en beschreven.1

Grotten in de Elliot Formation van Lesotho. De vogelsporen zijn in deze formatie gevonden. Bron: Wikipedia.

Wel of geen vogelsporen?

Uiteraard is er veel discussie over deze vondst. Vogelsporen in het zogenoemde Trias zou wel erg opmerkelijk zijn, zeker voor de naturalistische tijdschaal en de vermeende dino-naar-vogel-transitie. Overigens is deze gedachte niet zo heel vreemd, fossielen van vogels uit het Trias zijn zeer zeldzaam of ontbreken. Het enige bekende fossiel van een vogelachtige uit het Boven-Trias is Protoavis, maar deze vondst wordt om verschillende redenen in twijfel getrokken en op zijn minst als ambigu aangemerkt. Fossielen van de eerste vogelachtigen, zoals Aurornis, Anchiornis, Archaeopteryx en Xiaotingia, worden al gevonden in het Midden- en Boven-Jura. Fossielen van de eerste échte vogels (Neornithes) worden echter pas ‘veel later’ gevonden, in het Boven-Krijt. Hoewel de sporen een duidelijke vogelachtige voetmorfologie laten zien en lijken op Cenozoïsche en moderne vogelvoetsporen, menen de onderzoekers dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat om sporen van een andersoortige (waarvan het fossiel mogelijk nog gevonden moet worden) drietenige of -vingerige archosaurus. Archosauriërs zijn uitgestorven reptielen die fossiel gevonden worden in onder andere aardlagen van het Perm en Trias.2 Hoewel de onderzoekers de ‘vogels’ niet helemaal uitsluiten, denken ze, vermoedelijk vanwege naturalistische bias, toch aan een ander diersoort. Bijzonder is hoe daarmee opnieuw de dino-vogel-hypothese leidend is bij het interpreteren van de gegevens. De auteurs geven overigens wel aan dat deze vermeende dino-naar-vogel-transitie nog steeds niet geheel onomstreden is. Hoewel deze sporen duidelijk lijken op voetsporen van Cenzoïsche en moderne vogels, is het vanuit een naturalistisch paradigma natuurlijk niet mogelijk en ook niet verwacht dat zulke vogels deze voetsporen zouden hebben achtergelaten. Die waren er immers toen nog niet. Des te opmerkelijker is het dat, in plaats van dat Protoavis opnieuw wordt afgestoft en gezocht wordt naar fossielen van vogelachtigen in het Boven-Trias, het er op lijkt dat er een ad hoc-hypothese opgesteld wordt om de verschijnselen te verklaren. Dit voorbeeld doet denken aan de gevonden vogelsporen in de Santo Domingo Formatie (Argentinië). Hier werden toen ook vogelsporen uit het Boven-Trias gevonden. Na wetenschappelijk kersenplukken werden deze voetsporen uiteindelijk wél gezien als vogelsporen en gedateerd als Cenozoïsche voetsporen.3

Tenslotte

Voor de dino-vogel-hypothese zijn deze vogelsporen uit het Trias kennelijk (maar zelfs binnen het naturalistische paradigma ten onrechte) niet te verteren. Creationisten die niet uitgaan van de dino-vogel-hypothese hebben het hier, vanwege de tijdschaal, veel eenvoudiger. Deze vondst past goed binnen het scheppingsparadigma, zelfs als onomstotelijk zal blijken dat Protoavis geen goed fossielmateriaal is of ambigu blijft. In 1982 schreef dr. Leonard R. Brand in het blad Origins van Geoscience Research Institute al waarom we, binnen de zondvloedgeologie, eerst de voetsporen vinden en daarna (dus hoger in de geologische kolom) pas de fossielen.4 Vogelsporen in het Trias terwijl we de fossielen pas hoger in de geologische kolom vinden? Binnen zondvloedgeologie is dat goed mogelijk, omdat er niet zoveel tijd zit tussen de sporen en de eventuele sporenmakers. Wanneer er toch een vogelfossiel, zoals Protoavis, in het Trias wordt gevonden, vormt dat ook geen uitdaging voor het scheppingsparadigma! Kennelijk is het beestje dan kort na zijn voetafdruk omgekomen. Kan het ook anders zijn? Natuurlijk! We volgen de discussie over deze vogelsporen daarom op de voet.

Noot van de redactie: Op dit artikel kwam commentaar, onder andere van drs. Bart Klink. Op zijn commentaar heeft Jan van Meerten een weerwoord geschreven. Dit weerwoord is hier te vinden. Drs. Bart Klink, die graag het laatste woord heeft, heeft op 3 maart 2024 daar weer op gereageerd. Het blijkt een ongenuanceerde herhaling van zetten, namelijk zonder recht te doen aan het originele paper, dit artikel en de repliek. Zoals gezegd laten we de discussie tussen Van Meerten en Klink op dit punt rusten.

Voetnoten

Geleerde pleit in stellingen bij proefschrift voor symmetrische behandeling van de evolutieleer en de creationistische visie

Het is al een flink aantal jaren geleden, maar in 1996 promoveerde econometrist dr. André Lucas aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een proefschrift met als titel Outlier Robust Unit Root Analysis. Het proefschrift zelf is vooral door mensen die bekend zijn met het vakgebied te doorgronden. Het waren echter de slotstellingen bij het proefschrift die mijn aandacht trokken. Deze gaan over het ‘fundamentalisme’, over de symmetrische behandeling van de evolutieleer en de creationistische visie in het biologieonderwijs en over de zogenoemde ‘Gok van Pascal’. Omdat het al zo lang geleden is, is het goed mogelijk dat de geleerde daar zelf ondertussen anders over denkt.1

Symmetrische behandeling

Al jaren pleit ik voor een symmetrische behandeling van Intelligent Design en het klassieke scheppingsgeloof enerzijds en de evolutieleer anderzijds. Vooral Intelligent Design is een goed oppositioneel onderwijsconcept voor openbare scholen, omdat dit de Abrahamitische geloofsovertuigingen overstijgt. Op veel scholen voor bijzonder onderwijs is dit al het geval, omdat enerzijds de leerlingen onderwezen moeten worden richting het examen (waar de evolutieleer in voorkomt) en anderzijds ook de eigen identiteit moeten kunnen verwoorden tegenover andersdenkenden. Het klassieke scheppingsgeloof vormt één van de identiteitspijlers van deze leerling. Voor Reformatorische leerlingen, bijvoorbeeld, is als het goed is het vierluik schepping, zondeval, verlossing en voleinding van onschatbare waarde. In het openbare onderwijs is er echter, in mijn ogen, sprake van een asymmetrische behandeling. Als er al over de opponerende visie wordt gesproken, wordt deze vaak gekoeioneerd en als een karikatuur weergegeven.

Toen de laatste vier stellingen uit het proefschrift van dr. André Lucas mij onder ogen kwamen konden deze dan ook op mijn instemming rekenen. De achtste stelling gaat over de symmetrische behandeling van de evolutieleer en de creationistische visie. Ik citeer met instemming:

“De evolutieleer stoelt net als de creationistische visie ten diepste niet op onweerlegbare feiten. Deze fundamentele overeenkomst tussen beide visies pleit eerder voor een meer symmetrische behandeling van beide zienswijzen in het huidige biologieonderwijs en de examinering daarvan, dan voor de onlangs voorgestelde asymmetrische behandeling.”

Of voor de Engelse lezers:

”Evolution, just like creationism, is not based on facts that can(not) be disproved. This deep common characteristic of both visions/beliefs ask for more symmetric treatment of both views in the contemporary education in biology in Dutch secondary education, as opposed to the proposed asymmetric treatment.”

Na mijn bovenstaande pleidooi voor een uitwerking van Intelligent Design en het klassieke scheppingsgeloof in het onderwijs, behoeft het geen uitleg waarom deze stelling mij kan bekoren. Het is bijzonder te waarderen dat dr. André Lucas deze stelling op academisch niveau heeft willen inbrengen.

Fundamentalisten

We hebben onze organisatie Fundamentum genoemd omdat het gaat om ‘de basis’. Deze basis voor al onze activiteiten is Gods Woord en het Vleesgeworden Woord.2 Helaas heeft ‘fundamentalist’ een negatieve klank gekregen vanwege de terroristische aanvallen en aanslagen die er zijn geweest. Dr. Lucas geeft in zijn zevende stelling aan dat hij het hiermee oneens is. Ik citeer met instemming:

”Het gebruik, zoals men dat tegenwoordig wel tegenkomt, van de term ‘fundamentalisten’ voor met terreurdaden geassocieerde groeperingen wekt ten onrechte de indruk dat het hebben van een (levensbeschouwelijk) fundament een verdachte of zelfs kwalijke zaak is.”

‘Gok van Pascal’

Onlangs was het vierhonderd jaar geleden dat Blaise Pascal (1623-1662) in het Franse Clermont-Ferrand werd geboren. Pascal was een invloedrijk katholiek geleerde die ook grote invloed heeft gehad op het protestantisme. Hij is ook bekend geworden door zijn eerste mechanische rekenmachine, de pascaline, en, om niet meer te noemen, de Wet van Pascal. Dr. Lucas geeft in stelling negen bij zijn proefschrift de ‘Gok van Pascal’ weer. Het is een pragmatisch Godsargument. Het verstand kan geen uitsluitsel geven over het bestaan van God. God kan daarmee dus wel of niet bestaan, beide opties staan open. Daarom moet men een afweging maken op basis van een spel. Leven met de gedachte dat God wel bestaat, is de enige keuze die iets kan opleveren.3 In de woorden van Lucas:

”De bijbel zegt duidelijk op verscheidene plaatsen dat de mens na dit bestaan een eeuwig bestaan wacht, hetzij dichtbij God en gelukkig, hetzij ver van God en ongelukkig. Verder zegt de bijbel dat Jezus Christus de enige weg is tot een leven dichtbij God. De implicaties van het niet geloven van deze uitspraken als zij wel waar zijn, zijn totaal anders dan de implicaties van het wel geloven van deze uitspraken als zij niet waar zouden zijn.”

In de tiende en laatste stelling geeft dr. Lucas ter nuance aan dat dergelijke stellingen als hierboven ‘mensen er nooit toe bewegen zich te bekeren tot God’. “Wel kunnen zij mensen ertoe aanzetten na te denken over het belang en de consequenties van hun keuze in deze kwestie.

Tenslotte

Het is goed dat geleerden bij het promoveren hun gedachten op dit punt ordenen in stellingen. Hoewel de stellingen in zichzelf niet van al te grote waarde zijn, is het goed dat de promovendus hier in zijn hart laat kijken. Wellicht zou de stelling over de symmetrische behandeling van de evolutieleer en het klassieke scheppingsgeloof in het biologieonderwijs, door derden, verder uitgewerkt kunnen worden in een onderwijsvisie en praktische handvatten voor de onderwijspraktijk. Een symmetrische behandeling voorstellen is één, dit daadwerkelijk goed uitvoeren in beleid en voor de klas is twee. In de bovenschoolse organen van het reformatorisch onderwijs wordt daar, zeker na de theïstisch evolutionistische opmars in de Gereformeerde Gezindte4, diep over nagedacht.5 Maar geldt dat ook voor het openbaar onderwijs? Daar zou dit óók goed zijn. Zeker omdat het openbare onderwijs, naar eigen zeggen, een zekere neutraliteit wil beogen.

Voetnoten

De deur van de ijskast rond ijstijdenonderzoek van dr. Hebert toch op een kier?

In het najaar van 2022 berichtte ik via deze website dat het ijstijdenonderzoek van dr. Jake Hebert, met de focus op biologie, door Institute for Creation Research (ICR) in de ijskast was gezet. Met een publicatie in Journal of Creation en een poster op de International Conference on Creationism (ICC) lijkt de ijskastdeur toch op een kier te staan.1

Dr. Jake Hebert heeft zich in het afgelopen decennium beziggehouden met ijstijdenonderzoek. Hij richtte zich vooral op de ‘pacemaker van de ijstijden’, de theorie van Milanković en op de ontwikkeling van een ‘Ice Sheet’-computermodel. Vorig jaar gaf ik aan dit een gemiste kans te vinden, ijstijdenonderzoek is net zo belangrijk binnen het scheppingsparadigma als biologisch onderzoek. Bovendien vormen de cycli van Milanković een uitdaging voor creationisten. Bovendien zou dr. Hebert samen kunnen werken met atmosferisch wetenschapper dr. Steven Gollmer, die ook met ijstijdenonderzoek bezig is.2 Twee publicaties van dr. Hebert geven hoop dat het ijstijdenonderzoek door ICR niet helemaal is afgeschreven.

Journal of Creation

In de meest recente Journal of Creation verschijnt een artikel geschreven door dr. Jake Hebert naar aanleiding van het ijstijdenonderzoek. Het betreft een weerwoord op een reactie op zijn gepubliceerde werk. In deze ‘Countering the Critics’ gaat dr. Hebert in op commentaar van een geochronoloog op zijn onderzoek naar de theorie van Milancović. Na een analyse van de kritiek komt dr. Hebert tot de conclusie dat zijn onderzoeksresultaten niet aan een revisie toe zijn of zelfs incorrect zijn. Het is goed dat Hebert de tijd en ruimte heeft gekregen om kritiek op zijn onderzoekswerk van een weerwoord te voorzien.3

International Conference on Creationism (ICC)

Het tweede werk dat de ijskastdeur op een kier zet is Heberts posterpresentatie op de International Conference on Creationism (ICC).4 Deze poster mocht ik van dr. Hebert inzien.5 De poster biedt vooral een overzicht van het gedane werk en mogelijkheden voor vervolgonderzoek. Het bevat in kopjes het gedane werk, namelijk: ‘Refuting Milankovitch’, ‘’Missing’ Ice Age Forests Explained’, ‘Improving Creationist Ice Sheet Models’ en ‘Evidence of Inflated Ice Core Ages’.6 Onder het kopje ‘Future Work’ gaat dr. Hebert in op toekomstig werk. Toekomstige creationistische modellen zouden isostatische aanpassingen moeten toevoegen in het gehanteerde Mahaffy-model. Hebert geeft ook aan problemen gehad te hebben met het schrijven van Blatter-Pattyn IDL-code. Deze zouden in de toekomst moeten worden opgelost. Bovendien geeft hij nog meer tips voor toekomstig werk waar rekening mee gehouden moet worden, zoals het opmerkzaam zijn voor de chemische invloed op ijslagen. Wellicht krijgt dr. Hebert toch de kans om dit vervolgonderzoek zelf op te pakken, wellicht samen met dr. Gollmer. We houden het in de gaten!

Voetnoten

Mark H. Armitage (MSc.) presenteerde deze zomer onderzoek naar gemineraliseerde bloedstolsels in dinobotten op congres van Microscopy and Microanalysis

Mark H. Armitage (MSc.)1 doet met zijn Dinosaur Soft Tissue Research Institute onderzoek naar ‘zacht weefsel’-structuren in dinosauriërbotten.2 Hij publiceert zijn werk veelal in vakbladen voor microscopie, maar ook in chemische vakbladen. Tegelijkertijd is deze academicus ook uitgesproken creationist. Hij denkt daarom dat de dinosauriërbotten geen miljoenen, maar duizenden, jaren oud zijn. Deze zomer presenteerde hij zijn onderzoeksresultaten op een congres voor microscopie en microanalyse in Minneapolis.3

Zijn bijdrage had als titel ‘Blood Clots in Dinosaur Bones: Seemingly Permanent Organic/Mineral Interfaces in Once-living Structures’.4 Een abstract daarvan werd als bijlage gepubliceerd bij het tijdschrift ‘Microscopy and Microanalysis’. Voor zijn presentatie heeft Armitage gemineraliseerde bloedstolsels onderzocht die microvasculaire kanalen in dinosauriërbotten afsluiten. Hij heeft daarvoor gebruik gemaakt van UV-autofluorescentie microscopie (UVFL). De botten werden eerst gespoeld in zuiver water en daarna gedroogd. Vervolgens werden ze in dunne plakjes gesneden en deze werden bevestigd op glasplaatjes. Daarna werden ze blootgesteld onder UVFL en werden de botten bestudeerd op auto-fluorescerende stolsels. En inderdaad fluoresceerde de stolsels (zoals Armitage ook op de plaatjes liet zien). Dit wijst op de aanwezigheid van ijzer. Volgens Armitage zijn dit waarschijnlijk heemverbindingen (hemoglobine), de ijzerhoudende kleurstoffen in rode bloedcellen.5 Armitage uitte zijn verbazing op het congres, dat ondanks de aangenomen tijdschaal en de aantastende omgevingsfactoren er nog steeds gemineraliseerde bloedstolsels te bestuderen zijn. Volgens de geleerde moedigt dit aan tot vervolgonderzoek en het bestuderen van meer dinosauriërsbotten met behulp van deze methode.

Voetnoten

Negende editie van de International Conference on Creationism zal deze zomer plaatsvinden op de campus van Cedarville University

Een van de betere creationistische conferenties is de International Conference on Creationism. Hoewel ook hier weleens kaf tussen het koren zit, wordt geprobeerd om kwalitatief hoogstaand creationistisch-wetenschappelijk werk te publiceren.1 Dit geldt in ieder geval voor de achtste editie die ik, dankzij een sponsor, kon bijwonen.2 Deze zomer zal de negende editie van ICC plaatsvinden.3

International Conference on Creationism (ICC)

Het is helaas nog niet precies bekend welke sprekers, al heb ik van diverse mensen gehoord dat zij hun onderzoeksresultaten willen presenteren op de ICC en publiceren in de Proceedings. Allereerst is het mogelijk om volledige presentaties bij te wonen. Van deze presentaties worden na afloop papers gepubliceerd in de bekende Proceedings. Daarnaast zijn er abstracts die in korte presentaties (van 12 minuten) worden gepresenteerd. Ook deze abstracts zullen verschijnen in de Proceedings. Het is ook mogelijk om de voorlopige onderzoeksresultaten op een poster te presenteren. Deze posters zullen dan gedurende de gehele conferentie in de Conferentie Hal worden gehangen. De posters zullen eveneens in de bekende Proceedings worden gepubliceerd. Er zullen ook interactieve fora gehouden worden. Ten slotte heeft het bestuur van ICC de oproep gedaan om veldexcursies te organiseren. Of hier ook op gereageerd is, weet ik niet. Met al deze vormen (waarvan de abstracts en de posters nieuw zijn) is ICC een kwalitatief hoogstaande conferentie. Daarbij komt nog dat alle papers, abstracts en posters peer-reviewed zijn en zodoende ook door anderen beoordeeld.4

Programma

De conferentie start op zondag 16 juli 2023 met registratie en een diner. In de avond zal er een gastspreker zijn die voor algemeen publiek iets een onderwerp zal presenteren.5 Op maandag 7 juli 2023 wordt gestart met een ontbijt. Van 8 uur tot en met 12 uur kunnen er conferentielezingen bijgewoond worden. Dat geldt ook voor 13 uur tot en met 17 uur. In de avond is er opnieuw een gastspreker die voor algemeen publiek een lezing houdt. Tussen de conferentietijden door wordt er een lunch en een diner geserveerd. Dit programma geldt ook voor dinsdag 18 juli 2023. En m.u.v. het diner en de avondspreker geldt dit ook voor woensdag 19 juli 2023. Daarna is de conferentie afgelopen. Voorafgaande aan de negende ICC, op zaterdag 15 juli 2023 dus, organiseren Creation Biology Society, Creation Geology Society en Creation Theology Society hun jaarlijkse conferentie van een dag.6 Een gedetailleerd programma van zowel de ICC als de laatstgenoemde meeting volgt later op de website van resp. ICC en de Creation Biology Society.7

Kosten

Voor studenten die zich registreren vóór 30 april 2023 kost de conferentie 50 dollar. Niet-studenten betalen 175 dollar. Tot en met 31 mei 2023 is er geen onderscheid meer en kost het bezoeken van deze conferentie 225 dollar. Na 1 juni 2023 (tot en met 3 juli 2023) bedragen de kosten voor de conferentie 275 dollar. Dit bedrag is overigens zonder overnachtingen en maaltijden. Wilt u alle maaltijden genieten in de universiteit dan kan voor 51,75 dollar een maaltijdenpas aangeschaft worden. Ter plaatse overnachten is ook mogelijk.8

Ten slotte

Helaas kan ik er vanwege gezondheidsredenen, en ook financiële redenen, dit jaar niet bij zijn. Maar ik moedig iedereen die geïnteresseerd is in de creationistische kant van het debat over geloof en wetenschap, en de middelen daarvoor beschikbaar heeft, af te reizen naar Cedarville om daar op de campus van deze creationistische Cedarville University9 deze conferentie bij te wonen.10

Voetnoten

Geneeskunde of Klassieke Talen? – Een gesprek tussen een VWO-6 leerling en Alex Thomson (MA)

Onlangs verscheen er een nieuw jongerenblad onder de titel Nabij Jou.1 Het is een initiatief van het Deputaatschap Opvoeding, Onderwijs en Catechese (DOOC), uitgaande van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, en de Vereniging tot Bevordering van SchoolOnderwijs op Gereformeerde Grondslag (VBSO). Het blad verschijnt acht keer per jaar. In de derde uitgave een interessant gesprek tussen een leerling van VWO-6 en classicus Alex Thomson (MA) over een eventuele vervolgstudie en een verwijzing naar Weet Magazine.

“In Weet Magazine lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.” Bron: Pixabay.

Weet Magazine

Deze week is het de zogenoemde Week van de Schepping.2 In deze derde uitgave van Nabij Jou wordt daarom aandacht gegeven aan geloof en (natuur)wetenschap. In de maand maart komt de natuur weer ‘tot leven’. Hierin is de hand van God te zien (Genesis 8:22). “De meeste mensen in ons land geloven niet in een God Die alles laat groeien en bloeien. Zij geloven niet in Jeremia’s worden: Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm.” Ongetwijfeld zullen reformatorische jongeren met dergelijke denkbeelden in aanraking komen. Daarom is het goed om argumenten te verzamelen vóór de schepping en contra evolutionaire denkbeelden. “Want ondanks dat we een geloofsleer hebben, sluiten Bijbel en Wetenschap elkaar niet uit.” Redacteur Marco Visser verwijst voor meer informatie hierover naar Weet Magazine. “Hierin lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.3 Het is goed dat dergelijke creationistische populair-wetenschappelijke tijdschriften onder aandacht komen in reformatorische jongerenbladeren.4

Vervolgstudie

Jongeren die binnenkort examen hopen te doen, denken flink na over een vervolgstudie. Dat kan leiden tot keuzestress. Welke studie moet ik kiezen? Welke studie past het best bij mijn talenten en karakter? Kan ik mijn talenten ook in Zijn dienst besteden? Niet eenvoudig om op dergelijke vragen een antwoord te vinden. Gelukkig kennen de meeste scholen voor Voortgezet Onderwijs een decaan die de leerlingen daarbij kan helpen. Al eerder adviseerde ik een studie op te pakken ‘in deze vakgebieden en wie weet kun je later als expert bijdragen aan het debat ten voordele van het scheppingsreferentiekader’.5 In Nabij Jou lezen we een verslag van een gesprek tussen een VWO-6 leerling en classicus Alex Thomson (MA)6

Roeping

Lisa de Jong (17) ontdekt na het gesprek met Thomson hoe belangrijk klassieke talen zijn. “Ze praat met hem over studeren in onze tijd, maar ook over het herkennen van een goddelijke roeping.” Voordat het gesprek start vertelt Thomson eerst iets over zichzelf. Hij is geboren in Engeland. Naast talloze activiteiten geeft hij les in Grieks en Hebreeuws aan studenten van de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Lisa twijfelt of ze moet gaan voor een studie Geneeskunde of Klassieke Talen. Hoe maakt zij de goede afweging? Thomson adviseert om datgene te ‘gaan studeren waarvoor je aanleg hebt’. Hij ziet dat als Bijbels en verwijst naar Spreuken 22:6, waarin wordt opgeroepen het onderwijs te laten aansluiten bij hoe het kind is. “De denkkracht is door God ingegeven. Als je merkt waar je denkkracht ligt, waar je zogezegd goed in bent, ben je al op weg om je Goddelijke roeping te onderkennen.” Verder wijst Thomson op verlangen. “Blijft dat verlangen, laat ik zeggen meer dan een half jaar, dan heb je een sterke indicatie dat dat je beroep kan worden. Als het uiteraard een eerlijk beroep is.

Economisch nut

Waarom zou je Klassieke Talen studeren? Veel mensen denken tegenwoordig veelal aan het economische nut van een studie. Wat heb ik eraan, wat verdien ik ermee? Bij het bestuderen van Klassieke Talen leer je echter meer dan alleen de taal zelf. Thomson verwijst naar de Gouden Eeuw, waar studenten standaard Grieks en Latijn kregen: “Het doel was om hun éigen taal daardoor beter te kennen en om beter leiding te kunnen geven, bijvoorbeeld in een stadsbestuur. Een tekst is niet zomaar een verhaal, maar het is een argument met hoofdzaken en bijzaken. Die verschillende onderdelen leerden studenten het beste herkennen door de klassieke talen te bestuderen. Ze konden zo heel makkelijk laten zien of een argument klopte.

Universitaire wereld

De universitaire wereld kan voor een leerling van VWO-6 bedreigend aanvoelen. Zeker als deze leerling op een vertrouwde reformatorische school gezeten heeft. Thomson geeft aan dat het studieklimaat de laatste jaren steeds meer antichristelijk is geworden. “Het is doordrenkt van de gedachte dat alles voor iedereen mogelijk moet zijn. Rectoren van universiteiten kennen de Bijbel niet meer.” Daartegenover staat, waar Thomson al eerder op wees, dat de denkkracht door God ingegeven is. “Christenen moeten daarom de laatsten zijn die bezwaar hebben tegen het bestuderen van de klassieke talen.” Immers, als jongeren geen Klassieke Talen ‘studeren, hebben we vanaf de volgende generatie geen Bijbelvertalers meer!7

Voetnoten

Bouwen aan een creationistisch wereldbeeld – (Literatuur)onderzoek ter onderbouwing van een bijbelgetrouw standpunt

Creationistisch onderzoek is belangrijk voor de opbouw van een creationistisch wereldbeeld. Ik, Jan van Meerten, wil met deze website bouwen aan dit creationistische wereldbeeld. Daarvoor doe ik onder andere (literatuur)onderzoek. Hieronder de grote thema’s waarmee ik mij de afgelopen jaren heb bezig gehouden en waarvoor ik mij de komende jaren, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, wil inzetten. Achter het dikgedrukte thema een korte omschrijving. Na de overkoepelende thema’s ook enkele thema’s die kleiner en meer doelgericht zijn opgezet. Als laatste enkele thema’s die ik al jaren als hobbythema heb en graag ook verder uitbouw.

Overkoepelde thema’s

Geschiedenis van scheppingsleer en scheppingsmodel in de periode 1800-1925. Veel sceptici geven aan dat het door hen zo genoemde creationisme ontstaan is met de activiteiten van George McCready Price en de bekende Scopes Trial (1925). De literair-historische lezing van Genesis zou een moderne uitvinding zijn van de laatste honderd jaar. Als het gaat om de scheppingsleer dan lijkt het er echter op dat de eerste 1800 jaar het grootste gedeelte van de kerk de verhalen in Genesis (in ieder geval voor het grootste gedeelte) opvatte als historische gebeurtenissen. In de 18e eeuw waren er zondvloedgeologen en theologen die uitgingen van een historische zondvloed. Sommigen zien de rede van geoloog en natuurtheoloog Adam Sedgewick in 1831 als de grafrede van de zondvloed. Is het daarna stil geworden? Met dit onderzoek naar boeken en artikelen van Nederlandse predikanten, onderwijzers, theologen en natuurwetenschappers van 1800-1925 wil ik aantonen dat het tegendeel waar is. Ik begin daarbij bij de afgescheiden en dolerende kerken (1834-einde van het onderzoeksgebied) en de kring rond het zogenoemde Reveil (1817-ca 1865), maar hoop dat later breder te kunnen trekken.

Visie Gereformeerde Gezindte op schepping of evolutie vanaf 1925. Zelf aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente doe ik graag onderzoek naar de visie van de Gereformeerde Gezindte in de breedste zin van het woord op schepping en evolutie. Deze periode start in 1925, omdat in het vorige onderzoek genoemde periode dan eindigt. Onder de Gereformeerde Gezindte versta ik de volgende kerken en groeperingen: Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Nederland, de Gereformeerde Kerken (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband, Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en diverse vrije gereformeerde kerken en evangelisaties.

Geologie van de Benelux. Creationisten uit Nederland, België en Luxemburg (Benelux) hebben de afgelopen jaren relatief weinig aandacht besteed aan de geologie van de Benelux. Rond de millenniumwisseling was er een expositie over ijstijden op Urk, drs. Tom Zoutewelle van Creaton organiseert jaarlijks excursies naar de Ardennen, drs. Hans Hoogerduijn heeft als het gaat om de Ardennen in privésfeer artikelen geschreven, ing. Stef Heerema schreef en sprak over de zoutlagen in Noord-Nederland en ijstijdverschijnselen en ing. Cok van der Louw schreef in het verleden een brochure over de zondvloed in Nederland en deed wat veldwerk. Het is hard nodig dat er meer veldwerk en literatuurstudie wordt gedaan door creationisten naar de ondergrond van de Benelux. Graag zou ik samen met een groep studenten en academici werken aan veldwerk, literatuurstudie en publicaties over de ondergrond van de Benelux in creationistisch perspectief.

Geologie van Hongarije. Creationisten hebben erbarmelijk weinig nagedacht over de geologie van Hongarije. Samen met Lorens Knap van Hongarije Holidays heb ik een vijfdaagse geologie-excursie naar Hongarije georganiseerd. We hebben daar vulkanische afzettingen, zand- en kalksteenformaties en grotten bekeken. Ik hoop de geologische locaties verder in kaart te brengen, (literatuur)onderzoek te doen en de geologische en paleontologische zaken te beschouwen binnen een creationistisch wereldbeeld.

Onderbouwing zondvloed/post-zondvloed-grens. De zondvloed/post-zondvloedgrens is een discussiepunt onder creationisten. Sommige creationisten beweren dat de geologische kolom van ná het Precambrium ná de zondvloed is afgezet. Andere creationisten denken dat de zondvloedgrens om en nabij het Perm ligt of iets lager, in het Devoon. Weer andere creationisten geven aan dat de grens om en nabij Krijt/Paleogeen ligt. Nog weer andere creationisten denken dat de grens in de buurt van de Mioceen/Plioceen-grens ligt. En als laatste zijn er creationisten die aangeven dat de zondvloedgrens boven de zogenoemde ‘ijstijdafzettingen’ ligt. Ik ben mijn hele creationistische leven hier al over na aan het denken en mijn voorkeur gaat momenteel uit naar de Krijt/Paleogeen-grens als interessante werkhypothese. Hiervoor wordt door verschillende academische creationisten onderbouwing gegeven. Maar zijn die argumenten overtuigend genoeg? De tijd zal het leren.

Scheppings-, paradijs- en zondvloedverhalen. Bij aloude volkeren zijn talloze schepping-, paradijs- en zondvloedverhalen te vinden. Het is goed om deze verhalen in kaart te brengen en te kijken hoe ze aan elkaar verwant zijn. Veel oudtestamentici kijken daarbij slechts naar het Midden-Oosten, maar mijn doel is om dit gegeven wereldwijd te bezien!

Menselijke evolutie. In de afgelopen honderdvijftig jaar zijn er verschillende mensachtigen gevonden. De vraag rijst op groot de menselijke variatie is onder de mensachtigen. Creationisten schrijven al net zo lang als de vondsten over deze vondsten. Sommige creationisten zijn zeer stellig, anderen meer voorzichtig. Hoeveel evolutie kan de menselijke ‘soort’ aan en hoe groot was de variatie in het verleden?

Versmalde thema’s

Mount St. Helens. In 1980 blies de vulkaan Mount St. Helens zijn top eraf. Dat leidde tot allerlei geologisch interessante verschijnselen. Creationisten hebben deze verschijnselen in kaart gebracht en daar over gepubliceerd. Ik ben deze publicaties aan het verzamelen en wil dat samenvatten in een groot verhaal zodat we in Nederland ook mee kunnen genieten van dit creationistische onderzoek. Replieken op dat onderzoek moeten worden weersproken en zo nodig weerlegd zodat dit een icoon kan blijven van het catastrofisme.

St. Joris en de draak. Dankzij een sponsor ben ik in 2018 op bezoek geweest bij het Creation Museum van Answers in Genesis. De video’s die in het Creation Museum getoond worden zijn in een collectie dvd’s uitgegeven: The Creation Museum Collection. Eén dvd in deze collectie gaat over draken en beeldt aan het begin de legende van St. Joris en de draak uit. Er is kritiek gekomen op het gebruik van deze legende door creationisten. De draak in het verhaal zou in de oorspronkelijke verhalen niet voorkomen. Joris zou in dat geval nooit met een draak gestreden hebben. De draak is later toegevoegd. Indien dat het geval is, kunnen wij het verhaal niet gebruiken ten gunste van de vanuit ons wereldbeeld opkomende gedachte dat mensen en dinosauriërs samen geleefd hebben. Daarom wil ik onderzoek doen naar de herkomst en de receptiegeschiedenis van deze legende door de eeuwen heen.

De planetologie van ons zonnestelsel. Ons zonnestelsel heeft mij al vanaf mijn vroegste jaren gefascineerd. Hoe kan het zo zijn dat slechts op aarde leven voorkomt? Is dit zonnestelsel werkelijk zo oud als naturalistische wetenschappers beweren? Hoe zijn de geologische verschijnselen op manen en planeten in ons zonnestelsel ontstaan? Met dit afgebakende, maar uitgebreide onderzoek, wil ik mij daarmee bezig houden.

RATE-project. Binnen dit versmalde thema wil ik op zoek naar materialen rondom het zogenoemde RATE-project. Er is door de jaren heen veel materiaal over geschreven, vervolgonderzoek gedaan etc. Ik zou dat vervolgonderzoek graag willen samenvatten in een artikel, een ander artikel wijden aan het (voor)traject en in een laatste artikel alle kritieken bundelen.

Walvissen van de Pisco-formatie. Een van de paradepaardjes van creationistisch onderzoek vind ik de walvissen van de Pisco-formatie. Binnen dit versmalde thema wil ik het onderzoek samenvatten, werken aan een of meerdere artikelen over dit onderzoek en zo het in Nederland bekendmaken.

Hobbythema’s

Genealogie van het geslacht Van Meerten. Ik ben al jaren bezig met de genealogie van het geslacht Van Meerten. Veel materiaal heb ik in uitgeprinte of (digitaal) offline vorm. Ik zou deze genealogie graag voor een breed publiek bekendmaken zodat mijn familieleden of ‘geslachts’genoten mee kunnen denken en mee kunnen genieten.

Betuwse streekgeschiedenis. De eerste Van Meerten die in de bronnen voorkomt (zo rond 1100) is gevestigd in de Betuwe. Ik zou graag meewerken aan de Betuwse streekgeschiedenis tot aan 1900 om zo een beeld te krijgen van het leefgebied waarin mijn voorgeslacht woonde.

Dit artikel verscheen in 2019 op de oude website van ‘Oorsprong’ en is hier licht aangepast overgenomen. Omdat mijn gezondheid door hartfalen dagelijks broos is en ik veel bedlegerig ben lukt het niet om daadwerkelijk veldwerk te doen en zal het voorlopig bij literatuuronderzoek blijven. Gebed gevraagd of de Heere de middelen wil zegenen! Dit is een werkdocument en kan aangepast worden!

Gemeente Staphorst onder vuur vanwege vermelding van ‘jonge aarde’-visie in archeologisch rapport – Deel 1: Raadstukken en Nieuwsberichten

Noot van de auteur: Finetuning. Dit overzicht wordt de komende maanden tot jaren, als de Heere leven en gezondheid geeft, nog verder aangevuld met nieuwsitems over de kwestie. Mochten er Staphorster ex-raadsleden zijn die meer informatie hebben dan verzoek ik hen deze informatie te versturen naar info@oorsprong.info of via ons contactformulier zodat er een eerlijk en evenwichtig beeld ontstaat van deze kwestie, die tot voorbeeld dient van andere christelijke gemeenten in de Biblebelt.

Dat verzoeken in raadsvergaderingen soms meer ophef veroorzaken dan van te voren gedacht is inmiddels bekend. Ook raadsleden de SGP en de ChristenUnie (CU) van de Gemeente Staphorst hebben dat ervaren toen zij een verzoek deden om de ‘jonge aarde’-visie in een archeologisch rapport op te nemen. ANP maakte er een nieuwsbericht van en direct daarna ging het viral en wist heel Nederland ervan. Wat gebeurde er meer dan tien jaar geleden in Staphorst? Vandaag het eerste deel: raadstukken en nieuwsberichten. In het tweede deel hopen we als de Heere het geeft te reageren op het commentaar van Geenstijl, Freethinker, Maroc en Sterrenstof. In het derde deel hopen we het rapport zelf vanuit een kritische jonge-aarde blik te beschouwen.1

Archeologische verwachtingskaart

Gemeenten zijn verplicht een archeologische verwachtingskaart op te stellen. Deze kaart maakt melding van welke mogelijke archeologische vondsten er te vinden zijn op diverse locaties. Op basis van deze verwachtings- en beleidskaart kan men dan besluiten nemen en de archeologische waarden al in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken. Dit besluit is landelijk vastgesteld op 1 september 2007 in de ‘Wet op de Archeologische Monumentenzorg’ van. Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC werd ingevlogen en deze maakte uiteindelijk in februari 2011 het definitieve rapport op onder de titel: ‘Gemeente Staphorst: Een archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart’.2

Voorwoord

In het hierboven genoemde rapport gaat men uit van de naturalistische chronologie met een miljarden jaren oude aarde. Al komt dat overigens niet tot uitdrukking in het rapport zelf.3 Daar spreekt men maximaal van de voorlaatste ijstijd, het Saalien, zo’n 370.000 tot 130.000 voor Christus. Een groot deel van de Staphorster bevolking zal hier moeite mee hebben. Een groot deel gaat namelijk uit van een véél jongere aarde. Daarom hebben de fracties van ChristenUnie en SGP verzocht om het rapport aan te passen. Klaas Harke (CU): “Wij gaan samen met een groot deel van de bevolking in deze gemeente uit van een jongere aarde. Waarom zou dat niet in een gemeentelijk rapport verwoord worden?” In het voorwoord werd uiteindelijk met een paar ‘mooie volzinnen’ hier naar verwezen.

Niet aan de grote klok gehangen

De fracties hebben dit verzoek overigens niet de grote klok willen hangen, maar hun verzoek netjes (?) uitgesproken op de gemeenteraadsvergadering. Omdat de documenten waaruit het verzoek blijkt mij op dit moment ontbreken, zal ik een reconstructie moeten maken op basis van de overgeleverde informatie.4

Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 26 januari 2010 kwam het, volgens de Meppeler Courant, in de Gemeenteraad van Staphorst tot een botsing toen een medewerker van het adviesbureau BAAC de archeologische kaart toelichtte. De concept-nota meldde namelijk dat sommige objecten meer dan tienduizenden jaren oud kunnen zijn. Daarmee gaan gevonden zaken uit de steentijd verder terug dan zesduizend jaar. Voor de BAAC medewerker is dat geen probleem, maar veel mensen uit Staphorst geloven dat de schepping zo’n zesduizend jaar geleden plaatsvond. Dat vondsten ouder zijn dan zesduizend jaar is daarmee onmogelijk. Omdat een groot deel van de Staphorsters deze scheppingsvisie aanhangen en de gemeente dit rapport betaalt is het op z’n minst nodig dat er een passage over de schepping moet worden opgenomen. Daarom verzochten CU-raadslid Klaas Harke en SGP-raadslid Arie den Ouden of er een passage in het rapport opgenomen kon worden die verwijst naar de Bijbel. Na het verzoek van de fracties CU en SGP beloofde wethouder mr. dr. Sytse de Jong5 dat hij het rapport zou laten aanpassen. Volgens De Jong is het ondoenlijk om bij elke melding die ouder is dan zesduizend jaar een bijbelse verklaring te geven, maar dat voorin de nota een dergelijke tekst zou kunnen. BAAC-medewerker gaf wel aan dat deze werkwijze ‘vrij ongebruikelijk is’.

Op de vergadering van 9 februari 2010 (zie ook hieronder) werd uitgebreid hierover doorgesproken. De Meppeler Courant deed verslag. Volgens de Gemeentebelangen-VVD en de PvdA gaat het hier om een ‘non-discussie door de media in een onjuist kader geplaatst’. SGP’er Arie den Ouden gaf aan dat het goed is dat de discussie gevoerd is, volgens hem is het goed dat christenen opkomen voor hun geloof en mening. Is er een botsing geweest tussen Bijbel en wetenschap in het rapport. Zelfs de betrokken medewerker dr. ir. Leo Tebbens van BAAC vond dat niet.6 De passage komt in het voorwoord te staan en maakt geen deel uit van het rapport zelf. Tijdens de vergadering ontstond er ook een discussie over de scheiding tussen kerk en staat. Deze discussie is in de gemeenteraad van Staphorst er een van alle tijden. Henk Messchendorp (PvdA) maakte duidelijk dat hij het niet vindt kunnen dat ‘in een nota van de overheid een passage wordt opgenomen die verwijst naar de Bijbel’. De SGP en CU vinden echter dat deze paar zinnen in een voorwoord wel kunnen. Volgens de hierboven genoemde Den Ouden heeft dit niets met het in geding zijn van de scheiding tussen kerk en staat te maken. Den Ouden: “Wetenschap gaat uit van vooronderstellingen. Er zijn ook mensen die uitgaan van andere vooronderstellingen en daar moet ruimte voor zijn.” Volgens de SGP’er is er een verschil tussen inmenging van een kerk in de staat én door de Bijbel geïnspireerde politiek. Hij verwees naar de Bijbel die in de Staphorster raadzaal staat en diverse verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in Staphorst.

In deze commissievergadering kwam wethouder De Jong tot een compromis: Een volzin in het voorwoord. In deze volzin wil de gemeenteraad opmerken dat er ook andere opvattingen zijn over de leeftijd van de aarde. De Jong wil daarmee enerzijds recht doen aan de gevoelens van de raad en anderzijds de inhoud van het rapport overeind houden. Volgens Harke is dit compromis te ‘mager’ en ook Den Ouden gaf aan dat er wel méér dan één zinnetje aan het orthodoxe standpunt gewijd mag worden. Uiteindelijk gingen de raadsleden toch akkoord met het voorstel.

Gemeentebelangen-VVD vroeg nog aan de wethouder of het mogelijk is om te vermelden dat een deel van de raad andere uitgangspunten heeft dan in het voorwoord genoemd. PvdA en Gemeentebelangen-VVD denken immers heel anders over de schepping. Volgens wethouder De Jong was dat niet mogelijk, omdat als de gemeenteraad beslist het een democratisch besluit is door de gehele raad genomen.

De (concept) besluitenlijsten

De (concept) besluitenlijst van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Staphorst van 9 februari 2010 is digitaal na te lezen. Daar staat tussen punt 5 en 6: “Ten aanzien van pt. 7 volgt een mededeling van wethouder De Jong. Op 27 januari jl. is een gesprek gevoerd met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort waarin begrip werd getoond voor wederzijdse standpunten. Vandaag is in de terugkoppeling de goede toonzetting bevestigd, hoewel de RCE nog niet helemaal overtuigd is over de keuze die de raad zal maken.7 De (concept) besluitenlijsten van de vergaderingen van 12 en 26 januari 2010 maken geen melding van deze kwestie. De rest van het jaar is in deze besluitenlijsten ook niets te vinden hierover. Pas in de (concept) besluitenlijst van de vergadering van 11 januari 2011 lezen we opnieuw iets van de archeologische beleidsnota. Helaas gaat het om een opiniërend gedeelte waarvan geen verslag wordt gegeven.8 In de (concept) besluitenlijst van de vergadering van 25 januari 2011 lezen we opnieuw iets over het archeologisch adviesbeleid. Op deze vergadering dient de heer La Roi (van de CU) mede namens de SGP en PvdA een amendement in ten aan zien van het voorwoord van het rapport. Dit amendement wordt unaniem aanvaard. Met algemene stemmen wordt besloten om ‘(1) De ingediende zienswijze van wijlen dhr. J. de Wolde te Staphorst gegrond te verklaren, (2) de archeologische beleids- en adviesnota vast te stellen met de in de bijlage 1 opgenomen en door de raad vastgestelde voorwoord, en (3) het beleid te gebruiken als bouwsteen voor de actualisering bestemmingsplannen’.9 SGP en CU hadden met resp. 6 en 4 zetels in 2010 een meerderheid in de raad van 17 zetels. Andere partijen waren CDA (3 zetels), PvdA (2 zetels) en Gemeentebelangen (2 zetels).

Bijdrage Den Ouden

Hierboven zien we dat op de raadsvergadering van 25 januari 2011 werd besloten tot de aanvaarding van het rapport van BAAC met toevoeging van het voorgestelde voorwoord. Op de vergadering van 11 januari 2011 leverde Arie den Ouden (SGP) een bijdrage aan de discussie. Deze bijdrage is nog terug te lezen op de website van de SGP Staphorst en wil ik hieronder samenvatten.10

Volgens Den Ouden is het beleidsveld archeologie een wettelijke taak van de gemeente. Het raadslid geeft aan dat hij tevreden is met de verwerking van de gegevens van wijlen de heer J. de Wolde. Om welke gegevens het hier gaat wordt niet vermeld. Bij de behandeling van het concept in de commissie is besloten een verstoringsdiepte aan te houden van 50 centimeter en een oppervlakte van 100 vierkante meter. “Als daarbij archeologische resten ongezien verloren gaan, betreuren we dat enigszins, want hier geldt: weg is weg.” Anderzijds komt dat de werkbaarheid wel ten goede, daarom stemt de SGP hiermee in. Den Ouden vraagt zich nogmaals af of er ook rekening gehouden is met zijn vraag over diep geploegde aarde. Hierbij zijn archeologische resten al verstoord. Worden deze percelen van een beschermde status ontheven?

Na deze korte technische opmerkingen gaat Den Ouden verder in op de verhouding tussen geloof en wetenschap. Volgens de SGP’er heeft de Heere de aarde door wijsheid gegrond en de hemelen door verstandigheid bereid. Hij verwijst hierbij naar Spreuken 3:19-20. “We stellen vast dat velen deze waarheid niet willen geloven. Het merkwaardige is dat deze mensen de uitkomsten van de seculiere wetenschap als onomstotelijk bewezen achten. Dat is echter niet zo! Als we één kernwoord moeten noemen om de seculiere wetenschap te karakteriseren, dan is dat het woord: hypothese (om van het woord reductie nu maar te zwijgen). Er wordt aangenomen…! En dat wordt dan wel geloofd. Het is dus geen geloof tegenover feit, maar geloof tegenover geloof.” Den Ouden geeft aan dat creationistische wetenschappers steeds meer, met de feiten in de hand, aantonen dat de schepping en de zondvloed realiteiten zijn geweest. “Het blijkt dat het ontstaan van zoutlagen, fossiele brandstoffen, de scheiding van werelddelen en de vorming van grillige aardlagen alleen door enorme krachten en hoge temperaturen in relatief korte tijd ontstaan zijn. Ook radiometrische metingen blijken te falen.

Den Ouden verdedigt naast dit creationistische onderzoek een volwassen schepping. “En heel eenvoudig: toen op de derde dag ‘gras, kruid en bomen’ geschapen werden, waren dat gewoon volwassen bomen, met de jaarringen erin. De leeftijd is in deze bomen meegeschapen, zoals met de gehele schepping.” Bovendien is de wetenschap nog zeer jong en heeft het gewoon nog wat meer tijd nodig.

Het raadslid vat zijn verhaal nog eens samen: “Wij gaan uit van het Bijbelse gegeven dat de aarde ca. 6.000 jaar oud is, en we wijzen het hypothetische uitgangspunt van de evolutionistische wetenschap ondubbelzinnig af. Mitsdien nemen we de datering van de aarde en de daarbij behorende archeologische periodisering zoals in dit rapport neergelegd, voor kennisgeving aan. Dat laat onverlet dat we de feitelijke gegevens die vanuit het bodemarchief tot ons komen, van waarde achten. We stemmen daarom in met de bescherming van het bodemarchief binnen de grenzen van onze gemeente zoals dat vastgelegd is in deze nota.

Daarna stelt hij namens de SGP-fractie een voorwoord voor. Met daarin de vertolking van het SGP -strandpunt in deze kwestie. Alleen de centrale as citerend: “Als raad van de gemeente Staphorst geven we aan ons uitgangspunt te nemen in het Bijbelse gegeven dat de aarde ca. 6.000 jaar oud is. Het hypothetische uitgangspunt van de evolutionistisch georiënteerde wetenschap wordt door ons niet gedeeld. Daarom wordt de datering van de aarde en de daarbij behorende archeologische periodisering zoals neergelegd in deze nota, door ons voor kennisgeving aangenomen.” Daarmee sloot Den Ouden zijn bijdrage af.

Bijbelse visie versus naturalistische visie

De fracties gaven dus aan dat er ook de Bijbelse visie op de leeftijd en het ontstaan dan de aarde moet worden verwoord. Met de Bijbelse leeftijd doelde men op de creationistische zienswijze dat de aarde maximaal zesduizend jaar oud is. Dit verzoek is, volgens raadslid Klaas Harke (CU), niet vreemd omdat in het Darwinjaar 2009 ook aandacht was voor beide visies. Deze bijbelse visie, naast de naturalistisch-wetenschappelijke visie, gaat volgens het CU-raadslid ook niet tot praktische problemen of een intern conflict leiden: “De plaatsen Staphorst en Rouveen zijn na het ontstaan ervan meerdere keren verplaatst. Naar die vroegere lintbebouwing moet mogelijk onderzoek worden gedaan. Dat gaat misschien 1400 jaar terug, maar over die periode verschillen we absoluut niet van mening.” Hoeveel onbegrip er is over de geloofsuitspraak dat de aarde niet meer dan zesduizend jaar oud is blijkt wel uit een uitspraak van Messchendorp (PvdA): “De wetenschap gelooft in een aarde van 5 miljard jaar oud en sommige christenen hebben het over zesduizend jaar. Dat ligt zover uit elkaar dat ik daar niet eens serieus op in wil gaan.” Hoewel wetenschappers uitgaan van een miljarden oude aarde, geloven de CU en SGP op grond van bijbelse uitgangspunten dat de aarde ongeveer 6.000 jaar oud is. Hoewel CU-raadslid Klaas Hanke zich daar niet helemaal op vast wil pinnen: “Schattingen over de leeftijd van de aarde lopen in christelijke kring uiteen van zes- tot twaalfduizend jaar.

Zelfs de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dr. Ronald Plasterk (PvdA) liet van zich horen in deze kwestie. De geleerde gaf aan dat volgens hem ‘de aarde (…) vijf miljard jaar oud’ is. ‘En dat is helaas niet onderhandelbaar.’ Toch wilde hij op 30 januari 2010 nog niet oordelen over een gemeentelijk rapport waarin óók de bijbelse visie op de leeftijd en het ontstaan van de aarde wordt verwoord. “Dat wil ik eerst zien.” Hierboven zagen we dat bodemkundige Leo Tebbens tijdens zijn presentatie zich geconfronteerd zag met de wens van de gemeenteraad. Tebbens gaf tegenover NRC aan dat hij bereid is om ‘bij de dateringen een paragraaf in te lassen waarin gewezen wordt op het bestaan van andere standpunten hierover’. In de formulering van wethouder De Jong dat er andere visies mogelijk zijn, kan Tebbens zich niet vinden. “Nee, het woord ‘mogelijk’ is een brug te ver. We zijn bereid feitelijk vast te stellen dat er andere visies zijn. Maar wat ons betreft is het niet mogelijk de leeftijd van de aarde op zesduizend jaar te stellen.

Dinosaurus in het bos?

De Stentor bevroeg de CU- en SGP-fractie over deze kwestie. De verslaggever vroeg zich af: Stel dat er in het Staphorster bos resten worden gevonden van dinosauriërs, resten die volgens wetenschappers miljoenen jaren oud zijn, zouden deze resten dan niet echt kúnnen zijn? Niet echt kunnen zijn, omdat de aarde nog niet zo lang bestaat. Volgens Harke en Den Ouden gaat zou het hier dan wél om echte vondsten gaan, alleen zouden deze vondsten dan vanuit een ander perspectief (of vanuit andere vooronderstellingen) worden bekeken. Den Ouden: “En ook als hier een vuistbijl uit de steentijd gevonden wordt, gooien we die niet bij de vuilnis. In onze visie zijn die resten wel minder oud. Maar of scherven nou 3.000 of 30.000 jaar oud zijn, ze blijven waardevol.” De raadsleden hadden liever gezien dat het complete rapport van BAAC herschreven zou worden. Harke: “Maar ik zie ook wel in dat dat niet haalbaar is.” Harke geeft aan dat de kans op een dinosaurus in het bos niet groot is. “Vooral de linten waar Staphorst en Rouveen vroeger lagen, vormen een belangrijk onderdeel van het rapport. Die bebouwing gaat hooguit 1000 jaar terug en over die periode verschillen de standpunten niet.

Bijbel tegenover wetenschap?

In de nieuwsberichten wordt een valse dichotomie (valse tweedeling) voorgesteld. In deze Staphorster kwestie gaat het niet over de Bijbel tegenover de wetenschap, maar de creationistische wetenschapsbeoefening tegenover de naturalistische wetenschapsbeoefening. De eerste houdt rekening met Gods openbaring (de Bijbel) als kennisbron, de tweede niet. De kop van De Telegraaf, namelijk ‘Staphorst kent geen Steentijd’ dekt de lading ook totaal niet. Het gaat de CU en SGP-fractie er niet om dat de ‘Steentijd’ weggepoetst moet worden, maar dat dit tijdvak anders gedateerd en geïnterpreteerd moet worden (namelijk in een korte chronologie).11

Ten slotte

Het is bemoedigend dat er mensen zijn in politiek Nederland die op willen komen voor de creationistische visie. Het zou mooi zijn als er rapporten verschijnen waarin ten volle rekening wordt gehouden met de bijbelse chronologie van een zesdaagse schepping, kosmische zondeval, wereldwijde zondvloed en een verspreiding van de mensheid ná de torenbouw van Babel en de spraakverwarring. We hopen dat er rekening gehouden wordt met deze visie in geologische en archeologische rapporten. Vooral in Nederlandse gemeenten waar deze visie door een groot gedeelte van de bevolking gedeeld wordt. Je zou het kunnen vergelijken met de tweemodellenvergelijking die door creationisten voorgestaan wordt in het Nederlandse onderwijssysteem. Het gaat dan niet om primair de creationistische visie, maar om de creationistische en naturalistische visie naast elkaar te zetten.

Voetnoten

Onderzoek naar de aquatische oorsprong van de Coconino Sandstone in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften en op naturalistisch-wetenschappelijke conferenties – Een overzicht

Masterstudent aardwetenschappen Willem Jan Blom houdt op zijn website een overzicht bij van ‘creationistisch geologisch onderzoek’ in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften. Hoewel dit overzicht van Blom verre van compleet is, is het goed om een dergelijk overzicht bij te houden.1 Vandaag plaatsten we een presentatie van dr. John Whitmore over de Coconino Sandstone.2 Dit is een onderzoek dat met tussenpozen al sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw bezig is. Ook Willem Jan Blom noemt in zijn overzicht dit onderzoek. Hieronder, net als het ‘Dinosaur Research Project’ van dr. Arthur Chadwick3, een overzicht van papers, abstracts op naturalistische conferenties en theses waartoe dit Coconino-onderzoek geleid heeft.

Wetenschappelijke artikelen vanuit het Coconino-onderzoek

(1979) Brand, L.R., Field and laboratory studies on the Coconino Sandstone (Permian) vertebrate footprints and their paleoecological implications, Palaeogeographym Palaeoclimatology, Palaeoecology 28: 25-38.
(1991) Brand, L.R., Tang, T., Fossil vertebrate footprints in the Coconino Sandstone (Permian) of northern Arizona: Evidence for underwater origin, Geology 19 (12): 1201-1204.
(1992) Brand, L.R., Reply to comments on ‘fossil vertebrate footprints in the Coconino Sandstone (Permian) of northern Arizona: Evidence for underwater origin, Geology 20 (7): 668-670.
(1996) Brand, L.R., Kramer, J., Underprints of vertebrate and invertebrate trackways in the Permian Coconino Sandstone in Arizona, Ichnos 4 (3): 225-230.
(1996) Brand, L.R., Variations in Salamander Trackways resulting for substrate differences, Journal of Paleontology 70 (6): 1004-1010.
(2010) Whitmore, J.H., Strom, R., Sand injectites at the base of the Coconino Sandstone, Grand Canyon, Arizona (USA), Sedimentary Geology 230 (1-2): 46-59.
(2015) Maithel, S.A., Garner, P.A., Whitmore, J.H., Preliminary assessment of the petrology of the Hopeman Sandstone (Permo-Triassic), Moray Firth Basin, Scotland, Scottish Journal of Geology 51 (2): 177-184.
(2016) Anderson, C.J., Struble, A., Whitmore, J.H., Abrasion resistance of muscovite in aeolian and subaqueous transport experiments, Aeolian Research 24: 33-37.
(2019) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., A methodology for disaggregation and textural analysis of quartz-cemented sandstones, Journal of Sedimentary Research 89 (7): 599-609.
(2021) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Characterization of hard-to-differentiate dune stratification types in the Permian Coconino Sandstone (Arizona, USA), Sedimentology 68 (1): 238-265.
(2021) Brand, L.R., Maithel, S.A., Small-Scale Soft-Sediment Deformation Structures in the Cross-Bedded Coconino Sandstone (Permian; Arizona, United States); Possible Evidence for Seismic Influence, Frontiers in Earth Science 9: 723495.
(2022) Brand, L.R., Polygonal linear depressions in the Coconino Sandstone (Permian) of Arizona, and their relevance for interpreting paleoenvironment, Rocky Mountains Geologist 57 (2): 99–115.

Abstracts vanuit het Coconino-onderzoek gepresenteerd op conferenties van de Geological Society of America

(1999) Whitmore, J.H., Peters, R.A., Reconnaissance study of the contact between the Hermit Formation and the Coconino Sandstone, Grand Canyon, Arizona, Geology Society of America Abstrats with Programs 31 (7): 235.
(2004) Whitmore, J.H., An alternative to the mud crack origin for sand-filled cracks at the base of the Coconino Sandstone, Grand Canyon, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 36 (5): 55.
(2005) Whitmore, J.H., Strom, R., Sandstone clast breccias, homogenized sand, and sand intrusions: evidence of substratal liquefaction in the basal Coconino Sandstone (Permian), Grand Canyon, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 37 (7): 440.
(2009) Baechtle, K.P., Whitmore, J.H., Characterization of sand in the Nebraska sandhills, Geological Society of America Abstracts with Programs 41 (7): 119.
(2009) Cheung, S.P., Strom, R., Whitmore, J.H., Garner, P.A., Occurrence of dolomite beds, clasts, ooids and unidentified microfossils in the Coconino Sandstone, Northern Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 41 (7): 119.
(2009) Whitmore, J.H., Strom, R., Petrographic analysis of the Coconino Sandstone, Northern and Central Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 41 (7): 122.
(2010) Cheung, S.P., Strom, R., Whitmore, J.H., Widespread dolomite in the Coconino Sandstone, Arizona, USA, Geological Society of America Abstracts with Programs 42 (5): 108.
(2010) Maithel, S.A., Whitmore, J.H., Textural analysis of the Coconino Sandstone, Chino Point, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 42 (5): 426.
(2010) Whitmore, J.H., Strom, R., Textural trends in the Coconino Sandstone, central and northern Arizona, USA, Geological Society of America Abstracts with Programs 42 (5): 428.
(2011) Emery, M.K., Maithel, S.A., Whitmore, J.H., Can compaction account for lower-than-expected cross-bed dips in the Coconino Sandstone (Permian), Arizona?, Geological Society of America Abstracts with Programs 43 (5): 430.
(2011) Whitmore, J.H., Forsythe, G., Strom, R., Garner, P.A., Unusual bedding styles for the Coconino Sandstone (Permian), Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 43 (5): 433.
(2011) Garner, P.A., Whitmore, J.H., What do we know about marine sand waves? A review of their occurrence, morphology and structure, Geological Society of America Abstracts with Programs 43 (5): 596.
(2012) Whitmore, J.H., Forsythe, G., Garner, P.A., Significance of parabolic recumbent folds in Permian Rocks, Sedona, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 44 (7): 556.
(2013) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Morphology of Avalanche beds in the Coconino Sandstone at Chino Wash, Seligman, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 45 (7): 126.
(2013) Anderson, C.J., Struble, A., Whitmore, J.H., Cheney, M., Micas in cross-bedded sandstones and their abrasional trends, Geological Society of America Abstract with Programs 45 (7): 128.
(2014) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., ‘Ripple Marks’, ‘Slump features’, and ‘Rainprints’ in the Coconino Sandstone near Ash Fork, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 46 (6): 768.
(2015) Anderson, C.J., Whitmore, J.H., Reinterpretation of Mt. Nebo Pointe sand injectite complex, Pittsburgh, PA, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 584.
(2015) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Morphological analysis of ‘grainflow’ cross-strata in the Coconino Sandstone (Permian), Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 589.
(2016) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Using textural trends to interpret cross-bed depositional processes in the Coconino Sandstone (Permian), Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 48 (7).
(2017) Brand, L.R., Maithel, S.A., Soft-sediment deformation features in the Permian Coconino Sandstone, Arizone, possibly produced by seismic activity, Geological Society of America Abstracts with Programs 49 (6).
(2017) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Along-dip textural trends in the Permian Coconino Sandstone from thin section and laser diffraction particle analysis, Geological Society of America Abstracts with Programs 49 (6).
(2017) Whitmore, J.H., Strom, R., Rounding of K-feldspar and quartz sand grains from beach to dune environments: implications for ancient sandstones, Geological Society of America Abstracts with Programs 49 (6).
(2018) Clendenon, C.L., Brand, L.R., Experimental trackways of isopods and millipedes under subaerial and subaqueous conditions: Paleoenvironmental implications for ichnites in fine-grained sandstone, Geological Society of America Abstracts with Programs 50 (6).
(2018) Brand, L.R., Polygonal cracks on bounding surfaces in the Permian Coconino Sandstone, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 50 (6).
(2018) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., New insights on cross-bed facies in the Permian Coconino Sandstone (Arizona, USA) from high-resolution scans and scanning electron microscopy, Geological Society of America Abstracts with Programs 50 (6).
(2019) Brand, L.R., Shear and clay drapes between cross-beds in the Permian Coconino Sandstone, Arizona, Geological Society of America Abstracts with Programs 51 (5).
(2019) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Differentiating the undifferentiatable? A classification of hard-to-distinguish dune stratification types in the Permian Coconino Sandstone, Geological Society of America Abstracts with Programs 51 (5).
(2019) Whitmore, J.H., Garner, P.A., Strom, R., Unexpected discoveries in the Coconino Sandstone (Permian, Arizona), Geological Society of America Abstracts with Programs 51 (5).
(2021) Maithel, S.A., Brand, L.R., Whitmore, J.H., Characterizing variation among prints interpreted as ‘raindrop impressions’ in the Permian Coconino Sandstone (Northern Arizona, USA), Geological Society of America Abstracts with Programs 53 (6).
(2021) Clendenon, C.L., Brand, L.R., Experimental trackways of scorpions, tarantulas, and crayfish under subaerial and subaqueous conditions: implications for determing water content of fine sand at the time of trackway, Geological Society of America Abstracts with Programs 53 (6).
(2021) Whitmore, J.H., A comparison of dip angles from ancient cross-bedded sandstones and modern eolian dunes, Geological Society of America Abstracts with Programs 53 (6).
(2022) Maithel, S.A., Nick, K.E., Brand, L.R., Freeze drying as a method for preparing randomly oriented clay mounts for x-ray diffraction (XRD) analysis, Geological Society of America 54 (5).

Abstracts vanuit het Coconino-onderzoek gepresenteerd op overige wetenschappelijke congressen

(1977) Brand, L.R., Coconino Sandstone (Permian) fossil vertebrate footprints – paleoecologic implications, AAPG Program and Abstracts: 66-67.
(1991) Brand, L.R., The influence of substrate characteristics on vertebrate trackways: Implications for systematic study on fossil tracks, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(1992) Brand, L.R., Kramer, J., Underprints of vertebrate and invertebrate trackways in the Coconino Sandstone (Permian) in Northern Arizona, The Paleontological Society Special Publications 6: 33.
(2016) Whitmore, J.H., Preliminary correlation and isopach map of the Pennsylvanian and Permian Sandstones of the western United States, Cedarville University Research and Scholarship Symposium.

Bachelor- en Mastertheses en Dissertaties vanuit het Coconino-onderzoek

(1977) Emtage, M.A., Modern invertebrate footprints compared with fossil footprints from the Coconino Sandstone (Permian), Masterthesis Loma Linda University.
(2019) Maithel, S.A., Characterization of cross-bed depositional processes in the Coconino Sandstone, Ph.D. Dissertation Loma Linda University.

Voetnoten