Home » Embryowet

Categorie archieven: Embryowet

Maaike Rosendal over te weinig kennis van abortus onder Nederlanders – Uitgelicht! 8 november 2023

Op 8 november 2023 was Maaike Rosendal van de CCBR te gast in het programma Uitgelicht! van Family7. Zij sprak in dit programma over het kweken van embryo’s voor onderzoek. Met dank aan Family7 staat deze video online en kunnen we deze via onze website delen.

Onder de video staat de volgende informatie:
“De Gezondheidsraad adviseert dat het onderzoek naar menselijke embryo’s wordt uitgebreid. Nu mogen embryo’s 14 dagen op kweek gezet worden, maar de Gezondheidsraad wil dat verdubbelen. Maaike Rosendal van het Canadian Centre for Bio-Ethical Reform.”

In deze uitzending wordt ook verwezen naar het debat tussen Maaike Rosendal en Rob Jetten in dezelfde week. Dit debat is hier terug te kijken.

Embryo-achtige structuren – Nabootsen zorgt voor gemengde gevoelens

In het Nederlands Dagblad (24-6 en 27-6) en in de Volkskrant (8-7) werd melding gemaakt van onderzoek waarbij in laboratoria embryoachtige structuren zijn ontstaan die de ontwikkeling van vroege menselijke embryo’s zouden nabootsen.

Men wil meer te weten komen over de allerprilste fase van het menselijk leven. Door ivf (in vitro fertilisatie – reageerbuisbevruchting) is al veel bekend over de eerste celdelingen na een bevruchting. Maar over de periode vanaf de veertiende dag na de bevruchting zijn minder gegevens bekend. Embryo’s die na ivf overblijven en beschikbaar zijn voor de wetenschap, mogen wettelijk niet verder tot ontwikkeling worden gebracht dan deze veertien dagen. En het kweken van embryo’s voor wetenschappelijke doeleinden is (nog) niet toegestaan. De fase na de veertiende dag is echter belangrijk
voor het ontstaan van verschillende weefsels in ons lichaam.

Bij een geslaagde innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder vindt na veertien dagen de zogenoemde “gastrulatie” plaats. Daarbij ontstaan drie “kiemlagen”: ectoderm (buitenste), mesoderm (midden) en endoderm (binnenste). Vanaf dat moment zijn de cellen niet meer “totipotent”: kunnen niet meer alles (toti) worden. Maar ze zijn nog wel “pluripotent”: ze kunnen tot veel verschillende (pluri) soorten cellen uitgroeien. Cellen in het ectoderm vormen huid, zenuwen of delen van bepaalde klieren. Endodermcellen vormen delen van de lever, alvleesklier en de bekleding van organen. Mesodermcellen vormen al het andere: spieren, bindweefsels, voortplantingsorganen, nieren enzovoorts. Maar door welke signalen wordt dit allemaal geregeld? En hoe kan het dat dertig tot zestig procent van de bevruchte eicellen niet eens dit stadium bereikt, omdat ze zich niet innestelen in de baarmoeder?

Onderzoek met embryoachtige structuren kan hier wellicht meer helderheid over geven. Tevens hoopt men hiermee de ivf-procedure te verbeteren én meer inzicht te krijgen in het ontstaan van ziektes. Bij spierziektes kunnen nu wel de spieren worden onderzocht, maar niet de voorlopercellen van spieren. Wel het hart, maar niet de ontwikkeling van een hart. En juist in die eerste ontwikkeling kan er van alles misgaan wat gevolgen heeft voor de gezondheid. In een embryoachtige structuur kan tijdens die ontwikkeling worden gekeken hoe genen functioneren, of ze “aan” of “uit” staan. Ook kan zo onderzoek worden gedaan naar de werking van medicijnen, zonder dat menselijke embryo’s of dierenembryo’s worden gebruikt.

Wat?

Een embryoachtige structuur is een ontwikkeling van menselijke lichaamscellen, maar geen compleet embryo. Hersenen, ruggenmerg en placenta ontbreken, waardoor het niet kan uitgroeien tot een mens en de levensduur beperkt is. Een belangrijk gegeven is dat deze “embryoïde” niet ontstaat uit het samengaan van een mannelijke en vrouwelijke geslachtscel, maar via een proces waarbij menselijke lichaamscellen (o.a. huidcellen) worden “teruggeprogrammeerd” naar pluripotente (stam)cellen die men vervolgens gericht kan laten ontwikkelen tot bijvoorbeeld spier-, hart- of bloedcellen. Er wordt dan geen gebruik gemaakt van embryonale stamcellen van een (rest)embryo, maar van “volwassen” lichaamscellen die worden teruggebracht tot de pluripotente staat. Ze gaan zich dus gedragen alsof ze zijn teruggekeerd in de tijd.

Er zijn inmiddels allerlei specifieke embryoachtige structuren gevormd die allemaal een klein stukje van de ontwikkeling van een embryo laten zien. Zo kan onderzocht worden hoe bijvoorbeeld spier-, hart-, of bloedcellen ontstaan. Doordat pluripotente stamcellen door de onderzoekers worden aangezet om (alleen) een specifieke soort van lichaamscellen te maken, kunnen deze embryoachtige structuren niet uitgroeien tot een volledig en levensvatbaar embryo.

Doen?

Als het gaat om een geheel van lichaamscellen dat niet kan uitgroeien tot een levende mens, hoeft er geen bezwaar te bestaan tegen het gebruik van embryoachtige structuren. Het kan een goed model zijn om te onderzoeken hoe bepaalde lichaamscellen zich gedragen in een bepaalde fase van ontwikkeling. Als zo kennis verkregen wordt over het ontstaan van ziekten, die vervolgens dan behandelbaar zouden worden, is dat winst. Als het zou gaan om onbehandelbare (genetische)
aandoeningen en de resultaten van onderzoek met embryoachtige modellen kunnen worden toegepast om een beginnende zwangerschap nog eerder af te breken (abortus), is er niets positiefs gewonnen. Het onderzoeksdoel moet dan ook primair gericht zijn op therapie (genezing) en niet op selectie (perfectioneren).

Tegelijkertijd is oplettendheid vereist dat het maken van een embryoachtige structuur niet gaat uitlopen op het “creëren” van beginnend mensenleven, zonder bevruchting via gameten (eicel en zaadcel, zoals bij ivf), maar door bovengeschetste methode van het “terugprogrammeren” van lichaamscellen naar gameten. Een wetenschapper is per definitie
nieuwsgierig, maar we hoeven niet de richting uit te gaan dat we zelf het ontstaan van nieuw menselijk leven technisch volledig in de vingers willen krijgen. “Als God zijn” lijkt vaak een zegen, maar is een vloek. Het ontstaan van leven onderzoeken is prachtig. Dat we technisch zo veel kunnen is ook geweldig. De grens ligt daar waar het van embryo-achtig naar echte embryo’s gaat, die vervolgens na onderzoek vernietigd worden. De grens ligt ook daar waar het van het ontvangen van een nieuw mensenkind gaat, naar het volledig zelf willen maken (produceren) en selecteren van beginnend menselijk leven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Leef Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Heusinkveld, B.J., 2023, Embryo-achtige structuren. Nabootsen zorgt voor gemengde gevoelens, Leef 39 (3): 16-17 (artikel).

Wat iedere christen zou moeten weten over aanpassing embryowet

Momenteel buigt de Tweede Kamer zich over kabinetsvoorstellen tot herziening van de embryowet. De huidige embryowet trad op 1 september 2002 in werking. In deze wet worden handelingen met menselijke geslachtscellen en embryo’s geregeld. Deze wet is inmiddels driemaal geëvalueerd, namelijk in 2006, 2012 en recent in 2021. Achtergrond is mede dat veel onderzoekers en politici de wet te beperkend vinden, met name ten aanzien van het ‘kweken’ van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. Gebruikmakend van de derde evaluatie komt minister Kuipers nu met concrete voorstellen voor aanpassing van de embryowet.

Embryo’s en ELS

Een belangrijke wijziging betreft de definitie van ‘embryo’. Deze is nu “cel of geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens.” Een probleem hiermee is dat een niet levensvatbare vrucht dan mogelijk niet onder deze definitie zou vallen en dus niet door de wet beschermd zou worden. Verder is het inmiddels mogelijk om in het laboratorium ‘embryo-achtige structuren’ (Engelse afkorting, ELS) te laten groeien. Dergelijke ELS zijn zichzelf organiserende structuren die men kan laten groeien uit stamcellen (cellen die nog tot alle weefsels van het lichaam kunnen uitgroeien). Die ELS kunnen vervolgens, naar het lijkt, de ontwikkeling van een embryo geheel of gedeeltelijk nabootsen. De minister wil dergelijke structuren ook laten vallen onder de embryowet, zodat regeling van dat onderzoek mogelijk is. Dat is op zich een goede zaak. Maar hierbij doen zich wel problemen en vragen voor.

Ten eerste is, voor zover ik weet, nog niet duidelijk of het inderdaad mogelijk zal zijn ELS te laten groeien die de ontwikkeling van een gewoon embryo geheel kunnen nabootsen en dus tot de geboorte van een kind zouden kunnen leiden. Vervolgens wordt de vraag welke ELS, vanaf welk ontwikkelingsstadium, dat zouden kunnen. Met andere woorden, is dat onderscheid tussen ELS die wel en die niet de ontwikkeling van een gewoon embryo geheel kunnen nabootsen, in de praktijk van het onderzoek wel te maken? Als een ELS niet tot embryo kan uitgroeien, behoeft die niet als embryo beschermd te worden; dergelijk onderzoek kan dienstig zijn voor de voortgang van waardevolle medische kennis. Maar ELS die wel als embryo kunnen gaan uitgroeien, zouden ook als embryo beschermd moeten worden.

Hier stelt de minister een stap voor met grote ethische implicaties. Hij wil namelijk het kweken van ELS die vanaf een bepaald moment als menselijk embryo kunnen uitgroeien, onder voorwaarden gaan toestaan. In feite zou dan sprake zijn van een vorm van kweken van embryo’s voor onderzoek; dit is nu verboden en dit zou volgens coalitie-afspraken in deze kabinetsperiode ook niet veranderen. Dit verbod blijft wel gehandhaafd voor het kweken van embryo’s via bevruchting in het laboratorium. Als het evenwel mogelijk blijkt om via ELS embryo’s te kweken dan zou het verbod daarop met dit voorstel feitelijk zijn opgeheven. Een menselijk embryo moet mijn inziens gezien worden als een zich belichamend mens met potenties en niet slechts als een potentieel mens. Het tot stand brengen hiervan voor onderzoek waarbij het teloorgaat, acht ik ethisch niet aanvaardbaar. (Voor uitvoeriger argumentatie zie Morgen wordt alles beter, in het bijzonder hoofdstuk 11). Overigens zou deze ethische positie ook op basis van voorzichtigheid verdedigd kunnen worden als men onzeker is over het menszijn van het menselijke embryo.

Kiembaan genetische verandering

Een tweede belangrijke punt in de kabinetsvoorstellen betreft het onderzoek naar genetische modificatie in de kiembaan, dit is vanaf het begin van de ontwikkeling van een individu. Door nieuwe DNA-technologie, met name crispr-cas, kunnen wijzigingen in het DNA op een veel nauwkeuriger en veiliger manier worden aangebracht dan voorheen. Daarmee zouden genen met een fout die leidt tot een ernstige ziekte ‘gerepareerd’ kunnen worden. Als dit gebeurt in het kader van de voortplanting zou in principe een genetische aandoening uit de familie gehaald kunnen worden. Op zich zou dat een wenselijk resultaat zijn. De risico’s worden vooralsnog te groot geacht om dit al bij mensen te gaan toepassen. Maar de minister stelt wel voor onderzoek daarnaar te gaan toestaan.

Een belangrijke vraag is dan of dat kan zonder dat menselijke embryo’s voor onderzoek gekweekt en gebruikt gaan worden. Zo niet, dan doet zich het bovengenoemde ethische probleem weer voor. Mogelijk kan dergelijk onderzoek plaatsvinden met ELS die zich niet als embryo kunnen ontwikkelen; daarvoor zou het ethisch probleem van embryo-verbruik niet gelden. Wel blijft de meer fundamentele vraag of we de techniek van genetische verandering in de menselijke geslachtslijn en dus ook in diens eventuele nageslacht, wel moeten nastreven. Geeft dat niet een macht die de mens niet aan zou kunnen, in de zin dat die ook verkeerd gebruikt zou gaan worden?

Mijns inziens is verdere bezinning en gesprek hierover zeer gewenst. Een argument hiervoor ligt ook in het Europese verdrag over Mensenrechten en biogeneeskunde (Oviedo Convention, 1997), dat in artikel 13 expliciet stelt een interventie gericht op het veranderen van het menselijke genoom niet is toegestaan. Overigens heeft Nederland dit verdrag wel ondertekend maar, in tegenstelling tot veel andere landen, niet bekrachtigd.

Mens-dier combinaties

Ook op het gebied van het groeien van mens-dier combinaties (chimaeren) doet de minister voorstellen. De belangrijkste vorm daarvan in wetenschappelijk onderzoek betreft het inbrengen van menselijke stamcellen in embryo’s van dieren. Op die manier zouden bepaalde organen in dat dier (vrijwel geheel) uit menselijke cellen bestaan. Een dergelijk orgaan kan dan dienen als donororgaan voor een patiënt die dat nodig heeft. Ik snap dat de minister dat onderzoek niet wil regelen in de Embryowet omdat het niet over menselijke embryo’s gaat; hij wil dit regelen in de Wet op de Dierproeven (Wod) en de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl). Op zich wel wat voor te zeggen.

Mijn bezwaar tegen het huidige kabinetsvoorstel is evenwel dat men de ethiek bij dit onderzoek beperkt tot overwegingen van medisch nut en veiligheid. Duidelijk is dat in het ideale geval deze techniek patiënten die een donororgaan nodig hebben, kan helpen en eventueel zelfs in leven houden. Of het ooit echt veilig zou kunnen, is de vraag maar daarnaar kan onderzoek gedaan worden voordat patiënten behandeld gaan worden. Maar mijns inziens dient ook op dit punt een bredere bezinning plaats te vinden in de samenleving. Wat gaat het fokken van ‘mengwezens’ en het gebruik van menselijke organen uit dieren doen met ons beeld van mensen en dieren? Zou dat niet het beeld bevorderen van ons lichaam als een vehikel voor ons ‘ik’ dat op allerlei manieren als instrument van dat ‘ik’ bewerkt kan worden? In plaats van dit onderzoek zou ik liever het onderzoek naar het kweken van (mini)-organen in het laboratorium bevorderen; dat lijkt veelbelovende behandelmogelijkheden te kunnen gaan bieden.

Tot slot

We zien in de voorgenomen aanpassingen van de Embryowet dus zowel elementen die we als voortgang kunnen zien, als plannen die grote voorzichtigheid vragen en voorstellen waartegen ik principieel verzet wil aantekenen omdat de realisering ervan een volledige instrumentalisering zou inhouden van prille en kwetsbare mensenlevens.

Tussen de twee wereldoorlogen in dichtte de Engelse dichter T.S. Eliot in zijn werk ‘The Rock’ (1934) onder meer de volgende zinnen: Where is the Life we have lost in living? Where is the wisdom we have lost in knowledge? Where is the knowledge we have lost in information (Waar is het Leven dat we verloren in het leven? Waar is de wijsheid die we verloren in kennis)? De wetenschappelijke voortgang in onderzoek met betrekking van het levensbegin van mensen is veel wijsheid nodig. Het lijkt er evenwel op dat onze samenleving blijft kiezen voor (een bepaald soort) kennis en informatie ten koste van wijsheid. Laten ook christenen meedoen in deze bezinning en discussie in het licht van Psalm 111:10.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Een nieuwe categorie van menselijk leven: kweekembryo’s

D66 en VVD willen de embryowet moderniseren. En u mag meepraten. Daarom is begin deze week de consultatieronde geopend voor het initiatiefvoorstel dat het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek mogelijk wil maken. Onderzoek doen met en de vernietiging van embryo’s staan haaks op de bescherming die een embryo verdient. Daarbij is het naïef om te denken dat grenzen aan de toelaatbaarheid niet zullen verschuiven. Dit voorstel moet daarom zo snel mogelijk van tafel.

Van onderzoek met restembryo’s naar onderzoek met kweekembryo’s

Op dit moment is het in Nederland nog niet toegestaan om embryo’s te kweken, speciaal voor onderzoek. Wel mag er in Nederland medisch-wetenschappelijk onderzoek gedaan worden op embryo’s die overblijven na een ivf-behandeling. Deze embryo’s hebben de kille aanduiding ‘restembryo’s’ gekregen en worden na het onderzoek weer vernietigd. Kweekembryo’s zijn embryo’s die speciaal gecreëerd worden met als enkel doel om onderzoek op te verrichten. Hiermee ontstaat een nieuwe categorie van menselijk leven: leven dat vanaf het eerste moment is bestemd om als testmateriaal gebruikt te worden. Als het kweken van embryo’s enkel voor onderzoek toegestaan wordt, gaat er een wissel om.

Voorstanders van het wetsvoorstel zien zo’n omslag als een vooruitgang. Restembryo’s zijn vaak al enkele dagen oud als zij gedoneerd worden aan de wetenschap. Daardoor is het nu niet mogelijk om de eerste stadia van de menselijke ontwikkeling te volgen. Kweekembryo’s zouden hiervoor een oplossing bieden, want het moment van de bevruchting is dan al onderdeel van het onderzoek. Als het kweken van embryo’s zou worden toegestaan, kunnen onderzoekers meer inzicht krijgen in de processen rond de bevruchting, in de vroege embryonale ontwikkeling en in het ontstaan van ziekten. Dit kan nuttig zijn bij het (door)ontwikkelen van nieuwe of bestaande vruchtbaarheidstechnieken of het voorkomen van ernstige gezondheidsproblemen.

Ooit waren u, jij en ik allemaal een embryo

Lijden tegengaan is mooi, maar tegen welke prijs? In het geval van embryo-onderzoek moeten er embryo’s worden opgeofferd. En die prijs is te hoog. Embryo’s zijn de jongste vorm van het menselijk leven en heel bijzonder. Bij de bevruchting vermengt het genetische materiaal vanuit de eicel en de zaadcel en ontstaat er een nieuw schepsel. Niet het formaat, het ontwikkelingsniveau, de omgeving of mate van afhankelijkheid bepaalt de waarde van dit menselijk leven, maar het menselijk-zijn in zichzelf. Het embryo, hoe klein ook, heeft al typisch menselijk DNA dat informatie bevat over bijvoorbeeld ziekten en haarkleur. Ooit waren u, jij en ik allemaal een embryo. De embryonale periode hoort helemaal bij de levenscyclus van een mens, net als de puberteit en de peuterfase. Daarom moeten we een embryo niet onderwaarderen, maar zien in de eenheid van het menselijk bestaan. En als christenen geloven we dat God zich vanaf het prille begin al bezighoudt met nieuw leven. Zelfs het vormeloos begin van leven ziet Hij al. Dat zijn allemaal redenen om te zeggen: ga voorzichtig om met menselijk leven en blijf weg van de randen. Embryo’s opofferen voor onderzoek is een schending van hun fundamentele beschermwaardigheid.

Risico op grensverschuiving

Ook als je anders aankijkt tegen de waarde van het embryo, valt er tegen embryokweek veel in te brengen. Een belangrijke vraag is waar eicellen om embryo’s te kweken vandaan zullen komen. De eicellen kunnen alleen verkregen worden als vrouwen ze doneren, maar het promoten van eiceldonatie is ethisch zeer omstreden. Een ander bezwaar zit hem in de onderzoeksdoelen. Niet voor niets halen voorstanders van embryokweek vaak het voorbeeld van ivf aan als waardevolle toepassing. Ivf spreekt tot de verbeelding: bijna iedereen kent iemand in zijn/haar omgeving die teleurstelling heeft moeten verwerken in een ivf-traject of juist vol blijdschap een kind kreeg. Maar het is belangrijk om te beseffen dat het toestaan van embryokweek de deur openzet naar allerlei onderzoeken. Ook onderzoek dat gevoelig ligt en grote nieuwe dilemma’s met zich meebrengt.

Opvallend daarin is dat er in het conceptwetsvoorstel formuleringen gebruikt worden die voor allerlei interpretatie vatbaar zijn. Zo staat er bijvoorbeeld dat alleen onderzoek toegestaan wordt waarbij het ‘redelijkerwijs aannemelijk is dat het onderzoeksdoel […] in verhouding staat tot de bezwaren tegen het speciaal voor onderzoek tot stand brengen van embryo’s’ en dat onderzoek toelaatbaar is wanneer het geschaard kan worden onder het terrein van ‘onvruchtbaarheid, kunstmatige voortplantingstechnieken, erfelijke of aangeboren aandoeningen of het terrein van de transplantatiegeneeskunde’. Deze brede, vage formuleringen bieden geen verzekering dat heldere grenzen, nu en in de toekomst, gehandhaafd blijven.

Wetende dat de wetenschappelijke nieuwsgierigheid groot is, baart het voorgestelde wettelijk kader ons dan ook grote zorgen. Er ligt er nog een scala aan interessante onderzoeksvragen als het gaat om het ingrijpen in embryo-DNA om erfelijke ziekten te voorkomen. Maar ik wil ook wijzen op recent nieuws dat er levende muizenpups zijn voortgekomen uit bewerkte cellen van twee mannetjesmuizen2. Experts vertellen dat dit nieuwe wegen opent en dat het in de toekomst misschien mogelijk is dat over menselijke, mannelijke koppels een genetisch eigen kind kunnen krijgen. Technisch is er veel te onderzoeken en is er veel mogelijk. Als je de brug over bent om embryokweek toe te staan, dan zijn er altijd nobele en interessante doelen te bedenken waarom méér kweek mogelijk zou moeten zijn en waarvoor grenzen opgerekt zouden moeten worden. En dat zou betekenen: meer embryo’s die verloren gaan en meer maakbaarheidsstreven. De vraag is wanneer dat zijn tol gaat opeisen.

Grenzen aan maakbaarheid

Het wetsvoorstel om embryokweek mogelijk te maken is nu nog een concept. Deze kabinetsperiode bereiden D66 en VVD de wet voor, om er in een nieuwe regeerperiode over te debatteren en te stemmen. We hebben nu nog tijd om onze stem te laten horen. Er ligt een grote verantwoordelijkheid om deze ruimte te gebruiken en om op te komen voor de beschermwaardigheid van al het menselijk leven. Leven creëren om dit naar jouw wens te onderzoeken en vervolgens te vernietigen: die prijs is te hoog.

Luistert u liever dan dat u leest. Hier is Yvonne Geuze in het programma ‘Uitgelicht’, waar zij spreekt over deze kweekembryo’s.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Yvonne Geuze (MSc.) over embyro’s kweken voor onderzoek – Uitgelicht! 9 mei 2023

Op 9 mei 2023 was Yvonne Geuze-van Horssen (MSc.) van de NPV te gast in het programma Uitgelicht! van Family7. Zij sprak in dit programma over het kweken van embryo’s voor onderzoek. Met dank aan Family7 staat deze video online en kunnen we deze via onze website delen.

Onder de video staat de volgende informatie:
VVD en D66 willen dat het mogelijk wordt om embryo’s te kweken speciaal voor wetenschappelijk onderzoek. Dat staat in een initiatiefwet die ze gisteren hebben gepresenteerd. Welke ethische bezwaren liggen hier ten grondslag?

Mensen kweken voor wetenschap botst met christelijke ethiek

Misschien dreigt voor het ongeboren leven een groter gevaar dan abortus: vernieuwde wetgeving opent de deur naar het kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek.

Op 8 mei dienden D66 en VVD een initiatiefwet in om het kweken van embryo’s mogelijk te maken (RD 9-5). Dit hing al in de lucht, maar nu wordt een concrete volgende stap gezet. Dat is zowel een politiek gevoelige als een vanuit medisch-ethisch oogpunt catastrofale stap. Ontluikend menselijk leven wordt opgeofferd aan de wetenschap.

De fractieleiders van D66 en VVD benadrukten op 8 mei in opinieprogramma Op1 dat het is gericht op verbetering van de zorg. Dat is een nobel doel, maar rechtvaardigt niet het creëren en inzetten van menselijk leven als onderzoeksmateriaal. Het medisch-ethisch debat cirkelt rond de vraag die de initiatiefnemers zelf ook stellen in de memorie van toelichting bij hun initiatiefwet: „Het recht op leven en de beschermwaardigheid van het embryo zien op een afweging tussen deze twee waarden en het belang van wetenschappelijk onderzoek.”

Gericht op relatie

Vijf overwegingen bij het wetsvoorstel, waarbij ik aansluit op punten die naar voren komen in de initiatiefwet en de bijbehorende memorie van toelichting:

  • Menselijk leven creëren en inzetten als onderzoeksmateriaal devalueert de waarde ervan. De mens heeft bestaansrecht. Het lijkt me in strijd met de menselijke waardigheid om impliciet te ontkennen dat het leven een doel heeft en daarom geïnstrumentaliseerd, als louter middel, kan worden ingezet.
  • Het doel van het menselijk leven kun je verwoorden als relatiegericht. Dat laat het scheppingsverhaal zien. De mens verhoudt zich tot de Ander (God), het andere (de schepping) en de anderen (de mensen). Embryokweek conflicteert met de belijdenis dat God het leven wil en de mens leeft tot eer van de Schepper. Niet alleen de relatie Schepper-schepsel wordt verstoord (Psalm 139), ook de intermenselijke verhoudingen zijn zoek. Een eerste blijk van de mens als relationeel wezen is dat nieuw leven bij een goede ontwikkeling al binnen 48 uur met de moeder communiceert (”early pregnancy factor”). Van relationeel leven is in het proces van kweek-onderzoek-vernietiging van embryo’s weinig sprake. Ontwikkelingen die de relatiegerichtheid tenietdoen, moeten ontmoedigd worden.
  • In een mogelijk nieuwe definitie van ”embryo” neemt men, in navolging van de in oktober 2022 gepubliceerde evaluatie van de embryowet, de ontstaanswijze als uitgangspunt. Positief hieraan is dat enkele nieuwe technieken hierdoor ook onder de embryowet gaan vallen. Het eerdergenoemde doelperspectief wil ik hier echter naast zetten. Wat is het doel van het leven? Hoe liberaal is het eigenlijk dat beginnend leven niets heeft in te brengen en al wordt vernietigd voordat het tot bewustzijn komt? Hoe autonoom is het nieuwe leven?
  • De wegen van het seculier-liberale denken en het christelijke denken gaan uiteen op mensvisie. Dat blijkt er ook uit dat bij de definitie van ”embryo” (volgens het wetsvoorstel) „het vermogen uit te groeien tot een mens” richtinggevend is. Deze visie vertolkt ook klinisch embryoloog Mastenbroek. In een artikel op RTLnieuws.nl (8-5) wijst hij erop dat embryo’s de eerste dagen na bevruchting nadrukkelijk nog niet zijn uitgegroeid tot foetussen. „We hebben het niet over een foetus, dus iets met een hoofdje en armpjes en beentjes. Dat komt pas weken later. Dit gaat over de heel vroege embryo’s, het gaat over een klompje van enkele cellen.” Volgens het christelijk-ethische denken is er daarentegen vanaf de bevruchting sprake van een nieuw mens. Een klompje cellen, maar wel bezield en dus een uniek mens met een eigen identiteit en DNA-structuur.
  • In de argumentatie ligt het accent op het belang van wetenschappelijk onderzoek. Overheid en politiek beogen een voortrekkersrol bij nieuwe technieken inzake voortplantingskunde. Overheid, politiek en wetenschap zijn zo niet strikt gescheiden.

Gebed

Mensen kweken om het binnen enkele weken te vernietigen als onderzoeksmateriaal moet vanuit het perspectief van christelijke ethiek scherp en principieel worden afgewezen. Schreeuw om Leven spant zich hiervoor in, maar er is meer nodig. Is het zondag ook in uw kerk een gebedspunt of de goede God dit kwalijke plan wil keren?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Alderliesten, A., 2023, Mensen kweken voor wetenschap botst met christelijke ethiek, Reformatorisch Dagblad 53 (34): 33 (artikel).

Beslis niet te snel over embryo-onderzoek

Vóór nieuwe stappen gezet worden in onderzoek met embryo’s structuren, is het van belang om ethische vragen te doordenken, om menselijk leven te beschermen.

Onderzoekers hebben de mogelijkheid ontwikkeld embryoachtige structuren te maken die de ontwikkeling van een embryo nabootsen. Dat stelt beleidsmakers en wetgevers voor lastige dilemma’s, in het bijzonder met betrekking tot beschermwaardigheid van ongeboren leven. Dat blijkt ook uit de reactie van minister Kuipers op de derde wetsevaluatie van de Embryowet (ND, 18 oktober). Het is goed als de minister zich op de beschermwaardigheid van ongeboren leven bezint vóór verder stappen worden ondernomen.

Beschermwaardig?

De Embryowet is tot stand gekomen met het oog op de beschermwaardigheid van het embryo. Maar er wordt verschillend gedacht over de mate van die beschermwaardigheid. Dat blijkt ook uit de derde evaluatie van deze wet. Daarin wordt beargumenteerd dat er onevenredig veel aandacht uitgaat naar de beschermwaardigheid van het ongeboren leven ten opzichte van andere belangen zoals voortgang van wetenschappelijke ontwikkelingen. In de discussie over ethische dilemma’s is dat een prominent probleem. Mag je embryo’s kweken om onderzoek vooruit te helpen en uiteindelijk mensen met ernstige aandoeningen te helpen, als dat ten koste gaat van pril menselijk leven? Nee, het doel heiligt niet de middelen. Het middel ís hier bij wijze van spreken heilig. Het is onwenselijk dat menselijk leven gecreëerd wordt om instrumenteel te gebruiken. Dat staat haaks op het doel van de embryowet.

De minister stelt in zijn antwoord op de evaluatie van de Embryowet voor om de definitie van ‘embryo’ te veranderen. De huidige definitie gaat uit van de potentie om uit te groeien tot mens. De nieuwe definitie omvat de verschillende manieren waarop een embryo tot stand kan komen en sluit alle stadia van de ontwikkeling in. Hierin volgt de minister de wetsevaluatie. Maar in de verdere uitwerking van wat dan onder de definitie valt wordt een zoektocht zichtbaar naar wat een embryo is en wat niet, wat wel en niet beschermwaardig is. Dat legt een belangrijk probleem bloot van het zelf tot stand willen brengen van menselijk leven of dat willen nabootsen.

Dragers van waarde

De vraag is vervolgens hoe lang je gekweekte embryo’s of structuren wilt laten doorontwikkelen. Die vraag is in het bijzonder prangend bij het voorstel van de minister om een embryoachtige structuur die een intact embryo nabootst op te nemen in de definitie van embryo. Deze structuren worden wél tot stand gebracht voor onderzoeksdoeleinden, iets wat voor ‘klassieke’ embryo’s verboden is. Dat schuurt. Dat geldt ook voor het onderscheid dat de minister maakt tussen intacte en niet-intacte embryo’s. Met niet-intact bedoelt hij structuren die niet de volledige ontwikkeling van een embryo kunnen doormaken. Hij wil dat nog verder laten specificeren. Maar is dit onderscheid zo zwart-wit te maken? Is het niet eerder een praktisch onderscheid ten dienste van het onderzoek? Of is er ook een fundamenteel onderscheid te maken? Zijn de structuren verschillend omdat ze verschillend zijn in waarde? Dit zijn vragen die doordacht moeten worden. Waarom niet een pas op de plaats en eerst bezinnen op de weg die wordt ingeslagen?

Het is nastrevenswaardig alternatieven te zoeken voor het kweken van embryo’s puur voor onderzoek. Als het mogelijk is om structuren te ontwikkelen die verschillende aspecten van de ontwikkeling van een embryo kunnen nabootsen dan is dat een veelbelovend alternatief. Maar dat mag niet een verschuivende grens van beschermwaardigheid van beginnend leven tot gevolg hebben. Daarvoor zijn de resultaten van de onderzoeken nog te onzeker en de waarde van het leven te groot.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De bronvermelding luidt: Kater-Kuipers, A., 2022, Beslis niet te snel over embryo-onderzoek, Nederlands Dagblad 78 (21.195): 14 (artikel).