Home » Debat

Categorie archieven: Debat

Persoonlijke reflectie naar aanleiding van het artikel tot overbrugging van de verschillen

Noot van de redactie: Het artikel waar op gereflecteerd wordt is hier samengevat door Nathan van Ree

De wetenschappelijke status van de evolutietheorie kan, zo betogen Madueme en Wood, niet onbevangen worden beoordeeld; geloofsovertuiging zal hierbij altijd een rol spelen. Hoe evident dit is, blijkt voor mijzelf uit persoonlijke ervaring. Opgegroeid met ‘de schepping’ als ontstaansgeschiedenis, ‘wist’ ik dat een ander ontstaansidee zoals ik dat al op de basisschool tegenkwam – de evolutietheorie – niet juist was. Pas veel later kwam ik christenen tegen die de evolutietheorie omarmden (of misschien beter gezegd: die deze omarming duidelijk maakten), en dat was wat mij betreft nogal verbazingwekkend. Niet vanwege enige status die ik verleende aan de evolutietheorie op zich (wat wist ik daarvan?), maar simpelweg omdat in de Bijbel zo overduidelijk heel iets anders staat. Van ‘creationisme’ had ik nog nooit gehoord.

Dit neemt evenwel niet weg dat ik mij ook niet voor kon stellen dat alles ‘vanzelf’ ontwikkeld is van eencellige tot mens en wat al niet meer. Niet vanwege wetenschappelijke kennis op dit vlak, maar simpel gezond verstand. Inmiddels, meer ingelezen en ingelicht door bepleiters van deze theorie alsmede tegenstanders ervan, merk ik dat acceptatie van de evolutietheorie bij mij uiteindelijk niet significant is toegenomen (uiteindelijk, want er is wel een periode geweest dat ik – ongehinderd door veel ter zake doende kennis – meende dat de evolutietheorie wel juist moest zijn, simpelweg vanwege de bevestiging ervan via vrijwel alle kanalen, zowel fictie als non-fictie). Hoewel Madueme en Wood aantonen dat het idee van gemeenschappelijke afstamming al stevig stond vóór invulling van de manier waarop deze tot stand zou moeten zijn gekomen, staat voor mij persoonlijk het ontbreken van een adequaat en plausibel mechanisme hiervoor de acceptatie ervan sterk in de weg. Tenzij deze gemeenschappelijke afstamming doelbewust en gestuurd is, maar dan werpt de vraag zich op: door wie of wat? En zo nog meer vragen.

Wat niet is, kan echter nog komen, en wellicht dient een plausibel mechanisme zich vandaag of morgen aan. De acceptatie van de evolutietheorie vanuit wetenschappelijke invalshoek kan wat mij betreft in principe dus nog best aan de orde zijn. Ik ben niet meer dan een redelijk geïnformeerde leek op dit gebied en niet ongevoelig voor wat deskundigen zeggen. Dat gezegd hebbende, is wat die tot dusver (in debatten of op andere wijze) te berde hebben gebracht voor mij, vanuit deze invalshoek bezien, niet heel erg overtuigend geweest. Wat empirisch kan worden hardgemaakt, valt eigenlijk altijd wel te rijmen met evolutie binnen geschapen groepen. De rest komt eigenlijk altijd weer neer op invulling vanuit het uitgangspunt zelf.

Maar wat te zeggen van de andere invalshoek: de theologische? Geldt hier niet hetzelfde: kan ook hier geen nog te ontdekken interpretatie van de Bijbelse ontstaansgeschiedenis leiden tot acceptatie van de evolutietheorie, of wellicht beter gezegd: tot het slechten van theologische bezwaren hiertegen? In principe uiteraard wel. Alleen ook hier: hoe groot is de kans dat die er nog komt? Wat ik tot dusver heb gehoord en gelezen dat ingaat tegen de klassieke interpretatie, bijvoorbeeld de geschriften van door Madueme en Wood genoemde Gijsbert van den Brink, hebben míj niet kunnen overtuigen. In hoeverre dat aan de geschriften zelf ligt of aan mijn bevooroordeeldheid is echter lastig in te schatten, en ongetwijfeld speelt het laatste een rol.

Toch geldt wat mij betreft ook hier: het gaat wat de voorkeur voor de ‘juiste’ ontstaansgeschiedenis betreft uiteindelijk om welke juist is, niet om welke gewenst is. Als ik ervan overtuigd word dat de evolutietheorie juist is vanuit wetenschappelijke invalshoek, zal dat moeten leiden tot herinterpretatie van de Bijbel. Als ik er andersom vanuit Bijbelse (of theologische, laten we voor het gemak hier even geen onderscheid maken) invalshoek van overtuigd word dat er sprake moet zijn van een evolutionaire ontstaansgeschiedenis, zal ik wellicht geneigd zijn ook de wetenschappelijke interpretaties aangaande evolutie voor lief te nemen. Of er ontstaat een derde situatie: ik concludeer dat zowel de wetenschappelijke duiding als de klassieke Bijbelse uitleg juist zijn en verwerp dan de laatste, en daarmee de Bijbel als bron van waarheid. Ik denk dat dit is wat er in de praktijk het vaakst gebeurt (maar kan het mis hebben).

Madueme en Wood stellen dat het beter is de dialoog op te zoeken en de ander te proberen te begrijpen, dan de hakken in het zand te zetten en er een loopgravenoorlog van te maken. Dit is een Bijbelse instelling: heb uw naaste lief als uzelf. Het moeilijke zit hem denk ik, in elk geval gedeeltelijk, in het fenomeen groepsdenken. Wie (zoals ik) uitgaat van de Bijbelse schepping (op welke gronden dan ook), komt al snel in het kamp terecht van de ‘creationisten’, wie er anders instaat in dat van de ‘evolutionisten’. En dan kan het al snel gaan als bij de voetbalsupporter die doordeweeks weldenkend en vriendelijk met iemand van ‘de andere club’ kan omgaan, maar op zondagmiddag in het stadion haast op voet van oorlog met dezelfde persoon lijkt te leven. Het wij-zij-denken wordt versterkt doordat je leest wat jouw kamp schrijft, hun debatten volgt en hun bijeenkomsten bezoekt. Je hoort bij een groep (of voelt dat in elk geval zo) en neemt, bewust of onbewust, steeds meer van het groepsdenken over. Argumenten die je zelf nooit zou hebben bedacht, gebruik je nu alsof het de jouwe zijn en invulling van details omtrent schepping en zondvloed (bariminologie, catastrophic plate tectonics, noem het maar) gaan als je niet oppast een eigen leven leiden als dogma.

Binnen de groep kan hier zoveel onenigheid over ontstaan, dat er sprake is van onderling gebakkelei en zelfs uitsluiting. Ik denk aan bijvoorbeeld Barry Setterfield, die er binnen de creationistische gemeenschap afwijkende ideeën op na houdt en derhalve vrijwel alleen staat, maar ook aan de niet malse kritieken die hier besproken Todd Wood heeft moeten incasseren vanwege zijn ‘te milde’ houding jegens de ‘evolutionisten’. Beiden hebben hun ideeën overigens stevig onderbouwd, maar hiervan wordt wellicht niet voldoende kennis genomen door de gemeenschap. Hoe ik hier zelf in sta wisselt. Wat mij betreft gaat het om wat juist is, niet om wat populair is. Wat dit proces van waarheidsvinding bemoeilijkt, is denk ik het gevoel deel uit te maken van een bepaalde gemeenschap, waarin bepaalde overtuigingen heersen. Hoe moeilijk dat echter ook kan zijn, het behoren tot ‘de groep’ moet niet het belangrijkste doel worden als het gaat om waarheidsvinding.

Concluderend lijkt het mij dat het je hier bewust van zijn misschien de basis kan vormen voor de door Madueme en Wood voorgestane dialoog. Wanneer we het groepsdenken even loslaten en een serieuze poging doen zo onbevangen mogelijk de argumenten van de ander aan te horen en af te wegen, kan hier denk ik meer worden bereikt dan wanneer we overtuigd van het eigen gelijk (hoe zeer we dat misschien ook zijn) het gesprek ingaan. De ander daarbij zien als gesprekspartner in plaats van tegenstander zal wederzijds begrip en wederzijdse toenadering ongetwijfeld ten dienste zijn. Of die behoefte er is, zal per persoon verschillen, maar wellicht hebben Madueme en Wood een punt als zij dit als een Bijbelse plicht zien.

Het overbruggen van ideologische kloven: waarom christenen het onderling nog steeds oneens zijn over evolutie en wat er daaraan moeten doen

Een samenvatting van het artikel:Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It’ (2024) van Hans Madueme en Todd Charles Wood (Scienta et Fides 12 (1):189-213).

Hans Madueme (Covenant College, Lookout Mountain, Georgia) en Todd Wood (Core Academy of Science, Dayton, Tennessee) hebben onlangs in een artikel in Scientia et Fides, een wetenschappelijk tijdschrift dat publiceert over het raakvlak wetenschap en religie, de onenigheid onder christenen besproken over de wetenschappelijke status van de evolutietheorie: Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It. Hiermee reageren zij op een analyse van Gijsbert van den Brink, Jeroen de Ridder en René van Woudenberg (alle drie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam) met de titel The Epistemic Status of Evolutionary Theory, in 2017 verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Theology and Science, dat hetzelfde raakvlak heeft.

Ter introductie stellen Madueme en Wood dat, hoewel de wetenschappelijke consensus evolutie als ‘feit’ bestempelt, zowel oude- als jongeaardecreationisten het oneens zijn met de gangbare naturalistische duidingen van de evolutietheorie. Niettemin is de afgelopen decennia een andere trend zichtbaar geworden: de omarming van de evolutietheorie door christenen, zoals gepropageerd door de Amerikaanse organisatie The BioLogos Foundation. Ondanks deze beweging, zo stellen Madueme en Wood, zijn christenen het nog steeds oneens over evolutie. De auteurs betogen dat binnen dit interpretatieconflict filosofische en theologische uitgangspunten een rol spelen in onze evaluatie van wetenschappelijke claims en de wetenschappelijke status van evolutie. Zij constateren een gebrek aan erkenning van de rol van de religieuze dimensie als het gaat om de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs voor evolutie.

De epistemische status van evolutie

Aangezien diverse soorten bewijs zo dwingend lijken te pleiten voor evolutie (fossielen, anatomie, embryologie, genetica en de geografische verspreiding van soorten voor gemeenschappelijke afstamming, waarnemingen in de natuur, experimenten in laboratoria en simulaties via computers voor natuurlijke selectie), besteden weinig wetenschappers tijd aan het afwegen van dit bewijs. De afwegingen díé gemaakt worden, houden geen rekening met de epistemische relevantie van de theologie.

Een uitzondering hierop is het genoemde werk van Van den Brink, De Ridder en Van Woudenberg. Zij onderscheiden drie lagen waaruit de evolutietheorie bestaat: historische evolutie, gemeenschappelijke afstamming en natuurlijke selectie. Het eerste duiden zij als sterk boven elke twijfel verheven, het tweede als zwak boven elke twijfel verheven en het laatste als ‘er pleit het een en ander voor’. Zij menen dat wetenschappelijke theorieën weliswaar komen en gaan, maar dat basisprincipes ervan overeind blijven, en dat bovendien niet wordt teruggegrepen op eerdere theorieën. Madueme en Wood plaatsen hier enkele kanttekeningen bij. Het ‘realismeargument’ van Van den Brink et al. is volgens hen kwetsbaar voor het antirealisme zoals P. Kyle Stanford dat voorstelt: de geschiedenis leert dat er een gerede kans bestaat dat er nieuwe theorieën ontdekt worden die eerder onderbelicht zijn gebleven ondanks het bewijs dat ervoor pleit. Bovendien achten zij de bewering dat wetenschappers nooit terugkomen op inmiddels vervangen theorieën om twee redenen twijfelachtig: ten eerste kan een historische observatie nooit een normatieve conclusie opleveren en ten tweede is de historische observatie op zichzelf twijfelachtig. Ze wijzen hierbij op de heracceptatie van de oorzakelijke krachten van Aristoteles door moderne wetenschappers, ondanks de eerder gangbare verwerping hiervan door David Hume.

Belangrijker vinden Madueme en Wood het echter dat het artikel van Van den Brink et al. een oversimplificatie biedt van de epistemische uitdaging. Volgens hen zou er meer ruimte moeten komen voor een expliciete en uitgebreide analyse van de rol van theologische aannames die op de achtergrond spelen.

De structuur van de evolutietheorie

Bestaande theorieën, voorkennis en ook vooroordelen spelen een rol bij de constructie van wetenschappelijke theorieën. Zo was Charles Darwin – ondanks wat hij hier zelf over schreef in Het ontstaan der soorten – al overtuigd van gemeenschappelijke afstamming voor hij met het mechanisme van natuurlijke selectie op de proppen kwam. Gemeenschappelijke afstamming, zo beredeneren Madueme en Wood, is het uitgangspunt voor directere, empirische modellen (zoals natuurlijke selectie). Hoewel deze gedetailleerdere invullingen onderhevig zijn aan veranderende inzichten, zijn de achterliggende uitgangspunten dat in veel mindere mate. Derhalve moeten volgens de auteurs ‘higher-level theories’ als gemeenschappelijke afstamming onderzocht worden op basis van criteria van buiten de theorie zelf.

Evolutie moet dus niet beschouwd worden als drie afzonderlijke componenten (historische evolutie, gemeenschappelijke afstamming en natuurlijke selectie), maar als een uitgangspunt dat de epistemische status beïnvloedt van specifieke theorieën van lagere orde, zoals natuurlijke selectie. Daardoor is het moeilijk om de epistemische status van evolutie te onderzoeken: niet-onderzochte, onwetenschappelijke factoren beïnvloeden onze beoordeling van theorieën van een hogere orde (‘higher-level theories’). Een van die factoren bestaat uit theologische afwegingen. Volgens Madueme en Wood houden Van den Brink et al. hiermee te weinig rekening.

Evolutie zonder theologische vooronderstellingen is onmogelijk

Ongetwijfeld speelt dogmatische betrokkenheid een rol bij het beoordelen van de epistemische status van evolutie. Madueme en Wood noemen ter illustratie jongeaardecreationisten Jonathan Sarfati en Ken Ham, die hun evaluatie van het bewijs voor evolutie laten leiden door hun begrip van wat de Bijbel zegt. Ook beschrijven ze de inzichten van C. John Collins (het benaderen van wetenschappelijke vraagstukken vanuit een hiërarchie van uitgangspunten op basis van de Bijbel), Hugh Ross (de twee-boeken-benadering) en Denis Lamoreux (ontkenning van enige wetenschappelijke relevantie van de Bijbel), alsmede die van uitgesproken atheïsten als Richard Dawkins en Jerry Coyne.

Bij elke poging tot epistemische duiding van evolutie zijn wetenschappelijke beoordelingen en theologische aannames nauw, maar op onoverzichtelijke wijze, verweven. Theologie speelt in elk geval een integrale rol. Soms wordt duidelijkheid vanuit de natuur geplaatst tegenover duidelijkheid vanuit de Schrift, waarbij het eerste de overhand heeft bij theïstische evolutionisten en het laatste bij jongeaardecreationisten. Uiteraard zijn er ook die hier een tussenweg in vinden. Niettemin is in alle gevallen sprake van het aloude metavraagstuk hoe geloof en rede zich tot elkaar verhouden.

Voorbijgaan aan segregatie richting echte dialoog

Gegeven de nauwe verbondenheid tussen de theologische en filosofische betrokkenheid, en hoe men evolutie epistemisch duidt, is het geen wonder dat in het evolutiedebat mensen, ondanks hun oprechte bedoelingen, langs elkaar heen praten. Er is vaak sprake van stromanredeneringen en karikaturen. Madueme en Wood vragen zich af of het, in geval hun analyse hout snijdt, wel mogelijk is het bewijs voor evolutie op een theologisch neutrale wijze te evalueren. Ze zijn het met de wetenschappelijke realisten eens dat elke toetsing van evolutie moet worden ingegeven door de objectieve data, maar stellen tegelijkertijd dat het proces van data-interpretatie ook theologische beoordelingen met zich mee moet brengen.

In de optiek van Madueme en Wood biedt de uitdaging die er ligt voor het duiden van de epistemische status van evolutie nieuwe mogelijkheden om in gesprek te gaan met medechristenen met wie we het oneens zijn. Toch zijn velen gekant tegen het idee van een dergelijke dialoog. Beide partijen beschouwen elkaar immers vaak als ‘oneerlijk’, ‘gevaarlijk’, ‘onwetend’ (niet-creationisten over jongeaardecreationisten), ‘in de basis atheïstisch’, ‘irrationeel’ en ‘amoreel’ (jongeaardecreationisten over niet-creationisten).

God heeft hier echter enkele niet-dubbelzinnige zaken over te zeggen, aldus Madueme en Wood. Christenen moeten hun naaste liefhebben als zichzelf (Matthéus 22:36-40); hierop zijn de Wet en de Profeten gebaseerd. Het punt van Madueme en Wood is niet dat verschillen in doctrine onbelangrijk zijn of dat dialoog belangrijker is dan overtuiging, maar veeleer dat we, wanneer we de ander confronteren, dat vanuit de juiste motieven moeten doen. En het gesprek aangaan met medechristenen met wie we het oneens zijn als het gaat om evolutie is niet makkelijk, maar het is onze ethische plicht. Juist de evaluatie van evolutie nodigt uit tot een dergelijke dialoog.

Er zijn genoeg redenen om deze dialoog aan te gaan, waarvan praktische noodzaak een belangrijke is. Christenen die evolutie accepteren voelen zich in hun kerk waar dat niet gangbaar is genegeerd of gemarginaliseerd, creationisten worden genegeerd of er wordt ze het zwijgen opgelegd door docenten en medestudenten wanneer ze gaan studeren. We hebben nu eenmaal de neiging degene met wie we het oneens zijn de wacht aan te zeggen, waarbij conflicten soms hoog oplopen.

Buiten praktische redenen, zijn er ook andere belangen. Interactie met de ander leidt weliswaar, voor zover Madueme en Wood weten, niet tot veranderingen wat betreft persoonlijke overtuiging, maar kan er wel toe leiden dat we afkomen van karikatuurvorming en stereotypering. Onbegrepen maakt onbemind en onbegrip leidt dus tot ideologische segregatie. Het aangaan van de dialoog met ideologische opponenten kan geestelijk en intellectueel verrijkend zijn. Het zet ons ertoe aan ons meer als Jezus Christus op te stellen en de ander te behandelen zoals we zelf behandeld willen worden (Matthéus 7:12).

Conclusie

Gijsbert van den Brink en zijn collega’s hebben een opportune evaluatie van de epistemische status van evolutie geboden. Hoewel Madueme en Wood het met de nodige zaken hiervan oneens zijn, gaat het ze wat deze analyse – en vergelijkbare analyses – betreft niet om wat erin gezegd wordt, maar juist om wat er níet gezegd is. Van den Brink et al. preken voor eigen parochie; de natuurlijke data zijn wat ze zijn en zullen hen die het met de onderzoekers eens zijn in hun overtuiging bestendigen en hen die het niet met ze eens zijn onbewogen laten. En natuurlijk doen de data ertoe, maar ze interpreteren zichzelf niet. Ze worden ingebed in de bredere niet-wetenschappelijke, filosofische en theologische overtuigingen die we met ons meebrengen. Madueme en Wood hebben twee mogelijkheden geopperd: we kunnen de epistemische status van evolutie beoordelen zonder deze factoren en bevestigen wat we al ‘weten’, of we kunnen ideologische verschillen overbruggen en de moeilijkere vraag stellen waarom onze ideologische opponenten evolutie zo radicaal anders beschouwen. Het eerste is op korte termijn makkelijker, maar het laatste biedt op lange termijn meer voordeel, zowel voor de christelijke gemeenschap als voor het algemeen belang.

N.a.v.: Madueme, H., Wood, T.C., 2024, Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It, Scienta et Fides 12 (1):189-213. Link naar het artikel.

Genoeg Nederlandstalige biologen die Universele Gemeenschappelijke Afstamming afwijzen – Nodig bij lustrumbijeenkomsten gelijksoortige debaters uit

Onlangs organiseerde C.S.V. Ichthus Eindhoven haar lustrumbijeenkomst. Deze christelijke studentenvereniging bestond 55 jaar, een mijlpaal natuurlijk.1 Het thema van deze bijeenkomst was een debat over ‘evolutie’. Waarbij zowel een voorstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming (UGA)2 als een tegenstander aan het woord zou komen. Een lovenswaardig initiatief! Via de mail van Fundamentum kreeg ik het verzoek om zelf te spreken of een spreker voor te dragen. Menende dat dit door een afgestudeerd of gepromoveerd bioloog gedaan moest worden, het gaat hier immers om studenten die in de nabije toekomst zelf actieve wetenschappers zullen worden, heb ik een dergelijk geleerde voorgesteld. Ik hoorde van de organisatie echter dat dit niet meer nodig was, omdat er al een spreker was voor het contra-UGA-standpunt. ‘Zou het een mij onbekende bioloog zijn?’, vroeg ik mij af.3

Het Debat

De lustrumbijeenkomst werd gehouden op 16 maart 2024. Het debat (of: de bijeenkomst) is opgenomen, want afgelopen week kwam de video van het debat onder mijn aandacht.4 De voorstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming was niemand minder dan de Wageningse evolutiebioloog prof. dr. Duur Aanen. Dr. Aanen heeft door talloze publicaties een grote reputatie opgebouwd.5 Deze erudiete en naar mij sympathieke hoogleraar heeft wel enige moeite met hen die bezwaren opperen tegen Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Hij was bijvoorbeeld één van de geleerden die het promoveren van dr. Joris van Rossum probeerde te voorkomen, vanwege de kritiek in het proefschrift op evolutionaire verklaringen van/voor seksualiteit. De tegenstander van Universele Gemeenschappelijke Afstamming was spreker, namens Logos Instituut, Jan van de Beek. Van de Beek behaalde onlangs zijn master Apologetiek aan de niet geaccrediteerde ‘School of Biblical Apologetics’ van Institute for Creation Research.6 Een bioloog versus een theoloog. Dit versterkt de karikatuur die er heerst, namelijk dat er binnen het evolutiedebat onder christenen vooral sprake is van de natuurwetenschapper vs. de dominee. Zowel deze christelijke studentenvereniging als Logos Instituut hadden een bioloog, die afwijzend staat tegenover Universele Gemeenschappelijke Afstamming, moeten uitnodigen of naar voren moeten schuiven. Waarom is er geen bioloog uitgenodigd?

Geloof en Wetenschap

In de openbare Facebook-groep Geloof en Wetenschap (van ForumC) deelde dr. Duur Aanen de video van het debat. De bovengenoemde vraag, die ik ook aan de organisatie van de lustrumbijeenkomst heb gesteld, namelijk waarom er geen bioloog i.p.v. een theoloog is uitgenodigd, stelde ik onder de video. Dat leverde naast een pittige (karikaturale) reactie van theoretisch natuurkundige dr. Roel Andringa7, gelukkig ook een verklaring van dr. Duur Aanen op. Uiteraard valt het prof. dr. Duur Aanen niet aan te rekenen dat er in de uitnodiging en selectie iets verkeerd is gegaan, maar zijn antwoord op mijn vraag luidde: “Helaas is er geen enkele serieuze bioloog die twijfelt aan gemeenschappelijke universele afstamming.” Naast dit antwoord gaf hij nog een uitgebreider, maar voor de vraag niet relevant, verhaal over waarom we in wetenschapsland moeten gaan voor een boedelscheiding tussen religie en evolutiebiologie.8 Tegenover dit antwoord gaf ik aan dat er in Nederland verschillende en serieuze biologen zijn die bezwaren hebben tegen UGA. Bovendien dat het predicaat ‘serieus’ zeer subjectief is en dat alle tegenstanders hiermee gemakkelijk weggezet kunnen worden (wat overigens voor beide kanten geldig is). Dr. Aanen gaf daarop aan: ‘point taken’. In de rest van het antwoord verdedigde hij waarom ‘overweldigende consensus’ voor hem een reden is om Universele Gemeenschappelijke Afstamming te accepteren en opnieuw pleitte voor een boedelscheiding.9 Dr. Duur Aanen blijft er, in een antwoord aan dr. Roel Andringa, echter bij dat bij gebrek aan een geleerde die UGA verwerpt, men noodgedwongen uit moet komen bij een ‘pseudowetenschapper’.10 Deze gedachte is onjuist. Persoonlijk ken ik diverse Nederlandstalige afgestudeerde of gepromoveerde biologen die geen voorstander zijn van UGA. Deze wetenschappers doen volkomen mee in het onderzoeksveld en sommigen publiceren veelvuldig in natuurwetenschappelijke vakbladen. Ik noem hier geen namen, omdat dit dan een eigen leven zou kunnen gaan leiden. Ik neem daarom, vanuit het buitenland, als voorbeeld de inaugurele rede van dr. Richard Buggs. In zijn oratie geeft Buggs aan dat, als het gaat om het onderzoek naar bomen, hier op z’n zachtst gezegd geen Universele Gemeenschappelijke Afstamming (een Tree of Life) uit volgt.11

Studenten die een wetenschappelijk verantwoord standpunt (breder dan alleen het evolutievraagstuk) vanuit het klassieke scheppingsgeloof willen horen zijn nu gedwongen verder te kijken. De bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’ is een goed begin.12 Een helder geluid, zowel theologisch als wetenschappelijk, tegenover (vrijzinnige) theïstische evolutie is hier te vinden: ‘Theistic Evolution: A Scientific, Philosophical, and Theological Critique’.13 Niet dat deze boeken het einde van alle tegenspraak of volmaakt zijn, maar het zal in ieder geval genoeg debatstof op niveau bieden. De auteurs uit de genoemde boeken zijn expert in het vakgebied waar ze over schrijven. Er zijn genoeg natuurwetenschappelijke argumenten die laten zien dat we UGA niet kunnen canoniseren.14 Studenten hoeven zich in elk geval niet in de luren te laten leggen door meningen die beweren dat ‘overweldigende consensus’ een doorslaggevend argument is óf die beweren dat er geen biologen bestaan die tegen UGA zijn. Al heeft er wereldwijd máár één Nederlandstalige bioloog bezwaren tegen UGA, wat in werkelijkheid niet het geval is, dan biedt dat voldoende mogelijkheden om een debat tussen twee verschillende (crea/ID vs. TE/NE) biologen te beleggen. Daarom: nodig voortaan als christelijke studentenvereniging twee soortgelijke debaters uit. Het gaat tijdens een lustrumbijeenkomst namelijk niet om een wetenschappelijke conferentie, maar om opinievorming over een bepaald vakgebied vanuit het christelijke wereldbeeld. Een bioloog vs. een theoloog blijft langs elkaar heen praten en versterkt (onbedoeld) de bestaande karikatuur. Deze hartenkreet is niet bedoeld om iemand persoonlijk te raken, zowel Duur Aanen als Jan van de Beek niet, maar vooral een oproep om het een volgende keer anders te doen. Mocht een christelijke studentenvereniging moeite hebben met het vinden van mensen, dan denken wij daarin graag mee.

Voetnoten

Debat ‘Abortus: een mensenrecht?’ met Rob Jetten (D66) en Maaike Rosendal (CCBR)

Op 6 november 2023 gingen Rob Jetten (D66) en Maaike Rosendal (CCBR) met elkaar in gesprek over abortus tijdens een NPV-avond in het kader van de Week van het Leven. Beide sprekers zochten naar gemeenschappelijke grond, maar vertelden elkaar ook wat hun uitgangspunten zijn. Het werd een respectvolle avond waarin de morele discussie over abortus een zeldzame focus werd. Zo werd het duidelijk dat er ook grote verschillen zijn. Rosendal hield vast aan de aanname dat ieder menselijk leven begint bij de bevruchting, terwijl Jetten verduidelijkte dat de vrouw gedurende de hele zwangerschap baas is over haar eigen buik. Diederik van Dijk, directeur NPV – Zorg voor het Leven opende de avond en Frans de Koeijer trad op als presentator en gespreksleider.

Met dank aan de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV) delen we dit debat hieronder: