Home » Artikelen geplaatst door Steef de Bruijn

Auteursarchief: Steef de Bruijn

Wetenschapsbijbel – Leven in een veranderende wereld

De Gespreksbijbel, de Vrouwenbijbel, de One Minute Bijbel en de wetenschapsbijbel. Hoewel de Bijbel in Nederland steeds minder gelezen en gewaardeerd wordt, komen er met grote regelmaat nieuwe varianten op de markt. Wat is er aan de hand? Moeten we blij zijn met die belangstelling voor de Bijbel of gaat het om knip- en plakwerk waar je grote vraagtekens bij moet plaatsen?

Elke Kerkbladlezer heeft wel meerdere bijbels in huis. De huwelijksbijbel, een oude statenbijbel met koperen sloten, een kleinere uitgave met psalmen en formulieren bij het bed van de kinderen of een grootletterbijbel voor slechtzienden. Meestal ontbreekt de kinderbijbel niet. De zogenáámde kinderbijbel, zeiden onze ouders dan, want dat is geen echte Bijbel, maar een boek met Bijbelse vertellingen.

De laatste jaren is er echter, los van de diverse vertalingen, sprake van een nieuwe trend. Er zijn inmiddels tientallen soorten Bijbels op de markt. Neem de Vrouwenbijbel, met een grijs-roze kaft en een bloesemtak erop. Tussen de Bijbelteksten staan kaders met levensbeschrijvingen van vrouwen als Ruth, Orpa, Maria en Elisabet, en verder zijn er speciale meditaties te vinden voor vrouwen. Uiteraard is er ook een Mannenbijbel waarvan de kaft meer doet denken aan een spijkerbroek. De Journal Bijbel bevat extra ruimte om persoonlijke notities te maken en de Verwijs Bijbel onderscheidt zich met vele honderden verwijzingen van het Oude naar het Nieuwe Testament en omgekeerd. De Samenleesbijbel heeft speciale gespreksvragen voor gezinnen. De Bijbel in één jaar heeft de volgorde van de hoofdstukken van de Bijbel aangepast en zo gerangschikt dat je die precies in één jaar kunt lezen. En dan zijn er nog de Startbijbel, de Babybijbel, de Kijkbijbel, de Schrijfbijbel, de Bijbel Dichtbij, de (schuin afgesneden) Rechte Bijbel, de Roodletterbijbel en ga zo maar door.

Waar is dat allemaal voor nodig vraag je je af? Kennelijk is er een markt voor speciale Bijbels. Het gaat in alle bovengenoemde uitgaven om andere vertalingen dan de onder ons gewaardeerde Statenvertaling. Vanzelfsprekend is dat een belangrijk verschil, maar dat aspect laat ik nu even buiten beschouwing. De vraag is wat er schuil gaat achter deze trend.

Fluweel

Vooropgesteld: het maken van bijzondere uitgaven van de Bijbel is bepaald niet nieuw. De uitgave van het eerste exemplaar van de Statenbijbel in 1637 was gebonden in rood fluweel met bladgoud op de randen. Latere uitgaven hadden een deftige omslag met koperen hoeken en sloten, en er zijn exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren met in het leer geperste familiewapens. Ook zeer oude exemplaren uit de Middeleeuwen hadden een met ivoor ingelegde omslag en prachtig versierde beginletters bij de Bijbelboeken.

Ook het toevoegen van informatie aan de Bijbel is al een eeuwenoude gewoonte. In veel bijbels zijn de berijmde Psalmen, de belijdenisgeschriften en de formulieren meegedrukt, en er staan landkaartjes en een verklarende woordenlijst achterin. Die gewoonte was er al ten tijde van de eerste Statenbijbels. Er zijn vele edities verschenen met – soms uitvouwbare – landkaarten en Bijbelteksten kon laten binden. Die Statenbijbels bevatten in de regel ook de apocriefe boeken, voorzien van een waarschuwing dat ze niet betrouwbaar zijn als richtsnoer voor het geloof.

Maarten Luther beschikte over een uitgave van het Nieuwe Testament met twee vertalingen naast elkaar: de Griekse editie van Erasmus en de Latijnse Vulgaat. Bekend zijn ook uitgaven met brede witte kantlijnen voor het maken van aantekeningen.

Leestekens

Ook de Bijbeltekst zelf is in de loop der eeuwen toegankelijk gemaakt. De oudst beschikbare handschriften zouden voor ons – zelfs als we de taal beheersen – nauwelijks leesbaar zijn. De tekst van de Bijbelboeken was niet ingedeeld in hoofdstukken en verzen, er was geen onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters, en er stonden geen leestekens als komma’s of punten in. Zelfs de spaties tussen de woorden ontbraken. Alleen de eerste letter van een zin was iets groter. De tekst was niet ingedeeld in hoofdstukken – dat kwam pas in het jaar 1228. De indeling in verzen van het Nieuwe Testament is in 1551 samengesteld.

De bekendste en meest waardevolle toevoeging aan de Bijbeltekst is die van de kanttekeningen bij de Statenvertaling: een toelichting op de vertaalkeuzes en een verklaring van moeilijke woorden of zinnen. Die zijn opgesteld door de Statenvertalers in opdracht van de Dordtse Synode (1618-1619) en werden uiteindelijk in 1637 goedgekeurd door de Staten-Generaal. De gewoonte om kanttekeningen te maken bij de Bijbeltekst dateert overigens al uit de Middeleeuwen. Een van de bekendste uitgaven is de Bijbel met “glossa ordinaria” uit de twaalfde eeuw, waarbij de Bijbeltekst midden op de pagina staat. Links, rechts, erboven en eronder staan aantekeningen van kerkvaders, soms zelfs tussen de regels van de Bijbeltekst. De totale omvang van zo’n bijbel besloeg maar liefst 21 delen.

Wetenschapsbijbel

Kortom: al eeuwenlang bestaan er bijbels die fraai versierd zijn of allerlei toevoegingen bevatten om de Bijbeltekst toegankelijk en begrijpelijk te maken. Je kunt concluderen dat de moderne thema- en studiebijbels voortborduren op een zeer oude traditie.

Toch is er meer aan de hand, met name bij de in november verschenen Wetenschapsbijbel van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap. Bij de Bijbeltekst (in de NBV21-vertaling) staan enkele honderden toelichtingen, waaronder twintig uitgebreide thema-artikelen. Die gaan steeds over vragen waar het Bijbelse wereldbeeld botst met de huidige stand van de wetenschap of de hedendaagse cultuur. Achterin de bijbel staat een uitgebreide toelichting met studie- en werkmateriaal bij die thema’s.

Het moet gezegd: er zitten interessante en heel nuttige artikelen tussen. Studenten kunnen hun voordeel doen met de uitleg over het jubeljaar, de geweldsteksten, bezetenheid, duurzaamheid en het beginnend menselijk leven. Echter, daartussen bevinden zich ook uiterst gevaarlijke artikelen die de lezer op het verkeerde been zetten. Dat blijkt al meteen op de eerste pagina’s, in de ‘kanttekeningen’ die de auteurs maken bij de schepping. Die eerste Bijbelhoofdstukken zouden geen zes historische scheppingsdagen beschrijven, maar bevatten dichterlijke taal. Zonder enige terughoudendheid gaan de auteurs uit van een oerknal, een miljarden jaren oud heelal en een miljoenen jaren durende evolutie van de mens vanuit een gemeenschappelijke voorouder met de aap. De historische Adam was dan een van de eerste mensachtigen die een ziel kreeg, Gods beeld droeg en op een veilige plek (het paradijs) leefde. Het zondvloedverhaal zou verwant zijn aan andere mythologische verhalen uit het oude Nabije Oosten, want het is ondenkbaar dat de hele aardbol onder water heeft gestaan.

Natuurlijk, dat zijn geen nieuwe ideeën, maar dit keer verschijnen ze als Schriftkritische kanttekeningen bij de Bijbel zélf. Dat maakt ze anders en vernijniger dan een apart boek over theïstische evolutie. In Genesis 1:27 lezen we: “En God schiep den mens naar Zijn beeld”, maar dan schrijft de Wetenschapsbijbel daar – bij wijze van spreken – tussen de regels door: “Is het ook dat God gezegd heeft, dat Hij de mens geschapen heeft? Nee hoor, de mens is ontstaan uit een aapachtige.”

Dinosauriërs

Deze manier van omgaan met de Bijbel laat ook zijn sporen na in diverse andere artikelen. In Job 40 en 41 beschrijft de HEERE de behémoth en de leviathan om Zijn macht te tonen aan Job. Dat zijn dinosauriërs geweest, stellen veel Bijbelgetrouwe wetenschappers. Nee, stelt de Wetenschapsbijbel, dinosauriërs zijn 66 miljoen jaar geleden uitgestorven en hebben nooit samen met mensen geleefd. Dus waar het in de Bijbel gaat over reusachtige zeemonsters en draken, zijn die verhalen ontleend aan oudere mythes, het zijn fantasiedieren of verzinsels. Beseffen de auteurs van de Wetenschapsbijbel niet welk spoor ze hier inslaan? Dat de HEERE hier Zijn macht over deze dieren beschreef aan Job, zou zinloos zijn als Job ze helemaal niet kende. Nog erger is de bewering dat die dieren verzinsels zijn, als we bedenken dat het God is Die hier aan het woord is.

Dat de Wetenschapsbijbel vraagtekens plaatst bij de beschrijving van de schepping, geeft aan hoe deze auteurs de Bijbel lezen. De gevolgen daarvan zijn ingrijpend. Wie de scheppingsdagen en de historische Adam aan de kant zet, tast ook het vierde gebod aan en komt al snel tot een afwijkende visie op de zondeval, de erfzonde, de eeuwige straf en de verzoening door Christus.

Bovendien, diezelfde manier van lezen opent ook de deur naar on-Bijbelse ideeën over homorelaties, gender en de vrouw in het ambt – om maar wat te noemen. En dat gebeurt inderdaad in de ‘kanttekeningen’ van deze Wetenschapsbijbel. In het artikel over gender lijkt het of de genderdiscussie al in het Oude Testament terug te vinden is. De auteur suggereert dat de Heere Jezus in het Nieuwe Testament niet als een echte Man gepresenteerd werd en inging tegen de bestaande rollen van mannen en vrouwen, als een soort geslachtsloze Persoon met Wie zowel mannen als vrouwen zich kunnen identificeren.

De hier genoemde voorbeelden geven aan hoe deze Wetenschapsbijbel probeert de wetenschappelijke gegevens en de moderne cultuur te laten rijmen met wat de Bijbel zegt. Dat gebeurt echter niet door die cultuur en wetenschap te laten buigen onder het gezag van Gods Woord, maar andersom: het gezag van de Schrift wordt aangetast om zondige praktijken goed te praten. Nogmaals, er staan zinvolle en mooie artikelen in, maar desondanks maakt deze fundamenteel afwijkende visie op het gezag van Gods Woord de Wetenschapsbijbel tot een gevaarlijk boek dat mensen gemakkelijk op een verkeerd spoor kan brengen.

Hoe moet de Bijbel dan lezen, als de moderne wetenschap ons voor moelijke vragen plaatst? Een mooie ‘leeswijzer’ trof ik aan bij ds. C.H. Spurgeon. Hij schreef dat hij de Bijbel graag wilde lezen als een kind. Hij vertelt over een jongetje dat op school uitgelachen werd over iets dat zijn moeder hem had verteld. Zijn kameraden lachten hem uit omdat hij dat zomaar geloofde en vroegen hem hoe hij zo zeker wist dat het waar was. Zijn antwoord: “Moeder heeft het gezegd.” Laten we ook zo omgaan met de Bijbel als anderen ons bespotten, en antwoorden: “Wat er staat is waar, want God heeft het zo gezegd.”

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland. De bronvermelding luidt: Bruijn, S.M. de, 2022, Wetenschapsbijbel, Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente 45 (24): 235-237.

De aarde bouwen en bewaren – Leven in een veranderende wereld

Eben-Haëzer, zo heette het schip van Jan Geense. Die naam (“Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen”) droeg het vrachtschip met ere. Schipper Geense (1848-1933) kon er regelmatig van getuigen hoe de Heere hem geholpen had. Bekend is het voorval dat Geense aan het eind van de week met een lading brouwgerst in Antwerpen kwam en de boodschap kreeg dat zijn schip op zondag gelost zou worden. Geense weigerde. Daarop werden de havenwerkers boos en ze zeiden dat ze hem tóch de volgende dag zouden lossen. De schipper stortte zijn hart voor de Heere uit en hij geloofde vast dat God machtig was dat te verhinderen. “Toen ik ‘s morgens buiten keek, was alles met ijs bedekt, want het had geregend en daarna gevroren, zodat er geen gelegenheid was om op straat te komen en nog minder om te lossen. Het was al in het laatst van april. Ze vroegen des maandags aan mij, in wat voor een God ik geloofde, want het was zeer opmerkelijk.”

Een sprekend voorbeeld waaruit blijkt dat God álle dingen bestuurt. De HEERE vroeg aan Job: “Heeft de regen een vader? Of wie baart de druppelen des dauws? Uit wiens buik komt het ijs voort? En wie baart den rijm des hemels?” De Heidelbergse Catechismus geeft het antwoord hierop in Zondag 10: “De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde (…) gelijk als met Zijn hand onderhoudt.”

Opwarming aarde

Loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren ontstaan niet “bijgeval” maar door Gods Vaderlijke hand. Daarom is het begrijpelijk dat christenen weleens moeite hebben met allerlei maatregelen rond het klimaat en de opwarming van de aarde. Sommigen doen er ronduit schamper over, anderen halen hun schouders op. De vraag klinkt: Is het niet een ongelovige, goddeloze gedachte dat een mens het klimaat kan beïnvloeden? Dat is toch grenzeloze zelfoverschatting? Een mens kan geen el aan zijn lengte toevoegen. En er zijn in het verleden zo vaak temperatuurschommelingen geweest.

Allemaal heel begrijpelijke vragen. Vaak gaan ze gepaard met een bepaalde emotie: de vragen ontstaan niet alleen vanuit het besef van Gods voorzienigheid, maar ook omdat men de maatregelen als onredelijk en bedreigend ervaart. Dat is niet verwonderlijk. Je zult maar je hele leven gebouwd hebben aan je bedrijf, de vierde generatie boer zijn en telkens weer uit Den Haag horen dat het anders moet of dat je ermee moet stoppen. Omdat er te veel gras op de heide staat. Of omdat Europa vindt dat we vegetariërs moeten worden. Of omdat Greenpeace denkt dat de ijsberen uitsterven. Zit er niet een geestelijke strijd achter die klimaathetze?

Nogmaals: begrijpelijke vragen. Maar voor een goed antwoord erop is het nodig om ze wat te ontrafelen. Niet zelden worden in discussies hierover kwesties op één hoop geveegd, die los van elkaar staan. Waar hebben we het eigenlijk over?

Milieuvervuiling

Laten we beginnen bij milieuvervuiling. Een volle vuilniszak mag je niet aan de kant van de straat gooien en motorolie hoort niet in het riool. Die vormen van vervuiling vallen snel op en iedereen voelt aan hoe schadelijk en onwenselijk dit is. Bij de luchtverontreiniging door een auto (kooldioxide, stikstofoxide, fijnstof) wordt het moeilijker. Dat is niet zichtbaar en er staat het gemak van een transportmiddel tegenover.

Vervuiling is er in vele vormen. Het gaat niet alleen om uitstoot van fabrieken of ammoniak uit stallen. Een grote bron van vervuiling is het onafbreekbare plastic in drinkrietjes, plastic tasjes, flesjes en verpakkingen. Veel daarvan belandt uiteindelijk in de zee, in de vorm van heel kleine stukjes, microplastic. De berichten over de gevolgen zijn verontrustend: als de productie van plastic in het huidige tempo toe blijft nemen, zit er over dertig jaar meer plastic in de oceaan dan vis. En plastic bevindt zich overal op aarde, tot op de toppen van bergen. Microplastic komt zelfs voor in het bloed en de longen van de meeste mensen.

Biodiversiteit

Een van die mogelijke gevolgen van vervuiling is de afname van biodiversiteit. De variatie aan soorten planten en dieren, inclusief bodemleven, vissen en insecten, is heel belangrijk. Ze zorgen voor evenwicht in bodem, water en lucht. Een grootschalige studie van de Verenigde Naties uit 2019 toont aan dat al één op de vier soorten gevaar loopt. Het gaat dus niet om het uitsterven van een enkel zeldzaam slakje of een wilde orchidee maar om een sterke afname van het aantal soorten.

Biodiversiteit wordt niet alleen bedreigd door vervuiling (bijvoorbeeld het gebruik van bestrijdingsmiddelen of bemesting en stikstofuitstoot), maar er zijn veel meer oorzaken: ontbossing, verstedelijking, eentonige akkers en klimaatverandering. Ook in Nederland is die afname al duidelijk zichtbaar: heidevelden die overwoekerd worden door grassen; bermen vol bramen en brandnetels, maar zonder bloemen.

Broeikas

Een ander mogelijk gevolg is de opwarming van de aarde. Onder wetenschappers is er geen discussie meer over de vraag óf de aarde, de zeeën en de lucht geleidelijk warmer worden. Ze zijn het er ook vrijwel unaniem over eens dat de mens daar een factor in is. Dat is niet de mening van linkse clubjes of natuurbeschermers, maar dat is gebaseerd op metingen die even betrouwbaar zijn als onze koortsthermometer. Sinds 1900 is de aarde met 1,2 graad opgewarmd en de gevolgen daarvan zijn duidelijk merkbaar. De discussie gaat vooral over de vraag hoe dat verder gaat, hoe ernstig de schade ervan is en wat ertegen te doen valt.

Het gaat bij al deze onderwerpen dus om een ingewikkeld proces. Gewasbeschermingsmiddelen en de uitstoot van stikstof kunnen invloed hebben op de biodiversiteit, maar dat leidt niet direct tot opwarming van de aarde. Echter, fabrieken, auto’s en koeien die stikstofoxiden uitstoten, produceren ook broeikasgassen (kooldioxide, methaan) die wel bijdragen aan die opwarming. Die opwarming beïnvloedt weer de biodiversiteit. Tegelijkertijd stimuleert stikstof vaak ook de groei van planten die weer kooldioxide ópnemen, wat de opwarming dan weer tegengaat.

Maakbaarheid

Dat dit proces zo ingewikkeld is, verklaart waarom er ook zo veel verschil van mening bestaat. Een politicus kan eenvoudig een argument vinden om tegen een maatregel te zijn. Boeren stellen de meetmethodes en de modellen ter discussie. Consumenten hechten aan hun vrijheden en willen hun leefpatroon niet aanpassen. Vliegvakanties, autorijden, eetpatronen, gemak, iedereen heeft wel een reden waarom hij op de oude voet verder wil gaan of zich verzet tegen windmolens en zonnepanelen.

Er is nog een andere kant. In onze tijd overheerst de gedachte van de maakbaarheid. Dat doet denken aan de coronamaatregelen: alsof de mens zelf baas is, heer en meester over de schepping, en alsof de mensheid zelf zijn lot bepaalt.

Dat is een on-Bijbelse gedachte. God bestuurt alle dingen, ook met betrekking tot de schepping en de natuur. Tegelijkertijd neemt dat de verantwoordelijkheid van de mens niet weg. Net zoals een mens zijn gezondheid niet in de hand heeft maar toch zijn leven niet in gevaar mag brengen door te roken of ongezond te eten.

Bouwen en bewaren

Zo heeft een christen ook de plicht om zorg te dragen voor het behoud van de schepping. Een belangrijk uitgangspunt is de opdracht die de Heere bij de schepping, vóór de zondeval, geeft aan de eerste mens. Adam krijgt in Genesis 2:15 de taak om de hof van Eden te bouwen en te bewaren. Bouwen wijst op het verbouwen van gewassen en het benutten van grondstoffen. Maar bewaren betekent: het beschermen tegen verval en vervuiling. De Bijbelverklaarders Patrick, Polus en Wels schrijven hierbij: “Te bebouwen en te bewaren wil zeggen, om de hof, door zijn zorg en arbeid, in dezelfde staat te houden als hij die vond.” De verklaring van Calvijn bij deze tekst is ook treffend. De Heere geeft met deze opdracht aan “dat wij, hetgeen de Heere ons ter hand stelt, met dat doel bezitten, dat wij, tevreden [zijnde] met een vruchtbaar en matig gebruik, het overige zouden bewaren.” Dus: niet eindeloos de aarde kaalplukken en uitbuiten, maar matig zijn. En, vervolgt Calvijn: “Die een akker bezit, moet dus de jaarlijkse vrucht trekken, en toezien dat hij de grond door zorgeloosheid niet laat uitgeput worden, maar hij moet zich erop toeleggen, om hem aan de nakomelingen over te leveren, zoals hij hem heeft ontvangen, of nog beter bebouwd.” Dus: de aarde bebouwen maar tegelijk zodanig bewaren dat onze kinderen die beter aantreffen dan wij.

Zonde

Dit gebod aan Adam, de scheppingsopdracht, krijgt meestal weinig aandacht. Toch hangt de huidige discussie over stikstofuitstoot, veeteelt en natuurbeheer nauw samen met de verhouding van dit bouwen en bewaren. Bebouwen mag, is zelfs een plicht, maar nooit ten koste van het bewaren.

Het is ook een belangrijk gebod: het is nog ouder dan de instelling van het huwelijk en waarschijnlijk is het al gegeven vóór de eerste sabbatdag. Eigenlijk is het opvallend dat dat niet zo beleefd wordt als een gebod. Als overspel zonde is, en de gedachte eraan ook, en als we ons zorgen maken over de ontheiliging van de rustdag, dan mogen we het schenden van deze scheppingsopdracht toch ook zonde noemen? Iedereen beseft wel dat je een leeg blikje niet in de berm moet gooien omdat dat vervuiling is, maar zien we dat ook als strijdig met het gebod van God, dus als zónde?

Voor Jan Geense was het schenden van de sabbat zonde. Terecht. De God van de schepping bewaarde hem voor de spot van de havenwerkers. Maar voor wie een teer geweten heeft, weegt ook het bouwen én bewaren van de aarde zwaar.

Dit artikel is met toestemming van de auteur en de redactie overgenomen uit het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland. De bronvermelding luidt: Bruijn, S.M. de, 2022, De aarde bouwen en bewaren, Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeente 45 (14): 134-136.