Home » Artikelen geplaatst door Siem de Marie
Auteursarchief: Siem de Marie
Derde weg: Genesis èn evolutieleer
Het Schriftgeloof blijkt diametraal te staan tegenover evolutiegeloof. Toch zijn en worden er pogingen ondernomen om tot een verzoening te komen tussen deze twee. We noemen dit de derde weg.
Vormen van “derde weg”?
- De eerste poging is om nog wel het bestaan van een hogere macht te aanvaarden, die betrokken is bij de evolutie. Schepping naar een “intelligent design”, een intelligent ontwerp van een hogere macht. Dit vergemakkelijkt uiteraard het oplossen van vragen die de spontane toevallige evolutietheorie opwerpt. Die hogere macht hoeft overigens niet de God van de Bijbel te zijn.
- De tweede poging heet “Theïstische evolutie”, door God geleide evolutie. Men aanvaardt de evolutietheorie, maar het begin en het proces ervan zijn geleid door de God van de Bijbel als Schepper.
- De derde poging is om Genesis te blijven aanvaarden naast de evolutietheorie, maar dan zó dat de dagen daarin geen gewone dagen maar “dagen” van miljarden jaren zijn geweest. Ook wil men wel de tijd tussen Gen.1:1 en wat volgt zien als zo’n hele lange tijd. Dan kan men toch verder met de leer van de oude aarde, die de wetenschap ons opdringt.
- De vierde poging is om alles van Genesis niet meer letterlijk te zien, maar symbolisch. Een variant daarvan is de zogenaamde “kadertheorie”. Voorstanders daarvan zien de zes dagen als “normale dagen”, maar wel als dagen in een verhaal. Niet als dagen in een letterlijk verslag, maar neergeslagen als thema’s die in de dagen van Genesis zijn afgebeeld. Vooral deze kadertheorie vormt een grote bedreiging voor Schriftgeloof en Schriftgezag. Deze theorie is in het in het vorige artikel Dagen van Genesis en kadertheorie behandeld.
Waarom een “derde weg”?
Wat drijft voorstanders van de derde weg waaronder de kadertheorie? Ik noem hier uitspraken uit hun mond. Niet elke voorstander zal zich hierin herkennen. Het zegt iets over hun drijfveren.
- Men is onder de indruk van “overweldigend feitenmateriaal ten gunste van evolutie en oude aarde”. Zie bijvoorbeeld wat prof J.G. Veenstra, hoogleraar moleculaire ontwikkelingsbiologie schreef in het ND van 13 oktober 2015.
- Men zegt: “Ontkenning van dit feitenmateriaal maakt ons tot een wereldvreemde sekte en ongeloofwaardig”. Je kunt als gelovige dan geen aansluiting meer vinden in de wetenschap. Maar ook wordt je ongeloofwaardig voor de samenleving.
- Men gaat zelfs zover om te stellen: “Ontkenning van de bewijzen van evolutieleer doet ons de waarheid van God in de natuur ontkennen”. Dit laatste slaat op de evolutionistische uitleg van het boek van de natuur. Deze uitleg heet dan zomaar “waarheid van God”.
De voorstanders van theïstische evolutie en kadertheorie noemen zelf ook de voordelen: Er zou geen obstakel meer zijn voor de wereld om tot Christus te komen en geen obstakel voor gelovigen om bij Christus te blijven. Het brengt verzoening tussen de wetenschap en het geloof als de twee boeken waardoor wij God kennen.
Mijn antwoord hierop is weer: Het boek van de natuur kan alleen goed gelezen worden met de bril van Gods Woord. Dan alleen is er geen tegenstelling. Daarbij mag je Gods Woord niet aanpassen aan ongelooftheorieën over de natuur. Voorstanders van de derde weg kunnen zelfs agressief zijn in hun oordeel over de gereformeerde Schriftuitleg waarbij Genesis voluit historisch wordt gelezen.
Ze zeggen daarvan bijvoorbeeld: ‘Deze uitleg is anti-intellectualistisch, het verstand wordt daarbij uitgeschakeld. Ze is traditionalistisch, conservatief, gaat niet mee met nieuwe inzichten. Daarom dreigt “isolationisme”, dat wil zeggen: je brengt je dan onnodig in het isolement. Je sluit je af voor de wereld, en staat daar dan buiten. Zo´n Schriftvisie maakt je voor anderen radicalistisch: je bent extreem, niet meer geschikt voor deze maatschappij’ (bron: www.bylogos.com).
Insteek en argumenten
Welke insteek hanteren de voorstanders voor hun compromis? Ze gaan ervan uit dat het niet de bedoeling van Genesis is om te vertellen hoe God alles heeft geschapen, maar dat en waartoe Hij alles heeft geschapen, namelijk opdat Gods volk Hèm zou eren in plaats van afgoden. God zou rekening met ons voorstellingsvermogen hebben gehouden door aanpassing (“accommodatie”) daaraan. Daarom zou God beeldspraak hanteren (metaforen). Deze werkwijze van God stelt ons in staat om iets bovennatuurlijks als de Schepping, als mensen toch te kunnen verstaan.
Welke argumenten voeren ze hiervoor aan? Allereerst zijn er de fossielen: resten en afdrukken van planten, dieren en mensen in gesteente. Deze zouden het bestaan van een heel oude aarde “bewijzen”. Verder zijn er scheppingsverhalen in andere oosterse landen die op Genesis lijken. Mozes zou deze als schrijver van Genesis hebben overgenomen. De Bijbel geeft bovendien een verouderd wereldbeeld, alsof de aarde plat is, en de zon om de aarde draait. De wetenschap bewijst dat dit niet zo is. Daarom moet je de Bijbel volgens voorstanders van de derde weg niet letterlijk nemen, als ze over natuur of wetenschap spreekt.
Maar men komt ook met argumenten uit de Schrift zelf. Het is erg belangrijk om juist die goed te beoordelen. Want alleen de Schrift bepaalt hoe we Genesis 1 en 2 moeten lezen. Het eerste door hen genoemde Bijbelse argument is dat Genesis 1 een hoog literaire vorm heeft, van poëzie. Het is niet maar gewone geschiedenisbeschrijving maar een gedicht met diepere bedoelingen. Daarom zouden we Genesis 1 en 2 niet letterlijk moeten nemen. Genesis 1 en 2 zouden ook niet met elkaar kloppen. Vergelijk maar eens de volgorde van Gen. 2: 4-7 met de volgorde in Gen. 1: 11v. Daarom moeten we ze maar niet letterlijk nemen. Er is meer te zeggen over de scheppingsdagen. Zie het vorige artikel Dagen van Genesis en Kadertheorie.
Wereldbeeld in de Bijbel
Wat kunnen we nu zeggen over het wereldbeeld dat de Bijbel biedt? Zegt de Bijbel met zoveel woorden dat de aarde plat is en dat de zon om de aarde draait? Nee, Gods Woord geeft geen wetenschappelijke uitspraak over de vorm van de aardbol en de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Ze geeft ons een kijkbeeld vanuit de positie van de mens in alledaags taalbeeld. Als de Bijbel stelt dat de zon opkomt, beschrijft ze gewoon wat we zien. Dat is helder en het spreekt voor zich. Het is niet veranderlijk: het geldt als waarheid voor alle tijden. Het geeft geen wetenschappelijke beschrijving, maar het strijdt ook niet met de wetenschap, als die maar uitgaat van Gods Woord als norm. De wetenschap mag niet tegen de Bijbel ingaan. Daarom strijdt de Bijbel wel met een evolutionistische wetenschap.
Wat voor wereldbeeld geeft dan de wetenschap? Zij beschrijft niet zozeer wat je alleen met je ogen ziet. Maar ze komt met behulp van allerlei middelen, berekeningen, tot een constructie, tot een model van de werkelijkheid. Maar die wetenschappelijke constructie, dat model, staat niet absoluut vast. Het kan weer veranderen als er nieuwe wetenschappelijke inzichten komen. Het blijft menselijk en in principe veranderlijk. Gods Woord echter is goddelijk en absoluut, hoe eenvoudig de zaken erin ook worden beschreven.
Kwade gevolgen evolutie en oude aarde
Als mensen evolutie en oude aarde met Gods weergave van Zijn Schepping combineren, wordt God dan niet als Schepper van hemel en aarde onteerd? Offeren we dan niet Zijn Woord op voor bedenksels van mensen (NGB, art. 7)? Sommige voorstanders van theïstische evolutie willen er nog wel aan vasthouden dat Adam echt heeft geleefd. Toch aanvaardt men met een oude aarde ook het bestaan van sterfte en kwaad in de wereld al vóórdat Adam geschapen werd. Want er waren al eerder dan Adam mensen op aarde. Voorlopers die al vóór Adam waren gestorven. Denk aan de aboriginals. Maar dat brengt met zich mee dat de dood dan niet als vloek op de zondeval van Adam in deze wereld is gekomen, Rom. 5:12. De dood was er immers al in het evolutieproces.
Hoe is dit te rijmen met teksten als Rom. 5:14, 1Kor. 15:22? En hoe kan Christus dan “laatste Adam” worden genoemd in 1Kor. 15:45? Of komen we ook hier verder met metaforen? Hoe kan bij het al bestaan van dood en kwaad in de natuur, de schepping waarin Adam geschapen werd naar het oordeel van God Zelf “zeer goed” zijn (Gen. 1: 31)? Andere voorstanders van theïstische evolutie ontkennen dat als Adam echt geleefd heeft hij niet meer dan ‘een persoon’ is in het verhaal van Genesis 1 en 2. Maar dan was er ook geen zondeval van Adam in Genesis 3, en dan was er ook geen moederbelofte!
Als er door deze aanhangers niet geloofd wordt in een God die wonderen werkt, hoe kan er dan geloofd worden in een opstanding? Maar dan zijn wij bij hun leer, als gelovigen de beklagenswaardigste van alle mensen van de wereld, zegt Paulus in 1Kor. 15:19. Als wij het goddelijk gezag en de onfeilbaarheid van de Bijbel in zijn klaarblijkelijkheid aantasten, dan raken we uiteindelijk alles kwijt. Dat is geen loze voorspelling maar dat zien we ook letterlijk voor onze ogen gebeuren.
Kerk en evolutie
De laatste eeuw is in gereformeerde kerken steeds meer ruimte gekomen voor de theïstische evolutiegedachten. We noemen dr. J.G. Geelkerken, wiens ideeën op de synode van Assen 1926 zijn veroordeeld. Later werd het evolutionair gedachtegoed van prof. dr. J. Lever (1958) en prof. dr. H.M. Kuitert (1968) in de synodaal-gereformeerde kerken geaccepteerd. Mede hierdoor werd het Schriftgezag zodanig aangetast dat er ook ruimte kwam voor het afscheid van de verzoening door voldoening door Christus zoals in de alternatieve verzoeningsleer van dr. H. Wiersinga (1971).
In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt voltrok zich een dergelijk proces vanaf ca. 2000. Met name via dr. J.J.T. Doedens en dr. A.L.Th. de Bruijne in Woord op schrift (2002), prof. dr. J. Douma met zijn uitlatingen in zijn boek Genesis (2004) waarin hij ruimte vraagt voor de oerknal, en via prof. dr. B. Kamphuis die alles metafoor noemt inclusief de dagen van Genesis (2013).
In 2009 werd in een enquête van het ND al vastgesteld dat slechts 15% van de ondervraagde predikanten van de GKv achter een letterlijke opvatting van de dagen in Genesis 1 stond. Ook in de GKv zien we dit proces van Woordverlating doorwerken tot in de aantasting van de verzoening door voldoening, zoals recent in de bijdrage van dr. J.M. Burger in het boekje Cruciaal (2015). Een trieste en ontstellende ontwikkeling in Nederland. Ook in het buitenland is veel strijd op dit punt, met name in Noord-Amerika.
Een gunstige uitzondering in deze trend is het voorstel van classis Oost van de Canadese Gereformeerde Kerken (CanRC) van maart 2015, om tegenover de leer van de theïstische evolutie, de gereformeerde belijdenis aan te passen. Men stelt voor om in het begin van art. 14 van de NGB het volgende (cursief) toe te voegen na “God heeft”: de mens geschapen door het formeren van Adam uit stof (Gen. 2:7) en Eva uit Adams zijde (Gen. 2:21-22). Ze zijn geschapen als de eerste twee mensen en zijn de biologische voorouders van alle andere mensen. Er waren geen pre-Adamieten: mensen noch mensachtigen. En dan gaat het verder in art. 14: God heeft Adam gemaakt en gevormd etc.
Tot slot
Het geloof in de schepping naar Gods Woord staat tegenover het ongeloof van de evolutieleer. We kunnen beide niet combineren. Anders raken we de inhoud van Gods Woord kwijt. Dat Schriftgeloof houdt zich vast aan het onfeilbare Woord van God, dat duidelijk tegenover de evolutieleer zegt, dat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Dat Schriftgeloof gaat uit van de klaarblijkelijkheid, de helderheid van de Schrift, waarbij heel het boek Genesis zich laat kennen als feitelijke historie. Waarbij Gen. 1:1 het begin is van tijd en geschiedenis. Zo wordt God op een Hem aangename wijze geëerd als de Schepper van hemel en aarde, de zee en al wat daarin is.
Bij de uitleg van Genesis dient ook heel de Schrift te worden betrokken, ook het Nieuwe Testament (zie bovengenoemde teksten). Zo wordt de historiciteit van de schepping, van Adam en Eva, en van de zondeval in het bijzonder bevestigd. De uitleg van moeilijkere gedeelten wordt vergemakkelijkt door er de uitleg van heldere gedeelten naast te leggen. Bijvoorbeeld door bij de uitleg van Gen. 2: 4-7 Genesis 1 te leggen. Er kan in Gods Woord immers geen echte tegenstrijdigheid bestaan. God Zelf is er de ene eerste Auteur van.
Als we Genesis loslaten, raken we alles kwijt, want alles in de Bijbel is nodig voor ons behoud ook juist Genesis 1. Het is verboden aan het Woord van God iets toe te voegen of daarvan af te doen (NGB art. 7). Ook Christus verwijst naar het begin van de schepping, als Hij ons de wil van God voorhoudt (Matt. 19:4). Ook de apostelen doen zo (2Kor.11:3; 1Tim. 2:13). Daarom geldt ook voor het begin van Gods Woord: Houdt vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme (Openb. 3:11).
Artikel 2: Dagen van Genesis en de kadertheorie.
Artikel 3: Derde weg: Genesis èn evolutieleer.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.
Dagen van Genesis en de kadertheorie
Aanhangers van de zogenaamde “derde weg” maken vaak aanpassingen bij de verklaring van de Scheppingsdagen om ruimte te kunnen maken voor hun leer van Theïstische evolutie. Dit geldt met name voor voorstanders van de zogenaamde kadertheorie. Onder deze voorstanders horen o.a. prof. A. Noordtzij, dr. J.J.T. Doedens en prof. dr. J. Douma. In dit artikel wordt nader op deze theorie ingegaan.
Dagen, zijn dagen, maar niet letterlijk?
Laten we eerst opnoemen de zaken die zouden pleiten voor de derde weg al dan niet met de kadertheorie:
- Men heeft met name moeite om wetenschappelijk te kunnen verklaren dat op dag 1 het licht werd geschapen (Gen. 1:3), terwijl op dag 4 er pas lichtdragers (“lichten”) als zon, maan en sterren geschapen zijn (Gen. 1:14-18). Men stelt dat de afwezigheid van de zon op dag 1-3, maakt dat het geen zonnedagen van 24 uur konden zijn geweest. Ook dat pleit tegen gewone dagen. Dat zou een argument zijn voor een niet letterlijk opvatten van “dagen”
- Ook wordt wel aangevoerd dat de rangtelwoorden in het Hebreeuws van dag 1 en dag 6 (waar staat dag 1 en dag 6) anders zijn dan van dag 2-5 (waar staat tweede dag, derde dag etc.). Daarom zou het niet gaan om een gewone rangschikking.
- Ook wordt wel gesteld dat dag 7 een dag zonder einde zou zijn. Want in de woorden over dag 7 (Gen. 2: 1-3) staat niet dat het avond en morgen was geweest, zoals dat bij de andere dagen staat vermeld. Ook dat zou reden zijn om dan maar alle dagen niet letterlijk op te vatten.
Alles bij elkaar genomen is er voor aanhangers van de derde weg in hun ogen ook in de Schrift zelf voldoende bewijs om te concluderen dat de dagen van Genesis 1 wel vermeld staan als gewone dagen in een vertelling, maar niet als feitelijke historische, niet als letterlijke dagen, zoals wij die kennen.
Dagen en hun refrein
Ik wil daar graag het volgende op antwoorden:
- Bij dag 1-3 keer klinkt al het refrein het is avond geweest en het is morgen geweest de 1e, 2e, 3e dag. De dag wordt dan al opgedeeld in licht en donker, in dag en nacht. Samengenomen gewoon “dag” genoemd, terwijl er dan nog geen zon is. Het licht wordt op dag 1 namelijk apart door God geschapen los van een bekende lichtdrager als de zon. Hij, God de Almachtige, schiep het licht zonder hulp van de zon! Daarmee geeft God ook aan dat alleen Hem alle verering toekomt en niet de zon die vaak als God vereerd werd in oosterse landen. Dag 4-6 hebben hetzelfde refrein toen was het avond geweest en het was morgen geweest de 4e 5e 6e dag. Vanaf de 4e dag is dat dus met de geschapen zon erbij. Die werd door God toegevoegd aan het bestaande licht, als lichtdrager om voortaan heerschappij te hebben over dag en nacht. Het onderscheid dat er al was maar nu wordt voortgezet met lichtdragers. Na elke dag dus hetzelfde refrein. Bij dag 1-3 zonder zon en bij dag 4-6 met zon. God laat zo de voortgang zien van zijn schepping over de 6 dagen. Van globaal naar specifiek, van minder naar meer. De conclusie is dan ook dat dag 1-3 van dezelfde soort waren als dag 4-6. Allen hadden een periode van licht en donker, van dag en nacht, en werden door avond en morgen aan elkaar verbonden.
- Het verschillend gebruik van rangtelwoorden komt ook elders in Gods Woord voor. Het is geen argument om de rangschikking in de dagen van Genesis te miskennen.
- Op dag 7 is er geen schepping meer, maar rust. Gods werkdagen zijn ten einde. Er klinkt dan ook geen refrein meer. Dat wil niet zeggen dat dag 7 daarom geen einde kent. Want dag 7 wordt juist als dag apart gezet door God: geheiligd! Op basis daarvan vormde God een week van zeven dagen, van zes plus één. Als scheppingseenheid die heel de tijd van de wereld moet dienen om de sabbatdag teken te laten zijn van de eeuwige sabbatsrust die komt (Hebr. 4).
Hoe is dit mogelijk als deze zevende dag ook nu als dag zonder einde nog voortduurt?
Kadertheorie
Er zijn enkele specifieke kenmerken die alléén de kadertheorie gelden. Deze theorie gaat ervan uit dat elke dag van Gen. 1 een soort fotolijst is waarin iets van het grote verhaal van de schepping wordt weergegeven.
Door de meeste aanhangers van de kadertheorie wordt verdedigd dat de “beelden” van dag 1-3 corresponderen met de “beelden” van dag 4-6. En wel zo, dat wat op dag 1 geschapen wordt als ruimte, vervolgens gevuld wordt met de schepselen of vormsels van dag 4. Dag 1 en 4 gaan dan over hetzelfde gebeuren, wat zich in heel lange tijd heeft voltrokken. Dat geldt ook voor het koppel dag 2 en 5, en het koppel dag 3 en 6.
De dagen in deze theorie zijn wel “gewone dagen”, maar dan niet letterlijk historisch en zelfs niet in chronologische volgorde, in tijdsvolgorde. Het zijn plaatjes in een lijst, die iets vertellen. Daarbij is de volgorde minder belangrijk.
Op deze manier creëert men ruimte voor een theïstische evolutie en een oude wereld van miljarden jaren. Ruimte: Ik zeg niet dat alle voorstanders daar persé in geloven. Maar ze claimen dat Genesis daarvoor de ruimte biedt. Daarvoor wordt vrijheid in exegese gevraagd.
Antwoord op de kadertheorie
Tegenover de symbolische uitleg met ruimte voor evolutie, dient Genesis zich juist aan als een voluit historisch boek. Gen 1: 1 – 2:3 vormt een inleiding en nadere invulling op wat er in de rest van Genesis op volgt nl. de toledothen, letterlijk de geschiedenissen. Vanaf Gen. 2:4 wordt beschreven de geschiedenis van de hemel en de aarde. Gevolgd door de geschiedenis de mens Adam, enz. tot aan die van Abraham, Isaak en Jacob (Gen. 37-einde). Niet alleen Gen. 2:4v grijpt terug naar Gen.1, dat geldt ook voor Gen. 5. Daar wordt opnieuw een stap terug in de tijd gezet. bij het begin van een geschiedenis. Niets in Gen. 1-2:3 zelf wijst erop dat het hier iets anders dan een letterlijke geschiedenis betreft. Ook de literaire vorm die God in Gen. 1 en 2 laat gebruiken, doet daar niets van af. Dit is even klaarblijkelijk als in 1926 door de kerken m.b.t. het spreken van de slang in Gen. 3 werd vastgesteld. Wel gaat het hier om bovennatuurlijke wonderen van God, die geloof vragen. Maar ze spelen zich in de tijd af, die begon in Gen. 1:1.
De kadertheorie wil de dagen van Genesis verklaren als literaire aanpassing (accommodatie) van God aan de mens. Maar daartegenover staat dat God van ons vraagt dat wij ons nu juist aan Hem en zijn letterlijke dagen aanpassen. Het vierde gebod in Ex. 20 zegt dit heel stellig (Let op “want”): Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen maar de zevende dag is de sabbat van de Heere uw God dan zult gij geen werk doen, (…). Want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daar in is. En Hij rustte op de zevende dag.
De gevolgen van de kadertheorie
De kadertheorie stelt dat het doel van Gen. 1 en 2 is het eren van God in het verbond door Israël. Daar zou de vertelvorm op gericht zijn. Mozes zou zo aan Israël een schets van God als de trouwe Verbondsgod hebben gegeven. Ook speciaal met het doel om te komen tot het vieren van de sabbat als een aan God gewijde dag.
Maar er is toch veel meer over Gen. 1 en 2 te zeggen? Moeten we niet beginnen met het feit dat God Zich Zelf verlustigt over Zijn werken? Vergelijk Ps. 104:24 met Gen.1:31-2:3. Ook Christus en zijn apostelen wijzen terug op dit begin m.b.t. de sabbat (Ex.20:8-11; Marc.2:27; Hebr.4:4), het beeld van God zijn (Gen.1:26; 1 Kor.11:7; Jak.3:9), het huwelijk en de man-vrouw verhouding (Gen. 2:18-25, Matt.19:4-6; 1 Kor.11:8; 1 Tim.2:13), heterofilie en homofilie (Rom.1:26-27), naaktheid en schaamte (Gen.2:25), het proefgebod (Gen.2:16-17), de vloek over de zonde (Gen. 2:17), de situatie van de zondeval (Gen. 3), en de daaraan door God verbonden moederbelofte.
Wanneer de dagen van Gen. 1 en 2 worden tot een “vertelvorm”, is heel Gods Schepping slechts een “verhaal”, geen feitelijke geschiedenis, en valt de vaste grond onder dit alles weg.
Artikel 2: Dagen van Genesis en de kadertheorie.
Artikel 3: Derde weg: Genesis èn evolutieleer (verschijnt volgende week D.V.).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Genesis tegenover evolutieleer
Een paar weken geleden was er opzienbarend nieuws. Er zou een nieuwe voorloper van de mens zijn ontdekt in Zuid-Afrika. Een zogenaamde mensachtige. Een tussenvorm tussen een aap en een mens. Er waren veel botten en ook schedels gevonden. Daarvanuit werd een reconstructie gemaakt zoals u hier ziet afgebeeld.1 Natuurlijk twijfelden sommige geleerden eraan of het wel echt mensen waren of toch gewoon apen, maar velen spraken van een revolutionaire vondst. De vraag die op ons afkomt is wat doen dit soort vondsten ons? Zetten deze het Genesis verhaal in een ander daglicht? Of moeten we het gewoon als onzin afwijzen?
Is het nu Schepping èn evolutie of is het Schepping òf evolutie? Met andere woorden kunnen wij Bijbel en evolutie met elkaar in overeenstemming zien? Of is er een onoverbrugbare tegenstelling tussen de schepping van Genesis en de bevindingen van de wetenschap?
In zowel het Reformatorisch Dagblad als het Nederlands Dagblad is in de afgelopen maanden uitgebreid aandacht aan deze zaak geschonken. Aanleiding was o.a. de switch die de Evangelische School te Amersfoort heeft gemaakt door Bijbel en evolutie met elkaar in harmonie te willen brengen. Ook de presentatie van het boek Het geheime logboek van topnerd Tycho van Prof. dr. C. Dekker (met als medeauteur mevr. C. Oranje), waarin ditzelfde wordt ondernomen, kreeg ruime aandacht. Is het Schriftgeloof dat uitgaat van de letterlijke betekenis van Genesis 1 en 2 nog wel te handhaven? Maak je het met name jongeren in de kerk niet onnodig moeilijk om in de wetenschap nog een rol te kunnen spelen, zonder hun geloof op te zeggen?
Onlangs is er als tegenhanger van genoemde aanpassingstreven een nieuwe website in het leven geroepen: www.logos.nl van het eveneens nieuwe Logos Instituut, dat de Bijbel juist als norm wil hanteren tegenover de evolutieleer.
Schepping en/of evolutie?
We kunnen heel globaal drie benaderingen aanwijzen met betrekking tot het ontstaan van het leven. De eerste benadering is die van het geloof in Gods Woord, waarbij geloofd wordt dat God de hemel en aarde in zes dagen heeft geschapen. Daarbij wordt eraan vastgehouden dat het boek Genesis letterlijk-historische gebeurtenissen beschrijft.
De tweede benadering is die waarbij men niet in God gelooft, maar zichzelf tot norm is, autonoom. Waarbij men én alleen gelooft wat men in de natuur waarneemt én daaruit zelf conclusies trekt, het naturalisme. Daarbij hoort het uitgaan van een evolutieproces, dat zich heeft voltrokken over drieënhalf miljard jaren. In die tijd is ook het leven tot stand gekomen en zijn uit lagere levensvormen hogere levensvormen ontstaan. Met als ‘eindproduct’ de mens.
De derde weg wil de eerste en de tweede benadering combineren. Men maakt ruimte om te geloven dat het Scheppingsverhaal over zes dagen in werkelijkheid gaat over een evolutie in drieënhalf miljard jaren. Een door God geleide, theïstische evolutie. Hierover handelen de twee andere artikelen van mijn hand in dit nummer (zie kader onderaan deze pagina).
Naturalisme en evolutionisme
Ook sommige christenen volgen de derde weg van het naturalisme en evolutionisme. Zij brengen een scheiding aan tussen aan de ene kant geloof waarvoor je de Bijbel nodig hebt, en aan de andere kant wetenschap waarvoor je de natuur gebruikt. Uit beide boeken kun je immers God leren kennen? Dat zegt toch ook NGB artikel 2? Ja, daar worden wel twee boeken genoemd, maar daar staat ook dat wij God béter leren kennen uit zijn Woord! We zeggen met Calvijn: we moeten de natuur lezen “door de bril van Gods Woord”, om God en Zijn daden, ook Zijn scheppingsdaden, pas echt goed te kennen.
Bij deze eerste benadering past geen geloof in bovennatuurlijke wonderen van God. Daarmee wordt de schepping in zes dagen verworpen en komt men in strijd met de NGB artikel 12. In dat artikel wordt Gods Woord na gesproken, dat God de Schepper schept en onderhoudt. Men wil echter alleen uitgaan van menselijke waarnemingen en stelt zo de evolutietheorie boven de Schrift. Dat gaat ook in tegen NGB artikel 7, dat zegt dat Gods Woord boven alle menselijke ideeën en theorieën gaat. De aanhangers van de evolutietheorie stellen natuurwetten zoals de zwaartekracht en andere wetmatigheden absoluut. Volgens hen zijn zij er altijd zó geweest en zullen ze ook altijd zó blijven. Ook leren de aanhangers ervan dat elk leven er is door toeval. Wij stellen daartegenover dat ook natuurwetten onderworpen zijn aan God. Het zijn zelfs verordeningen van God. NGB artikel 13 zegt: niets gebeurt zonder Zijn beschikking. Dat betekent dat er bij zogenaamde wetmatigheden ook veranderingen mogelijk zijn. Denk aan het stilstaan van de zon in Jozua 10:12. Ook de aanname van het toeval in allerlei evolutieprocessen strijdt direct met Gods voorzienigheid.
Verder stelt men dat de overeenkomst tussen dieren erop wijst dat het hogere voortgekomen is uit het lagere. Wij zeggen echter op grond van Gods Woord, naar NGB artikel 12, dat God alle schepselen uit niets heeft geschapen, toen het Hem goed dacht. Ook belijden we daar dat niet het ene dier uit het andere zich heeft ontwikkeld, maar dat “God elk schepsel zijn wezen en gedaante heeft gegeven”. Met andere woorden: God heeft de dieren al onmiddellijk heel verschillend geschapen.
De overeenkomst tussen verschillende dieren in lichaamsbouw, organen, gedrag wijst bij het licht van Gods Woord op de eenheid in het scheppingsplan van één en dezelfde Schepper en Bouwmeester, namelijk God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.
Evolutionisme en oude aarde
Volgens de evolutietheorie is de mens uit lagere dieren ontwikkeld via aapachtigen en mensachtigen. Zo’n 200.000 jaar geleden zou zo de eerste echte mens zijn ontstaan. Volgens berekeningen zijn de oudste levende mensen nu de aboriginals (autochtonen) in Australië die zo’n 45.000 jaar geleden zijn ontstaan uit voorlopers. Volgens evolutionistische inschatting zou er 10.000 jaar geleden voor het eerst plaats kunnen zijn voor mensen als Adam en Eva. Met ander woorden, volgens hen waren er al mensen op aarde vóórdat mensen zoals Adam en Eva er konden zijn. Dat aanvaard je dus met de evolutietheorie!
Gods Woord zegt het heel anders dan de evolutiegedachte, zoals duidelijk samengevat is door NGB artikel 14: Wij geloven dat God de mens uit het stof van de aarde geschapen heeft. Op basis van de geslachtsregisters in Genesis komen we erop uit dat dit ongeveer 6000 jaar geleden heeft plaats gevonden.
Wat is “waarheid” in de natuur?
Bij tegenovergestelde leringen komt de vraag op: Wat is nu waarheid? Wat de natuur ons leert, of wat in Gods Woord staat? Nu moeten we ervoor oppassen te zeggen dat Gods Woord iets anders leert dan de natuur ons leert. We moeten namelijk onderscheiden tussen (1) waarnemingen van feiten en (2) de beoordeling, de interpretatie van die waarnemingen.
1. Waarnemingen van ouderdomsbepalingen. Deze berusten deels op methodes die niet betrouwbaar zijn. Dat geldt zeker de radioactieve koolstofmethode (C-14).2
Ook kunnen mensen opzettelijk verkeerde berekeningen opgeven. Het kan ook een vergissing zijn, doordat men geen rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden.
2. De interpretatie, de verklaring van de waarneming, wordt beïnvloed door het vooroordeel dat je hebt: je geloof of wereldbeschouwing. Deze interpretatie is dus niet neutraal. Het gaat uit van geloof in Gods Woord òf geloof in evolutie. Bij ouderdomsbepalingen zal een ongelovige geen rekening houden met de zondvloed, met de schepping en met wonderen. Hij interpreteert met als achtergrond de evolutie. Maar een gelovige wetenschapper houdt daar wel rekening wel. Er kan zo een heel verschillende betekenis worden gehecht aan een waarneming.
Zo moeten we ook kijken naar de vondsten in Zuid Afrika. Vanuit de evolutie kun je denken dat ze de evolutie bevestigen. Maar dit is nog heel iets anders dan dat de natuur dit ons werkelijk leert.
Wat is “waarheid” in de wetenschap?
Ook gelovige wetenschappers moeten voorzichtig zijn om iets van hun bevindingen waarheid te noemen. We kunnen op zijn best zeggen dat er aangenomen waarheden zijn als ze rusten op waarnemingen in het licht van Gods Woord. Alleen Gods Woord Zelf is de absolute waarheid. Daar zal een bevinding ook niet mee mogen strijden.
Wat betreft de interpretatie moeten we dus zeggen dat geloof in Gods Woord hier staat tegenover het ongeloof van de evolutie. Zo begon het al bij de zondeval dat de slang tot de vrouw zegt: God heeft zeker wel gezegd… (Gen. 3: 1). Geloof staat zeker niet tegenover wetenschap, als die wetenschap zich maar onderwerpt aan Gods woord.
Tenslotte moet worden opgemerkt dat Gods Woord ons niet bedriegt over Gods schepping. Als we iets van de natuur niet kunnen verklaren, betekent dit niet dat God ons met zijn Woord bedriegt. Maar het wijst erop dat ons verstand door de zonde verduisterd is.
De Schrift spreekt
Als we de Schrift laten spreken zien we dat de Bijbel in zijn geheel steeds dezelfde boodschap heeft. Ik citeer hier uit de Herziene Statenvertaling. Gen 1:1 spreekt van een begin van hemel en aarde, van tijd en schepselen: In het begin schiep God de hemel en de aarde. Om dit aan te nemen is geloof nodig zoals we lezen in Hebr. 11:3: Door het geloof zien wij in, dat door het Woord van God is de wereld tot stand gebracht en wel zo dat de dingen die men ziet niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is. De Heere laat wondermooi zien hoe Hij in zijn schepping alle soorten schepselen, dieren en mens apárt heeft gemaakt, niet als voortkomend uit elkaar: En God schiep / maakte de dieren naar hun soort, Gen. 1: 21, 24, 25. En God schiep de mens naar Zijn beeld, Gen. 1: 2. Ook de apostel Paulus zegt dit in 1 Kor. 15:39: Het vlees van mensen, dieren, vissen en vogels is verschillend, Niets in de Schrift wijst op een evolutiegedachte: Toen vormde de Heere God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus, Gen. 2: 6. Het Nieuwe Testament sluit het bestaan van mensen voór Adam uit: De eerste mens adam is geworden tot een levend wezen …, 1 Kor. 15:45. Ook het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk heeft de Heere al direct tijdens zijn scheppingsdagen aangebracht: Mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen, En de Heere God bouwde de rib die hij uit Adam genomen had, tot een vrouw, Gen.1: 27. Opnieuw bevestigt ook het NT dit gegeven in 1 Kor. 11:8: De man is niet uit de vrouw maar de vrouw uit de man. Kortom de evolutieleer is in flagrante tegenspraak met de Schrift. Er is geen enkele overeenstemming!
Evolutieleer is mensenbedenksel
Maar er zijn óók geen harde bewijzen voor de evolutietheorie in de natuur. Charles Darwin had geen enkele waarneming waarbij er evolutie plaatsvond van de ene diersoort naar de andere. Hij heeft dit gewoon bedacht. Hij zag verschillende dieren en kwam toen met zijn theorie. En zo is het nog steeds. Er is geen bewijs. Ja er is wel op kleine schaal evolutie: zogenaamde micro-evolutie, die variaties geeft binnen een soort. Maar er is geen enkel bewijs van evolutie van de ene diersoort naar de andere toe, macro-evolutie. Ook niet in experimenten. In het laboratorium is nog steeds geen leven te maken uit iets wat niet leeft.
Vanuit het evolutie-denken is er geen enkele verklaring voor het ontstaan van de levenloze materie van zaken als logisch denken, geest en ziel. Ook niet voor het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk.
Wel bestaan er veel wetenschappelijke bezwaren tegen deze macro-evolutie. Ik kan er maar kort een paar noemen. Er is gesteld:
- Het leven zelf is te complex, te ingewikkeld dat het uit toevallige ontwikkelingen zou kunnen zijn ontstaan. Denk met name alleen aan de genetische structuur van DNA en van ingewikkelde structuren als cellen, de organen.
- Het is niet denkbaar dat zoiets zich uit het niets heeft ontwikkeld door een reeks toevallige veranderingen.
- Spontane veranderingen in erfelijk materiaal zijn meestal minder gunstig voor de overleving van dier of de plant. Om vleugels te kunnen krijgen als landdieren zou er dan een geweldig complexe samenwerking moeten zijn van vele positieve factoren tegelijk. Dit is alleen al wetenschappelijk ondenkbaar.
- Mensen van de evolutietheorie plaatsen de dieren in een bepaalde volgorde van overeenkomst en noemen dat een stamboom. Maar zo’n “phylogenetische stamboom” is zelf bedacht en vormt geen enkel bewijs voor de evolutie van het ene dier uit het andere. Het is een cirkeldenken. Nee, de overeenkomsten wijzen juist op dezelfde Schepper.
- Sommige organen in het lichaam van de mens worden wel “rudimentaire” organen genoemd. Dat suggereert dat ze nutteloze overblijfsels zijn van een voorstadium. Het stuitje en de blindedarm bijvoorbeeld. Maar ook hier geldt dat overeenkomst van bouwplan wijst op één en dezelfde Schepper. De functie ervan blijkt er vaak wel degelijk te zijn, al is dat na een lange tijd van onbekendheid. Ook is er geen enkele lévende overgangsvorm van het ene soort naar andere soort dier te vinden.
- Ten slotte: de evolutietheorie komt voort uit de oerknal, de Big Bang. Zo zou alles begonnen zijn. Maar wat was er dan vóór die zogenaamde knal? Want hoe kan iets spontaan uit het niets voortkomen? Daarop blijft men het antwoord schuldig.
Macro-evolutie is “axioma”
Ondanks dat de evolutieleer dus onbewezen is, zelfs wetenschappelijk zeer onwaarschijnlijk en als waarneming niet te herhalen, en ondanks dat er veel weerleggingen zijn en de leer onoplosbare vragen oproept, ondanks dit alles blijft de wetenschap toch de evolutieleer aanhangen. Hooguit past men de theorie een beetje aan bij te duidelijke weerleggingen. Maar nog steeds verklaart de wetenschap deze leer als onbetwistbaar, en als enige toegestane visie in de wetenschap. Dáárom is de evolutieleer een geloof, een onbewezen grondslag, een axioma. Ook al noemt dit evolutie-geloof zichzelf “wetenschappelijk”.
Onze conclusie moet zijn dat de Schepping naar Gods Woord en de evolutietheorie tegenover elkaar staan. Het vooroordeel van de evolutietheorie verdraagt zich niet met het Schriftgeloof, dat God van ons vraagt om alles voor betrouwbaar te houden wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft (HC zondag 7). Ook m.b.t. het boek Genesis geloven wij zonder in enig opzicht te twijfelen, alles wat zij bevat (NGB art. 5). Terwijl Gods Woord helder is, volmaakt en in alle opzichten volledig is, verwerpen wij alles wat met deze onfeilbare regel in strijd is (NGB art. 7).
Daarnaast concluderen we dat de evolutietheorie niet alleen wetenschappelijk onbewezen is maar ook omgeven door onopgeloste vraagstukken.
Artikel 2: Dagen van Genesis en de kadertheorie.
Artikel 3: Derde weg: Genesis èn evolutieleer (verschijnt volgende week D.V.).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.