Home » Artikelen geplaatst door Peter Dirk Spies

Auteursarchief: Peter Dirk Spies

Kopie van huwelijksvoorwaarden tussen Johanna van Meerten (?-?) en Johan van Wijck (?-?)

Eerste blad van de kopie van huwelijksvoorwaarden van Johanna van Meerten (?-?) en Johan van Wijck (?-?).
Tweede blad van de kopie van huwelijksvoorwaarden van Johanna van Meerten (?-?) en Johan van Wijck (?-?).

Transcriptie RAG archief 0124 nummer 4998: Kopie de dato 20-09-1584 van de huwelijksvoorwaarden tussen Johan van Wijck en Johanna van Merten, de dato 17-09-1525.1

De transcriptie luidt:

Copie.

Wij Johan van der Lauwick ende Ernst van der Lauwick gebrueders als maghevrunden ende gecoren hijlicxluijden van wegen Hermans van Wijck met Johan sijnen soon aen een sijde ende wij Melchior van Culenborch bastaert ende Dirck van Merten die jonghe als magevrunden ende gecoiren hijlicxluijden van wegen joffer Stijn van Merthen mit joffer Johanna van Merthen oere dochter aen die ander zijde, doen sementelick kondt ende bekennen overmits desen apenen brieve dat wij daerthoe geroepen, gebeden, over ende aen sijn geweest daer wij ter eeren Goides eenen echten inde wettelicken hijlick gededinckt, gemaect ende gesloten hebben tusschen Johan van Wijck Hermensoon ende joffer Johanna zaliger Gevertsdochter van Merten voirgenaempt.

Alsoe dat Johan van Wijck voerschreven joffer Johanna voerschreven tot eenen rechten echten wijve ind bedgenoot hebben zal ind zal daer mede in rechts medegave hebben als hijrnae beschreven volgen zal.

In den ijersten zal hij hebben twee campen lants t’samen haldende omtrint sess merghen, gelegen in den kerspel van Salmonde in den lande van Bueren, den eenen genaempt die Gherecamp ind den anderen den Buerkamp. Ind daer noch toe vijftich golde Philippusgulden aen gerede gelde.

Noch zoe zal joffer Johanna voirschreven in rechter medegave hebben hondert Stichtse gulden, twijntich stuvers voor den gulden, dewelcke Johan van Merthen huere broeder nae huer moeders doot binnenjairs daernae uutrechten zal ende betalen zal.

Hiertegen zal Jan van Wijck Hermensoon vurschreven aen joffer Johanna vurgenoempt in rechter hijlicxvoirde ind medegave brengen eenen camp lants geheijten Merenborchscamp haldende omtrint sess mergen lants gelegen in den kerspel van Rijswijck, noch twee mergen lants geheijten die Cleijn Dolage gelegen in den kerspel van Rijswijck, beheltelick die pastorije van Rijswijck huer gerechticheijt. Ind voort mit alsulcke erffniss ind versterff als hem aengecomen is overmits dode Willem van Wijck zijn zoon.

Voort soe bekent Herman van Wijck voor hem ende zijnen erven dat hij Johan van Wijck zijnen soon in rechter hijlicxvoirwaerden gegeven heeft een stuck lants, leenguet omtrint sesthien hondt aen die Broecksteghe, geheijten Trijessghencamp, d’welck Herman van Wijck Johan zijnen zoon vurschreven voor den leenheer overgeven ind vestigen zal, daeraen gehalden ind verwaert sal wesen. Beheltelicken nochtans Herman van Wijck dat landt zijn leven lanck tot sijnen schoonsten ind oirbaer to gebruijcken sonder becroen van ijemantz.

Voert is ’t bevoorwaert dat Johan van Wijck ind joffer Janna echteluijden voerschreven die een den anderen moegen tuchtigen hoe hen dat beijde belijeven zal, sonder becroen van ijemantz.

Ende hier t’ enden soe sal joffer Johanna vurschreven nae doot hoere moeder weder mede to deijl gaen in alle nagelaten goederen, rede ende onrede, als oere moeder alsdan aftergelaten zal hebben, beheltelick dat zij weder inbrengen zal ’t geen oer in hijlicxvoorwaerden gegeven is, uutgenamen alleen die hondert Stichsse gulden voirschreven, die Jan van Merten oere broeder uutreijcken zal, daer hij dat leenguet weder tegen behalden zal.

Noch soe heeft Herman van Wijck gegeven Johan zijnen soon die helfte van den pacht van drie mergen lants geheijten die Dolage soe lange als Herman van Wijck leeft.

Oirkundt der waerheijt alre punten ind voorwaerden voerschreven soe hebben wij Johan van der Lauwick ind Ernst van der Lauwick, Melchior van Culenborch ind Dirck van Merten vurschreven als maghvrunden ind gecoiren hijlicxluijden van beijde sijde vurschreven ellick onsse segel bij onsser rechter weetenheijt aen desen apenen brieff gehangen. Ind want ons Hermen van Wijck ind heer Gerit van Wijck priester, Stijn van Merten weduwe zeliger Geverts van Merten alle punten ind voorwaerden wael benuegen to wil ind to danck zijn ind Johan van Merten, soe hebben wij tot meere vestenis oick ellick onse zegel mede aen desen apenen brieff gehangen in ’t jaer ons Heeren duijsent vijffhondert vijer ende twijntich op Sinte Lambertsdach. Ende besegelt met acht groen uuthangende segelen.

Dese tegenwoerdige copie gecollationiert sijnde tegens sijnen rechten besegelden originalen is daermede befonden t’ accordieren, bij mij onderschreven als in absentie des greffiers bij den Hove in sijne plaetz geauctoriseert. Signatum 20 september 1584. Jaspar van Hattem.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 18-09-2024.

Gerichtelijke verklaring over de afkomst en riddermatigheid van Johan van Wijck (?-?)

Transcriptie RAG archief 0124 nummer 4998: Gerichtelijke verklaring door Cornelis Claessen te Wijk bij Duurstede over de afkomst en riddermatigheid van de familie van Johan van Wijck, de dato 24-07-1577.1

De transcriptie luidt:

Wije scholt, burgermeesteren ende scepenen der stede van Wijck bij Duerstadt in Conincklicke Majesteijts2 Lande ende Gestichte van Utrecht doen te weten, certificerende mits desen voor de gerechte wairheijt dat op datum van desen voor ons in persoon, behoirlick geciteert zijnde, gecompareert is Cornelis Claessoon, borger tot Wijck voorscreven, out zijnde omtrent LVIII jairen. Ende heeft ter behoorlicker instantie ende versoecke van den eernfesten ende frommen Johan van Wijck, wonende tot Rijswijck, bij gedaen ede voor die wairheijt getuijcht ende geseijt hem kennelicke te sijn, dat een Floris van Wijck ende eenen Harman van Wijck gebroeders zijn geweest, zonder dat hij deposant kennisse gehadt heeft van den voorscreven Floris van Wijck. Dairbij verclarende oijck wel te weten, dat eenen heer Aelbert van Wijck, religieux tot Marieweert, ende Harman van Wijck Florissoon gebroederen zijn geweest. Item verclaerde noch waerachtich te sijn drie echte sonen van Harman van Wijck voorscreven gekent te hebben, te weten heer Gerrit van Wijck, priester in zijn leven wonende tot Wageningen, Johan van Wijck ende Antonis van Wijck gebroederen, sonder nochtans kennisse te hebben van hairluijder moeder. Dairbij voegende dat Johan van Wijck, des producents aldevader, gehuwelickt zijnde aen joffrou Johanna van Merthen tho Inghen, dochter van zaliger Ghevert van Merthen, bij dezelffde in echte state geprocreert ende verwect heeft drie zoonen ende een dochter, als namentlick Gevert van Wijck, Johan, Jaspar3 ende joffrou Anna van Wijck. Dat oijck daerna de voorscreven Gevert van Wijck, des producents vader, gehuijwelickt zijnde aen joffrou Johanna van Leeuwen Hermansdochter den olden tho Maurick bij dezelffde geprocreert heeft twe zonen, als Johan van Wijck producent alhier ende Cornelis van Wijck gebroederen. Dat hem deposant mede wel kennelick is dat Harman van Wijck Florissoon ende Johan van Wijck Harmanssoon, des producents aldevader, geweest zijn twee broederskijnderen. Dat mede Gevert van Wijck, des producents vader, Johan ende Jaspar van Wijck zijn broederen sampt des producents overaldevader ende zijn zoon den alden Johan van Wijck zo lange mensche memorie gedencken kan heercomen zijn van een goet alt riddermatig stamme ende bloet, der van Wijck wesende van goeden adel ende affcoompste in Nederbetuwe dairvoor geacht ende gekent. Diewelke producents olderen ende overalderen sampt Harman van Wijck Florissoon zich van alden tijden frommelick gedragen hebben als goede riddermatige schiltbuertige mannen toestaet, dragende een edelmans ofte ruijters geweer, besittende tot Rijswijck ende dairomtrent veele verscheijde gelegentheijden ende goederen. Item dat de voorscreven Harman van Wijck Florissoon stervende sonder blijckende geboirte zijnen goederen geërft heeft op Cornelis Forter, zone van Gijsbert Forter, zijne halven broeder geprocreert bij joffrou Alidt van Bemmel. Item dat de voorscreven goederen nu gepossideert worden bij joncker Ludowijck van Montfoirt, als getrout hebbende de dochter van de voornoempten Cornelis Forter. Noch dairbij verclarende dat oijck die van Leeuwen van outs mede tot Kesteren ter bancke geseten hebben ende met anderen van adel ende ridderscap verscheijden oirdelen ende vonnissen hebben helpen wijsen, gehuijwelickt wesende dezelffde van Leeuwen aen die beste ende principaelste stammen ende geslachten, te weten Ludowijck van Braeckel aen joffrou Elizabet, Harmen van Leeuwen de grotens dochter. Item joffrou Elizabeth van Leeuwen Aelbertsdochter aen Evert van Deelen. Item joffrou Wilhelma van Leeuwen Oliphiersdochter aen Mathijs van Beijnhem Geritzoon, ende meer anderen. ’t Selffde is hij deposant van desen heeft weten te verclaren. Des t’ oirkonde hebben wij gerechtsluijden voorscreven ons stadts segel op ’t spatium van desen doen drucken op den XXIIII julij 1577.
Jan Beijer de Harn.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 17-09-2024.

Voetnoten

Akte waarbij hertog Arnold van Gelre aan Peter van Meerten (Janszoon) het bodeambt te Tiel en Zandwijk geeft

Transcriptie RAG archief 0001 nummer 1105: Afschrift van een acte waarbij hertog Arnold ven Gelre aan Peter van Meerten Janszoon het bodeambt te Tiel en Zandwijk geeft, de dato 22-04-1429.1

Wij Arnolt van der genaden Gaitz Hertoge van Gelre ende van Gulich ende Greve van Zutphen doen kont ende bekennen mit desen apenen brieve dat wij, omme sunderlinge gonsten wille ons dairtoe bewegende, gegeven hebben ende geven mits desen selven brieve voir ons, onsen erven ende nacomelingen Peter van Meerten Janssoen dat baidampt in onsser stat van Tijele ende tot Zandwijck mit allen sinen rechten, vervallen, toebehoren ende opkominge, nijet dairaff uutgescheijden, dat Peter van Meerten vurscreven sijn leven lanck hebben, halden ende gebruicken sal, rustlich ende ongehijndert, gelijckerwijt als onser zeliger alderen ende voirvaderen baden datselve badeampt aldair tot Tijele ende toe Zandwijck gehadt ende gebruijct hebben. Alsoe dat wij dairomme ontbieden ende mit desen onssen brieve ernstlich bevelen u onssen amptman, richter ende voirt buermeisteren, schepenen, rade ende ganser gemeijnten onsser stat van Tijele ende van Zandwijck vurscreven, die nu sijn ende hiernamaels dair wesen sullen, dat gij den vurgenanten Peter van Meerten dairtoe ontfanct, kennet ende haldet ende hoen in allen saken duet als gij onssen ende uwen bade tot Tijele ende tot Zandwijck van gaeden alden rechten ende gewoenheiden sculdich sijt te doen. Datz onsse eijntlicke meijnninge ende willen dat oich also van u gedaen hebben sonder ennige wederreden off bekoen2. Ende omme dat die vurgenanten Peter van Meerten diss vast ende seker sij sijn leven lanck gelijck vurscreven steet, sunder argelist, soe hebben wij te orkunde onssen zegel van onsser gerechter wetentheit aen desen brieff hebben doen hangen. Gegeven in den jair onss Heren dusent vierhondert negen ende twintich des vrijdages na den sonendages Jubilate3.

Pro dominum ducem presentibus de concilio Johanne Schelert de Obbendorpp magistro curie, Theodoro de Aernhem militibus ac Johanne de Apelteren marscalko armiger.4

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 28-08-2024.

Voetnoten

Machtiging van Lodewijk van Brakell, weduwnaar van Catharina Tempier, aan kapitein Frans Liseman om rentbrieven te vorderen

Transcriptie RAU archief 2003 boeknummer 413 folio 172v (schepensignaat ORA 1609-1612): Machtiging van Lodewijk van Brakel, weduwnaar van Catharina Tempers, voor schepenen van Arnhem, aan kapitein Frans Lisemans om rentbrieven te vorderen etc. van het dorp Asten in de Peel en van Henrick Cornelissen van den End, de dato 29-07-1611.1

“#Lodowich van Brakel#

Coram Wetten et Buddijngh comparuit d’ edele unnd eherentfeste Loedewijck van Braeckell, gewesene eheman van zeliger Catharina Tempers, doghter van Gerhardt Tempers, et permisit capitein Franss Lissemans omb seeckere rentbrieven uuith tho maennen, untfangen, vercoeppen, aliëniren, als sijn lieve spreeckende hebbe up id dorp Asten uunder die Peell in Brabant gelegen, als oick in saecken sijn lieve tho doen hebben tegens Henrick Cornelissen van den End ter cause van seeckere rentbrieven mit recht tho spreecken etc., penningen ontfangen, quitantie geven, cum potestate substituendi, cavens se ratum habiturum.

Den 29 julij 1611.”

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 16-07-2024.

Voetnoten

Akte van schenking door Derick van Meerten en Christina van Eck wanneer zij hun dochter Theodorica in 1502 naar het St. Agnietenklooster (Rhenen) sturen

Transcriptie RAU A351049: Overgifte van een kamp land te Meerten, 3½ morgen groot, genaamd Bergelee, door Derck van Meerten en Christina van Eck aan het Sint Agnietenconvent te Rhenen voor het levensonderhoud van hun dochter Theodorica in dat klooster, de dato 25-05-1502.1

Copija.

Wij Derck van Meerten ende joffrow Chrijstina van Eck, echte huijsfrow Derck voorscreven, doen kont ende bekennen overmijts desen apenen brijeff, soe als wij ter eeren Goedts, Maria Zijnder liever moeder ende der heijlighe joffrow Sunte Agneten, onse dochter Theodorica gebracht hebben in den Joffrowenclooster bijnnen Rhenen, soe en wijllen wij nijet dat zij der aelmijssen leven zal. Soe hebben wij gegheven ende overmijts desen openen brijeff geven den voorgenoemten Convent Sunte Agnijeten besloten zusteren bijnnen Rhenen een kamp lants gheheijten Bergelee, houdende omtrent IIII mergens lantz, een luttel mijn offte meer, ter goeder maeten, gelijck als die voergenoemten kamp van outs geleghen es, gelegen in den kerspel van Lijnden in der maelschap van Meerten, oestwert naest gelant die Nedermedensche straet, suijtwert die heeren van Mariëndael, westwert die Hoemeijsche straet, noertwert Borre van Meerten, mijt egghen ende eijnden, mijt allen zijnen rechten ende toebehoerren, voir een goet vrij leen Cornelis van Brakel mijt dusdanijghe vorwarden ende goeden onderscheijt. Waert saecke dat onse dochter voorscreven, die wij in den voorscreven clooster geborcht hebben, afflivijch werdde, des Godt voorhueden, bijnnen jairs, soe sal der voorscreven kamp ende erff wederom vrij aen ons komen, ombecroont des voorscreven convent. Mer zij dan langer in levende lijeffe bleve nae den voorscreven jair ende dat Godt Zijnen wijlle dede mijt onse dochter voorgenoemt, soe kennen wij voir ons ende onsen erven dat dat convent bijnnen Rhenen gegoet, geërfft ende gerechtijcht ijs ende blijven zal ten ewijghen daghen, sonder ons becroijen off ijmants van ons off onser wegen, ende wij dairaff ontgoet, onteerfft ende ontrecht zijn ende blijven zullen ten ewijghen daghen. Voirt waert saecke dat onse dochter voorgenoemt langer in levende lijeffe bleve dan ick off mijn huijsfrow, soe sullen ende wijllen wij den voorgenoemten convent maecken een goet reedelijck testament nae goetduncken onser consciëntiën. Hijermede zal dat convent gescheijden weesen van ons als van enijger erfftael te hebben off te boeren van ons off van onsen erven. Ende want dan dijt voorscreven lant een leengoet is Cornelis van Brakel ende dan dair enijch gebreck off hijnder geschijeden in der overgijfften offte vestenijsse off in enijghe dijenst hercomende van des leenheers weghen, soe geloven wij Derck van Meerten ende joffrow Chrijstina echte huijsfrow als principael saeckwolders voir ons ende onsen erven desen voorscreven hijnder ende gebreck aff te doen buitten schaede des voorscreven conventz. Ende wij Jan van Meerten ende Arnt van Eck Dircxsoon geloven mede als goede erffwaerborcht voir ons ende onsen erven dit voorscrevene aldus te geschijeden ende t’ houden alle die puncten glijck voorscreven staet der voorscreven convent. Waert saecke dat dat voorscreven convent hijer en boven enijghe hijnder, schade off gebreck kreghe, dede off leede in enijgherwijs geloven wij Derck ende joffrow Chrijstina voorgenoemt als principael ende wij Johan ende Arnt voirgenoemt als goede erffwairborge geloeven mede voir ons ende onsen erffen dat voorgemelten convent op toe rechten ende toe gelden tot haers selves simpels segghen ende waerheijt. Ende alledijnck sonder arch unde lijst. In oirkonde der waerheijt ende rechten tuijghen soe hebben wij Derck ende joffrow Chrijstina echteluijden voirgenoemt voir ons ende onsen als principael saeckwolders ende wij Johan van Meerten ende Arnt van Eck vurgenoemt als goede erffwaerborgen voir ons ende onsen erven oick onse segele gehanghen aen desen apenen brijef. Gegheven in ’t jair ons Heeren vijffthijenhondert ende twee opten heijlighen Sacramentsavont.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 11-06-2024.

Voetnoten

Belofte van Jaspar heer van Culemborg om zijn zwager Gevert van Meerten schadeloos te zullen houden

Transcriptie RAU Archief van de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht, nummer 3111.0.2., Belofte van Jaspar heer van Culemborg etc. om zijn zwager Gevert van Meerten schadeloos te zullen houden en vrijwaren voor de belofte van afdoening van een schuld van 750 Rijnse goudgulden aan Bartolt Hack van Ruwenhaven, de dato 24-11-1480.1

Een schuldbrief van mijn Her van Culenborch anno MCIIIILXXX, Culenborch.

Wij Jasper, Heer tot Culenborch, then Weerde, tot Borssellen, tot Hoichstraten, tot Lijenden, tot Ewick etc., doen condt allen luijden: Alsoe onse lieve swaiger Gevert van Meerten mit enen voir ons als principail zaickwalt gelaift ende sich zeer hoichlicken verscreven ende versegelt heft aen handen Bartoltz Hack van Ruwenhaven, als voir een zeker somme geltz, nementlicken voir achtehalfhondert golden Overlensche kurfurster Rijnsche gulden, voir datum dis briefs gemunt ende geslagen, of die gerechte weerde dairvoir aen anderen gueden golden paijmente den voirscreven Rijnsche gulden gelijcke guet in tijt der betailinge. Te betailen op Sunte Mertensdach in den Wijnter naistkommende na datum disselven briefs ende dair en theijnden bijnnen drie jaeren dair neistvolgende, bijnnen welcken drie jaeren wij dairaf jaerlicx te renthe geven ende betailen sullen ’t sestich derselver gulden of paijment honre weerden, gelijck die principailbrief dairaf dat allet bij leistinge, werdeijnschappe, penen ende anderen hoigelaiften vorder inhelt ende vermach. Soe bekennen wij Jaspar heer voirscreven, dat wij dairomme gezekert ende gelaift hebben, zekeren ende gelaven voir ons, onsen erven ende nacomelingen overmitz desen onsen apenen brieve, dat wij Gevert van Meerten voirnoemt ende sijne erven genselicken geheel ende all wail van deser sijnre verschrivinge, versegelinge ende hoigelaiften vrijen, ontheffen ende quijten ende voirt van allen penen, leisten, costen, hijnder ende schaden hij ofte sijne erven dairomme deden, leden of kregen in ennigerwijs volcomelicken verrichten ende voirt van als schadelois halden sullen bij ons een trouwen ende rechten geloven, ende oick bij allen verbantenissen, vurwerden, condiciën, overgiften, hoigelaiften ende renunciaciën in den voirscreven principailbrief begrepen. Dairtoe wij ons, onse erven ende nacomelingen voirscreven ende all onse heiricheiden, erven ende gueden mit ijpothecaciën ende tot realicker execuciën der haven ende rechtbancken daironder die geleghen sullen wesen oick hijrmede verbijnden, sonder ons dairtegens te verweren, te verantworden of te beschudden mit ennigerhande behulp, geistlicx of werltlicx rechten, of mit ennigen anderen hulpreden ennichsijns die ons hijrinne te baten ende hem of sijnen erven gebreke sijns te hijnder ende te schaden kommen mochten in ennigerleij wijs. Ende allet sonder argelist. In orkonde der wairheit soe hebben wij onsen segel aen desen selven brief doen hangen. Gegeven in ’t jair ons Heren dusent vierhondert ende tachtentich op Sunte Katherinenavent virginis et martiris gloriose.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 24-11-2023.

Gerichtelijke verklaring door Derick van Meerten, mede namens zijn vrouw Elizabeth van Els

Transcriptie RAG archief 2003 boeknummer 401 folio 81 (schepensignaat ORA 1568-1571: regest 343): Gerichtelijke verklaring door Derick van Meerten, mede namens zijn vrouw Elizabeth van Els, dat hij tegen een door Henrick Wissinck betaalde som gelds afstand doet van zijn actie en vordering op Lambert Gerritsen te Holthuisen, de dato 07-10-1570.1

“Coram Johan van den Bergh ind Ott Kanis comparuit Derick van Merten voir hemselven und mede als volmechtich man ende mombar joffer Elizabeth van Elss sijnen huijsfrouwe, ende heefft opgedraegen ind mijt sijnen vrijen wille vertegen Henrick Wissinck, ende dat voir een summe van penningen die hem tot sijnen wille guetlick waell uutgericht ind vernuecht is, alsulcke actie ind forderungh als Derrick van Merten op Lambert Gerritsen, woenende op Holthuijssen, t’ doen heefft. Mede gelavende soe daer enige vorige kosten tho Huessen van dese waeren verresen d’zelve aff tho doen ind hon daervan tho vrijen. Mijt oeck voert alle hulp van konden ind kondschappen ende alle assistentie tot deser saecken dienlich doen ende verhelpen soe voell hem sonder enige preiuditio moegelick. Ind bekenden aen die vurscreven actie nil iuris. Actum ut supra.”

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 24-11-2023.

Akte van Magescheid uit 1644 tussen de kinderen en erfgenamen van Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen

Transcriptie RAG archief 0559 nummer 17 Magescheid tussen de kinderen en erfgenamen van Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen, de dato 14-06-1644 (scans 0004-0005).1

Maeghgescheijt tusschen de kinderen ende erfgenaemen van joncker Johan van Goltsteijn ende vrouwe Gertruide de Cock van Delwijnen.

Wij Wilhem van Goltstein ende Hadewich van den Steenhuijs echteluijden, Bartolomeus van Goltstein ende Maria Spaen echteluijden, ende wij Hadewich van den Steenhuijs ende Maria Spaen voorschreven mitte voornoempte onse echte mannen in deese saecke respectivelick gecooren tot onsen mombaers, Gijsbert van Goltstein, Adriaen Johan van Goltstein, Bertina van Goltstein, weduwe ende boedelhouster van joncker Lambrecht ter Heerenhaeff zaliger, ende in deese saecke geassisteert mit den weledelen ende erentfesten joncker Gijsbert van Goltstein voorscheven, haer weledelen broeder, Elisabeth van Goltstein, in deese saecke geassisteert mit den weledelen ende erentfesten joncker Adriaen Johan van Goltstein haer weledelen broeder voorschreven ende momber, ende Alardt Frederick van der Muelen ende Maria van Goltstein echteluijden, ende ick Maria van Goltstein voorschreven mitten voornoempten mijnen echten man in deese saecke gecooren tot mijnen momber, doen samentlick kondt ende bekennen mit deesen maechgescheijtsbrieve voor ons ende onsen erven, dat wij onderlingen ende gesaemenderhandt beraempt, geaccordeert ende geslooten hebben voor ons ende voor onsen erven een eewich, vrundtlicke ende minnelicke erffscheijdinge ende deijlinge van alle alsulcke erfenisse ende versterffenisse, reede ende onreede, allodiale ende leengoederen, niets daervan uutgesondert, als ons door overlijden van de weledele, eer- ende duegentrijcke joffrouwe Geertruijt de Cock van Delwijnen, weduwe van wijlen den weledelen ende gestrengen joncker Johan van Goltstein zaliger, onse geweesene moeder ende schoonmoeder respectiven aengecommen ende aenbestorven zijn, mitsgaders oock van alle alsulcke goederen, zoo leen als eijgen, reede ende onreede, niet daervan uutgesondert, als ons door doodtlicken affganck van den weledelen ende gestrengen joncker Johan van Goltstein voorschreven, onsen geweesenen vader ende schoonvader respective oock aenbestorven ende aengeërft zijn. Dewelcke onse voorschreven moeder ende schoonmoeder respective deels tot haeren sterffdagh toe onder haer gehadt ende deels oock ons tot huwelicxgoedt medegegeven ende laeten volgen heeft, omme nae haer weledelen overlijden wederom ingebracht ende gelijckelick gedeijlt te worden. Ende dat alles in voegen ende manieren als hiernaer volght.

Eerstelick sullen den weledelen ende erentfesten joncker Wilhem van Goltstein ende joffrouw Hadewich van den Steenhuijs echteluijden voorschreven voor haer weledelens [1] filiale portie erffelick hebben ende behouden, eerstelick alle alsulcke goederen, zoo leen als eijgen, reede ende onreede, als den obgemelten joncker Wilhem van Goltstein bij zijn weledele moeder voorschreven ten eersten huwelicke mede gegeven ende bij zijn weledele vercoft zijn. Ende daerenboven noch eenen middelweirt onder het kerspel Druemel ende Ampte tusschen Maes ende Wael gehoorende ende aen de Sennewijnsche zijde gelegen, leenruerich aen den Furstendom Gelre ende Graeffschap Zutphen. Ende dan noch twe weijdekens in de buirschap Luijr kerspel Steenre ende Graeffschap Zutphen voorschreven gelegen, sijnde vrij, eijgen ende allodiael goet. Waermede obgemelte joncker Wilhem van Goltstein ende Hadewich van den Steenhuijs echteluijden renunciëren van de vordere goederen, zoowel reede als onreede, als haer weledelen als vooren van haer weledelen voorschreven vader ende moeder respective aengeërft ende aenbestorven zijn als voorschreven. Ende zal daerbeneffens den duckgemelten joncker Wilhem van Goltstein cederen ende transporteren aen joffrouwe Bertina van Goltstein weduwe voorschreven eenen coorntiendt op Lunteren ende Weeckerum in den Ampte van Eede op Veluwen gelegen, leenruirich aen den huijsse Hemmen, gelijck sulcx nae leenrecht behooren zal. Gelijck zijn weledele oock zal transporteren ende opdraegen aen ende ten behoeve van joncker Bartolomeus van Goltstein voorschreven eenen halven weij- ende rijsweirdt mit zijnen aenwasch ende gerechticheijt, gelijck denselven in den schependomb van Wageningen gelegen is, genaempt Kiphaenenweirt, leenruirich aen den huijsse Doreweirt, gelijck sulcx oock nae leenrecht behooren zal. Ende daerbeneffens hebben de meergemelte joncker Wilhem van Goltstein ende joffrouw Hadewich van den Steenhuijs gequiteert joffrouwe Bertina van Goltstein, weduwe ende boedelhouster voorschreven, van alsulcke driehondert gulden als de voorschreven joffrouw Bertina van Goltstein voorschreven in haer edele qualiteijt aen de duckgemelte joncker Wilhem van Goltstein ende Hadewich van den Steenhuijs schuldich was, ende is het bescheijt daervan zijnde bij deesen overgelevert. Ende hebben de voorschreven joncker Wilhem van Goltstein ende Hadewich van den Steenhuijs echteluijden daerenbooven getelt in gereeden gelde aen den weledelen ende erentfesten joncker Adriaen Johan van Goltstein de somme geldts van twehondert ende vijftich guldens.

Ten tweden sullen de weledele ende erentfeste joncker Bartolomeus van Goltstein ende joffrouw Maria Spaen echteluijden voornoempt voor haar weledelens loth ende filiale portie oock erfflick hebben ende behouden, eerstelick eenen halven uutterweirdt, zoo weij- als rijsweerden, mit aenwasch ende zijne gerechticheijt, als denselven in den schependomb Wageningen in zijn rechte bepalinge ende zoo groot als denselven aldaer gelegen is, genaempt Kiphaenenweirdt, leenrurich aen den huijsse Doreweirdt ende waervan de wederhelfte toecompt joncker Henrick van Eck tot Harseloe. Welcken halven weirdt getransporteert zal worden als booven verhaelt is. Noch een stucxkens landts groot omtrent vier hondt opte Parrekaeren in den kerspel Ingen ende Ampte van Nederbetuwe gelegen, mitte laste van eenige voeten dijcx tot Wiel gelegen, mit recht daertoe behoorende, ende den thins daeruut gaende. Item noch eenen rentbrieff van driehondert goltguldens capitaels, zijnde gevesticht op onderpandt toebehoorende den Grave van Bronckhorst ende in de voorschreven Graeffschap gelegen, mit twe jaeren renten tegens vijff van ’t honderdt, verschenen Petri [2] in de jaeren sestienhonderdt drie ende vier ende veertich ende die noch vorder sullen verschijnen totte afflossinge toe. Item noch een rentobligatie van vierhondert gulden hooftsoms gevesticht op onderpandt in de buirschap Aem kerspel Elst ende Ampte van Overbetuwe gelegen, toebehoorende joncker Johan ter Heerenhaeff, mit vier jaeren renten tegens ses van ’t honderdt, verschenen opten vijftienden augusti 1643 ende die noch vorder sullen verschijnen totte afflossinge toe. Item noch vijffduijsendt vijffhonderdt gulden die haer weledelens van vercofte goederen als opgemelte joncker Bartolomeus van Goltstein ten huwelick medegegeven waeren ontfangen ende uutten boedel gelicht zijn. Ende dan noch de somme gelts van vijffhonderdt ses ende ’t negentich gulden aen gereede penningen bij deesen haer weledelens aengetelt uut des boedels gereede penningen.

Ten darden zal den weledelen ende erentfesten joncker Gijsbert van Goltstein voor zijn weledelens filiale portie hebben ende erffelick behouden, eerstelick een stuck landts groot omtrent drie mergen, genaempt het Campken, bepaelt oostwaerts mitte gemeijne wateringe, suijtwarts ende westwarts mit de gemeijne straten ende noordtwarts mit een stuck landt genaempt Cranckauwen. Item noch een stuck landts groot oock omtrent drie mergen, zijnde genaempt de Lange Ackers, daer booven oostwaerts naest gelandt is Dirck van Hattem, suijdtwarts de straet, westwarts de hoffstadt bij deesen maechgescheijde toegedeijlt joncker Adriaen Johan van Goltstein, als hiernaer beschreven, mitte last van vier voeten dijcks gemein in een roede tot Wiel gelegen, waervan de resterende twaelff voeten toegedeijlt zijn joncker Adriaen Johan van Goltstein als volgen zal, mit oock de lasten van den uutwech van negen mergen landts op Hermenscamp gelegen, bij zoo veern die daertoe gerechticht zijn, als oock den uutwech van de twe mergen landts daer besijden gelegen, te weeten van den hoeck van de voorschreven twe mergen tot deur ’t hecken aen de straet hangende. Item noch een stuck landts genaempt de Geeren, groot omtrent drie mergen landts, daer oostwaerts naest gelandt is het Voorburcht, suijdt- ende westwarts seeckere vicarije ende nordtwaerts de Lange Steegh, mitte laste van vijff voeten dijcks daeraen behoorende tot Wiel gelegen. Item noch eenen weijcamp in Ingenreveldt gelegen, daer oostwaerts ende suijdtwarts naest gelandt de erffgenaemen van vrouw Versteegh, westwaerts den Heer van den Doreweirdt en de noordtwart een gemeijn steegh, groot omrent veertien hondt landts. Welcke voorschreven parcelen te saemen op Ingen in den Ampte van Nederbetuwe gelegen zijn. Item noch twe campen in Ommerenveldt gelegen, groot zijnde beijde omtrent vijff mergen, den eenen genaempt het Onderstal ende den anderen de Steegh, gelijck deselve van den Prince van Oraingiën als Grave van Buiren voormaels aengecoft zijn, vermogens de brieven daervan zijnde. Item noch eenen rentebrieff van achthonderdt gulden capitaels, slaende op onderpandt toebehorende Dirck Johan Hermans rentmeester etc. op Ingen gelegen mit een jaer renten tegens den penninck sestien, verschenen op Lamberti [3] in den jaere van sestienhonderdt drie ende veertich ende die noch vorder sullen verschijnen totte afflossinge toe. Ende dan noch eenen rentebrieff van honderdt Philipsgulden capitaels, gevesticht op onderpandt toebehoorende Jacob Hubertssen, oock op Ingen gelegen, mit bijnae twe jaeren renten, verschenen den eersten meert anno sestienhonderdt ende vier ende veertich ende die noch vorder sullen verschijnen totte afflossinge toe.

Ten vierden zal den weledelen ende erentfesten joncker Adriaen Johan van Goltstein voor zijn weledelens filiale portie oock erffelick hebben ende behouden, eerstelick de binnenhoffstadt mitte timmeragie ende plantagie daerop staende, daer joffrouwe Geertruijt de Cock van Delwijnen, weduwe van wijlen Johan van Goltstein voorschreven, zijn weledelen moeder op gewoont ende overleden is, mitte Corte Ackers daer t’ endens noordtwarts gelegen, groot omtrent twe mergen landts, behalven de binnenhoffstadt voorschreven, mitte lasten van twaelff voeten dijcks gemeijn in een roede tot Wiel gelegen, waervan de resterende vier voeten joncker Gijsbert van Goltstein toegedeijlt zijn als voorschreven, oock metten last van den uutwech van negen mergen landts op Hermenscamp gelegen over de voorschreven Corte Ackers, bij zoe veer deselve negen mergens daertoe gerechticht zijn. Item noch een stuck landts genaempt Cranckauwen groot omtrent veertien mergen, daerbooven oostwarts naest gelandt is de gemeijne wateringe, zuijdtwarts de voorschreven binnenhoffstadt ende de drie mergen genaempt het Campken boven gementioneert, westwarts de gemeijne straet ende Wilhem van Essevelt ende noordtwart de gemeijne wateringe, mette laste van den uutwech der landerijen die daertoe gerechticht zijn. Ende dan noch een weijcamp in Ingenerveldt gelegen groot omtrent twe mergen landts, daer oostwart naest gelandt is de Commandurije tot Ingen, zuijdtwarts joncker Johan van Eck, westwarts Cornelis van Werckhooven ende noordtwarts de gemeijne straet. Te saemen in den kerspel van Ingen ende Ampte van Nederbetuwe voorschreven gelegen.

Ten vijffden zoo zal de weledele, eer- ende deuchdentrijcke joffrouw Bertina van Goltstein, weduwe ende boedelhouster voorschreven, voor haer weledele filiale portie hebben ende behouden, eerstelick eenen coorntiendt op Lunteren ende Weeckerum in den Ampte van Eede op Veluwen gelegen, leenrurich an den huijsse Hemmen, waervan tot haer wedele behoeff opdracht gedaen zal worden als hiervoorens verhaelt is. Item noch ’t recht van pandtschap aen eenen smaelen thiendt in den Ampte van Apeldoorn, eertijdts bepandt van den Vorst van Gelre, vermogens den pandtbrieff daervan zijnde Item noch eenen rentebrieff van twehonderdt gulden hooftsoms, slaende op onderpandt toebehoorende tegenwoordich Dirck Hermanssen op Rijswijck gelegen mit een jaer renten tegens den penninck sestien, verschenen opten eersten augusti in den jaere van sestienhonderdt ende drie ende veertich ende die noch vorder sullen verschijnen totte afflossinge toe. Item noch een rentobligatie, oock van twehonderdt gulden capitaels tot laste van Gerrit Ottenssen tot Rijswijck tegens den penninck sestien, waervan verschenen is een jaer renten opten twaelffden octobris sestienhonderdt ende drie ende veertich ende noch drie gulden ende vier stuvers, zijnde een rest van ’t voorgaende jaer. Item noch vierduijsendt soevenhonderdt twe ende tachtentich gulden, zoo van vercofte goederen haer weledele ten huwelick medegegeven, als oock van penningen bij haer weledele uutten boedel ontfangen, daeronder gereeckent alsulcke driehonderdt gulden als haer wedele zijn gequiteert als booven verhaelt is. Ende dan noch de somme geldts van twehonderdt ende vier guldens, die haer weledele bij deesen uutten boedel aengetelt zijn.

Ten sesten zal de weledele, eer- ende deuchdentrijcke joffrouw Elisabeth van Goltstein oock voor haer weledele filiale portie erffelicken hebben ende behouden, eerstelick een hoffstadt mit timmeragie ende plantagie daerop staende ende daer t’ endens aengelegene bouwlandt, groot te saemen omtrent soeven mergen landts, gelijck deselve op Eck in den Ampte van Nederbetuwe gelegen is, opstreckende van de gemeijne straet tot in de Lehe toe, daer booven oostwaerts naest gelandt is Marten van Essevelt ende seecker geestelick goedt, ende beneden westwaerts Jan Gijsbertsens erffgenaemen ende joncker Cornelis de Cock van Delwijnen, mitte lasten van twe vacken dijcx, het eene van vier ende het ander van vier ende een halve roede dijcks daertoe behoorende, beijde op Maurick gelegen. Item noch een stuck goedts, zoo weij- als bouwlandt, genaempt de Winckel, groot te saemen omtrent acht mergen landts op Ingen in den Ampte voorschreven gelegen, daer oostwaerts naest gelandt is eenen gemeijnen wech, zuijdwarts Marten van Essevelt ende Goossen Dircksens erffgenaemen, westwarts den Heere van Doreweirt ende noordtwart de Lee, mitte laste van acht ende twijntich stuvers jaerlicx daeruut gaende aen de pastorije ende costerije tot Eck. Item noch twe distincten rentebrieven, ijeder van negenhonderdt ’t sestich gulden hooftsoms, gevesticht op het Mommegoedt ende thienden tot Steenre, zijnde domeijnen in de Graeffschap Zutphen gelegen, verrentende tegens den penninck sestien. Ende dan noch de somme geldts van tachtentich guldens bij deesen uut de gereede penningen des boedels ontfangen.

Ten soevenden ende lesten sullen den weledelen ende erentfesten joncker Alardt Frederick van der Muelen ende joffrouw Maria van Goltstein echteluijden voorschreven voor haer ende voor haer weledelens erven erffelick hebben ende besitten, in den eersten twe halve uutterweirden, den eenen genaempt den Hoogen weirdt ende den anderen den Kijffweirdt mit aengehoorende vijf weirden aenwasch ende gerechticheijt van timmeragie ende plantagie, oock voor de helfte daeraen behoorende, gelijk deselve in den schependom van Wageningen gelegen leggen, daervan de wederhelfte toecompt joncker Henrick van Eck tot Harseloe. Item noch eenen weijcamp in de buirschap Welij kerspel Hien ende Ampte van Nederbetuwe voorschreven gelegen, groot omtrent vijff mergen, gelijck denselven aldaer in zijn rechte voor ende bepaelinge gelegen leijt, mitte laste van omtrent vijff roeden schoerdijcx ende twe ende een halve roede landtdijcx omtrent de Riedtcaemer op Hien voorschreven gelegen. Item sullen daerenbooven noch hebben eenen jaerlicxen erffpacht van dartich stuvers gaende uut seeckere hoffstedeken op Dodeweirdt in den Ampte voorschreven gelegen, daer tegenwoordich op woont Laurens Aertssen, mit een jaer erffpachts Martini [4] lestleden daerop verschenen. Item noch een rentobligatie van driehonderdt guldens hooftsoms, verrenthende tegens ses van ’t honderdt tot laste van d’ erffgenaemen van Gerrit Verhuith. Ende dan noch de somme geldts van negenhonderdt gulden bij haer weledelens uutten boedel voor deesen ontfangen, mits conditiën dat haer weledelens op haer voorschreven aengedeijlde portie uut sullen keeren ten profijte des boedels, gelijck haer weledelens oock bij deesen gedaen hebben, de somme geldts van drie ende dartich gulden.

Belangende de gereede goederen, deselve zijn bij deesen bij de samentlicke ses jonger kijnderen gelijckelick gedeijlt, alsoo joncker Wilhem van Goltstein ende joffrouwe Hadewich van den Steenhuijs echteluijden voorschreven daervan gerenunciert hebben als booven verhaelt is.

Ende heeft ijedereen zijn zegel ende brieven tot eens ijeders aengedeijlde goederen gehoorende bij deessen ontfangen.

Alle welcke voorschreven parcelen van landerijen sijn vrij erff ende goedt, dijck, thijns ende erffpacht vrij, uutgesondert de leenplichten, uutgangen ende aengehoorende dijcken ende lasten als hiervoorens bij ijeder parceel uutgedruckt staet ende voorts mit gemeijn dijck ende watergangen als tot ijeder parceel behoort. Oock ijeder parceel zoo groot ende kleijn als deselve in haer rechte bepaelinge van outs ende nu ter tijdt gelegen leijt mit alle nodige renunciatiën van ons allen ende ijeder bijsonder ten behoeve van den anderen, sonder eeniger vordere actiën ofte pretensiën deese voorschreven deijlinge ende scheijdinge eenichsints aengaende te reserveren, daervan nochmaels renunciërende.

Ende zoo t’ eeniger tijdt bevonden mochte worden dat de voorschreven goederen off eenich gedeelte van deselve beswaert waere meer als hiervoorens is uutgedruckt, soo gelooven de voorschreven ses jonger kijnderen voorschreven elcx in hunne voorschreven qualiteijt malckanderen gelijckelick part partsgewijs ’t selve te sullen helpen, lasten ende draegen, ende de geïnteresseerde parthije nae proportie te indemneren ende schadeloos holden.

Ende zoo ons Wilhem van Goltstein ende Hadewich van den Steenhuijs echteluijden, Bartolomeus van Goltstein ende Maria Spaen echteluijden, Gijsbert van Goltstein, Adriaen Johan van Goltstein, joffrouw Bertina van Goltstein, weduwe ende boedelhouster van wijlen joncker Lambrecht ter Heerenhaeff, Elisabeth van Goltstein, ende Alardt Frederick van der Muelen ende Maria van Goltstein echteluijden, ende wij Hadewich van den Steenhuijs, Maria Spaen ende Maria van Goltstein mit onse respective mannen voorschreven in deese saecke gecooren mombers ende wij Bertina van Goltstein ende Elisabeth van Goltstein mit onse voorschreven broeders respectivelick gecooren mombers in deeser saecken, malckanderen allenthalven gelooft hebben in alle sinceriteijt ende oprechticheijt alle ’t geene voorschreven is volcommelick in alle poincten nae te commen ende te achtervolgen, tot dien eijnde verbijndende elcx een ons aengedeijlde filiale portie in specie als seeckere onderpanden, gelijck die hiervoorens sijn gespecificeert. Deselve submitterende de pandingen, voorboodingen ende andere middelen nae landt- ende stadtrecht daer de respective voorschreven parceelen van goederen gelegen zijn, ende mede ter eerster instantie de judicature van den Hoove provinciael des Furstendombs Gelre ende Graeffschaps Zutphen. Alles tot optie ende keur van de geïnteresseerden. Mede onder verbonden voorschreven submitterende voorts alle onse goederen, hebbende ende verkrijgende, reede ende onreede, waer men deselve op ’t bequaempste zal weeten te becommen, alles tot optie ende keur als voorschreven. Alles sonder arch ofte list.

Ende tot meerder seeckerheijt van alle ’t geene voorschreven, soo hebben wij samentlicke voorschreven broeders ende susters, schoonbroeder ende schoonsusters mit onse voorschreven in deese saecke gecooren mombers ende elcx in onse voorschreven geadscribeerde qualiteijt deesen maechgescheijtsbrieve mit onse eijgene handen onderteijckent ende mit onse aengeborene zegelen doen bezegelen in den jaere onses Heeren duijsent seshonderdt ende vier ende veertich opten veerthienden dach junij.

Willem van Goltstein, Hadewijch van den Steenhuijs, Ghijsbert van Goltstein, Adriaen Johan van Goltstein, Bertina van Goltstein weduwe Ther Heerenhaeff, Elisabet van Goltstein, Alardt Frederick van der Moelen.

Noten door dr. P.D. Spies

[1] Origineel: “Wel.Ed.Ed.”, hier en vervolgens waar “weledelens” staat.
[2] Dat is op 22 februari 1643 en 1644.
[3] Dat is op 17 september 1643.
[4] Dat is op 11 november 1643.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 14-09-2023.

Akte van Huwelijksvoorwaarden tussen Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen

?

Transcriptie RAG archief 0559 nummer 16 Akte van huwelijksvoorwaarden tussen Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen, grootouders van de echtgenote van Johan Baptist Bartolotti van den Heuvel, de dato 17-11-1587 (scans 0005-0006).1

Houwelixe voerwarden tussen joncker Johan van Goltstein ende joffer Geertruit de Cock van Dellewijnen anno 1587.

Wij Johan van Goltstein, Gijsbert van Mekeren amptman und Gijsbert van Mekeren, Heer to Menerswick, ter einer und Adriaen de Cock van Delwijnen, Heer to Waienoen, Arndt de Cock, richter to Waegeningen, Derck van Merten, borgemeister to Huissen, ter anderer zijden, doen kundt, tuighen und bekennen dat wij semptlick als bloetsverwanten, maegen und gebeden hijlixfrunden, ter ehren Gades Almachtich, ein wittelick hijlick und hellich eschap beraempt, gemaeckt und beslaeten tuschen den erendfesten Johan van Goltstein, brudegoms ter einer, und der oeck eher- und doeghentrijcker jufferen Gertruijden de Cocks van Delwijnen, bruitz ter anderer zijden.

Alsdat opgenante van Goltstein jufferen Gertruijden vurschreven tot zijner ehelecher huisfrouwen und bedgenoet, und zij juffer Gertruijdt den vurschreven van Goltstein wederum tot haeren ehelichen man und huisheeren trouwen, hebben und behalden zall in manieren und vurwarden nha beschreven.

Irstlich soe sall dije brudegom aen zijner thokommender ehelicher huisfrouwen ther rechter mede hijlixgave brengen alle zijn guderen, rede und unrede, heerlicke, leenguederen und alle eigentlicke rurende und unrurende guderen, in wat landen, steden, ampten, heerlickheiden offte vrijheiden dije gelegen mughten zijn, nijt aver all daervan uuijtgescheiden, soe hij die nuu ter tijt bezitt und hem van sijnnen zaleghen vaeder, moeder, moien offte zunss anders waer aenkummen ofte aengestorven moeghen sijn.

Hijerentegens sall die toekommende bruijt aen haren thokommenden eheman und huisheeren ter rechter hijlixstuer und medegave brengen alle alsulcke guederen, rhede und unrhede, heerlicke, leenguderen und eighen rurende und unrurende, in watt ampte, heerlickheit ofte vrijheijt dije oeck gelegen zijn, nijt daervan uutgescheiden, in aller maeten haer die van haren vaeder und bestemoeder aenbestorven und zij zulx noch unverdeijlt und ungescheiden mijt haer moeder und oemen Arndt die Cock van Delwijnen gebruickende und in gemeijnen budel bezittende is.

Oeck zijn ’t vurwaerden, dat zoe verre deze toekommende eheluijden (dat Godt langh verhuijden woll) beide off ein van oren beiden alleen bijnnen offte buijten ’s jaers afflivich worden sonder naelaetende blijvende geboerte, dat in sulken gefalle oer beijdezijts angebrachte ende angestorvene gueder, gerede als ongerede, wederom to rugh erven und versterven sullen ter zijden daer zij hengekommen zijn.

Als insgelicken, soe vern zij kijndt ofte kijndern staender ehe geworven und diezelve dan bij offte nhae orher olderen leven sonder echte blijckende geboerte nhae to laeten (dat Godt gelieve to verhuijden) oeck affstorven, dat derselver kijnder guederen, gerede als ongerede, oeck wederum erven und versterven sullen ter zijden des vaeders offte moeders daer zij heerkommen waeren.

Voert meher is bededinckt, dat off obgemelte thoekommende eheluijde staende ehe kijnderen verworven, soen offte dochter, sullen alsdan dije angebrachte heerlicke leenguederen des affestorvene erven und versterven, vallen und succedijren op soen offte dochter van oerer beide lijve geschaepen ende gebaeren, und dat van den einen op den anderen tot des lestlevende toe und op nijmandt anders.

Wijders iss noch beforwaerdt, off durgh versijnungh Gaedes Almachtigh duckgemelte tokommende eheluijden in ehestandt verworven ein, twe, drije offte meher kijnderen, so zall dije toekummende brudeghum een deel van zijnen leenguederen nhae gelegentheijt der saecken und gutduncken der vurschreven eheluijden tot proffijt der junxsten kijnderen, ’t zij soen ofte dochter, deilbaer maken und sulks ter gesinnen zijner thokommender huijsfrouwen, oerer moeder ofte derselver vrunden voer den leenheeren bekreftegen.

Mede so iss to gueder ti jt bevorwaert, dat dije brudegom zijnner thokommender huijsfrouwen geven zall, als hij oeck geefft in cracht deses voer ore margengave uuijt zijnen guede alleen dije somme van tweduijsent carolusgulden, idt stuck tot twijntich stuver Brabants gefaluijrt.

Und sullen oeck vorder deze thokommende eheluijdt die eine den anderen, off malckanderen moegen tughtigen in ein dell parcellen van guderen, dan nijt in ’t gehell. Als zij oeck macht hebben sullen (in fall zij gene kijnderen geworven) die eine den anderen t’ moegen begijftigen met etlicke percelen guets off eenighe somme van penninghen daervoer tot haeren koer.

Oeck is mede bededinckt, dat dije thokommende bruijt bij affsterven oeres thokommende ehemans ofte sunss anders voer sigh behalden zall alle haer frouwelicke rustung, kleder ende klenoedijen tot haeren liven gehoerigh, sampt dije margengave vurschreven.

Volgens so is alnoch bededinckt dat alle staender ehe gewunnen offte geworven guedt, verloess und wijnningh, schult und wederschult, beijdezijts deijlbaer vallen zall.

Und zullen sich folgens in allen andere velle in dezer hijlixbrijven nijt gespecificijrt halden und regulieren nhae landt- und stadtrecht.

Noch mede beforwart, off aen desse vurschreven hijlixbrieven, der twe is alleens luijdende, eenighe zegellen gebroecken, gequest, gaterich offte raezurich , dat nijttomijn dieselve in orer fuller werden und cracht blijven zullen. Allet sonder argh und list.

Des to orkunt und vaster stedigheijt allen vurschreven puncten soe hebben Johan van Goltstein voer sijgh selffs ende Maria van Merthen, weduwe Gijsbert de Cock, in nhaemen und van weghen oerer liever dochters als parthijen principael mijt sampt dije vurschreven daerthoe gebedene maeghen und hijlixfrunden deze hijlixbrieven eigener handt underschreven und mijt onzen zegellen bezegelt.

Gegeven in ’t jaer unss Heeren duijzent vijffhondert zoeven und tachtentich den zoeventhijnden novembris stilo correcto.

Johan van Golstein, Mari van Merten weduwe de Cock , Johan van Goltstein, Ghisbert van Mekeren, Gijsbert van Meckeren, Adriaen die Cock van Delwijnen, Arndt die Cock van Delwijnen, Dierck van Meerthen.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 12-09-2023.

Voetnoten

Brieven van en aan het Kwartier van Nijmegen – Een brief van de kanselier aan ambtman Derick Vijgh over Heijmerick van Bemmel

Transcriptie RAG archief 0124 boek 830 Brieven van en aan het Kwartier van Nijmegen. Regest 8765 Missive van het Hof aan den ambtman van Nederbetuwe begeleidende een request van den rentmeester van het convent van Renkum. Het Hof acht zijn aanbod billijk en gelast hem Heijmerick van Bemmel te bewegen het aan te nemen en daartegen van het verwin afstand te doen of anders het geld zelf te ontvangen en daarvoor den rentmeester in het bezit van de tiend te herstellen. Datering: 1581 augustus 3.

“Aen Derck Vijghe, Heren thot Soelenn, amptman.

Ehrnfest unnd frommer, insonders goeder frundt.

Dese hierinne verslaten supplication sal u berichten wat Derck van de Wart rendtmeister des Conventz van Renckum an ons tho erkennen geven unnd versuecken doet.

D’wiel wij dan die daerinne gedane presentation dermaten gefundiert befinden dat die bij Heijmerick van Bemmel niet wael mit redenen aff tho slaen, demnae is uns gutlick begeren, dat ghij gemelten van Bemmel daerher induciert und beweget die presentation an tho nhemen und in platz van dienn dat verwin affstaen. Off bij gebreke van sulx die penninghen daervor dat tientgen verwonnen is mit allen gerichtz und andere bewijsslicken costen und schaden thot redemptie in uwen handenn th’ontfangen thot behoeff Heijmericks van Bemmell. Unnd ’t selve also gedaen sijnde den suppliant in qualiteit alls baven wederom tho stellen in die possessie des tientgens in questie und sunst daerinne tho doen alls ghij amptz- und eedtz halven schuldich sijdt to doen. Mit befelhungh des Almechtigen.

Geschreven Arnhem den IIIen augusti XVCLXXXI.

Die verordenthe cantzler.”

Transcriptie door: dr. P.D. Spies.