Home » Artikelen geplaatst door Hendrik Koorevaar

Auteursarchief: Hendrik Koorevaar

Een kemel in de Bijbel? Of een kemel in De Standaard?

Dit artikel is samen met dr. Peter G. van der Veen geschreven.

Pieter Van Dooren schreef een artikel met de titel “Een Kemel in de Bijbel1 Hierin stelt hij: ‘Wat de Bijbel ook moge beweren, de aartsvaders hadden géén kamelen.’ Hij beroept zich op de kranten Haaretz en de Times of Israel, die het hebben van Erez Ben-Yosef en Lidar Sapir-Hen, archeologen van de Universiteit van Tel Aviv. Wat in Genesis 32 staat, namelijk dat Jacob melkkamelen aan zijn broer Esau stuurt, is daarom niet mogelijk. De oudste tamme kamelen in Israël dateren van 930 v. Chr. Daarom is het verslag in Genesis honderden jaren na de feiten opgetekend.

De bactrische kameel (Camelus bactrianus) in een dierentuin. Bron: Wikipedia.

Nu is dit idee van latere terugprojectie (retrojectie) al heel oud. Zo reeds bij Albright, de vader van de Bijbelse archeologie in 1942. Hij noemde dit een anachronisme, een aanpassing (in eigenlijke zin dus een vervalsing) van oudere teksten om die in overeenstemming te brengen met de veranderde maatschappelijke omstandigheden. Sedert de tijd van Albright zijn er archeologisch echter tamelijk wat aanwijzingen gevonden, zodat dit beeld bijgesteld moet worden. Dit is onlangs nog op een rij gezet door Uwe Zerbst in hoofdstuk 6 van het boek Volk ohne Ahnen? Auf den Spuren der Erzväter und des frühen Israëls.2 Daarin verwijst hij tevens op de veel uitgebreidere bespreking bij Martin Heide, die 2010 in het archeologisch vaktijdschrift Ugarit Forschungen van de Universiteit van Münster op het gebruik van de kameel in Mesopotamië rond 2000 v. Chr. (dus ongeveer de tijd van Abraham) diepgaand is ingegaan. Daaruit enige dingen. Het is nodig onderscheid te maken tussen twee soorten kamelen: de dromedaris met één bult en de tweebultige Bactrische kameel. Welke kamelen ontving Abraham van de farao in Egypte in Genesis 12:16, zo’n twee eeuwen vóór Jacob? Meestal opteert men voor de dromedaris, maar dat is vanuit het Hebreeuwse begrip niet duidelijk.

Enige Bactrische kamelen kwamen vermoedelijk reeds aan het eind van het derde millennium v. Chr. in het Nabije Oosten voor, wat ook in spijkerschriftteksten uit de eerste helft van het tweede millennium, dus ongeveer uit de tijd van de aartsvaders, blijkt. Gedomesticeerde kamelen bereikten tevens het dal van de Nijl tussen 2500 en 1400 v. Chr., wat o.a. ook aan de hand van dierfiguurtjes en zalfpotjes in de vorm van kamelen (zoals bijv. een stenen zalfdoos uit het Egyptisch Museum in Berlijn in de vorm van een korf dragend kameel uit Abusir el-Meleq) blijkt. Dit zelfde geldt ook o.a. voor Syrie, bijv. in Tel Mardich/Ebla, waar een hoofdje van een kameelfiguurtje uit de periode omstreeks 2000 v. Chr. is gevonden. Deze bevindt zich in de verzameling van de Arbeitsgruppe für Biblische Archäologie in Duitsland. Desalniettemin speelden deze dieren economisch in deze vroegere tijd nog een duidelijk ondergeschikte rol, wat ook uit het verhaal van Abraham in Genesis 12:16 blijkt, waar kamelen als laatste in een rij van zeven soorten geschenken worden genoemd.3

Het bezit van kamelen speelde in de (latere) geschiedenis van Israël in het Oude Testament, in tegenstelling tot het Arabische schiereiland en de Negev-woestijn, nauwelijks een rol. Wie zich met dit thema diepgaander bezighoudt, zal ontdekken dat de veronderstelde terugprojectie uit latere tijd naar de vroege tijd van de aartsvader onnodig is. Dat betekent ook dat de datering van het boek Genesis honderden jaren eerder gebeurd moet zijn, dan vaak wordt aangenomen.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit VErbindinG. De volledige bronvermelding luidt: Koorevaar, H.J., Veen, P.G. van der, 2014, Kamelen in Genesis: Een kemel in de Bijbel? Of een kemel in De Standaard?, VErbindinG 34 (3): 8.

Noot van de redactie: Jan van Meerten schreef voor de KompasApp voor jongeren ook een stukje over kamelen tijdens de aartsvaders. Dit artikel is ook op deze website geplaatst.

Voetnoten

Een wereldwijde zondvloed: echt gebeurd of overdreven?

Dit artikel werd samen met dr. Mart-Jan Paul geschreven.

Vanwege de zonden van de mensheid besluit God om een grote vloed te zenden waarin bijna iedereen omkomt. Slechts Noach en zijn gezin overleven dit oordeel. In het grote schip, de ark, worden ook de diersoorten bewaard voor uitsterven. De vloed, door ons gewoonlijk aangeduid als zondvloed [sintvloed = grote, voortdurende vloed], veroorzaakt een terugkeer van de schepping naar een situatie van onbewoonbaarheid (Gen. 1:2). Na de vloed treedt Noach als een nieuwe Adam op, bij wie God de scheppingsopdracht tot vermeerdering en vervulling van de aarde herhaalt (Gen. 9:1,7). De afwisseling in seizoenen wordt een teken van de doorgaande zegen en de zorg van God (8:22).

Er zijn veel argumenten om aan te nemen dat in Genesis een wereldwijde vloed bedoeld is. Veel geologen menen dat dit niet terug te vinden is in de geschiedenis van de aarde. Dit levert de vraag op naar onze interpretatie en toepassing van deze beschrijving.

Tremper Longman III en John Walton hebben een boek geschreven over deze vloed: The Lost World of the Flood. Daarin stellen zij dat de wijze waarop de vloed wordt beschreven cultureel bepaald is en retorisch is vormgegeven. Niet die vormgeving, maar alleen de theologische interpretatie door de Bijbel (Gods straf en beloften) is voor ons normatief (p. 11). De auteurs gebruiken de manier waarop de veroveringen door Jozua beschreven worden, om te laten zien dat de Bijbel overdrijving (‘hyperbool’) gebruikt in historische weergaven. Zij passen dit ook toe op de maten van de ark en menen dat er nooit een boot is geweest van driehonderd el lengte (p. 30-41). De auteur van Genesis beschrijft de vloed om theologische redenen als een wereldwijde gebeurtenis, maar dat betekent niet dat dit ook daadwerkelijk het geval was (p. 42-50).

In het tweede deel van het boek komen overeenkomsten en verschillen met andere zondvloedverhalen aan de orde. De auteurs stellen voor om Genesis 7:3 niet te vertalen met: ‘Alleen Noach bleef over’, maar met: ‘Echter, Noach bleef over’, en menen dat de tekst onduidelijk is over meer overlevenden (p. 71). De duur van de vloed is volgens velen ongeveer 365 dagen. Bedoeld is echter dat de vloed een lange tijd duurde, zonder dat wij precies weten hoe lang die tijd was (p. 71). In het Nieuwe Testament verwijst 2 Petrus 2:5 naar de prediking van Noach. Het Oude Testament zwijgt daarover en het lijkt aannemelijker dat hij niet gepreekt heeft, ook omdat de ark slechts plaats had voor acht personen (p. 73-74).

Tot zover een beknopte weergave van dit boek. De conclusies zijn aanvechtbaar. Het is waar dat de Bijbel soms de taal van de hyperbool gebruikt, maar in welke mate is dat in het boek Jozua het geval? In Jozua 13:1 staat dat er nog veel land overgebleven was om in bezit te nemen. Longman en Walton gebruiken een literaire methode voor de uitleg van Genesis 6-8, zonder de beperkingen van die benadering aan te geven. Ook Genesis 10, over de verspreiding van de volken, gaat uit van slechts acht overlevenden van heel de mensheid.

De gedetailleerde opgaven van de maten van de ark en van het tijdsverloop van de vloed wekken de sterke indruk van een nauwkeurige weergave. Longman en Walton geven onvoldoende argumenten dat hier de stijlfiguur van de overdrijving is toegepast. De auteurs bieden geen verklaring voor de bouw van een boot voor redding, terwijl in hun uitleg ook de tijdige vlucht naar een ander gebied mogelijk was. Ook ontbreekt een uitleg van het meenemen van vogels en van de uitzending daarvan. Belangrijker zijn echter de problemen die rijzen bij de uitleg van de theologische boodschap. Die boodschap is volgens de auteurs normatief, maar hoe kan dat als die zo nauw verweven is met de beschrijving van een wereldwijde vloed? Hoe kan Noach de stamvader van een nieuwe mensheid worden als er veel meer overlevenden waren? Wat is de betekenis van de seizoenen (8:22)? Wat betekent het dat nooit meer een dergelijke (regionale of wereldwijde) vloed zal plaatsvinden (9:11)? Wat is de waarde van het verbond met Noach en met alle levende wezens (9:12-17)? Longman en Walton gaan te weinig in op de overblijvende vragen naar de goddelijke boodschap.

Een verwijzing naar 2 Petrus 3:5-6, waarin staat dat de wereld overspoeld werd, ontbreekt. Longman en Walton verwijderen zich hiermee steeds verder van hun meer orthodoxe benadering in eerdere publicaties. Er zijn verschillende publicaties die honderden getuigenissen bij andere volken over een wereldwijde vloed in beeld hebben gebracht. Ook zijn er wel degelijk aanwijzingen voor de geologische implicaties van die vloed.

Wanneer kan de vloed gedateerd worden? Met de getallen in Genesis 11:11-26 kan het jaartal met behulp van de Hebreeuwse tekst op 2519 voor Christus en met de Griekse tekst op 3398 voor Christus berekend worden. Misschien is 3398 voor Christus in overeenstemming te brengen met de gangbare datering van de beschavingen van het oude Nabije Oosten. Dat lukt echter niet met 2519 voor Christus. Er zijn evenwel publicaties die meerdere zwakheden aantonen bij de gangbare datering.

Is het mogelijk geloof en wetenschap te combineren, of zijn het twee gescheiden werelden? In de bundel ‘Inzicht’ komen achttien Nederlandstalige wetenschappers aan het woord die van harte een verbinding voorstaan. Bovenstaande bijdrage van dr. H.J. Koorevaar en dr. M.J. Paul is uit het boek afkomstig. Smaakt het boekfragment naar meer? Klik hier om het boek ‘Inzicht’ te bestellen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.