Home » Artikelen geplaatst door Bert Clements

Auteursarchief: Bert Clements

Kuyper en de evolutieleer

Honderd jaar geleden overleed Abraham Kuyper. Hij werd op 29 oktober 1837 in Maassluis geboren. Hij studeerde theologie in Leiden. In zijn eerste gemeente Beesd kwam Kuyper in aanraking met het orthodox-gereformeerde denken. Sindsdien was hij op allerlei fronten actief om het moderne denken te bestrijden. Dit wil niet zeggen dat Kuyper op een bepaalde manier ook niet modern was. Hij wilde het calvinisme in rapport brengen met zijn eigen tijd en ging volgens velen daarin te ver. Zijn beweging wordt daarom wel neo-calvinisme genoemd, nieuw calvinisme. In de kolommen van De Saambinder heeft ds. G.H. Kersten daar met ernst tegen gewaarschuwd, met name als het ging om de zgn. ‘veronderstelde wedergeboorte’.

De verdiensten van Kuyper mogen intussen niet verzwegen worden. Hij stichtte in 1880 een universiteit, de Vrije Universiteit, waarin de Schrift en de gereformeerde beginselen als uitgangspunt werden genomen voor de wetenschapsbeoefening. De christenwetenschapper had tot taak ´het kunstwerk van den Oppersten Bouwmeester en Kunstenaar´ na te speuren. In meerdere lezingen zette hij zijn grote bezwaren tegen de evolutieleer uiteen. Het is de moeite waard om vandaag zijn argumenten opnieuw te bezien.

Gods paleis

Kuyper had kritiek op de wetenschapsbeoefening van zijn dagen omdat de werkelijkheid werd gezien als een stoomwerktuig dat op eigen krachten draait. Het natuurkundig onderzoek beperkte zich tot ‘meten en wegen’. Kuyper daarentegen stond een Bijbels gefundeerde wetenschap voor. Onze wereld wordt door God geregeerd. Kuyper gebruikte hiervoor het beeld van een koning in zijn paleis; de natuurkrachten zijn de dienaren van Gods hoog bevel: ‘Gods koninklijke wil werkt ongezien door en is de grondoorzaak van alles wat dag aan dag plaats grijpt.’ Heel concreet schreef Kuyper dat ‘als er een steen valt, trekt God die steen naar beneden, en als er een boom groeit, drijft God hem naar boven.’ Kuyper sloot hiermee aan bij de woorden van de Heidelbergse Catechismus. ‘De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde onderhoudt en regeert.’ (HC 10)

Evolutie

Hoewel het deïsme al langer beleed dat God sinds de schepping op geen enkele wijze meer ingrijpt in het proces van de natuurwetten, bood de evolutieleer een verklaring voor de totale afwezigheid van God in de kosmos. Kuyper sprak van een atheïstische hypnose, waarom hij deze leer zo hartstochtelijk veroordeelde.

In de eerste plaats kritiseerde Kuyper de gedachte dat alles in onze werkelijkheid toevallig verloopt. Er is in de evolutiegedachte geen doel, geen vastgemaakt bestek van een grote Kunstenaar en Bouwmeester. De evolutieleer gaat uit van een richtingloos fysisch-chemisch proces.

In tweede plaats merkte Kuyper op dat de evolutie ‘onethisch’ is, omdat de ontwikkeling naar het hogere leven hardvochtig verloopt, waarbij het sterkere ten koste van het zwakkere wordt uitgeselecteerd. Een derde kritiekpunt hangt samen met het getuigenis van het scheppingsgebeuren in Genesis 1. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel worden de soorten ‘naar hun aard’, dus naast elkaar geschapen, terwijl de evolutieleer de soorten uit elkaar ziet voortkomen.

Naar zijn aard

Op grond van deze kritiekpunten concludeerde Kuyper dat er tussen de christelijke religie en de evolutieleer een kloof gaapt waarover geen brug te slaan valt. ‘Het zijn elkaar over en weer uitsluitende systemata.’ De gedachte dat Kuyper de mogelijkheid zou openlaten voor een theïstische evolutie, een evolutie door God aangestuurd, moet m.i. worden verworpen. Dr. Gijsbert van den Brink brengt dit naar voren op grond van een enkele zin uit een rede van Kuyper in 1899 (The Kuyper Center Review, vol. 5). Kuyper stelde o.a. dat ‘wanneer het God beliefd had niet Zelf soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, de Schepping er even wonderbaar om zou zijn.’ Kuyper wilde zeggen dat God vrij is in de manier van scheppen. ‘Wij zullen onze stijl niet opdringen aan de opperste Bouwmeester van het heelal.’ Op grond van de Bijbel stelde Kuyper evenwel dat God de soorten naast elkaar geschapen heeft.

Samenvattend heeft Kuyper als christenwetenschapper voornamelijk drie bezwaren tegen de evolutieleer ingebracht. De evolutie is ‘doelloos’ omdat het bestek van een grote Bouwmeester wordt gemist. De evolutie is ‘hardvochtig’, omdat de sterkere wordt uitgeselecteerd. De evolutie is ‘onbijbels’, omdat in Genesis 1 de soorten naast elkaar geschapen zijn en niet uit elkaar voortkomen. Het diepste motief van de evolutietheorie is volgens Kuyper de zucht van mensen om van God af te komen. Kuyper beëindigde zijn wetenschappelijke rede met het eerste artikel van de apostolische geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in God Almachtig, Schepper des hemels en der aarde.’

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2020, Kuyper en de evolutieleer, De Saambinder 99 (9): 4.

Beeldenstorm

Een bezoekster van de tentoonstelling ‘Exodus’, opgezet door het Bijbels Museum, heeft geprobeerd een kunstwerk van Marieke Ploeg te vernielen. De tentoonstelling bestond uit 3000 beeldjes van de godin Asjera, waarvan er honderden werden beschadigd. De vrouw handelde uit ‘religieuze’ motieven.

Een Asjera-beeldje in het Reuben and Edith Hecht Museum te Haifa, Israel. Bron: Wikipedia

De meeste reacties waren afwijzend. Toch zijn de Asjera’s van Marieke Ploeg geen onschuldige kunstuitingen, maar berusten ze op moderne theologische opvattingen. Wie is Asjera? En wat heeft het Bijbels Museum bewogen om zoveel Asjera’s ten toon te stellen? Asjera is een Kanaänitische vruchtbaarheidsgodin, vaak afgebeeld met vruchten, bloemen en dadels, of simpelweg als een houten paal. Israël heeft in de donkerste perioden van haar geschiedenis de dienst aan de levende God vermengd met afgoden als Asjera. De meest gruwelijke afgod was de Moloch, aan wie kinderoffers werden gebracht (Lev. 20:3). Ook liet Israël zich verleiden tot offers aan Baäl om zo welvaart af te dwingen.

Asjera werd bij herhaling als vrouw naast Baäl geplaatst (1 Kon. 15:13; 1 Kon. 18:19; 2 Kon. 23:7). Het dieptepunt in de koningsgeschiedenis van Juda is de regering van Manasse geweest. Hij liet een Asjera plaatsen in de tempel van Jeruzalem (2 Kon. 21:7). De Statenvertaling vertaalt Asjera met het ‘beeld van het bos’ omdat de afgoderij vaak in bossen plaatsvond. De afgodische daad van Manasse is de directe aanleiding geweest tot de ballingschap. ‘En zij zullen tot een roof en plundering worden van al hun vijanden’ (2 Kon. 21:14).

Onbijbelse theorie

Sinds de vorige eeuw is de gedachte in de wetenschap populair geworden dat de God van Israël, net als de goden van de omringende volkeren, een Asjera naast Zich zou hebben gehad. Raphael Patai was in 1967 de eerste historicus die beweerde dat de Israëlieten naast Jahweh ook Asjera aanbaden. Sindsdien heeft deze theorie steeds meer opgang gemaakt. Men meent dit te mogen concluderen uit archeologische vondsten in het Nabije Oosten. Ook in ons land is hierover geschreven, onder meer door de oudtestamenticus Bob Becking in de bundel “Een God alleen…? Over monotheïsme in Oud-Israël en de verering van de godin Asjera” (1998).

Op zich is het geen nieuws dat de Israëlieten voor de ballingschap andere goden aanbaden. Toch mogen we daaruit niet de conclusie trekken dat het monotheïsme in Israël pas na langere tijd ontwikkeld zou zijn uit veelgodendom. Profeten en godvrezende koningen hebben steeds ondubbelzinnig de afgoderij veroordeeld. De waardering voor het polytheïsme past veeleer bij de moderne mens die zich verzet tegen de ene en unieke waarheid. De moderne mens wil zich niet vastleggen op de ene en geopenbaarde waarheid. Dan liever vele goden.

Israëls profeten hebben die veelheid altijd in de scherpste bewoordingen afgewezen. Het Hebreeuwse woord voor afgoden (elil) mag vertaald worden met ‘nietsen’ of ‘leegten’. ‘Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet’ (Ps. 115:5). Elia spotte met de ‘lege’ god van de Baälpriesters: ‘Roept met luider stem, misschien slaapt hij en zal wakker worden’ (1 Kon. 18:27).

Museum

Het is onbegrijpelijk dat het Bijbels Museum voor deze moderne benadering ruimte heeft gemaakt. De eerste reactie van directeur Carolien Croon op de ‘beeldenstorm’ van haar tentoonstelling stelt erg teleur. Croon wijst de onbesuisde actie, maar vindt het tegelijk ‘ingewikkeld als je Godsbeeld zo vast staat dat het niet door een andere visie mag worden bevraagd’. Sinds 2016 heeft het museum besloten tot deze inhoudelijke koerswijziging.

Dit museum kwam voort uit de verzameling van de negentiende eeuwse predikant Leendert Schouten, die zelf de maquette van de Tabernakel bouwde en veel voorwerpen uit de Bijbelse leefwereld verzamelde. Na het wegvallen van de Amsterdamse subsidie van 200.000 euro per jaar in 2016 reist het museum rond met tentoonstellingen, maar heeft zich inhoudelijk verbreed naar andere religies en moderne levensbeschouwingen.

Deze koerswijziging roept de vraag op of de museale taken rond de Bijbel en onze rijke kerkgeschiedenis niet elders moeten worden ondergebracht. ‘Opdat het navolgende geslacht die weten zou’ (Ps. 78:6).

Noot van de redactie van ‘Oorsprong’: Zie ook deze bijdrage van prof. dr. Mart-Jan Paul over deze ‘beeldenstorm’ en Asjera.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De bronvermelding luidt: Clements, G., 2023, Beeldenstorm, De Saambinder 101 (40): 10.