Home » 2024 » augustus (Pagina 2)

Maandelijkse archieven: augustus 2024

‘Human Genetic Degeneration?’ – Dr. John Sanford sprak in 2018 voor de National Institutes of Health (NIH)

Op 18 oktober 2018 was dr. John Sanford te gast bij de National Institutes of Health (NIH) om daar te spreken over de degeneratie van het menselijk genoom. Dr. Sanford is via deze website bekend door de samenvatting die dr. Erik van Engelen gaf van zijn boek ‘Genetic Entropy’.1 De lezing van Sanford is opgenomen en hieronder terug te kijken, met dank aan het YouTube-kanaal ‘Evidence and Reasons’.

Voetnoten

Huize Blijwerven op een Ingense verpondingskaart uit 1809

In 1809 werd er een verpondingskaart van Ingen en omgeving (‘dorpe en iurisdictie Ingen’) gemaakt. De kaart is getekend en gemeten door Johannes van Zijlmans en Cornelis W. de Jonghe en wordt bewaard bij het Gelders Archief. Een grote kaart van 190 cm x 116 cm, met daarop de landerijen gelegen in ‘den dorpe en iurisdictie Ingen’. Op de verpondingskaart is ook Huize Blijwerven te vinden. Hierop zijn de contouren van de gracht en het eiland waar het adellijk huis op gestaan heeft goed te zien. Met dank aan Joke Honders die mij op het bestaan van deze kaart wees.1

Op de sterk uitvergrote uitsnede van de verpondingskaart hierboven is de gracht duidelijk te zien. In het midden een eiland. Deze gracht is nu nog te zien en op het eiland staat de tegenwoordige villa Huize Blijwerven. Dit huidig bestaande huis is daar in 1922 gebouwd. Van de gebouwen die op de kaart van 1809 staan is het mij (nog) onbekend wanneer die gebouwd zijn. Het adellijk huis of kasteel (?) is kennelijk afgebroken en naast de gracht en het eiland is een nieuw landhuis gebouwd met de naam Huize Blijwerven. Tot wanneer er een adellijk huis of kasteel heeft gestaan is niet duidelijk. Uiteindelijk is het later gebouwde huis op zijn beurt ook weer afgebroken en is er in 1922 een nieuwe villa verschenen op de dezelfde locatie als waar eerst het adellijke huis stond. De gracht is verbonden met de sloot, deze sloot wordt doorbroken of overbrugd door een oprijlaan. Vanuit HisGIS en de kadastrale gegevens uit deze periode weten we welke landerijen er behoorden bij Huize Blijwerven.2 Ook weten we ongeveer hoe de gebouwen eruit zagen op de verpondingskaart.3 Hieronder wordt een minder ver ingezoomde uitsnede van de verpondingskaart weergegeven. Tegenwoordig is er op het terrein een camping gevestigd, met de toepasselijke naam Camping Blijwerven.

Voetnoten

Foto van Huize Blijwerven te Ingen vóór 1922

Huize Blijwerven is vóór de sloop en nieuwbouw ten minste één keer op de foto geweest. Kenner van de Betuwse streekgeschiedenis, Joke Honders, schrijft hier ook over in haar manuscript over dit huis. Hierboven is de foto op een ansichtkaart weergegeven. Deze foto is verjaard en daarom vrij te verspreiden.1 Via House of Cards is deze foto als ansichtkaart te bestellen.2 De ansichtkaart werd uitgegeven door H.J. van de Weerd3 te Ingen. House of Cards dateert deze foto op 1925. Dit is niet correct. De foto moet genomen zijn vóór 1922. In dat jaar werd dit huis gesloopt is en er nieuwbouw voor in de plaats gekomen is. We zien op de foto een ‘normaal’ huis en een schuur. De foto is in de boomgaard achter het huis genomen. Dit omdat we eerst het huis zien en dan linksachter de schuur. De positie van de fotograaf heb ik weergegeven met behulp van HisGIS (lichtrode ovaal).4 De achterkant laat vier ramen beneden zien en evenveel ramen boven. Het huis heeft bovendien twee schoorstenen. Op de Facebook-pagina Ingen in Beeld werd de foto ook gedeeld op 16 juni 2021 (zie hieronder).

Voetnoten

Kerk en slavernij? (21) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

Geruime tijd terug werd de redactie door een lezer attent gemaakt op een aangekondigde tentoonstelling ‘Christendom en slavernij’ in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. Aan mij werd gevraagd de tentoonstelling te bezoeken en er iets over te schrijven. De tentoonstelling ving aan op 29 juni 2024. Ik heb die bezocht op 2 juli 2024.

Opgemerkt wordt dat de tentoonstelling niet gaat over ‘Kerk en slavernij’, maar over ‘Christendom en slavernij’. Dit is een goede keuze. Zo vermijdt men immers verstrikt te raken in nu niet meer bekende kerkelijke structuren. Ook kunnen nu meerdere kerken worden behandeld: de Nederduitse Gereformeerde Kerk, later de Nederlandse Hervormde Kerk, nu de Protestantse Kerk in Nederland, de Lutherse Kerk, de Evangelische Broedergemeente, de Roomse Kerk en de Doopsgezinden.

De tentoonstelling</strong

Op de tentoonstelling wordt een totaalbeeld geboden van slavernij in relatie tot de in het voorafgaande genoemde kerken. Dit gebeurt aan de hand van panelen met teksten over feiten met illustraties. In het navolgende bied ik een keuze, die ook duidelijk maakt dat de Nadere Reformatie aan bod komt.

Tot 1814 worden zeshonderdduizend Afrikaanse personen als slaaf naar het Amerikaanse continent vervoerd. Tussen de zeshonderdduizend en 1,2 miljoen personen werden als slaaf binnen de gebieden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) verhandeld door Europese en Aziatische slavenhandelaren.

In de Republiek (1588-1795), een protestantse natie, bestaat geen slavernij, daarbuiten dus wel. De protestantse Nederlanders vinden de slavenpraktijken in de Portugese en Spaanse koloniën aanvankelijk niet-christelijk. Maar al snel wordt slavernij als onvermijdelijk gezien. De vrijheid waar de Republiek aan hecht, strekt zich niet tot de volkeren in de koloniën uit. In 1621 worden in de nootmuskaatoorlog de Banda-eilanden veroverd waarbij 15.000 mensen het leven verliezen. De Banda-eilanden liggen in het Oosten van Indonesië en behoren tot de Molukken. Protestantse christenen doen mee aan de slavenhandel van de West-Indische Compagnie (WIC) en de VOC. Een slaafgemaakte kost 300-430 guldens.

Nederlandse theologen en predikanten spreken zich uit over de mensenhandel en slavernij. P. Plancius (1552-1622) maakt kaarten en is de vader van de protestantse zending. G. Udemans (1581-1649) is tegen slavernij, maar als die er is, moet die goed worden gereguleerd. G. Voetius (1589-1676), hoogleraar in Utrecht, was tegen slavenhandel, omdat dat mensendiefstal inhield. De in Drenthe wonende Duitser J. Picardt (1600-1670) kwam met de Cham-theorie: de nakomelingen van Cham werden door Noach vervloekt. De Vlissingse predikant G. de Raad (1625-1667) was heel kritisch op de slavenhandel.1 Slavernij werd door de Middelburgse predikant B. Smytegelt (1665-1739) als grove dieverij betiteld.2 De negotie van slaven vond hij droevig in zijn catechismusverklaring.3 De predikant F. Valentijn (1666-1727) was kritiekloos over slavernij. J.C. Visscher (1692-1735) was predikant in Zuid-India. Hij liet zich laatdunkend uit over het slavernijsysteem. Hij meende dat de gewoonte tot het gebruik van slavernij dwong. De Groningse hoogleraar C. van Velzen (1696-1752) vond dat slavernij op geen enkele wijze te verenigen was met de natuur van de christenen.

Ook Tula (overleden door terechtstelling in 1785), de centrale figuur van de Curaçaose slavenopstand, wordt besproken: komen niet alle mensen voort uit Adam en Eva?

In Suriname pronkten de eigenaren met hun in fraaie kleding gestoken slaafgemaakten. In de Lutherse kerk mochten slaafgemaakten niet tussen de witte kerkgangers zitten. Zij hebben geen stoel, maar zij moesten wel de kerkstoel van hun eigenaar naar de kerk brengen. De gereformeerde predikant J. Basseliers (1640-1689) was ook slavenhouder in Suriname.

Rijke Nederlanders geven vaak geld, ook door slavenhandel verdiend, aan de diaconie, de kerkelijke instelling voor armenzorg. In de Republiek is de armenzorg bijvoorbeeld voor ouderen geen overheidstaak maar een vorm van liefdadigheid. Soms ontving dus de diaconie van de gereformeerde of hervormde kerk geld dat uit slavernij afkomstig was.

De Evangelische Broedergemeente was actief in plantages. Veel slaafgemaakten worden lid van deze kerk. De Noor N.O. Tank (1800-1864) gaf leiding aan de Evangelische Broedergemeente. Hij deed veel om de leefomstandigheden van de slaafgemaakten te verbeteren.

Abolitionisten, voorstanders van afschaffing van de slavernij, komen ook aan de orde op de tentoonstelling. Genoemd worden onder andere de verlichte christen M.D. Teenstra (1795-1864) en de bekende N. Beets (1814-1903).

Afsluiting

In het voorafgaande is slechts een greep genomen uit het vele gebodene van de tentoonstelling. Die is opgebouwd uit een reeks presentaties van feiten aan de hand van personen of gebeurtenissen. Het bieden van louter feiten die duidelijke taal spreken is de kracht van de tentoonstelling. Die tentoonstelling geeft een goed beeld van christendom en slavernij.

Om te illustreren dat niet iedereen het eens was met het standpunt dat slavernij in principe verkeerd, maar economisch noodzakelijk was, noem ik C. Chastelein (1657-1714). Hij was uit een Franse familie afkomstig. Chastelein had eigen ideeën over de koloniën. Hij was tegen slavernij, net als de gereformeerde kerkenraad van Djakarta, toen Batavia. Hij schreef in 1705 Invallende gedagten ende aenmerckinge over colonien etc.4 Chastelein liet het niet bij woorden. Hij kocht het landgoed Depok bij Batavia en twaalf slavenfamilies uit heel Nederlands-Indië, die christen waren of werden. Het landgoed werd voorzien van eigen middelen van bestaan. Chastelein legde in zijn testament vast dat de slaven na zijn dood zouden worden vrijgelaten en het landgoed in eigendom zouden ontvangen. Dat gebeurde ook na zijn dood in 1714. De bewoners van Depok waren vrij en konden door hun eigen plantages in hun onderhoud voorzien. Na de Tweede Wereldoorlog ging Depok ten onder in de Bersiap van 1945-1946. De Bersiap duidt de gewelddadige aanvallen van Indonesische vrijheidsstrijders aan op mensen die van sympathie met kolonialisme werden verdacht. Op gruwelijke wijze werden 36 inwoners vermoord. Depok werd genationaliseerd.5 Chastelein heeft zijn verdiende standbeeld nooit gekregen.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Huize Blijwerven te Ingen aan het begin van de negentiende eeuw – Via HisGIS en de getekende kadastrale kaart

HisGIS Gelderland heeft de kadastrale kaarten van 1811-1832 ingevoerd in een digitaal programma. Daardoor is het handig doorzoekbaar en spreekt het meer tot de verbeelding. De kaarten zijn ook te vinden via Beeldbank Cultureel Erfgoed. Onlangs werd het programma op deze website gebruikt om de woonlocatie van Jan Willem van Meerten (1798-1845) te lokaliseren.1 Vandaag hield ik mij bezig met Huize Blijwerven. Dit landhuis is in bezit geweest van telgen uit het geslacht Van Meerten. In ieder geval van Maria van Meerten, die getrouwd was met Gijsbert de Cock van Delwijnen en haar dochter Gertruida de Cock van Delwijnen die getrouwd was met Johan van Goltsteijn.2

Het huidige huis Blijwerven bestaat nog en op het perceel is een camping gevestigd. Helaas is het tegenwoordig bestaande huis niet het huis waar de bovengenoemde familieleden in woonden. Een versie van Blijwerven is in 1922 afgebroken en in dat jaar werd ook de eerste steen voor nieuwbouw van een nieuwe versie van het huis gelegd.3 Hoe zag Huize Blijwerven er voor 1922 uit? Er is ten minste één foto van het huis bekend in de staat vóór 1922. HisGIS helpt in ieder geval met het vaststellen van de vorm van het huis, de foto geeft een beeld hoe het er in 3D uitzag. Deze wordt in een volgend artikel besproken. Hieronder ziet u de vorm van Huize Blijwerven op de kadastrale kaart van 1811-1832: het betreft een rechthoek. Op het erf staat een kleine schuur en in de tuin een grotere schuur. Bij Huize Blijwerven behoren nogal wat kadastrale stukken. In de tweede afbeelding hieronder is in rood aangegeven welke stukken bij Huize Blijwerven behoorden.4

Het huis en de landerijen zijn, op het moment dat deze kaart getekend is, in bezit van de weduwe van Ferdinand Hermanus Rijnders (1766-1817). Het gaat om Wilhelmina Henriette (Hendriette) van den Heuvel (1776-1845). Zij was een dochter van Johan Baptista Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen. (1737-1797) en Wendelina Barten (±1746-1806). Deze Johan was een zoon van Willem Hendrik Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen (1698-1782) en Jeanette Gabrielle van Eck tot Overbeeck (1695-1778). Willem Hendrik was een zoon van Johan Baptist Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen (1644-1703) en Geertruijdt Dorothea van Goltsteijn (±1655-1723).5 Via Geertruijdt Dorothea is Huize Blijwerven in de familie Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen gekomen. Geertruydt Dorothea was een dochter van Adriaan Johan van Goltsteijn (?-1684)6 en Catharina van Brakell (?-1691)7. Deze Adriaan Johan van Goltsteijn was een zoon van de hierboven genoemde Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen en een kleinzoon van de eveneens hierboven genoemde Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten.8

Nu terug naar Ferdinand Hermanus Rijnders en zijn vrouw Wilhelmina Henriette van den Heuvel. In de kadastrale gegevens die horen bij de kadastrale kaart 1811-1832 staat dat deze weduwe de kadastrale stukken 60 tot en met 65 in bezit had. Dit komt overeen met de data die wij in HisGIS aantreffen. 60 betreft een stuk bouwland met een inhoudsgrootte van 12.310. 61 betreft een tuin met een inhoudsgrootte van 4.100. 62 betreft een huis, schuur en erf met een inhoudsgrootte van 650. 63 betreft een boomgaard met een inhoudsgrootte van 17.500. 64 betreft een opgaand bosch met een inhoudsgrootte van 2.490. 65 betreft een stuk bouwland met een inhoudsgrootte van 18.500.9 Hieronder is te zien hoe de stukken beschreven zijn. Daaronder is te zien hoe dat de landmeter het getekend heeft. Hierdoor kunnen we een beeld vormen van hoe Huize Blijwerven eruit zag aan het begin van de negentiende eeuw en welke landerijen erbij gehoord hebben. Het huis wat hier getekend is, en op de foto te zien is, is hoogstwaarschijnlijk niet het huis dat er stond aan het einde van de vijftiende eeuw en aan het begin van de zestiende eeuw. Huize Blijwerven heeft dus een roerig bouwverleden gehad, maar daarover later meer (als de Heere dat geeft).

Voetnoten

Waardevolle aantekeningen in de ‘Collectie Snouckaert van Schauburg’ (Hoge Raad van Adel)

In de ‘Collectie Snouckaert van Schauburg’, te raadplegen bij de Hoge Raad van Adel, zijn wat aantekeningen opgenomen van de adellijke tak van de ‘Van Meertens’. Deze aantekeningen zijn nuttig voor verder onderzoek naar de ‘Van Meertens’ en biedt een schat aan informatie. Soms slaat de verzamelaar van deze aantekeningen de plank mis, dan probeer ik dat met de beschikbare gegevens te corrigeren in voetnoten. Met dank aan Bertus Barendrecht die foto’s wilde maken van deze aantekeningen en ze met mij wilde delen.1

Openingsblad

Op het openingsblad van deze aantekeningen wordt het wapen getekend. Zie hieronder. De familie wordt wel geschreven als Meerten, Merthen, Vermeerten of Vermerthen. Volgens de scribent moeten we deze familie niet verwarren (‘confunderen’) met de familie Van Meerten uit Abcoude.2

De auteur van de aantekeningen noemt op het openingsblad twee Van Meertens, maar schrijft erbij dat het onzeker is of die twee wel tot dit geslacht behoren. De eerste is Walterus de Merten, ‘Nobilis, getuige van Godefried bisschop van Utrecht. 25 december 1169 /:1168/”. Als bron wordt gegeven: Brabant chart. Boek, p. 214. De tweede is Wilhelmus de Merten, hij wordt abusievelijk Wilhelmus de Molsa geheten. Hij wordt genoemd in het verdrag tussen Brabant en Gelre in 1203. Als bron wordt gegeven: Brand chart. Boek p. 283. Uit het Hof van Gelderland blijkt dat het hier om de genoemde Wilhelmus gaat.

Het tweede blad met aantekeningen

Op dit blad worden een vijftal ‘Van Meertens’ genoemd, maar dan los van elkaar zonder gekoppeld te worden aan elkaar:

(1) Alberto de Meerten wordt genoemd op 24 maart 1370. Als aantekening staat bij hem: ‘communico Trjaect: Raet v. Hert. Albrecht Nieris (?) 111-248’.
(2) ? van Meerten, wordt genoemd in 1528. Zij was non in het vrouwenklooster te Utrecht. ‘Vlucht mede via Amersfoort. Amersf: 244’.
(3) Ernst van Abcoude van Marten, wordt genoemd in 1619 als schout te Amersfoort. Hij is schout geworden op 24 december 1619 en is dat gebleven tot 1625. Daarna wordt hij Drost van Vianen. Als bron wordt Amersf.: 477 opgegeven.3 (4) Walterus de Merten, deze wordt genoemd op 25 december 1169 en is dezelfde als op het openingsblad met dezelfde gegevens. Erachter staat nog: ‘NB boven hem staen, Gerardus. Godscalus. maer zonder naemen
(5) Diederick van Meerthen, deze wordt genoemd 1494. Hij moet rantsoen betalen omdat hij gevangen heeft gezeten vanwege een conflict tussen Hert. Karel van Gelre en graaf Frederik van Buren. Alle gevangenen zijn na een verdrag vrijgelaten. Als bron staat erbij Pont. gr. G02.

Naast deze vijf namen bevat deze pagina ook een getekend wapenschild van de Van Meertens. Zie hieronder.

Het derde blad met aantekeningen

Voordat hier overgegaan wordt tot de echte genealogieën die op de vierde en vijfde aantekeningenbladen, de genealogieën zullen afzonderlijk in een tussenkopje, besproken worden hieronder. Eerst nog het derde aantekeningenblad, met daarop drie Van Meertens.

(1) Jan van Merthen, genoemd in 1312 als borg voor Dirk van Lijnden (of: Lienden). De bro is Spaen Copia.
(2) Nommake (of: Nonnike van Meerten, genoemd in 1380. Deze is beleend met de Tiendens op de Heusdensche Weerd. Als bron wordt het Gelders Leenregister genoemd. Erachter staat een C en dit lijkt te verwijzen naar een genealogie op het vierde aantekeningenblad.
(3) Jr. Albertus van Meerten, wordt meerdere keren genoemd. Hij was Raad van Jan van Blois en domker te Utrecht in 1360, dit blijkt uit het Holandse Leenregister. Hij was priester te Gouda in 1361, dit blijkt uit hetzelfde register. In 1367 wordt hij genoemd als Priester en Raad van Jan graaf van Blois. Dit blijkt uit het Friesch. Cart. Boek. Hij was ook kannunik te Utrecht en getuige van in 1370.

Losse individuen op het vierde aantekeningenblad

Op het vierde aantekeningenblad staan losse individuen, deze worden eerst besproken voordat overgegaan wordt op de genealogieën.

(1) Johannes van Merten. Hij was schepen van Tiel in 1402. Volgens Spaen, no. 268.
(2) Johan Zuermond van Meerten. Hij was de huwelijksvriend van Otto van Echteld op 12 april 1423. Dit blijkt uit Teugnagel Pr. N: 6.
(3) Hendrik van Meerten. Hij was erfpachter van de Bisschop van Munster in Overbetuwe in 1443. Erachter staat Parck: Arch:, het is (mij) onbekend elk archief hier bedoeld wordt.
(4) Nicolaas van Meerten, hij is mede erfgenaam van de Hr. Claes van Meerten in 1438.
(5) Peter van Meerten. Hij is mede erfgenaam van de Hr. Claes van Meerten in 1438. Onder deze twee namen staat Clara Priorin van S. Servaes te Utrecht 1492. Gaat het hier om Clara van Meerten?
(6) Johan van Meerte. Hij betaald iets voor Hendrik van Masschereel, heer van Balgoij aan de Proost van St. Jan te Utrecht in 1529. Dit blijkt uit het Balgoij archief. De auteur van de aantekeningen vraagt zich af of deze Van Meerten misschien behoort tot het geslacht Van Abcoude van Meerten.
(7) Otto van Meerten. Hij in 1400 naar de Hertog van Cartie gezonden, zoals blijkt uit Van Half Rosand p. 79. Hij bekomt een Tubban van de Hertog in 1400. Zoals blijkt uit Geld. Oudh. 1-265. Hij beveelt de Nederbetuwe op Kloosterslag te zetten tegen de Hollanders in 1407. Zoals blijkt uit Van Half Rosand p. 114. Tollenaar (?) te Tiel in 1420. Zoals blijkt uit Ibid. (Van Half Rosand) p. 163.
(8) Jacob van Meerten. Hij is mede erfgenaam van Mr. Goossen van Lijnden en verkoopt enige goederen aan Gijsbert van Randwijck in 1479. Als broen wordt Randwijck Roeven No genoemd.

? van Meerten en ?

De eerste genealogie die op het vierde aantekeningenblad staat is die van ? van Meerten. Met wie hij getrouwd is geweest is onbekend. Het bestaan van deze Van Meerten en zijn onbekende vrouw is af te leiden uit het noemen van de erfgenamen in een document. Volgens de auteur van deze aantekeningen had deze onbekende Van Meerten vier kinderen: (1) Claes, (2) Otto, (3) Aleid en (4) Ludgard. (1) Claes van Meerten was Kannunik van Oud Munster te Utrecht. Hij was tijnsrichter van Echteld in 1425. Zoals blijkt uit Oud Munster Ladis no. 51. Hij wordt vermeld in 1437. Ibid. Lad. F. 76. Is in 1438 overleden. Ibid. Lad. N.N. 55. Zijn erfgenamen zijn Jan van Steijn en Hr. Hendrik Foijo. Otto van Meerten, Nicolaas van Meerten en Pieter van Meerten geven kwitantie aan het kapittel van Oud Munster. Zijn broer en zussen zijn Otto, Aleid (weduwe van Hendrik van den Rijn) en Ludgard (vrouw van Goossen van Varick). Al de genoemde Van Meertens zegelen bij die kwitantie. (2) Otto van Meerten was oom, hulder en momboir van Fija van den Rijne Hendriksdochter in 1429. Spaen No. 356. Hij geeft zoals blijkt uit het bovenstaande kwitantie aan het kapittel van Oud Munster in 1438. Aleid van Meerten was de vrouw van Hendrik van den Rijne Hendrikszoon (1424). G.L.R. Hij leeft in 1429 niet meer. Zij gaf in 1438 kwitantie aan het kapittel van Oud Munster (zie hiervoor). Ludgard van Meerten was de vrouw van Goossen van Varick. Zij gaf in 1438 kwitantie aan het kapittel van Oud Munster.

Johan van Meerten en ?

De tweede geneaologie op het vierde aantekeningenblad is van Johan van Meerten. Hij was volgens de auteur van de aantekeningen mogelijk de zoon van de hierboven genoemde Nommake (of Nonnike) van Meerten. Daarom staat er voor zijn naam een C, maar de afstamming wordt met een stippellijn aangegeven. Johan is, wanneer hij nog onmondig is, beleend met Tiendens op de Heusdensche Weerd in 1385 en 1387. Zoals blijkt uit het Geldersche Leenregister. Hij is Ambtman van de Tielre en Bommelerwaard in 1400. Zoals blijkt uit Van Half Roosand p. 79. Hij bekomt een Tubbard van de Hertog van Gelre in 1400. Zoals blijkt uit Van Half Geldersche Oudheden 1-265. In 1407 wordt hij Ambtman van de Nederbetuwe, daarachter staat de broek Rekensch. In 1410 wordt hij genoemd als Ambtman van de Bommel- en Tielrewaard, zoals blijkt uit Van Half. Roozand p. 79. In 1414 wordt hij zo ook genoemd in Rekenh. In 1424 wordt hij beleend met 12 morgen land te Ingen, zoals blijkt uit het Gelderse Leenregister.4 Hieruit blijkt dat hij voor 1430 is overleden. Twee dochters worden in dat Leenregister genoemd: (1) Maria en (2) Otta (of: Otte). (1) Maria van Meerten is in 1430 beleend met de genoemde 12 morgen land te Ingen. Dit blijkt uit het Gelderse Leenregister. Zij is voor 1443 overleden. (2) Otte van Meerten was getrouwd met Bartholomeus van Eck en na de dood van Maria beleend met de 12 morgen land te Ingen. Zoals blijkt uit het Gelderse Leenregister. In 1463 is zij weduwe en wordt zij getocht door haar zoon Johan van Eck. Voor 1481 is zij ook overleden.

Dirk van Meerten en ?

De derde genealogie loopt helemaal door tot het vijfde aantekeningenblad en bewaren we voor het laatst. De vierde genealogie is die van Dirck van Meerten en een onbekende vrouw. Hun zoon is Gielis van Meerten, ook wel Jelis genoemd. Hij keert zich met Walraven van Meurs tegen Utrecht. Hij wordt gevangen genomen en onthoofd in 1436. Als bron staat er Burman bij.5

Gevert van Meerten en Christina van Cuyck

De vijfde genealogie op dit vierde aantekeningenblad is die van Gevert van Meerten en Christina van Cuyck (hier Steijne) genoemd. De scribent weet haar volledige namen niet en denkt dat zij, en dat klopt ook, verwantschap heeft met het huis van Cuijlenborg.6 Christina is weduwe bij het huwelijk van haar dochter Johanna in 1525. Bij de huwelijkse voorwaarden wordt Melchior van Cuijlenborg genoemd. ‘Zoo gelove deze Steijne te zijn een b: van Cuijlenburg’. Zij krijgen volgens de auteur ten minste drie kinderen: (1) Johan, (2) Johanna en (3) Hillegonda. (1) Johan van Meerten tot Ingen wordt als huwelijksvriend van zijn zus Johanna genoemd in 1525. (2) Johanna van Meerten trouwde in 1525 met Johan van Wijck Hermanszoon. De huwelijksvrienden bij dit huwelijk zijn Melchior van Cuijlenburg, Dirk van Meerten de Jonge, en haar broeder Johan van Meerte. Zij is overleden voor 1543.7 (3) Hillegonda van Meerten was getrouwd met Albert van Leeuwen. Haar dochter Elisabeth trouwde in 1562. De auteur verwijst bij de laatste naar het geslacht Van Meerten van Abcoude. Het is onduidelijk wat hij daarmee bedoeld.

Roelof van Meerten en Hildegond van der Eijlsweerd

Nu de derde genealogie van dit aantekeningenblad. Deze is zeer uitgebreid en loopt door tot het vijfde aantekeningenblad. Roelof van Meerten wordt samen met zijn vrouw genoemd in 1405 en 1424. In ieder geval was hij al getrouwd in 1424. Hildegond van den Eijlsweerd was de dochter van Dirk. Na het overlijden van haar vader wordt zij beleend met 5 morgen te Ingen in 1405. Dit blijkt uit het Gelderse Leenregister. Zij wordt nog beleend in 1424 en zij is overleden in 1436. Abusievelijk heeft de auteur hier de 15.. van gemaakt.8 Zij hadden tenminste één zoon: Willem. Willem van Meerten wordt na de dood van zijn moeder rond 1436 beleend met 5 morgen land te Ingen. Zoals blijkt uit het Gelderse Leenregister. Hij is vóór 1455 overleden. Met wie hij getrouwd was is onbekend.

Willem van Meerten had, volgens de scribent, ten minste drie zonen.9 (1) Roelof van Meerten wordt na zijn vader beleend met 5 morgen land te Ingen in 1455. Dit blijkt uit het Gelderse Leenregister. Hij staat op een oude Riddercedul uit de Nederbetuwe (ca. 1460). Omdat hij 17 jaar uitlandig is, wordt zijn broer Jan beleend in 1481. (2) Jan van Meerten staat ook op een oude Riddercedul van de Nederbetuwe (ca. 1460. Hij is de hertog Arnold van Gelre getrouw gebleven (1472). Zoals blijkt uit Pontauier p. ?. Zoals gezegd hierboven wordt hij in 1481 beleend met 5 morge land. Dat geldt ook voor 1501. Hij is overleden vóór 1526 en de zoon van zijn broer krijgt dan het land. (3) Dirk van Meerten wordt in dienst van Karel van Gelre gevangengenomen, maar ook weer uitgelost in 1499. Zoals blijkt uit Pot. p. 642. Dit omdat bij een vedrag tussen Hertog Karel van Gelre en Frederik graaf van Bueren betaald is voor alle wederzijdse gevangenen. Dirk van Meerten moest samen met Allard van Bemmel en Arend van Tuijll hun staat van rantsoen opgeven in 1499, om daarvoor te betalen.

De bovengenoemde Dirk van Meerten was getrouwd met Christina van Eck, zoals blijkt uit het genealogisch gepuzzel.10 Zij kregen volgens de auteur ten minste twee kinderen: (1) Dirk en (2) Maria. Dirk van Meerten wordt ook wel de jonge genoemd. Hij was huwelijksvriend van Johanna van Meerten in 1525. Dirk was de broeders zoon die beleend werd met 5 morgen te Ingen in 1526. Zoals blijkt uit het Gelders Leenregister. Samen met Hendrik van Eck is hij erfgenaam van Wichard toe Haef in 1539. Hij heeft een proces gehad met de graef van Bueren over tienden in 1552. Zoals blijkt uit Hof. Op twee ridercedullen van Nijmegen bij het hof wordt Dirk genoemd. Op die van Nederbetuwe van 1555 tot 1570. De auteur van deze aantekeningen twijfelt of hij een zoon was van de hierboven genoemde Dirk. “Dit doet geloven dat zulks hier gehoord en niets bij de zoon, welke laatste zig bij Huesden had nedergezet.” Dirk en zijn vrouw zijn beide vóór 1569 overleden.11 Dirk was getrouwd met Bertha van Eck. Volgens de auteur is zij een dochter van een Van Eck en een Van Voordt. Dit is niet juist. Bertha was de dochter van Johan van Eck en Aleid van Meeckeren.12 (2) Maria van Meerten. Zij leeft nog bij het magescheid van haar broers kinderen in 1569, zoals blijkt uit het Leemkuijl Archief.13

Op het vijfde aantekeningenblad gaat deze genealogie verder. Dirk en Bertha kregen ten minste vier kinderen: (1) Dirk, (2) Johanna, (3) Anna en (4) Marij.14 (1) Dirk van Meerten wordt in 1558 ten behoeve van zijn vrouw, na het overlijden van haar broer Arndt van Els, door de hertog van Kleef beleend met de helft van het goed van Holthuisen bij Huissen. Zoals blijkt uit het Cleef Arch: Het echtpaar wordt genoemd in het Magescheid van vader Dirk en moeder Bertha in 1569. Zoals blijkt uit het Leemkuil Arch: Na de dood van zijn vader wordt hij in 1569 beleend met 5 morgen land te Ingen. Zoals blijkt uit het Gelders Leenregister. Hij is vóór 1596 overleden, zoals blijkt uit het Cleefse Archief. Dirk trouwde met Elisabeth van Els, dochter van Dirk van Els en Heilwich van Merwijck. (2) Johanna van Meerten was getrouwd met Johan van Brakel en worden samen genoemd in het magescheid van 1569. Hij is overleden in 1580, zij in 1600. Volgens de scribent zijn haar kwartieren: Merten, Eck, Foijert, Voordt, Eck, Mekeren, Hoeve en Wijhe.15 (3) Anna van Meerten was getrouwd met Heijmerick van Bemmel. Ook zij worden genoemd in het bovengenoemde magescheid. (4) Marij van Meerten was getrouwd met Gijsbert de Cock van Delwijnen. Ook zij worden genoemd in het bovengenoemde magescheid.

Dirk had ten minste één zoon: Arnt. Hij wordt na het overlijden van zijn vader in 1596 beleend met één derde deel van Holthuisen. Dit blijkt uit het Cleef Arch: Hij was ook, als volmachtiger van Gerrit van Hardenbroek, beleend met de Tienden te Malburg. Dit in plaats van Gerrit van Gellicum die het daarvoor had. In 1621 wordt hij beleend met de 5 morgen te Ingen. Zoals blijkt uit het Gelderse Leenregister. Wanneer zijn vrouw overleed, in 1621, maakt hij een Testament aan. Hij is in 1624 overleden. Arnt was getrouwd met Francina van Mevert, dochter van Adolph van Mevert tot Hassend en Belia van Scherpenzeel. Het echtpaar kreeg samen ten minste vier kinderen: (1) Everhard Godfried, (2) Dirk, (3) Christina Sybilla en (4) Elisabeth. (1) Everhard Godfried van Meerten tot Holthuizen. Hij is de oudste zoon en krijgt na dode van zijn vader het derde deel van Holthuisen erven. Zoals blijkt uit het testament van 1621 die te vinden is in het Kleefse Archief. Hij is kapitein en huwelijksvriend van de dochter van zijn zus, Johanna Francisca van Reetraed in 1652. Everhard Godfried is eveneens oud-oom en momber van het kind van Hillebrand van Udesheim tot de Leemkuil in 1662. Hij trouwde met Elisabeth van Goltstein, dochter van Johan van Goltstein tot Brandsenburg en Geertruid de Cock van Delwijnen. (2) Dirk van Meerten wordt ook vermeld in het testament van 1621. (3) Christina Sybilla van Meerten wordt vermeld in het bovengenoemde testament en beleend in 1621 met vijf morgen land. Dit blijkt uit het Gelderse Leenregister. Zij is getrouwd met iemand van het geslacht Mom tot Swartenstein. (4) Elisabeth van Meerten is de oudste dochter en beleend met het goed van vijf morgen te Ingen. Zij wordt eveneens genoemd in het testament. Elisabeth is getrouwd met Bernhard van Retraedt tot Gruijthuis. De vier kwartieren en die van haar man worden genoemd bij haar dochter te Old Sevenaar. Namelijk: Retraedt, Mom, Meverdt, Baers, Meerten, Meverdt, Els, Scherpenseel. Er worden hierbij ook twee schildjes getekend die hieronder zijn afgebeeld.

Sluitstuk

De laatste naam die op dit vijfde aantekeningenblad wordt genoemd is Catharina van Meerten. Zij is getrouwd met Gijsbert van Landscroon en weduwe in 1603. De auteur vraagt zich af of zij niet gehoord heeft tot de familie Van Abcoude van Meerten. Dit is juist.16 Deze waardevolle aantekeningen verwijzen naar nieuwe bronnen en documenten. We hopen deze op te zoeken en verder uit te werken via deze website.

Voetnoten

Leven volgens Gods orde – Boek van dr. Klaassen kan bezinning op omstreden thema’s zoals gender verrijken

Over huwelijk, seksualiteit en gezin is in de afgelopen decennia in christelijke kring veel gepubliceerd. Over lichaam en gender is dat veel minder het geval. Met name voor die onderwerpen biedt dr. M. Klaassen in Gods goede orde een waarden-volle aanvulling op bestaande theologische literatuur.

De ondertitel van het boek, dat dr. Klaassen schreef in opdracht van het Bijbels Beraad m/v. luidt Lichaam, gender, huwelijk, seksualiteit en gezin in het licht van de schepping. Deze ondertitel wijst op een centraal kenmerk van dit boek, namelijk dat het begrip scheppingsorde een belangrijke plaats inneemt in de presentatie en argumentatie over de genoemde onderwerpen. Klaassen, die hierbij veel Angelsaksische literatuur citeert, zet de klassiek-gereformeerde visie op elk thema helder uiteen en verdedigt die.

Scheppingsorde

De ondertitel geeft de volgorde waarin de onderwerpen aan bod komen, na een introductie en het eerste hoofdstuk, dat handelt over scheppingsorde. Klaassen betoogt dat dat begrip in de protestantse ethiek de afgelopen halve eeuw helaas aan aandacht en betekenis heeft verloren. Hij wijt dat onder meer aan de invloed van de Zwitserse theoloog Karl Barth, al ziet hij daarachter ook de invloed van de Verlichting en de daarmee gepaard gaande individualisering en de invloed van het evolutiedenken.

Klaassen geeft een korte theologische verantwoording van het begrip waarin hij diverse andere auteurs citeert. Dat maakt het niet per se allemaal duidelijker. Hij ziet scheppingsordeningen als door God gewilde patronen en structuren in de werkelijkheid. Het zijn inzettingen van God voor alle tijden en culturen, die op een bepaalde manier en in een bepaalde mate door alle mensen gekend worden, dankzij Gods algemene genade (p. 23).

Scheppingsordeningen kunnen we zien als opdrachten aan de mens die God expliciet heeft voorgeschreven. Dit lijkt te suggereren dat voor kennis van de scheppingsorde de bijzondere openbaring van het Woord niet nodig is. Dat spreekt Klaassen evenwel krachtig tegen. Door de zondeval worden we ernstig gehinderd de orde te zien en voor zover we die nog zien, zijn we moreel niet gewillig die te honoreren. We kunnen de scheppingsordeningen niet zomaar afleiden uit de natuur; wie de schepping losmaakt van het Woord, komt in drijfzand terecht (p. 29).

Buiten het paradijs

De posities die Klaasse inneemt over de diverse onderwerpen, ontleent hij feitelijk dan ook in sterke mate aan exegese van bijbelteksten en bijbelse motieven. Wat biedt het begrip scheppingsorde dan in normatieve zin? Het belangrijkste punt bij Klaassen is, als ik het goed zie, dat de aanwijzingen van God voor het leven, de Thora, niet losstaan van de geschapen werkelijkheid maar daarop juist aansluiten. De wet verwoordt de morele orde die God in de schepping heeft gelegd. Afwijken daarvan verstoort die gegeven ordeningen en daarmee het leven van mensen. In die zin deel ik Klaassens nadruk op scheppingsorde als wezenlijk voor de christelijke ethiek.

Het probleem van de kénnis van de scheppingsorde als morele aanwijzing voor ons leven werkt Klaassen mijns inziens onvoldoende uit. Niet alleen ons kennen van die orde is door de zonde aangetast. De natuur is niet meer de ongeschonden, maar de verstoorde schepping.

En hoewel de scheppingsorde ook naar mijn inzicht normatief nog geldt, is het de vraag of die orde in onze gevallen wereld als zodanig nog volledig functioneert. De uitspraak over de man-vrouwverhouding buiten het paradijs: ‘Naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen’ (Gen. 3:16) zal niet normatief bedoeld zijn, maar zegt wel iets over de stand van zaken buiten het paradijs. In hoeverre is de lezing van Genesis 2 over de man-vrouwverhouding, die in het hele betoog van Klaassen over die verhouding in alle verbanden een belangrijke rol vervult, gekleurd door deze realiteit?

Verstoring

Bovendien is de schepping dynamisch en het leven van mensen kent een geschiedenis. Dit betekent mijns inziens niet dat de scheppingsorde in normatieve zin opgeheven wordt, althans niet vóór de volkomen openbaring van Gods Rijk. Maar wel dat de ordeningen, als universele normatieve structuren, in het alledaagse leven in de geschiedenis concreet gestalte moeten krijgen. Het huwelijk als normatieve ordening heeft in de loop van de geschiedenis ook onder christenen op heel verschillende wijzen vorm gekregen. In veel daarvan zal iets van de bedoelde orde zichtbaar zijn en ook steeds iets van de verstoring.

Bij Klaassen lijkt de scheppingsorde, zoals hij die interpreteert, in haar directe betekenis boventijdelijk en bovenhistorisch te zijn. Dat lijkt me niet terecht. Zou de verdiscontering van de dynamiek in schepping en geschiedenis niet tot een genuanceerdere positionering geleid hebben ten aanzien van de man-vrouwrelatie in de diverse instituties en sociale verbanden en bijvoorbeeld met betrekking tot kwesties als gezinsvorming?

Veel van wat Klaassen hierover schrijft, kunnen we slechts tot onze schade laten liggen, maar het toont soms een rigiditeit en soms een spanning tussen diverse uitspraken die niet helemaal voldoet. Er zijn wereldwijd nog altijd situaties waarin vrouwen in de relatie met hun echtgenot geen enkele inbreng hebben als het gaat over seksualiteit en gezinsvorming. Natuurlijke methoden van voorkomen van zwangerschap werken dan niet. Zou dat niet meegenomen moeten worden in de bezinning op gebruik van anticonceptiemiddelen, zowel met het oog op leven en gezondheid van de vrouw als van de kinderen die op een bepaald moment al zijn geboren en zorg en aandacht behoeven?

Bronnen

Ik vind het jammer dat literatuur uit de kring van de Christelijke Filosofie en het Prof. Lindeboom Instituut nauwelijks aan bod komt, terwijl wel neocalvinistische bronnen uit de Angelsaksische literatuur worden aangehaald. Die literatuur had het betoog op diverse punten kunnen verrijken. Als een theologische doordenking van een onderwerp als kennis van de scheppingsorde zich geen rekenschap geeft van onderliggende filosofische kwesties, dan gaan feitelijk aanwezige filosofische noties uit onze culturele omgeving een rol spelen. Opmerkelijk is dat in een voetnoot W.H. Velema wordt genoemd maar dat de betreffende publicatie van het Lindeboom Instituut niet in de lijst voorkomt.

Dit alles neemt niet weg dat dr. Klaassen een waarden-vol boek heeft geschreven dat de bezinning op deze belangrijke en omstreden thema’s kan verrijken. Het boek bevat een ethische positionering en presenteert zich ook als zodanig. Dat het geen handreiking is voor het pastoraat bij deze ingrijpende kwesties, kan Klaassen niet verweten worden.

N.a.v. Klaassen, M., 2024, Gods goede orde. Lichaam, gender, huwelijk, seksualiteit en gezin in het licht van de schepping (Apeldoorn: De Banier). Het boek is te bestellen via de website van de uitgeverij.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Jochemsen, H., 2024, Leven volgens Gods orde. Boek van dr. Klaassen kan bezinning op omstreden thema’s zoals gender verrijken, De Waarheidsvriend 112 (34): 14-15.

Geweld in het Oude Testament – Samenvatting lezing HHS zomerconferentie, 4 september 2021

De keuze van dit onderwerp laat al zien wat wij vandaag de belangrijke en lastige vragen vinden. Terecht, want die vragen leven in de gemeente ook. De moeite met geweld in de Bijbel is niet nieuw. Marcion (2e eeuw) stelde de opdracht om de volken van Kanaän uit te roeien al tegenover de opdracht van Christus om je vijanden lief te hebben. Maar de grote moeite met religieus geweld is wel tekenend voor onze tijd.

Kritiek op geweld in het Oude Testament

Voorbeelden van aandacht voor geweld in het Oude Testament:

  • Dimitri Verhulst, Bloedboek: hervertelling van de Pentateuch. De titel zegt genoeg over zijn
    visie.
  • Richard Dawkins en andere new atheists: de meeste conflicten zijn te wijten aan godsdienst. De God van het Oude Testament typeert hij als een ‘haatdragende, bloeddorstige pleger van etnische zuiveringen.’1
  • Paul Cliteur, Het monotheïstisch dilemma: de absolute waarheidsclaim van het Oude Testament (en van alle monotheïstische godsdiensten) kan leiden tot geweld. Religieus radicale interpretaties zijn in elk geval mógelijk, omdat de wil van God boven de wetten van de staat wordt gesteld.

Deze publicaties zijn de publieke voorkant van het monotheïsmedebat, over de relatie tussen monotheïsme en geweld (ingezet door Jan Assmann). Een mooie analyse van dit debat is gegeven door Govert Buijs. Hij stelt dat sommige auteurs zich niet zozeer tegen geweld als wel tegen monotheïsme keren. Als monotheïsme verbonden wordt met geweld, suggereert dat meer vreedzaamheid in polytheïstische of atheïstische culturen; daar lijkt het echter niet op (zie de mythologie van Ugarit of de seculiere ideologieën van Stalin en Noord-Korea). Buijs stelt tevens dat het ronduit wrang is dat ook het Jodendom verbonden wordt met geweld, terwijl het Joodse volk de afgelopen millennia vooral slachtoffer is geweest van het geweld van anderen; zo wordt het haast verantwoordelijk gemaakt voor zijn eigen lijden.2

Deze kritiek op het Oude Testament roept wel vragen op die theologische doordenking behoeven. Zou iemand zich inderdaad kunnen beroepen op de Bijbel om geweld te legitimeren in het heden? Wat betekent dit voor onze omgang met het geweld in de Bijbel?

Theologische omgang

De vragen over God en geweld hebben de afgelopen decennia veel aandacht gekregen.3

a. Volgens sommige auteurs moeten kerk en theologie afstand nemen van dit geweld in naam van God. Bijvoorbeeld prof. C. Houtman: hij onderscheidt twee visies op Israël als minderheid tussen de bewoners van Kanaän. Deuteronomium: er is geen plaats voor de Kanaänitische volken; afzondering en antithese. Genesis: veel vriendelijker over deze volken. Deze twee visies staan volgens Houtman naast elkaar, maar in de compositie van de Pentateuch heeft de anti-Kanaänitische stem het primaat gekregen. Houtman wil afzondering en vreedzame coexistentie naast elkaar laten staan. Dat betekent in de praktijk dat de vreedzame visie het zwaarste gewicht krijgt; Houtman kiest in een preekschets voor de lijn van Genesis.4 b. Eric Seibert (Amerikaans theoloog) maakt onderscheid tussen het beeld van God dat in het Oude Testament gegeven wordt (characterization) en hoe God werkelijk is (character). Criterium om te bepalen of een tekst iets over God openbaart, is wat Jezus heeft laten zien; Hij verkondigde volgens Seibert een God van liefde en gebruikte geen geweld. Een tweede criterium is dat de Bijbel nooit gebruikt mag worden om anderen kwaad te doen. Met deze criteria komt Seibert tot de conclusie dat God nooit de opdracht kan hebben gegeven om de volken van Kanaän uit te roeien.5 c. Andere auteurs proberen vanuit een apologetisch motief het geweld te verdedigen. Zij benadrukken bijvoorbeeld hoe slecht de Kanaänitische volken waren. Ze waren moreel zo verdorven dat God hen wel moest laten uitroeien. Sommige auteurs gaan zover dat ze het een zegen noemen voor de kinderen; de dood zou hen immers bewaren voor de invloed van zo’n decadente cultuur.6

Al deze benaderingen roepen vragen op. Zeker vanuit gereformeerd perspectief hebben we te maken met de héle Schrift als het Woord waarin God zich openbaart. Het is belangrijk om oog te hebben voor de verscheidenheid en veelkleurigheid van de Schriften. Maar een eigen selectie van wat openbaring mag heten, leidt makkelijk tot verlies van het tegenover van de Schrift. Juist waar de Schrift schuurt met onze (morele) opvattingen is het nodig om zorgvuldig te luisteren. We moeten de teksten in al hun weerbarstigheid laten staan. Zonder een eigen selectie te maken, maar ook zonder de moeite glad te strijken door wel even uit te leggen waarom al dat geweld nodig was. De Bijbel gaat ons ook voor in de worsteling met God en zijn oordeel (Ps. 119:120). Gods weg is voor ons niet zomaar uit te leggen of na te rekenen.

Bovendien is het geweld in het Oude Testament niet een marginaal fenomeen. In vele tientallen teksten, vroege en late, is sprake van vreselijk geweld, vaak in opdracht van God zelf. Wie dat opvat als een onjuiste menselijke interpretatie of religieus ingeklede zelfrechtvaardiging, heeft een probleem met het Oude Testament als geheel – blijkbaar is dat immers niet altijd een betrouwbaar getuigenis van Gods handelen, ook als het dat wel claimt. Dat raakt ook het Nieuwe Testament. Daar worden de opdracht om mensen te doden of wraakpsalmen niet herhaald, maar ze worden ook nergens afgewezen als een opdracht van God in die tijd.

Onze omgang met geweld in het OT

Wat betekent dit voor de manier waarop wij het Oude Testament lezen? Vijf punten zijn mijns inziens van belang.7

  1. De context van het hele Oude Testament. Het Oude Testament begint met een situatie van harmonie. De eerste breuk van die vrede wordt getekend als een gevolg van het verlaten van God. Dat resulteert eerst in verbaal geweld en even later in broedermoord (Gen. 4). Menselijk geweld en het oordeel van God vinden hun oorsprong in menselijke zonde, niet in Gods bedoeling. Ook het eschatologische perspectief van het Oude Testament is een tijdperk van volkomen vrede (Jes. 11). De vrede aan het begin en het einde geeft een kader, een ideaal aan.
  2. Geweld in de wereld van het Oude Nabije Oosten. In de cultuur van het Oude Nabije Oosten nam geweld een grote plaats in (onderdrukking door de farao, afslachten van de zonen van Zedekia, wreedheid in oorlogen). De Assyriërs waren in het Oude Nabije Oosten berucht om hun wreedheid tegen overwonnen vijanden; dat was een doelbewuste politiek van intimidatie en afschrikking. In de literatuur en iconografie van het Oude Nabije Oosten komt geweld veel voor en wordt het verheerlijkt; het is een teken van macht, in dienst van de overwinnaar. In die wereld is het Oude Testament ontstaan. Het neemt deze cultuur niet zomaar over, maar God heeft zich wel geopenbaard in die historisch-culturele omstandigheden. Dat moet ons voorzichtig maken om onze normen op te leggen aan het Oude Testament. Tegelijk is er ook verschil. In het Oude Testament komt veel geweld voor, maar het wordt niet zo verheerlijkt.
  3. Het Oude Testament keert zich tegen geweld. Geweld wordt in het Oude Testament op allerlei manieren ontmaskerd, begrensd en afgewezen. David krijgt geen toestemming om een tempel te bouwen, omdat hij te veel oorlogen gevoerd heeft. Een voorbeeld van begrenzing van geweld uit de wetten van het Oude Testament is de bepaling ‘oog om oog, tand om tand’ (Ex. 21:24; Lev. 24:20; Deut. 19:21). Het gaat hier niet om wraakzucht, maar om de beperking van geweld: een misdrijf vraagt een evenredige vergelding, niet meer (vergelijk de reactie van Lamech, Gen. 4:23–24)! Overtreding en straf moeten in verhouding staan.
  4. Het realisme van de Bijbel. De grote moeite die wij als moderne mensen hebben bij geweldsteksten is een gevolg van de individualisering en het vele geweld van de twintigste eeuw. Maar wij leven in een wereld die vol is van geweld. Is de mensheid wel vreedzamer geworden? Verhalen uit oorlogsgebieden zijn vaak afschuwelijk. Het Oude Testament staat midden in die wereld. De Bijbel is niet een boek vol verheven wijsheid, ontheven aan de alledaagse werkelijkheid, maar staat midden in de rauwe wereld waarin wij leven. Gelukkig maar dat de Bijbel óók over geweld gaat, want dat laat zien dat God ons werkelijk opzoekt, in dit gebroken bestaan, en daarin de weg wijst ten leven.
  5. God doet recht. Vele teksten benoemen geweld in dienst van het recht. God zal recht doen! De daders houden niet voor altijd een voorsprong op de slachtoffers, hoe vaak dat nu zo lijkt. Dat is de boodschap van de bede om vergelding in de zogenaamde ‘wraakpsalmen’. Bijvoorbeeld het slot van Psalm 137.8 De vermelding van kinderen die verpletterd worden is geen toppunt van wreedheid of geweld tegen weerlozen, maar het verlangen dat er een einde komt aan de macht van deze onderdrukker. Bovendien is het slot van Psalm 137 een gebed. Terwijl alles tegen God spreekt, brengt de dichter alles bij God. Mensen die alles verloren hebben, beroepen zich uit hun ellende op God die recht doet. Juist mensen die zelf vreselijk geweld hebben meegemaakt, putten hier soms troost uit: we mogen alle onrecht, en zelfs onze wraakzucht, in Gods hand leggen en Hij zal eens recht doen. Het zou pas vreselijk zijn als God niet zou toornen over onrecht en zonde!9 Zo’n psalm stelt ons ook de vraag of wij ons niet te makkelijk neerleggen bij zonde, geweld en onrecht. Misschien kunnen wij daarom zo’n psalm maar zo moeilijk zingen. Dietrich Bonhoeffer heeft gesteld dat je heel dicht bij God moet leven om zo te kunnen bidden: vol van Gods heiligheid, bewogen om Gods recht. Zo kijken wij niet op deze psalm neer, maar is hij te hoog voor ons. Gods oordeel is bovendien zo rechtvaardig dat wij daar zelf ook onder vallen. Waar blijven wij als Hij al onze daden, gedachten en verlangens gaat oordelen?10

Prediking

Wat betekent dit voor de prediking over geweldsteksten in onze tijd?

  1. Neem de hedendaagse moeite met geweld serieus. Vragen die in de samenleving gesteld worden, leven ook in de gemeente. We moeten niet te snel komen met een beroep op Gods heiligheid, waarbij je geen vragen zou mogen stellen. Abraham stelt wel vragen als de Heere aankondigt dat Hij Sodom gaat verwoesten. God nodigt hem er zelfs toe uit, en Abraham geeft niet zomaar op (Gen. 18:23–33). Er kan een moment zijn waarop je als mens voor de heilige God moet zwijgen (cf. Pred. 5:1), maar laten we nooit doen of Gods oordeel ‘logisch’ is; het is huiveringwekkend. Het is van belang om vragen eerlijk te benoemen. Daarbij mag ook de worsteling met het geweld in de Bijbel doorklinken. Je kunt een tekst goed uitleggen, maar daarmee is de moeite nog niet weg. Laten we dat erkennen, vanuit een houding van ootmoed tegenover de levende God. Wij begrijpen niet alles, wij kunnen de levende God niet in de vingers krijgen. We moeten de Schrift ook in zijn weerbarstigheid laten staan. En toch ontvangen wij deze Schriften als het Woord van God. Niet omdat we alles begrijpen of op al onze vragen een passend antwoord krijgen, maar omdat de levende God echt te vertrouwen is.
  2. Plaats de geweldsteksten in het geheel van de Schrift en in de heilsgeschiedenis. Wij lezen geen losse teksten, maar het geheel van de Schriften. Daar hoort ook de voortgang in Gods openbaring bij, de heilsgeschiedenis. Deze notie maakt duidelijk dat de situatie van Israël in het Oude Testament niet dezelfde is als die van de kerk vandaag. Die geschiedenis loopt uit op het kruis, waar God het oordeel over de zonde legt op zijn eigen Zoon. Wij kunnen over het oordeel nooit spreken buiten Christus om. De geschiedenis van het heil gaat door en ziet uit naar de komst van Gods koninkrijk in volmaaktheid. Wij leven in de tijd van Gods lankmoedigheid. Het Koninkrijk van God is nooit door geweld te realiseren, maar biddend te verwachten.
  3. Wees volstrekt helder over de situatie nú. Christenen wereldwijd zijn het erover eens dat de boodschap van het Nieuwe Testament op dit punt volstrekt duidelijk is. Een christen is tot vrede geroepen, met alle mensen, zoveel als mogelijk is, om zijn vijanden lief te hebben en voor hen te bidden. In onze context is het belangrijk om dit te onderstrepen, om elk misverstand te voorkomen dat geweldsteksten zomaar kunnen leiden tot daadwerkelijk geweld.

Conclusie

Wij lezen de geweldsteksten in hun historische en culturele context, met oog voor de literaire vormen van die tijd, en vooral binnen het geheel van de Schriften en de heilsgeschiedenis. Wie deze teksten zo leest, zet ze niet aan de kant als een verkeerde, menselijke interpretatie of een achterhaalde voorfase van het christelijk geloof. Ze horen bij het geheel van de Schrift en dat geweld wordt door Christus en de apostelen niet veroordeeld. Juist waar Bijbelteksten schuren met ons wereldbeeld, laten ze iets zien van wie wij mensen zijn en van wie God is, de gans Andere. Hij kan in zijn heilige toorn over de zonde met een vernietigend gericht komen. Wij kunnen zijn handelen niet altijd begrijpen of verklaren.

Maar Gods openbaring is doorgegaan. Hij heeft zich in zijn Zoon ten volle geopenbaard (Hbr. 1:1). Daar kunnen wij niet achter terug, en juist daarom kunnen we niet alle geweld uit het Oude Testament begrijpen. Met de komst van Jezus Christus zijn er dingen beslissend veranderd (de positie van de volken, de mogelijkheid van het gebruik van geweld door het volk van God). Die voortgang van Gods openbaring maakt duidelijk dat geweld dat in het Oude Testament plaatsvond, soms in opdracht van God zelf, nooit zomaar herhaalbaar is. Het was blijkbaar de wil van God in die specifieke context en in die fase van de heilsgeschiedenis. Het is deel van de weg die God wilde gaan met zijn volk en de mensheid. Maar een christen leest zulke teksten altijd in het geheel van de Schrift.11

Wij hebben niet op alle vragen en moeite een antwoord. Dat mag ons bescheiden maken. Maar de Schrift verkondigt ons wel wie God is, in zijn heiligheid én zijn genade. God heeft zijn eigen Zoon niet gespaard. De aarde zal eens vol zijn van de kennis van Hem, van recht en gerechtigheid, van volkomen vrede.

ARTIKELEN VAN DR. ARIE VERSLUIS OVER 'DE BIJBEL EN GEWELD'
Dr. Arie Versluis heeft nog drie andere bijdragen over dit thema op deze website staan. Hieronder een verwijzing naar die stukken.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit Kerux. De volledige bronvermelding luidt: Versluis, A, Geweld in het Oude Testament, Kerux 2021 (najaar): 3. (Volledige artikel).

Voetnoten

Een christelijk-wijsgerige benadering van het biologische soortbegrip

Drs. Rafael Benjamin schreef een artikel, voor het Tydskrif vir Christelike Wetenskap/Journal for Christian Scholarship, het blad van Die Vereniging vir Christelike Hoër Onderwys, over een christelijk-wijsgerige benadering van het biologische soortbegrip. Met zijn toestemming delen we hieronder de abstract van het artikel en daaronder de pdf van het gehele artikel.

Abstract In deze bijdrage wil ik een wijsgerig-biologisch fundament geven voor de creationistische biologie waarbij ik mij vooral gericht heb op het biologische soortbegrip. Hierbij ga ik uit van de reformatorische wijsbegeerte, die is ontwikkeld door de Nederlandse filosoof dr. Herman Dooyeweerd. Ik tracht duidelijk te maken, dat het onjuist is om soorten te beschouwen als dingen, entiteiten, in de zin van substanties. Uitgaande van de neo-Calvinistische wereldbeschouwing dat God een kosmische orde heeft geschapen van wetten met een onderling kwalitatief verschillende geaardheid, die als ‘Bauplan’, als ontwerp, gelden voor alle entiteiten, en voor haar aan die wetten onderworpen wijzen van zijn in de schepping, is het mogelijk om recht te doen aan de voor-theoretisch ervaren zinverscheidenheid in zinsamenhang die wij in de tijd ervaren. Wat niet mogelijk is op het standpunt van een macro-evolutionistisch uit elkaar kunnen ontstaan van als substanties opgevatte soorten en entiteiten, omdat men dan steeds verstrikt raakt in een regressus ad infinitum. Op dit laatste standpunt is het onmogelijk om over een soortbegrip in de ware zin des woords te spreken.

Als de pdf-viewer niet werkt is het artikel hier te downloaden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Tydskrif vir Christelike Wetenskap/Journal for Christian Scholarship. De volledige bronvermelding luidt: Benjamin, R., 2024, Een christelijk-wijsgerige benadering van het biologische soortbegrip, Tydskrif vir Christelike Wetenskap/Journal for Christian Scholarship 60 (1-2): 29-60.

Snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?

Holenduiven kunnen zich, zo is mijn ervaring, geheimzinnig gedragen. Zo legden ze ook dit voorjaar eieren in de bosuilnestkast die ik enkele jaren geleden opgehangen heb in de weelderige klimopbegroeiing van de notenboom. Holenduiven broeden ruim twee weken. Daarna zitten de jongen zo’n 24 dagen op het nest (Vogelbescherming). Wat ik nu niet begrijp? Dat ik ook dit jaar geen Holenduiven met voedsel af en aan heb zien vliegen! Wat is er mis met het nestkasthol?

In juli verblijdde een welluidend Holenduifgekoer mij. Regelmatig zag ik Holenduiven bij de klimopboom. Hoewel, ze gingen de nestkast niet in! Op 17 juli de ladder gepakt voor inspectie. Mijn vermoeden werd bewaarheid. Het paar Holenduiven liet, nota bene, de nestkast links liggen, had een nest in de klimopbegroeiing boven de nestkast gemaakt. De foto toont het nest met twee eieren in het klimophol. Liever een natuurlijk nest dan een cultuurlijke nestkast?! Snapt u dat?

Na de vakantie op 3 augustus weer bij het nest geweest, want ik zag en hoorde vanaf het begin van terugkomst niets. Het nest was leeg. Onduidelijk wat er is gebeurd. Ik had gehoopt u jonge Holenduiven te kunnen laten zien, maar tot op heden is dus de bosuilnestkast voor de Holenduif niet vruchtbaar geweest.

Maar wie weet: Holenduiven produceren meerder legsels per jaar, tot soms zelfs vier toe. En als weldenkend mens zeg ik: eieren zijn veiliger in een nestkast dan in een natuurlijk hol. Of snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?, Het GemeenteNieuws 23 (33): 11.