Home » 2023 » september (Pagina 3)

Maandelijkse archieven: september 2023

Akte van Huwelijksvoorwaarden tussen Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen

?

Transcriptie RAG archief 0559 nummer 16 Akte van huwelijksvoorwaarden tussen Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen, grootouders van de echtgenote van Johan Baptist Bartolotti van den Heuvel, de dato 17-11-1587 (scans 0005-0006).1

Houwelixe voerwarden tussen joncker Johan van Goltstein ende joffer Geertruit de Cock van Dellewijnen anno 1587.

Wij Johan van Goltstein, Gijsbert van Mekeren amptman und Gijsbert van Mekeren, Heer to Menerswick, ter einer und Adriaen de Cock van Delwijnen, Heer to Waienoen, Arndt de Cock, richter to Waegeningen, Derck van Merten, borgemeister to Huissen, ter anderer zijden, doen kundt, tuighen und bekennen dat wij semptlick als bloetsverwanten, maegen und gebeden hijlixfrunden, ter ehren Gades Almachtich, ein wittelick hijlick und hellich eschap beraempt, gemaeckt und beslaeten tuschen den erendfesten Johan van Goltstein, brudegoms ter einer, und der oeck eher- und doeghentrijcker jufferen Gertruijden de Cocks van Delwijnen, bruitz ter anderer zijden.

Alsdat opgenante van Goltstein jufferen Gertruijden vurschreven tot zijner ehelecher huisfrouwen und bedgenoet, und zij juffer Gertruijdt den vurschreven van Goltstein wederum tot haeren ehelichen man und huisheeren trouwen, hebben und behalden zall in manieren und vurwarden nha beschreven.

Irstlich soe sall dije brudegom aen zijner thokommender ehelicher huisfrouwen ther rechter mede hijlixgave brengen alle zijn guderen, rede und unrede, heerlicke, leenguederen und alle eigentlicke rurende und unrurende guderen, in wat landen, steden, ampten, heerlickheiden offte vrijheiden dije gelegen mughten zijn, nijt aver all daervan uuijtgescheiden, soe hij die nuu ter tijt bezitt und hem van sijnnen zaleghen vaeder, moeder, moien offte zunss anders waer aenkummen ofte aengestorven moeghen sijn.

Hijerentegens sall die toekommende bruijt aen haren thokommenden eheman und huisheeren ter rechter hijlixstuer und medegave brengen alle alsulcke guederen, rhede und unrhede, heerlicke, leenguderen und eighen rurende und unrurende, in watt ampte, heerlickheit ofte vrijheijt dije oeck gelegen zijn, nijt daervan uutgescheiden, in aller maeten haer die van haren vaeder und bestemoeder aenbestorven und zij zulx noch unverdeijlt und ungescheiden mijt haer moeder und oemen Arndt die Cock van Delwijnen gebruickende und in gemeijnen budel bezittende is.

Oeck zijn ’t vurwaerden, dat zoe verre deze toekommende eheluijden (dat Godt langh verhuijden woll) beide off ein van oren beiden alleen bijnnen offte buijten ’s jaers afflivich worden sonder naelaetende blijvende geboerte, dat in sulken gefalle oer beijdezijts angebrachte ende angestorvene gueder, gerede als ongerede, wederom to rugh erven und versterven sullen ter zijden daer zij hengekommen zijn.

Als insgelicken, soe vern zij kijndt ofte kijndern staender ehe geworven und diezelve dan bij offte nhae orher olderen leven sonder echte blijckende geboerte nhae to laeten (dat Godt gelieve to verhuijden) oeck affstorven, dat derselver kijnder guederen, gerede als ongerede, oeck wederum erven und versterven sullen ter zijden des vaeders offte moeders daer zij heerkommen waeren.

Voert meher is bededinckt, dat off obgemelte thoekommende eheluijde staende ehe kijnderen verworven, soen offte dochter, sullen alsdan dije angebrachte heerlicke leenguederen des affestorvene erven und versterven, vallen und succedijren op soen offte dochter van oerer beide lijve geschaepen ende gebaeren, und dat van den einen op den anderen tot des lestlevende toe und op nijmandt anders.

Wijders iss noch beforwaerdt, off durgh versijnungh Gaedes Almachtigh duckgemelte tokommende eheluijden in ehestandt verworven ein, twe, drije offte meher kijnderen, so zall dije toekummende brudeghum een deel van zijnen leenguederen nhae gelegentheijt der saecken und gutduncken der vurschreven eheluijden tot proffijt der junxsten kijnderen, ’t zij soen ofte dochter, deilbaer maken und sulks ter gesinnen zijner thokommender huijsfrouwen, oerer moeder ofte derselver vrunden voer den leenheeren bekreftegen.

Mede so iss to gueder ti jt bevorwaert, dat dije brudegom zijnner thokommender huijsfrouwen geven zall, als hij oeck geefft in cracht deses voer ore margengave uuijt zijnen guede alleen dije somme van tweduijsent carolusgulden, idt stuck tot twijntich stuver Brabants gefaluijrt.

Und sullen oeck vorder deze thokommende eheluijdt die eine den anderen, off malckanderen moegen tughtigen in ein dell parcellen van guderen, dan nijt in ’t gehell. Als zij oeck macht hebben sullen (in fall zij gene kijnderen geworven) die eine den anderen t’ moegen begijftigen met etlicke percelen guets off eenighe somme van penninghen daervoer tot haeren koer.

Oeck is mede bededinckt, dat dije thokommende bruijt bij affsterven oeres thokommende ehemans ofte sunss anders voer sigh behalden zall alle haer frouwelicke rustung, kleder ende klenoedijen tot haeren liven gehoerigh, sampt dije margengave vurschreven.

Volgens so is alnoch bededinckt dat alle staender ehe gewunnen offte geworven guedt, verloess und wijnningh, schult und wederschult, beijdezijts deijlbaer vallen zall.

Und zullen sich folgens in allen andere velle in dezer hijlixbrijven nijt gespecificijrt halden und regulieren nhae landt- und stadtrecht.

Noch mede beforwart, off aen desse vurschreven hijlixbrieven, der twe is alleens luijdende, eenighe zegellen gebroecken, gequest, gaterich offte raezurich , dat nijttomijn dieselve in orer fuller werden und cracht blijven zullen. Allet sonder argh und list.

Des to orkunt und vaster stedigheijt allen vurschreven puncten soe hebben Johan van Goltstein voer sijgh selffs ende Maria van Merthen, weduwe Gijsbert de Cock, in nhaemen und van weghen oerer liever dochters als parthijen principael mijt sampt dije vurschreven daerthoe gebedene maeghen und hijlixfrunden deze hijlixbrieven eigener handt underschreven und mijt onzen zegellen bezegelt.

Gegeven in ’t jaer unss Heeren duijzent vijffhondert zoeven und tachtentich den zoeventhijnden novembris stilo correcto.

Johan van Golstein, Mari van Merten weduwe de Cock , Johan van Goltstein, Ghisbert van Mekeren, Gijsbert van Meckeren, Adriaen die Cock van Delwijnen, Arndt die Cock van Delwijnen, Dierck van Meerthen.

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 12-09-2023.

Voetnoten

‘Pal voor Gods heilige schepping’ – Dr. Mart-Jan Paul bespreekt gelijknamig boek voor ‘Het Zoeklicht’

De auteur schrijft in het ‘Voorwoord’ dat het evolutiemodel onder “niet-gelovigen” vrijwel algemeen geaccepteerd is. Hij vindt het zorgelijk dat ook onder gelovigen steeds meer mensen het evolutiemodel geloofwaardig achten. Zij combineren dat met het geloof in God en nemen daarom een door God geleide evolutie aan. Er kleven echter veel bezwaren aan dat standpunt. De auteur wil in dit boek dit theïstische evolutiemodel ontmaskeren.

De auteur, die onder pseudoniem schrijft, is geen bioloog, geoloog of astronoom. Als christen richt hij zich op de Bijbel om te laten zien welke boodschap daar staat over het ontstaan van de hemel en de aarde. De conclusie is dat er op zeer veel punten botsingen zijn met de evolutietheorie. Dit boek richt zich ook op de gevolgen: wat betekent aanvaarding van een miljoenen jaren durend wreed proces voor de geloofsopvattingen van christenen en de kerk?

Het boek is ingedeeld in vijf hoofddelen: 1) Verleiding; 2) Schepping volgens de Bijbel; 3) Zondeval en zondvloed; 4) Oude en Nieuwe Testament over schepping en zondvloed; 5) Slotbeschouwingen. Het boek eindigt met een indringende oproep: “Lieve mensen, geliefd door je Schepper, buig niet voor dat beeld [nl. de evolutietheorie]. Buig je voor de God van hemel en aarde, Die ons heeft gemaakt naar Zijn Beeld en Gelijkenis. Verwerp met kracht de gedachte dat Jezus afstamt van de apen. Belijd uw zonden als u in uw gedachten, in woord of werk, geloof hebt gehecht aan de evolutietheorie en keer om! Lieve mensen, mijn hart breekt als ik zie hoevelen vallen voor de verlokking van de evolutietheorie.” Vanuit deze houding is ook de titel te begrijpen: Pal voor Gods heilige schepping.

Zelf houd ik mij al vele jaren bezig met de uitleg van het boek Genesis en met de verhouding tussen geloof en wetenschap, speciaal in relatie tot de evolutietheorie. In mijn boek Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie bespreek ik deze zaken. Onze conclusies komen voor een groot deel overeen. Het boek is duidelijk en toegankelijk geschreven. Aan het eind van het boek staat de belangrijkste literatuur die geraadpleegd is. De bronverwijzingen in de hoofdstukken zijn gering in aantal. Meermalen verwijst de auteur naar de Hebreeuwse grondtekst, wat ook past bij de Hebreeuwse naam die hij gebruikt.

Het valt op, dat Yochanan Lev zich bij dit complexe onderwerp beperkt tot de uitleg van de Bijbel. Dat is een bewuste keuze, omdat hij niet deskundig is op de vele andere wetenschapsterreinen die te maken hebben met de evolutietheorie. Op zich is deze beperking goed te verdedigen en wil hij christenen wijzen op de vele consequenties van een veranderende visie op het Schriftgezag. Dat is terecht! Ik heb echter in de afgelopen jaren veel christenen gesproken die terugschrikken voor de consequenties, maar toch echt van mening zijn dat de gangbare wetenschap zoveel argumenten aandraagt voor de evolutietheorie, dat we die wel moeten aanvaarden. Ze leven dan liever met “ik weet het niet meer” dan met een duidelijke overtuiging. Ik vermoed dat deze christenen na het lezen van het huidige boek wel schrikken van de vele knelpunten, maar nog niet helemaal overtuigd zullen zijn. Naar mijn mening is het ook nodig om de huidige wetenschapsvisie te bespreken en te laten zien hoeveel onbewezen aannames er zijn bij de evolutietheorie. Er zijn zelfs veel wetenschappelijke waarnemingen die regelrecht botsen met de veronderstelde onderlinge afstamming en miljarden jaren. Een aanvullende verwijzing naar literatuur op dat gebied zou de lezer kunnen helpen. Een ander punt is dat de auteur zeer veel Bijbelteksten aanhaalt en die van een korte uitleg voorziet. In bijna alle gevallen ben ik het met hem eens, maar wie de boeken van theïstische evolutionisten leest, komt veel andere verklaringen tegen. Wie een tegenstander bestrijdt, doet er goed aan niet alleen standpunten te bestrijden, maar ook in te gaan op de argumenten van die ander. En vooral op diens motivatie: wat beweegt die ander om dit standpunt in te nemen? Deze onderliggende zaken komen naar mijn mening te weinig aan de orde in dit boek. Het betekent dat deze publicatie vooral geschikt is voor hen die dezelfde grondhouding hebben tegenover de Bijbel. In dat geval is er een overvloed aan argumenten om de evolutietheorie af te wijzen. De oproep van de auteur is het waard om zorgvuldig beluisterd te worden!

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van Het Zoeklicht. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Schriftgezag in de praktijk’ – Dr. Gert van den Brink sprak in Nijmegen over Schriftgezag

Dr. Gert van den Brink sprak voor de Kerngroep Bezinning GKv en CSFR Quo Vadis te Nijmegen. Hij sprak over Schriftgezag, een veelbesproken onderwerp. Met dank aan Geloofstoerusting is deze lezing opgenomen en hieronder te bekijken. Het eerste deel is hier te bekijken.

Een oude kaart en land van joncker Van Meerten in de uiterwaarden bij Maurik

Het Gelders Archief heeft veel oud materiaal in bezit. Zo is er ook een kaart te vinden van G. Passavant met daarop ‘diverse perceele weij en rijsweerden’. We zien ook land van Joncker Van Meerten. Dat het hier gaat om land van Everhard Godfried van Meerten is, zoals uit de Osenvorenreeks blijkt, ongetwijfeld.1

Hierboven wordt de hele kaart weergegeven. Hieronder alleen de uitsnede daar waar het Maurik betreft. We zien aan de bovenkant van de uitsnede de Neder Rijn lopen. Aan de zuidkant van de Rijn ligt een zandbank. Nog meer zuidelijker ligt een stuk land van de Hr: van Dorreweert voor de Gr: van Cuijlenborgh. Links van hiervan een stuk land van Jor: Maurik Rijswick. Onder het land van de Graven van Culemborg zien we Uijtgeroyde Weert, Weijke N, en Weijken M. Aan de onderkant van de kaart rechtsboven het dorp Maurik vinden we resp. het land van Frans Dirckse, Jor: Meerten, Lijsbet van Hattum, Sluijsweert en Osseweert. De kaart dateert van 1692 en heeft een afmeting van 47 cm bij 63 cm.

Als annotatie lezen we bij het Gelders Archief het volgende:

Het noordwesten boven. Schala van 210 Gelderse lant roede van 14 voet= 117 mm. Gemaakt in opdracht van de Staten van het Kwartier van Nijmegen en hun gedeputeerden, en van de ambtman van de Nederbetuwe. De diverse eigenaren van de percelen worden vermeld. Boven en op achterzijde: Caerte van Maurik No. 3. Op achterzijde: No. 39; No. 112.

Een mooie oude kaart en een goede aanvulling op de beschreven akte uit de Osenvorenreeks.2

Voetnoten

Aangepast testament van Haasje Berchman uit 1721

In Het Utrechts Archief is een testament te raadplegen van testateur Haasje Berchman (weduwe van Johannes van der Heijden). Erfgenamen zijn Christina van Meerten (weduwe van Wernard Barbè) en haar kinderen Johannes Barbè, Maria Barbè en Warnarda Barbè. Christina is voogdes van de ‘innocente’ Johannes. Het is mij (nog) niet bekend hoe dit gezin verwant is aan de testateur. Het testament kan gedateerd worden op 5 februari 1721. Onder de plaatjes volgt de transcriptie.1


De transcriptie luidt:

“Op huijden den 5n Februarij Seventienhonderd een en twintig, Compareerde voor mij Mr Georg Christiaen Qualenbrinck, Adt en Notaris ’s Hoofs van Utrecht, @

Joffe Haasje Berchman, Wede van Hr Johannes van der Heijden, mij Notaris bekend gemaeckt, door de nabenoemde getuijgen, gesond na den lichamen, met ons gaende en staende, mitsgaders haar verstand, redenen, en memorie volkomen magtig en gebruijkende, als ons Notaris en getuijgen klaarlick beick; Dewelcke alvorens verklaarde te herroepen, casseren, annulleren, dood en te niete te doen alle voorgaende testamentaire dispositien, bij de Joffe Comparante en ’t bijsonder, ofte met haren voorn Man Za: te samen voor dato deses gemaeckt en gepasseert; Ende op nieuws disponerende van hare tijdelicke goederen, uijt kragte van den Octroije ’s Hoofs voorde op den 7en Junij 1686 aen haar verleent, Soo verklaarde de Joffe Comparante mits desen te maken ende te bespreken aen Hr. Willem van Vianen tot een Legaat ses van hare silvere Lepels Stellende ende nominerende de Joffe Comparante voorts tot hare eenige en universeele Erfgenamen van hare natelate goederen met volle regt van institutie Joffe Christina van Meerten, Wede van d’ Hr Wernard Barbè, in sijn Leven Procureur voor den Edelen Geregte deser Stadt Utrecht, nevens hare drie kinderen, met name Johannes, Maria en Warnarda Barbè, te samen, en ijder van haar in ’t bijsonder; Willende ende begeeren de Joffe Comparante wel expresselick, dat de voorn Joffen Maria en Warnarda Barbè met haar beiden tot een praelegaat voor uijt trecken sullen uijt den boedel van de Joffe Comparante alle de gereede penningen, die bij ’t overlijden sullen bevonden worden, mitsgaders alle den huijsraad en inboedel, nevens alle de klederen, en alle het Linnen en wollen van de Joffe Comparante, mits dat de Joffen Praelegatricen daervoor sullen hebben de directie en bestelling, mitsgaders de bekostiging en betaling van een eerlicke begrafenisse van de Joffe Comparante, en met haar beiden alleenlick dragen en betalen het Collatezaal ofte den xx penning van de geheele Erffenisse, en oversulx de eerste twee genomineerde Efgenamen daer van te vrijden; Stellende de Joffe Comparante wijders tot Voogdesse en Momborese over den over haren tweeden genomineerden Erfgenaem Johannes Barbè (:innocent zijnde:) desselfs moeder Joffe Christina van Meerten voornt, met alle sodaningen magt, als eenig Voogd of Voogdesse na regten hebben kan, ook met magt van assumtie ie surrogatie en substitutie, omme ten allen tijden een of meer Voogden nevens haar te assumeren, of wel in haar plaatse te stellen, so als haren goeden raad gedragen sal. Secluderende der halven de Joffe Comparante mits desen uijt haren boedel de Ed: Achtb: Heeren Gecommitteerdens ter Momboir Camer deser Stadt, ende allen anderen Opper voogden, so hier als elders, alwaar haar sterfhuijs mogte komen te vallen, niet willende, dat aen deselve eenige opennige des boedels sal werden gedaen, veel min Staat en Inventaris gelevert, maar verklaarde de Joffe Comparante, de Voogdije en administratie der portie van haren innocenten Efgenamen volkomen toete vertrouwen aen desselfs Moeder voornt; Alle het welcke de Joffrouwe Comparante bekende te wezen hare Laatste en uijterste wille, die sij begeerde, dat na haar overlijden volkomen effect sorteren en stand grijpen mag, ’t Zij als Testament, Cediculle ofte eenige andere makinge, so als deselve na goedertieren regten best sal kunnen bestaan, al waren alle solemniteiten na Scherpheit van regten gerequireert wordende, in desen niet waargenomen die sij begeerde, dat gehouden mogen werden voor geinsereert. Versoekende hiervan acte, die dese is aldus gedaen en gepasseert binnen Utrecht ten overstaen van d’ Hren Johan Weibter, mede Notaris ’s Hoofs voorn, en Stephanus van der Heijden, Vendrig in het Regiment van den Hre Pt. Collonel Amerongen, als getuijgen van competanten ouderdom, hier toe versogt, op dato als boven.

Haesie Berchmans, W D D van der Heijden, J: Wachter, S v d Heijden, G:C: Qualenbrinck, Not. 1721.”

Transcriptie door J.W. van Meerten, de dato 28-09-2023.

Voetnoten

Overlijdensakte van Cornelia van Ommeren (1791-1867)

Overlijdensakte van Cornelia van Ommeren (1791-1867) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Cornelia van Ommeren (1791-1867) weergegeven.1 Op 19 januari 1867 verscheen Otto van Dijk (±1833-?) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Cornelia. De ambtenaar in functie was burgemeester Albertus Verbrugh (1807-1887). Otto was vier en dertig jaar oud en arbeider van beroep. Hij deed de aangifte samen met Peter Gijsbert Heij (1819-1886), zeven en veertig jaar oud en wagenmaker van beroep. Zij verklaarden dat Cornelia op 18 januari 1867 om vijf uur in de avond is overleden in de leeftijd van ruim vijf en zeventig jaar. Zij was geboren en woonachtig in de Gemeente Lienden en zonder beroep.2 Cornelia was weduwe van Johannes van Meerten (1791-1848) en de dochter van wijlen de echtelieden Willem van Ommeren (±1748-?) en Cornelia Vink (±1746-?). De akte is getekend door Peter Gijsbert en Albertus omdat Otto verklaarde niet te kunnen schrijven ‘als zulks niet geleerd hebbende.

Voetnoten

Doopinschrijving van Cornelia van Ommeren (1791-1867)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Cornelia van Ommeren (1791-1867) weergegeven.1 Cornelia werd op 9 januari 1791 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Ommeren. Zij was een dochter van Willem van Ommeren (±1748-?) en Cornelia Vink (±1746-?). Cornelia is geboren op 2 januari 1791. Als doopgetuige was Anthonia van Ommeren (±1760-1810) aanwezig.2

Voetnoten

Overlijdensakte van Johannes van Meerten (1791-1848)

Overlijdensakte van Johannes van Meerten (1791-1848) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Johannes van Meerten (1791-1848) weergegeven.1 Op 13 september 1848 verscheen Aart van Ommeren (1809-1894) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Johannes. Aart was negen en dertig jaar oud en bakker van beroep. Hij deed de aangifte samen met Johannes Walsmit (1823-1903), vijf en twintig jaar oud en bakkersknecht van beroep. Zij verklaarden dat Johannes op 12 september 1848 om vijf uur in de avond is overleden in de leeftijd van zeven en vijftig jaar. Hij was geboren te Ommeren, woonachtig te Lienden en arbeider van beroep.2 Johannes was de echtgenoot van Cornelia van Ommeren (1791-1867), zonder beroep, en de zoon van wijlen de echtelieden Jan van Meerten (±1748-1818) en Teuntje van Beest (±1755-1811).

Voetnoten

Overlijdensakte van Jan van Meerten (±1748-1818)

Overlijdensakte van Jan van Meerten (±1748-1818) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Jan van Meerten (±1748-1818) weergegeven.1 Op 17 maart 1818 verscheen Gerrit van Kalkeren (±1756-?) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Jan. De ambtenaar in functie was Aart Verbrugh (1772-1846). Gerrit was arbeider van beroep en twee en zestig jaar oud. Hij deed de aangifte samen met Frans van Dee (1787-1868), een en dertig jaar oud en planter van beroep. Beiden woonden in de Gemeente Lienden. Zij verklaarden dat Jan op 17 maart 1818 om drie uur in de middag is overleden in de leeftijd van zeventig jaar. Hij was weduwnaar te Ommeren.2 De aangifte is getekend door de laatste getuige. De eerste getuige verklaarde niet te kunnen schrijven.

Voetnoten

Overlijdensakte van Teuntje van Beest (±1755-1811)

Overlijdensakte van Teuntje van Beest (±1755-1811) uit de Burgerlijke Staat van de Mairie Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Teuntje van Beest (±1755-1811) weergegeven.1 Op 29 september 1811 verscheen Johannes van Meerten (1791-1848)2 voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Staat van de Marie van Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Teuntje. Johannes van Meerten was arbeider van beroep en woonachtig te Ommeren. Hij werd geassisteerd door twee getuigen: (1) Gert van Kalkeren, vier en veertig jaar oud, arbeider van beroep en woonachtig te Ommeren, en (2) Herme Vonk (1760-1835)3, twee en vijftig jaar oud, arbeider van beroep en woonachtig te Ommeren. Zij verklaarden dat Teuntje van Beest op 29 september 1811 om twaalf uur in de ochtend is overleden in de leeftijd van twee en vijftig jaar.4 Haar woning stond op de asheuvel onder Ommeren, Mairie Lienden. Teuntje was de huisvrouw van Jan van Meerten (±1748-1818). De akte werd getekend door de aangever en de ambtenaar. De getuigen verklaarden niet te kunnen schrijven.

Voetnoten