Is macroevolutie een opeenstapeling van een heleboel microevolutie?

Veel mensen denken dat er maar één soort verandering is en dat de opeenstapeling van een heleboel kleine veranderingen uiteindelijk leidt tot een grote verandering. In een peer-approved paper tonen Wim DeJong en Hans Degens aan dat er twee soorten verandering zijn die fundamenteel van elkaar verschillen en dat de opeenstapeling van een heleboel microevolutie niet kan leiden tot macroevolutie. Gevolg is dat de overvloedige bewijzen voor microevolutie niet gebruikt kunnen worden als bewijs voor macroevolutie.

Verandering in parameters of in dimensies

Bij hun onderzoek van micro- en macroevolutie maken DeJong en Degens gebruik van een systeemtheoretische aanpak. Elk systeem, dus ook een biologisch systeem (bijvoorbeeld: een cel, een orgaan, een organisme of een ecosysteem), kan beschreven worden met een toestandsvector, die de waarde door de tijd heen weergeeft van een aantal karakteristieke eigenschappen van het systeem. De toestandsvector van een systeem kan op twee, fundamenteel verschillende, manieren veranderen: in zijn parameters of in zijn dimensies. De eerste manier waarop de toestandsvector van een biologisch systeem kan veranderen, definiëren DeJong en Degens als 1e-orde evolutie en de tweede manier als 2e-orde evolutie. Ze laten zien dat beide soorten evolutie veroorzaakt worden door totaal verschillende moleculaire processen. Eerste-orde evolutie wordt gedreven door: productie, recombinatie en selectie van gen-varianten; gen-regulatie; en epigenetische modificatie. Tweede orde evolutie wordt gedreven door de opeenstapeling van niet-gerepareerde, code-uitbreidende mutaties. Doordat de onderliggende moleculaire processen totaal verschillen, kan 1e-orde-evolutie geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. De auteurs illustreren dit met een simulatie van de evolutionaire dynamica van een populatie van digitale amoebes. Tenslotte tonen zij aan dat microevolutie en macroevolutie grotendeels gelijk zijn aan 1e-orde evolutie, respectievelijk 2eorde-evolutie; en dat 1e-orde evolutie en 2e-orde evolutie geen continuüm vormen, maar twee fundamenteel van elkaar verschillende veranderingsprocessen zijn. Dit betekent dat het concept ‘evolutie’ nauwkeuriger gespecificeerd kan worden door aan te geven welk type evolutie bedoeld wordt.

Niet valide bewijsvoering voor 2e-orde evolutie

Dikwijls worden in discussies over schepping en evolutie voorbeelden van 1e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering in de vorm van de snavels van Darwin-vinken) aangevoerd als bewijs voor 2e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering van bacteriën in mensen). Het onderzoek van De Jong en Degens maakt duidelijk dat deze bewijsvoering niet valide is. De zelfverzekerde claim van Darwinisten en Naturalisten dat de wetenschap allang heeft aangetoond dat bacteriën na vele miljarden jaren van opeenstapeling van mutaties getransformeerd zijn tot mensen, is onjuist. Bovendien is het belangrijk te weten dat het mechanisme dat 2e-orde evolutie tot stand moet brengen (de opeenstapeling van niet-gerepareerde code-uitbreidende mutaties) tegengewerkt wordt tijdens de productie van geslachtscellen. De simulatie van 2e-orde evolutie van een populatie digitale amoebes door DeJong en Degens, illustreert hoe lastig het is om, gedreven door toevalsprocessen, te komen tot opeenstapeling van code-uitbreidende mutaties die een selectief voordeel heeft.

Voortgang van de wetenschap

De voortgang van de wetenschap bestaat dikwijls uit het nauwkeuriger definiëren van concepten en van de processen die er mee samenhangen. Een voorbeeld daarvan is het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ door een onderscheid te maken tussen 1e- en 2e-orde evolutie, en de onderliggende drijvende moleculaire processen. Darwinisten en Naturalisten hebben geen behoefte aan het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ en de onderliggende moleculaire processen, en blijven liever vasthouden aan hun overtuiging dat organische moleculen een innerlijke drang hebben om zich te ontwikkelen tot steeds ingewikkelder structuren, waarbij kleine veranderingen optellen tot grote veranderingen, als je maar lang genoeg wacht.

Scheppingsgeloof

Christenen geloven dat de levende natuur geschapen is door God. Die levende natuur past zich voortdurend aan aan wisselende omstandigheden in 1e-orde evolutie. Maar 1e-orde evolutie kan geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. Iedereen mag geloven dat nog onbekende processen in organische moleculen stap voor stap 2e-orde evolutie tot stand kunnen brengen, maar dat is een irrationeel geloof. Geloven dat een scheppende kracht van buiten onze fysische werkelijkheid de levende natuur tot stand heeft gebracht (inclusief de mechanismen voor 1e-orde evolutie en inclusief de mechanismen die code-uitbreidende mutaties tegenwerken), is een rationeel geloof.

Referenties

[1] De Jong, W., & Degens, H. (2024). Micro-and Macroevolution: A Continuum or Two Distinct Types of Change? Qeios.

Over de paper van dr. ir. Wim de Jong en dr. ir. Hans Degens is hier ook een artikel te lezen.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Geological Myopia’ – Dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over dit fenomeen onder (naturalistische) geologen

Ondanks het aantal grootschalige, catastrofale gebeurtenissen die geobserveerd zijn in de recente geschiedenis, zijn geologen terughoudend om aanwijzingen voor een wereldwijde zondvloed (tijd van Noach) te accepteren. Of, minder, om te accepteren dat bepaalde geologische verschijnselen ook snel gevormd kunnen zijn. Geoloog en paleontoloog dr. Kurt Wise sprak voor ‘Is Genesis History?’ over een verschijnsel dat we ‘Geological Myopia’ kunnen noemen. Ofwel een vorm van geologische bijziendheid. Het trainen van studenten, ondanks omgekeerde aanwijzingen, om alleen langzame afzettingswijzen te kunnen herkennen in verschillende gesteentetypen. Deze lezing inhoudelijk is beslist de moeite waard!

‘Een welsprekend man (…) machtig zijnde in de Schriften’ – In Memoriam: ds. A. (Aart) Moerkerken (1947-2024)

Afgelopen nacht overleed ds. A. (Aart) Moerkerken in zijn appartement in Capelle aan den IJssel. Hij werd 77 jaar. ‘Een welsprekend man (…) machtig zijnde in de Schriften (Hand. 18:24, SV) is niet meer. Het werd van Apollos gezegd, maar ik meen dat dit ook van toepassing is op ds. Moerkerken. Binnen de Gereformeerde Gemeente nam hij, vanwege zijn rectoraat aan de Theologische School (Boezemsingel, Rotterdam), een belangrijke plaats in. Buiten deze kerken (maar soms ook daarbinnen) was hij wel eens de spreekwoordelijke kop van Jut. Niet iedereen nam zijn Schriftuurlijk-bevindelijke theologie over. Hij werd daarbij (soms) ook fel bestreden. Van zijn hand verschenen veel boeken, vaak waren dat (door anderen) op schrift gestelde preken die hij eerder had uitgesproken. Vannacht mocht hij de pen neerleggen en is hij voor eeuwig de strijd te boven!

Het Oude Stadhuis te Gouda. In Gouda heeft ds. A. Moerkerken lange tijd gestaan als predikant. Bron: Pixabay.

De predikant werd op 1 februari 1947 te Rotterdam geboren. Hij studeerde eerst theologie aan de Universiteit Utrecht, maar maakte deze studie niet af omdat hij in 1972 werd toegelaten tot de Theologische School van de Gereformeerde Gemeente. In 1974 werd hij bevestigd tot herder en leraar van Nieuw-Beijerland. In 1987 volgde Gouda. Daar is hij gebleven tot zijn emeritaat in 1996. Hij werd in 1995 rector van de Theologische School, waar hij vanaf 1980 al docent was. Vanwege gezondheidsredenen moest hij in de zomer van 2017 afscheid nemen van de school. Na zijn emeritaat in 1996 verleende hij hulpdiensten in Capelle aan den IJssel-West tot dat in 2019 ook niet meer ging. Hij was eveneens vijfentwintig jaar lang hoofdredacteur van ‘De Saambinder’. Nu mag hij zijn herdersstaf neerleggen en is er een einde gekomen aan een druk bestaan in dienst van de Grote Koning.

Veel kunnen we van ds. Moerkerken leren en hebben we geleerd, al is er nooit onderwijs van hem genoten heeft hij talloze preken en andere boeken (bijvoorbeeld over de drie belijdenisgeschriften) geschreven. Het artikel over hem in het Reformatorisch Dagblad verwijst naar zijn afscheidsrede in 2017. De predikant verwees toen naar Voetius die aangaf dat wetenschap verbonden dient te zijn met ware vroomheid en oprechte Godsvrucht. Zulke wetenschappers zijn nodig, mensen die niet op eigen wijsheid steunen, maar het ook in hun wetenschappelijke werk van Boven verwachten.1 De predikant benadrukte dat bevindelijkheid vanuit een grondige exegese van de Schriften moet opkomen, en niet andersom.2 Een dergelijke Schriftuurlijk-bevindelijke prediking is kenmerkend voor preken van ds. Moerkerken, die zeer goed te volgen zijn voor eenvoudige mensen. “Een predikant mag geen bevindelijkheid gaan preken, want bevinding moet opbloeien uit de exegese”. Over het belang van de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking schreef hij het boek ‘Zin en mening. In sommige eigen preken zou je willen dat de predikant zich wat meer in het hart liet kijken, hoe het persoonlijk-bevindelijk gesteld is, maar Moerkerken leek echter bang voor zelfbedoeling en inlegkunde. Het verwijt dat Moerkerken de zaligheid buiten Christus preekte gaat niet op. In een interview met het Reformatorisch Dagblad zei hij: “Het besef dat we alleen in de Ark, in de Heere Jezus Christus kunnen sterven, leeft sterk bij me.” In dit licht kunnen we ook wijzen op ds. J. Roos. Er was wat opspraak gekomen toen ds. Roos, tijdens een lezing voor de classis Oost, aangaf een groot gevaar te zien in een citaat (van ds. Moerkerken) over missende mensen zonder kennis van Christus. Ds. Roos gaf in een interview daarover aan: “Maar ik weet ook dat hij leert dat de grond van de zaligheid alleen in Christus is, en daarin acht ik hem als mijn broeder.”3

Want zo is het: ‘zonder Jesus is geen leven, maar een eeuwig ziel-verderf’.4 Ds. Moerkerken mag dat nu uit ondervinding ook weten, want hij is voor eeuwig Thuis! Hij mocht afleggen het lichaam der zonde en des doods. Om daar nu eeuwig Hem voor groot te maken! “En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij” (Openbaring 6:11, SV). Moerkerken is afgelost van zijn post, maar wij staan er nog voor. Voor ieder persoonlijk geldt de vraag: “Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (Lukas 12:40, SV).

Een aanvulling op het bovengenoemde ‘In Memoriam’ met de tijden voor de rouwdienst en begrafenis is hier te vinden. Een kort verslag van de rouwdienst en begrafenis is hier te lezen.

HET OVERLIJDEN EN DE BEGRAFENIS VAN DS. MOERKERKEN IN DE (CHRISTELIJKE) MEDIA

Begrafenisverzorging Kina: https://dsmoerkerken.begrafenisverzorgingkina.nl/.
CVandaag: https://cvandaag.nl/103065-ds-a-moerkerken-77-overleden-invloedrijk-figuur-in-gereformeerde-gemeenten.
Dominees.nl: https://www.dominees.nl/overleden.php.
Fundamentum: https://oorsprong.info/een-welsprekend-man-machtig-zijnde-in-de-schriften-in-memoriam-ds-a-aart-moerkerken-1947-2024/, https://oorsprong.info/tijden-rouwdienst-en-begrafenis-ds-a-moerkerken-1947-2024-bekend-ook-digitaal-te-volgen/ en https://oorsprong.info/kort-verslag-van-de-rouwdienst-en-de-begrafenis-van-ds-a-aart-moerkerken-1947-2024/.
Geloven in de Delta: https://www.gelovenindedelta.nl/dominee-moerkerken-overleden/.
GerGemInfo: https://www.gergeminfo.nl/nieuwsberichten/ds-a-moerkerken-overleden-77 en https://www.gergeminfo.nl/nieuwsberichten/condoleren-en-begrafenis-ds-a-moerkerken.
Nederlands Dagblad: https://www.nd.nl/geloof/reformatorisch/1241836/voorman-van-gereformeerde-gemeenten-aart-moerkerken-overleden, https://www.nd.nl/geloof/reformatorisch/1242161/hoe-de-invloedrijke-dominee-moerkerken-de-theologie-van-de-ge en https://www.nd.nl/geloof/reformatorisch/1242782/gereformeerde-gemeenten-begraven-hun-herder-dominee-aart-moer.
Oozo.nl: https://www.oozo.nl/nieuws/korendijk/nieuw-beijerland/4361048/ds-a-moerkerken-overleden-77.
Reformatorisch Dagblad: https://www.rd.nl/artikel/1080185-ds-a-moerkerken-77-overleden-leermeester-aan-de-boezemsingel en https://www.rd.nl/artikel/1081114-ds-moerkerken-gg-in-krimpen-aan-den-ijssel-ter-aarde-besteld.
Refoforum: https://refoforum.nl/forum/viewtopic.php?t=11420&start=1620.
Sebakerk: https://sebakerk.nl/rouwdienst-ds-a-moerkerken/.
Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Aart_Moerkerken en https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_personen_overleden_in_oktober_2024.

Voetnoten

Kerk en slavernij? (24) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In zijn proefschrift1 stelt Ipenburg dat de gereformeerden met de leer van de predestinatie, voorbeschikking, een universele waarheidsclaim hebben. Genoemde leer zou een verschil grondvesten dat tot geweld zou leiden. In Nederland wordt zo andersdenkenden de wacht aangezegd. In het algemeen wordt dan de Ander niet als gelijke behandeld, buiten Nederland is slavernij gesanctioneerd en heeft ze onvoorstelbaar leed teweeg gebracht.

Duidelijk is gemaakt dat van de gereformeerde kansel elke rustdag Christus als de enige weg naar de zaligheid werd en wordt gepreekt. Met grote aandrang worden de hoorders opgeroepen hun zonden te leren kennen en zich aan Christus als Zaligmaker toe te vertrouwen en een godzalig leven te leiden. De prediker op de kansel moet ook eerlijk zijn en de hoorders erop wijzen dat wie de Zaligmaker niet nodig heeft, daarmee de rampzaligheid kiest. T. Boston2 formuleert de predestinatie als volgt: ‘De dokter is aangesteld voor het gehele dorp. Alleen die ziek zijn maken er gebruik van.’ In het leerboek van de gereformeerde kerken, de Heidelbergse Catechismus, komt in geen vraag de predestinatie, voorbeschikking voor. In het volgende zet ik de bespreking van de samenvatting3 van het proefschrift voort.

Uit de samenvatting van de schrijver

Nu benader ik de stelling van het verschil van Ipenburg van een andere kant. Worden nu alle mensen die bij de gereformeerde kerken horen zalig? Genoemde mensen duidt men wel aan als de zichtbare kerk. Die zichtbare kerk wordt niet in haar geheel zalig. Dat wordt alleen de onzichtbare kerk van de uitverkorenen. Alleen God ziet die onzichtbare kerk.

Bij de Roomse kerk ligt de zaak anders: iedereen die tot die kerk behoort, wordt zalig. De zichtbare kerk valt dus samen met de onzichtbare kerk. Opgemerkt moet worden dat niet iedereen direct in de hemel komt, maar kortere of langere tijd in het vagevuur moet doorbrengen. Wie niet of niet meer tot de kerk behoort, bijvoorbeeld door een doodzonde, gaat verloren.

Het is duidelijk dat het verschil dat Ipenburg constateert bij de gereformeerde kerken ook bij de roomsen voorkomt. Er is een belangrijk onderscheid tussen de gereformeerde en roomse opvatting. Bij de gereformeerden ligt het verschil in de eeuwigheid bij God. Bij de roomsen is dat bij de menselijke grens van de kerk.

Om verder te illustreren dat het ‘verschil’ van Ipenburg ook in de Roomse kerk voorkwam en komt, noem ik de vicarie- of memoriestichtingen die in de Nederlanden tot aan de reformatie aanwezig waren ten behoeve van het zielenheil van de stichter(s). Betaald uit het stichtingsvermogen werd een vicaris zonder zielszorg (sine cura animarum) aangesteld die als taak had op een speciaal altaar in de kerk zielenmissen op te dragen voor een overledene. Hier komt een verschil tussen rijk en arm aan het licht. Het gaat hier overigens niet om een incidentele zaak. Naar huidige maatstaven ging het bij de vicariestichtingen om een miljardenbezit. Ik schat dat in een kerkgebouw driekwart van de geestelijken met de memoriedienst bezig was.

Nu stel ik aan de orde dat door de gereformeerde leer van het verschil personen die anders dachten, de wacht werd aangezegd volgens Ipenburg. Ik neem aan dat ik niet uitgebreid hoef in te gaan op de vervolging van protestanten die aan de reformatie voorafging. Ik kan verwijzen naar het martelarenboek van A.C. van Haemstede (1525-1562)4 en naar het werk over protestanten in de lage landen van J. Decavele (geb. 1943).5

Na de reformatie was de gereformeerde kerk door het publieke recht tot het publieke domein toegelaten. Er waren ook getolereerde kerken zoals de doopsgezinde en de lutherse. De roomse religie was verboden. Zie bijvoorbeeld het werk van A.J. van Beeck Calkoen (1805-1874).6 Volgens het tractaat van de Unie van Utrecht (1579) was er vrijheid van geweten. De roomsen konden hun geloof praktiseren in huisgodsdienst, in schuilkerken. In mijn geboorteplaats Leiden lag de doopsgezinde kerk achter de huizen, de lutherse kerk lag een stuk naar achter, de roomsen hadden schuilkerken, die kerkelijk functioneerden blijkens de nog bestaande doopboeken. De situatie voor de roomsen was voor hen niet ideaal getuige het werk van C.M. Lennarduzzi (geb. 1960)7, men werd echter niet vervolgd. Merkwaardig was dat de overheden in de Nederlanden het plaatselijke Utrechtse recht van de benoeming van de bisschop beschermden, zoals uit het werk van A.A.A. Besier (1822-1852) blijkt.8

Afsluiting

Dat de leer van de predestinatie van de gereformeerden een actueel werkzaam verschil onderbouwde waardoor andersdenkenden de wacht werd aangezegd, in het algemeen de ander niet als gelijke werd behandeld, slavernij sanctioneerde en onvoorstelbaar leed te weeg heeft gebracht, is door Ipenburg geenszins aangetoond. De gereformeerde leer van zondekennis en verlossing door de kruisverdiensten van Christus leidde juist tot een Gode welgevallig leven der dankbaarheid waarin slavernij werd afgewezen. Met de reformatie kwam er vrijheid van geweten in de Nederlanden die zo een toevluchtsoord voor velen werden. De volgende keer kijk ik verder in de dissertatie van Ipenburg.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Wat betekent het volgens het Oude Testament om mens te zijn in deze door God geschapen wereld? – Bespreking ‘Being Human in God’s World’

Al acht jaar geleden verscheen een studie van J. Gordon McConville, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit van Gloucestershire, over de boodschap van het Oude Testament over de mens zowel in zijn relatie tot God als tot de medemens en zijn omgeving. McConville opent zijn studie door na te gaan wat de eerste hoofdstukken van Genesis hierover zeggen. Dat deze hoofdstukken fundamenteel zijn behoeft geen betoog.

In Genesis 1 vinden we zowel de werkwoorden ‘scheppen’ als ‘maken’. Het eerste woord wordt in het Oude Testament uitsluitend voor Gods handelen gebruikt. Het tweede woord laat ons zien dat er een analogie is tussen het scheppend handelen van God en de menselijke activiteit. In Genesis 1:26 lezen we dat God de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis en hem daarbij mannelijk en vrouwelijk schiep. Zowel in Egypte als Mesopotamië is uitsluitend de farao/koning beeld van de godheid, terwijl Genesis ons leert dat dit de gehele mensheid geldt. Over de exacte betekenis van de uitdrukking ‘beeld en gelijkenis’ lopen de meningen uiteen, maar terecht stelt McConville dat ‘beeld van God’ hoe dan ook een relationeel aspect heeft.

McConville stelt dat Genesis 2 een nadere ontvouwing is van Genesis 1:26. Man en vrouw worden geschapen in gemeenschap met God. Genesis vertelt ons over het verbreken van die gemeenschap. Desondanks wordt in het Oude Testament ook na de zondeval van de mens gezegd dat hij naar Gods beeld is geschapen. Gods bedoeling met de mens is door de zondeval niet veranderd. De openingshoofdstukken van het Oude Testament scheppen verwachtingen over het daadwerkelijke optreden van de mens. Dat kenmerkt zich zowel door gehoorzaamheid als verzet, door grootheid en verval.

Als het gaat om de afwisseling van meervoud en enkelvoud in het boek Deuteronomium stelt McConville naar mijn overtuiging terecht dat dit niet op verschillende bronnen wijst, maar op het feit dat Israël als geheel kan worden aangesproken en ook als afzonderlijke individuen die samen een geheel vormen.
Als het gaat om de zogenaamde geestelijke betekenis van een tekst, brengt de auteur naar voren dat wij het juiste gebruik van dit concept niet als vergeestelijken van de hand kunnen doen. Er wil mee gezegd zijn dat de boodschap van een tekst verder reikt dan de oorspronkelijke context. McConville verwoordt het grote belang van gemeenschappelijke herinneringen en wel met name van de uittocht. Die gemeenschappelijke herinnering bepaalt de identiteit van Israël. McConville wijst erop hoe de tweeslag van oordeel en herstel het gehele Oude Testament doortrekt. De bedoeling van het Oude Testament is dat de mens zich toewijdt aan de HEERE en er zo van zowel persoonlijke als gemeenschappelijke transformatie sprake is. In het perspectief van de hele Bijbel is dat gelijkvormigheid aan Christus.

Als de auteur stelt dat het Oude Testament geen uitspraken doet over een verbintenis tussen mensen van hetzelfde geslacht, omdat dit zaken zijn die niet speelden in de cultuur waarin de Bijbel ontstond, is dat een volstrekt onjuiste zienswijze. Zowel het Nieuwe als het Oude Testament wijzen homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook af. Dat heeft alles te maken met Gods bedoeling met man en vrouw vanuit de schepping. Eerlijker was geweest als de auteur had gesteld dat hij hierin het getuigenis van het Oude Testament niet bijvalt. Merkwaardig is dat hij in dit verband helemaal niet aangeeft hoe de Heiligheidswet en dan uiteraard de teksten uit Leviticus 18 en 20, moet worden geduid.

McConville schreef een boek waaruit het een en ander valt te leren, maar duidelijk is dat hij het Oude Testament leest als getuigenissen van mensen over God. Dat is het grote manco. De Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, is fundamenteel het getuigenis van God tot de mens waarbij God van meerdere mensen gebruikt heeft gemaakt om dat getuigenis te verwoorden.

N.a.v.:J. Gordon McConville, 2016, Being Human in God’s World: An Old Testament Theology of Humanity (Grand Rapids: Baker Academic).

Publicaties in de naturalistisch-wetenschappelijke literatuur aangaande het onderzoek naar ‘superfaults’ door dr. Tim Clarey

Superfaults zijn breukzones waar aanzienlijke verplaatsing heeft opgetreden. Deze verplaatsingen hebben gezorgd voor pseudotachyliet, een gesteente dat ontstaat door wrijvingssmelt. Bij superfaults kunnen deze pseudotachylietlagen enorm dik zijn. Dr. Timothy L. Clarey heeft onderzoek gedaan naar superfaults en pseudotachyliet, speciaal gericht op South Fork Fault. Een deel van zijn onderzoek heeft hij gepubliceerd in naturalistisch-wetenschappelijke vakbladen of gepresenteerd op naturalistisch-wetenschappelijke conferenties. Een overzicht daarvan wordt hieronder weergegeven.1 Clarey probeert in zijn creationistische werk aan te tonen dat superfaults en pseudotachylieten beter verklaard kunnen worden binnen een raamwerk van opeenvolgende catastrofale processen (korte chronologie), dan geleidelijke geologische processen over miljoenen jaren (conventionele chronologie). Hij presenteerde zijn werk ook voor de zevende International Conference on Creationism en schreef twee papers hierover voor de proceedings.2

Wetenschappelijke artikelen vanuit het onderzoek naar superfaults

(1990) Clarey, T.L., Thin-skinned shortening geometries of the South Fork fault: Bighorn Basin, Park County, Wyoming, The Mountain Geologist 27: 19-26.

(2012) Clarey, T.L., South Fork Fault as a gravity slide: its break-away, timing and emplacement, northwestern Wyoming, U.S.A., Rocky Mountain Geology 47 (1): 55-79.

(2013) Clarey, T.L., South Fork Fault as a gravity slide: its break-away, timing, and emplacement, northwestern Wyoming, U.S.A.: REPLY, Rocky Mountain Geology 48 (1): 67-69.

Abstracts vanuit het onderzoek naar superfaults gepresenteerd op conferenties van de Geological Society of America

(2008) Clarey, T.L., The break-away point of the South Fork superfault: a catastrophic gravity slide, Wyoming, USA,, Geological Society of America Abstracts with Programs 40 (6): 312-313.

(2009) Clarey, T.L., Timing relations between the South Fork and Heart Mountain fault systems with implications for emplacement, Wyoming, USA, Geological Society of America Abstracts with Programs 41 (7): 570.

Voetnoten

De Geest spreekt vandaag – Prof. H. van den Belt gaat ontspannen om met resultaten van modern bijbelonderzoek

Noot van de redactie: De redactie meent dat de bekende Chicago-verklaring té snel als rationalistisch terzijde wordt geschoven. De redactie is het ermee eens dat het zeer belangrijk om de verhouding tussen Woord en Geest grondig en genuanceerd te overdenken. De slotzin (over het doel) van deze recensie wordt eveneens van harte aanbevolen!

Het gezag van de Bijbel staat vandaag ter discussie. Toch is de toon van het nieuwste boek van prof. dr. Henk van den Belt allerminst somber. Geestspraak is een diepgaande, genuanceerde en constructieve studie die wil helpen de Bijbel vandaag te verstaan.

De basisgedachte die het boek draagt, is dat de Bijbel het boek is van Gods Geest. Dat betekent niet alleen dat de Geest betrokken is geweest bij de totstandkoming van de teksten. Belangrijk is vooral dat de Geest actueel in de Schriften present is. Het origami van de duif op de cover van het boek laat dit treffend zien. ‘De Heilige Geest heeft zich ingevouwen in de bladzijden van de Bijbel en is daar aanwezig’ (p. 24). Wie zich van dit geheim bewust is, kan niet anders dan de Bijbel met eerbied benaderen. Je begeeft je immers in de invloedsfeer van de Geest, je kan worden aangesproken, ja zelfs worden aangeraakt. Waardevol is hoe Geestspraak; te midden van alle discussies vandaag, dit diepe mysterie van de Schriften als vertrekpunt heeft.

Overigens is de pneumatologische benadering in het theologische landschap niet nieuw. Je kan zeggen dat het kenmerkend is voor de gereformeerde traditie om in het spoor van Calvijn de Bijbel te doordenken vanuit de samenhang tussen Woord en Geest. Van den Belt wil zich ook op hoog wetenschappelijk niveau nadrukkelijk in deze traditie bewegen. Verrijkend en vernieuwend aan zijn studie is dat hij de sleutelbegrippen uit de traditie op zo’n manier doordenkt dat ze relevant worden gemaakt voor de vragen van onze moderne tijd. Het boek heeft tien hoofdstukken. Elk hoofdstuk bespreekt een thema, waaruit een leesregel voortvloeit. Als je de bijna vijfhonderd pagina’s doorneemt, weet je waarom de Bijbel het hoogste gezag verdient én krijg je handvatten aangereikt om de bijbelse boodschap toe te passen op leer en leven. Uit het inhoudsvolle boek selecteer ik drie thema’s voor bespreking.

De Geest is één

Als de Geest vertrekpunt is, is de vraag belangrijk welk profiel de Geest heeft. In het begin van het boek wordt benadrukt dat de Geest één is. Waar veel hedendaagse theologen de trinitarische spreiding in God voor het voetlicht brengen, beklemtoont Van den Belt juist de eenheid van God. God is één, dus de Geest is ook één. De Geest is de grote ‘Bruggenbouwer’ (43) naar binnen toe (tussen Vader en Zoon) en naar buiten toe (in Zijn daden). Deze goddelijke eenheid straalt af op de Bijbel.

Dat is een belangrijke notie. Bijbelwetenschappers hebben in voorbije eeuwen laten zien hoe diverse de Bijbel is. Je hebt verschillende literaire genres: historische teksten, juridische codes, wijsheidsliteratuur, apostolische brieven, apocalyptische visioenen. Bijbelwetenschappers hebben ook ontdekt dat achter deze verschillende teksten een eeuwenlang proces van overlevering en redactiewerk schuilgaat. Er zijn talloos veel kleinere en grotere tekstfragmenten aan het licht gekomen. De Bijbel die wij in de hand hebben, is niet zoals de koran als een ding ‘uit de hemel komen vallen’, maar feitelijk een ‘reconstructie’ uit al het ontdekte materiaal.

Stukjes theologie

Orthodoxe christenen konden soms aarzelingen hebben bij de resultaten van het moderne bijbelonderzoek. Valt de Bijbel niet uiteen in allerlei stukjes tekst en stukjes theologie? Welke tekstfragmenten hebben goddelijk gezag en welke niet? Van den Belt laat genuanceerd zien dat we hier ontspannen mee mogen omgaan. Als de Geest één is, mogen we, in alle literaire diversiteit, blijven zoeken naar die ene stem van de Geest die in de Bijbel spreekt. Als de Geest één is, mogen we geloven dat de inspiratie zich uitstrekt over de lange processen van redactie en overlevering. Deze inzichten helpen mij als dominee. Ik mag het moderne bijbelonderzoek verwerken in de verkondiging, het kan zelfs de diepten van de teksten openleggen. Tegelijk is en blijft de Bijbel in alle kwetsbaarheid Geestspraak.

Funderingsdenken

Een groot deel van het boek gaat over funderingsdeken. Bij dit thema gaat het om de vraag waarin het goddelijk gezag van de Bijbel verankerd is. Van den Belt gaat in op verschuivingen die waarneembaar zijn in christelijk Nederland. Waar voorheen de Schriften vanzelfsprekend absoluut gezag hadden, zijn zulke stellige zekerheiden vandaag minder populair. Wat is de juiste route?

Voordat de schrijver zijn eigen positie verwoordt, bespreekt hij twee hermeneutische modellen die vandaag in zwang zijn. De eerste is het ‘Chicago Statement on Biblical Inerrancy‘, een verklaring uit de Verenigde Staten waarin het gezag van de Bijbel wordt gekoppeld aan de foutloosheid van de teksten. Ik ben het met Van den Belt eens als hij kritisch opmerkt dat deze verklaring weliswaar orthodox aandoet, maar feitelijk juist sporen van de moderne tijd in zich draagt. Het Schriftgezag wordt immers, afhankelijk gemaakt van rationele zekerheden in plaats van de doorademing van de Geest.

Het tweede model is wat genoemd wordt de ‘taalhandelingstheorie’. Daarbij horen populaire namen als Kevin J. Vanhoozer en Tom Wright. De Bijbel wordt als script gezien dat de vijf bedrijven van de heilsgeschiedenis uit de doeken doet: schepping, zondeval, Israël, Christus en de kerk. De taak van de christen vandaag is om je het ‘script’ zo eigen te maken dat je de Bijbel als het ware ‘verder kunt schrijven’ door haar creatief toe te passen in eigen cultuur en context. Van den Belt is bezorgd dat de menselijke creativiteit en geest hier te veel ruimte krijgen. Ik voel dit mee, maar ben over dit model positiever gestemd op grond van Christus’ belofte: ‘Wanneer de Geest van de waarheid komt, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid’ (Joh. 16:13, SV).

Kennis van God

Verrassend is dat Van den Belt vervolgens met een grondig onderbouwd pleidooi komt voor wat hij ‘pneumatologisch funderingsdenken’ noemt (276-282). De kerk der eeuwen heeft de Bijbel altijd als principium aanvaardt, dat wil zeggen als uitgangspunt en bron voor leer en leven. De openbaring bevat realistische kennis van God en de werkelijkheid buiten onze menselijke geest om, en die valt ons te deel door het werk van de Geest. Zeer waardevol en belangrijk hoe Van den Belt deze klassieke noties onder het stof vandaan haalt en ze vruchtbaar maakt voor onze huidige tijd.

Hete hangijzers

In de laatste hoofdstukken worden de hete hangijzers besproken van vrouw in het ambt, schepping en evolutie en huwelijk en seksualiteit. Al lezend werd ik geraakt door de wijsheid van de auteur. In een klimaat waarin standpunten onder christenen kunnen polariseren, omschrijft hij rustig en bedachtzaam welke weg hij hierin heilzaam acht. Daarbij blijft hij ronduit staan voor de klassiek-christelijke visie op huwelijk van man en vrouw en wijst hij seksuele intimiteit buiten deze kaders af.

Over ‘de vrouw in het ambt’ spreekt hij minder massief. Hij pleit voor een ‘verscheidenheid in ambtstheologie’ (291). waarbij ook voor vrouwen een bepaalde ruimte kan zijn. Zoals hij in eerdere artikelen al naar voren bracht, hangt hij ook in dit boek het ‘oudeaardecreationisme’ aan. Om het zuchten van de miljoenen jaar oude schepping toe te schrijven aan de kosmische strijd van de kwade machten komt op mij hierbij wat speculatief over. Is ‘geleerde onwetendheid’ bij deze immense vragen niet toch beter?

Alles bij elkaar kunnen we prof. Van den Belt dankbaar zijn voor de grondige en knappe en belangrijke studie die hij ons aanreikt. Zijn diepste verlagen met Geestspraak verwoordde hij in een mooi gesprek in ‘De theologie podcast‘ (16 mei). Dat is dat de lezers van zijn boek vooral de Bijbel zelf gaan lezen en daarbij verwondering ervaren dat de Geest vandaag tot ons spreekt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Teeuw, K.M., 2024, De Geest spreekt vandaag. Prof. H. van den Belt gaat ontspannen om met resultaten van modern bijbelonderzoek, De Waarheidsvriend 112 (39): 16-17 (artikel).

Dr. Don Batten: “We zouden niet (meer) moeten bestaan”

Noot van de redactie: Bovenstaand vraaggesprek wordt gevoerd in het Engels. Er zijn helaas geen Nederlandse ondertitels beschikbaar.

Vanuit een evolutionistisch perspectief zou de mensheid niet meer moeten bestaan. We bewegen genetisch gezien achteruit met 62 willekeurige mutaties die per nieuwe generatie worden toegevoegd.

In deze aflevering hebben we een gesprek met Dr. Don Batten, voormalig CEO en senior wetenschapper bij Creation Ministries International (CMI). Don is een tuinbouwkundige met een PhD van de Universiteit van Sydney in New South Wales, waar hij op een boerderij is opgegroeid. Dr. Batten vertelt hoe hij aanvankelijk evolutie als vanzelfsprekend beschouwde, maar hoe zijn universitaire jaren hem ervan overtuigden dat Darwinisme, als theorie van afstamming vanuit biologisch en genetisch perspectief, onmogelijk is. Aanvankelijk maakte dat hem tot een oudeaardecreationist, omdat dat door de aardwetenschappen leek te worden aangegeven. In zijn zoektocht naar een samenhangende bijbelse- en wetenschappelijke wereldbeschouwing, kwam hij uiteindelijk uit op het klassieke christelijke of katholieke scheppingsbeeld, zoals de kerkvaders deze onderwezen.

In dit gesprek beantwoordt Dr. Batten ook enkele van de grote vragen die veel mensen stellen over de schepping. Welke bewijzen heeft u dat het scheppingsverhaal in de Bijbel geschiedenis is? Hoe pasten alle dieren in de ark van Noach en hoe kon de aarde zich in de paar duizend jaar sinds die tijd opnieuw bevolken met soorten? Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?

Voedsel om te overdenken en te overpeinzen! Sluit je bij ons aan voor deze stimulerende ontmoeting met Dr. Don Batten in Queensland, Australië. Kijk hierboven of luister via Spotify of Apple.

Deze gastbijdrage is met toestemming van dr. Benno A. Zuiddam vertaald en overgenomen van zijn website Signs of the Times. Het originele artikel is hier te vinden.

In 2013 was dr. Don Batten in Nederland en sprak hij voor studenten aan de Wageningen Universiteit. Deze lezing werd opgenomen en is hier terug te kijken.

COLUMN: Straf voor gesprek

Als in 2020 Covid toeslaat, staat Julies leven op zijn kop. Ze voelt zich eenzaam, alleen en geïsoleerd. Begin 2021 installeert ze TikTok op haar telefoon en begint ze uren online door te brengen. Algoritmen bepalen wat ze tegenkomt. Uiteindelijk ‘ontdekt ze de LGBTQ+-gemeenschap‘ en begint ze haar identiteit in twijfel te trekken. ‘In het begin was het alleen mijn seksualiteit: panseksueel, lesbisch, misschien bi?‘, schrijft ze later in haar dagboek. Uiteindelijk zorgen filmpjes waarin kijkers wordt gevraagd of ze zich ‘angstig en ongemakkelijk voelen’ in hun eigen lichaam, ervoor dat Julie haar genderidentiteit in twijfel trekt.

Transgender activisten plaatsten actief video’s over hoe ik op een ‘veilige’ manier mijn borsten kon binden. Ze legden me uit hoe euforisch ik me zou voelen als ik testosteron (geslachtshormoon) zou gaan gebruiken. Hoe meer ik werd gehersenspoeld door deze video’s, hoe meer ik ermee begon te resoneren‘, schrijft ze. Julie begint zich dan te identificeren als non-binair en vertelt dit aan klasgenootjes. Haar ouders weten niet dat Julie zich laat aanspreken als ‘die/hun’ en een nieuwe naam heeft gekozen. Pas maanden later horen haar ouders wat er stilletjes gaande is op school. Als ze bezwaar maken en docenten vragen om hen te betrekken over hu dochter, belt de school de kinderbescherming, die een onderzoek naar de ouders instelt.

In december 2023 realiseert Julie zich dat ze is meegesleurd in een hup en besluit ze weer als meisje door het leven te gaan. Julie woont in de VS. Amerikaanse toestanden, toch?

In oktober bespreekt de Tweede Kamer een wetsvoorstel dat het strafbaar moet maken als omstanders ‘onderdrukkende’ invloed uitoefenen op iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Opvallend is dat het wetsvoorstel gaat over basale zaken als gesprekken, praattherapieën en gebed. Dit alles samengevat onder de noemer ‘conversiebehandeling’. Verdachten riskeren maximaal een jaar cel of een boete van 22.500 euro. Bij herhaling kan dit oplopen en kan betrokkene uit zijn beroep worden gezet.

Wordt deze wet werkelijkheid, dan zijn meisjes als Julie vogelvrij. Gesprekken mogen wel gevoerd worden, maar alleen ‘als die bijdragen aan acceptatie’. De ouder, docent, psycholoog of dominee die vragen stelt bij een zelfgekozen identiteit, loopt risico’s. Staat hem of haar straks straf te wachten?

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Hoek-Burgerhart, E. van., 2024, Straf voor gesprek, De Waarheidsvriend 112 (38): 7 (artikel).

Telgen uit het geslacht ‘Van Abcoude van Meerten’ in de inventaris van de familie Cousebant

Het Nationaal Archief heeft het archief van de familie Cousebant beschreven in een inventaris. Cousebant is een van oorsprong Haarlemse familie en de inventaris bevat ook materiaal van aanverwante families. Materiaal dat beschreven wordt zijn onder meer huwelijkscontracten, testamenten, boedelrekeningen, doctorsbullen, kwitanties en rentebrieven.1 In de inventaris vinden we ook informatie over diverse telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’, of meer specifiek het geslacht ‘Van Abcoude van Meerten’. Deze laatste familie is een bastaardenlijn, ontstaan vanuit nazaten van een buitenechtelijke relatie tussen de veertiende eeuwse Willem van Abcoude (?-1407) en Johanna van Meerten (?-?). Hieronder willen de informatie uit deze inventaris samen vatten, vooral daar waar het over leden uit het geslacht ‘Van Meerten’ gaat, of over aangetrouwde leden en hun kinderen.2

Margaretha van Abcoude van Meerten en Cornelis van Assendelft

De eerste keer dat we een telg uit het geslacht ‘van Abcoude van Meerten’ tegenkomen is in de inhoudsopgave op bladzijde 11. Daar wordt Cornelis van Assendelft en Margaretha van Abcoude van Meerten genoemd. Maar ook twee keer hun dochter Anna van Assendelft, die getrouwd was met Gerrit van Renesse van der Aa. Er wordt daarbij verwezen naar bladzijde 156 en 157.3

De stukken van dit geslacht komen inderdaad voor op bladzijde 156 en 157. Het betreft één stuk dat gaat over Cornelis en Margaretha (stuk 955). Cornelis is geboren omstreeks 1540 als zoon van Otto van Assendelft en Geertruijd, bastaarddochter, van Bergen. Hij was gehuwd met Margaretha van Abcoude van Meerten. Cornelis overleed in 1600 op het Huis Assumburg. Het stuk is een akte van overeenkomst tussen Cornelis van Assendelft en de erfgenamen van Claes Florisz. ‘betreffende de vroonschuld over Westzaan’. Het stuk is opgesteld in 1590.

Dochter Anna was in 1594 getrouwd met Gerrit van Renesse van der Aa.4 Gerrit was een zoon van Adriaen van Renesse van der Aa en Agnes van Renesse van Wulven. Deze Gerrit overleed in 1609 en was in leven burgemeester van Utrecht. Anna werd in 1617 vrouwe van Assendelft en overleed rond 1626 op het Huis Assumburg. Haar rentmeester was mr. Adriaen van Hellemijs van Welle. Stuk 956, dat ‘vermoedelijk heeft (…) behoord tot de bescheiden van Gerrit van Renesse van der Aa’, betreft een testament van Adriaen van Renesse van der Aa. Deze is opgemaakt in 1575 te Utrecht. Het stuk in het archief is een authentiek extract uit 1586.

De zoekterm ‘Van Assendelft’ levert ook een flink aantal treffers (>100) op. Vooral inzake (de goederen van) dochter Anna van Assendelft. Uitgebreid is het subarchief van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle. Deze Adriaan was stadhouder van de leengoederen van Anna, vrouwe van Assendelft enz. Stuk 505 is de akte van aanstelling van Adriaen van Hellemijs van Welle ‘tot stadhouder over haar leengoederen’. Genoemd wordt dat zij weduwe was van Gerrit van Renesse van der Aa. Het stuk dateert van 1617. De stukken 506 en 506.1 zijn respectievelijk een octrooi en een afschrift daarvan. De archivaris beschrijft het als volgt: “Octrooi van Anna, vrouwe van Assendelft enz., weduwe van de heer Van der Aa enz., voor Adriaen van Hellemijs van Welle om vrij te beschikken over zijn leengoederen, behorende tot de huizen en de heerlijkheden van Assendelft, Haarlem en van der Aa.” Het originele stuk dateert van 1618, het afschrift komt uit 1644. In 1625 werd mr. Adriaen van Hellemijs van Welle ook aangesteld tot beheerder van de geestelijke goederen van Anna. Stuk 508 is de akte van aanstelling daartoe. Adriaen was toen ook schepen te Utrecht.

Stadhouder Adriaen was getrouwd met Elisabeth de Coninck. In het archief van hun zoon Herman (die in 1641 getrouwd was met Maria van den Wolde) komt Anna van Assendelft ook voor. Het gaat om een ‘akte van begeving’ van de vicarie op het altaar van St. Catharina in de St. Pieterskerk te Leiden. Het wordt vergeven aan mr. Adriaen van Hellemijs van Wellen, ‘ten behoeve van diens oudste onmondige zoon Herman’. Het stuk dateert van 1625, het afschrift is zonder jaar. De stukken 723.1 en 723.2 op bladzijde 125 betreffen een akte van belening en een nadere akte omtrent de aard van het leen en de rechten van de leenman. Deze akte van belening is opgesteld door Anna van Assendelft en is een belening van Adriaen van Hellemijs van Welle ‘met een erf en opstal te Beverwijk’. Het gaat om twee charters die dateren van mei 1618 (723.1) en augustus 1618 (723.2).

De hoeveelheid stukken over de geslachten Van Assendelft en Van Renesse van der Aa in dit archief is goed te verklaren, volgens de archivaris. Hij of zij meent dat het komt vanwege het rentmeesterschap van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle over de goederen van Anna van Assendelft en haar dochter Agnes van Renesse van der Aa. “Vermoedelijk zijn bij zijn overlijden in 1636 een aantal stukken in het sterfhuis te Utrecht achtergebleven.5 Dochter Agnes is volgens het archief geboren in 1597 en overleden anno 1634 op het Huis Assumburg. Zij was getrouwd met Nicolaes van Renesse van Elderen.6

In de beschrijving van een akte van verkoop (stuk 1097) wordt Anna ook genoemd. Het gaat om de verkoop van de heerlijkheid van de Lek met toebehoren door graaf Willem III aan Jan van Polanen in 1620. “Blijkens handschrift is het stuk afgeschreven door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle, vermoedelijk in diens functie van rentmeester van Anna, vrouw van Assendelft. Zij voerde onder meer de titel van Vrouwe van der Lek.7

Gerrit van Berkenrode

Het subarchief van Sybrand van Alckemade (3A) bevat het testament van Gerrit van Berkenrode (stuk 285).8 Gerrit, of Gerard, was oud-baljuw van Kennemerland en weesmeester van Haarlem. Hij was getrouwd met Geertruyd van Abcoude van Meerten.9 Het echtpaar is waarschijnlijk, volgens diverse bronnen, kinderloos overleden. Het testament van Gerrit is opgemaakt te Haarlem. “Met bijgeschreven codicil, 1597. Afschrift van 1598 in afschrift van 1608.” De archivaris vermoedt dat deze is afgeschreven voor Sybrand van Alckemade ter gelegenheid van zijn huwelijk met Beatrix Duyst van Voorhout in 1608.

Stuk 1035 op bladzijde 170 lijkt een zeer belangrijk stuk. Het betreft enkele genealogische aantekeningen over het geslacht Van Abcoude. De archivaris vermoedt dat deze aantekeningen zijn opgemaakt in verband met het huwelijk tussen Gerrit van Berkenrode en Geertruijt van Abcoude van Meerten. Dit huwelijk werd anno 1577 gesloten te Delft.

Stuk 1098 betreft één band met daarin ‘privilegiën, tractaten, plakkaten, sententien, schipdichten, historische gegevens enz. betreffende Holland en in het bijzonder de stad Haarlem, Kennemerland en West-Friesland’. De stukken hebben het meest betrekking op de eerste decennia van de 80-jarige oorlog, maar de tijdsperiode is breedlopig van 400 tot 1595. De stukken zijn opgemaakt van ongeveer 1585 tot 1601. De archivaris vermoedt dat de stukken verzameld en afgeschreven door Gerrit van Berkenrode. Hij of zij beschrijft: ‘Hij was priester en werd na zijn overgang tot het Protestantisme baljuw van Kennemerland. In dienst van de Prins van Oranje woonde hij het beleg van Haarlem bij. In 1577 huwde hij te Delft Geertruyd van Abcoude van Meerten, afkomstig uit Utrecht. Hierdoor zouden afschriften van enkele stukken betreffende het Sticht kunnen worden verklaard. Hij overleed. Enkele afschriften met andere hand dateren nog van 1601.” De archivaris geeft aan dat het afschrift ‘Croniek van Leeuwenhorn voortijds omtrent den Zijpen gelegen enz.’ een aparte vermelding verdient. De band is, zo wordt aangegeven, in 1868 in bruikleen gegeven aan het Algemeen Archief en ‘berustte’ daar toen ‘onder de Derde Afdeling, handschrift no. 27’. Voor nadere bijzonderheden wordt naar een artikel van mevrouw E.H. Korvezee verwezen in het Nederlandsche Archievenblad van 1939/1940, en voor een gedetailleerde inhoudsopgave naar Bijlage II.

Cornelis van Abcoude van Meerten

Het subarchief van Adriaen van Hellemijs van Welle (3) bevat een brief van Cornelis van Abcoude van Meerten uit 1624 (stuk 507).10 Het betreft een brief van Cornelis uit Amersfoort aan zijn neef11 Adriaen van Hellemijs van Welle. Adriaen was schepen van Utrecht. De brief gaat over de bekleding van een magistraatspost.

Peter Ernst van Abcoude van Meerten

In het subarchief van Adriaen van Hellemijs van Welle (5) gaat wordt een akte van begeving van de vicarie door Peter Ernst van Abcoude van Meerten weergegeven (stuk 516).12 Het betreft ‘de vicarie op het altaar van St. Thomas in de kapittelkerk van St. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede’ Peter Ernst was daarvan collator. Het werd overgegeven aan Herman van Hellemijs van Welle ten behoeve van zijn onmondige zoon Adriaen. “Met retroacte van 1650 en bijbehorende stukken van 1659.” Het gaat om één omslag.

Helmich Splijtloff

Het subarchief geslacht Splijtloff (B) bevat slechts één stuk (stuk 530).13 Het betreft een akte van boedelscheiding van de nagelaten goederen van dr. Helmich Splijtloff. Helmich was een zoon van Herbert Splijtloff Johansz. en Machtelt Closson. Helmich was in 1558 getrouwd met Maria (Adriaen) van Renesse van Wulven (en Wylp). Vervolgens met Anna van Abcoude van Meerten van Essesteijn.14 Hij was in leven burgemeester van Zwolle en is in 1575 overleden. De akte van boedelscheiding gaat over de goederen ‘leenroerig aan de abdis van Essen en liggende te Assendorp, Spoolde en de Luire’. De goederen worden verdeeld tussen diens dochters Herberta, weduwe van Splinter (Helmich), Marie, Anna, Elisabeth, Swaene, Johanne de oude en Johanna de jonge enerzijds, en Alijd Buis, weduwe van Johan Geertsen, en haar kinderen anderzijds. Het stuk is opgesteld in 1592, ver na de dood van Helmich.

Maria van Renesse van Wulven

Maria van Renesse van Wulven komt ook kort voor in deze inventaris. Zij was getrouwd met de hierboven genoemde Helmich Splijtloff. Zij zijn de ouders van Herberta Splijtloff, geboren in 1560. Zij trouwde in 184 te Utrecht met Splinter Helmich van Welle (1545-1589). Na zijn overlijden Hertrouwde Herberta in 1592 met Geerlich Doys, burgemeester van Deventer. Herberta overleed in 1626. De stukken 497-501 gaan over het echtpaar Splinter en Herberta, daar staat ook het huwelijkscontract tussen. De hierboven genoemde Adriaen van Hellemijs van Welle is een zoon van dit echtpaar.15

Maria en haar man worden ook genoemd bij subarchief 3A. Dit gaat over Johanna Splijtloff en Godert de Coninck. Godert hetrouwde in 1602 met Johanna de oude. Godert overleed in 1625, Johanna in 1637. In 1603 was Godert schepen van de stad Utrecht en raad bij de admiraliteit te Rotterdam. Hij was een zoon van Saris de Coninck en was eerder getrouwd geweest (1566) met Harmanna van Zuylen. De stukken 533-535 gaan over dit echtpaar.16Bladzijde 99.

Slot

Het is goed mogelijk dat er meer informatie voorkomt over aangetrouwde mannelijke leden of hun kinderen (die dan een andere achternaam dragen). Indien dat het geval is dan wordt deze samenvatting mogelijk nog uitgebreid. Mocht de lezer kennis hebben van transcripties of andere uitwerking van bovengenoemde akten etc., dan houdt de auteur zich aanbevolen om het te bestuderen én als afzonderlijk document of samenvatting daarvan te plaatsen op de website ‘Oorsprong’. Voor nu blijkt de inventaris van het archief van de familie Cousebant al een goudmijn met gegevens.

Voetnoten