Home » Paleontologie (Pagina 5)

Categorie archieven: Paleontologie

Mesodma, een biostratigrafische uitdaging voor een K/Pg-zondvloedgrens

Mesodma. Een boombewonend zoogdiertje zo groot al een muis. Als omnivoor een overlevende van de grootste ramp aller tijden (de zondvloed). Mesodma zorgt bij sommige creationisten voor hoofdbrekens. Het is namelijk een zoogdier dat, volgens sommige creationisten, aan boord van de ark zat en precies naar dezelfde plaats terugkeerde waar het voor de zondvloed leefde. Dat is wel heel toevallig!

Figuur 1: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Mesozoïcum. Voor fossielen uit het Kenozoïcum (Paleogeen) zie figuur 2. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Cretaceous’. 

Mesodma

Onlangs ontving ik het in het Nederlands vertaalde boek ‘Fossils and the Flood’ van de paleobioloog Paul Garner (MSc.).1 Wat ik waardeer aan dit boek is dat Garner ook onbekendere soorten weergeeft, zoals Mesodma en Alphadon. Dit waren kleine zoogdieren die volgens Garner leefden in het leefgebied (bioom) van de dinosauriërs. Paul Garner verdedigt de K/Pg-grens als de grens tussen de zondvloed en de tijd ná de zondvloed (in het vervolg zondvloedgrens genoemd). Iets wat ik beschouw als een interessante werkhypothese. Alphadon (behorend tot de familie Alphadontidae) lijkt goed te passen binnen deze werkhypothese. We vinden volgens PaleoBiology Database (PBDB) dit soort in het Mesozoïcum van Noord-Amerika (en mogelijk in Portugal).2 In het Paleogeen (Eoceen) vinden we dit soort alleen in Algerije. Alphadon leefde voor de zondvloed dus in een andere streek dan ná de zondvloed. Fossielen van Mesodma zijn echter een flinke uitdaging voor creationisten die de K/Pg-zondvloedgrens als werkhypothese hanteren.

Figuur 2: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Paleogeen. Voor fossielen uit het Mesozoïcum (Krijt) zie figuur 1. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Paleogene’. 

Biostratigrafie

We zouden niet verwachten dat soorten precies naar de plaats migreerden waar ze voor de zondvloed geleefd hebben. We zouden een biostratigrafisch gat verwachten tussen de Noord- Amerikaanse soorten in het Krijt en de Noord-Amerikaanse soorten in het Paleoceen.3 Zeker als we rekening houden met de theorie van Catastrophic Plate Tectonics waarbij hele continenten verschoven zijn naar andere breedtegraden en dat ecosystemen op die continenten (daardoor) drastisch veranderd zijn.4 Door verdedigers van de K/Pg-zondvloedgrens wordt dit overigens erkend. Dr. Marcus Ross deed onderzoek naar de biostratigrafische verspreiding van diersoorten in relatie tot de gepostuleerde zondvloedgrenzen.5 Hij gaf in 2019 een lezing hierover voor The Creation Summit van The Master’s University.6 Hierin verklaarde hij dat zijn voorkeur voor de K/Pg-zondvloedgrens niet perfect is, maar wel een betere kandidaat dan de, door sommige creationisten, gepostuleerde Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens. Voor Noord-Amerika zag hij, in de biostratigrafische verspreiding van de placentale zoogdieren en de multituberculate zoogdieren (Mesodma), ook uitdagingen voor de K/Pg-zondvloedgrens. Deze eerlijkheid verhelpt het probleem helaas niet.

De uitdaging

Wat is de uitdaging voor creationisten inzake het zoogdiertje Mesodma? Mesodma behoort tot de familie Neoplagiaulacidae. Het betreft een familie uitgestorven multituberculate zoogdieren. Deze familie is vooral te vinden in aardlagen van het Boven-Krijt tot en met het Paleogeen (Oligoceen). Creationisten hebben nog geen baraminologisch onderzoek gedaan of deze door naturalisten geclassificeerde familie ook daadwerkelijk één holobaramin is. Dat zou nodig zijn om de uitdaging van Mesodma op te lossen. De familie Neoplagiaulacidae is namelijk breder verspreid over de wereld. Fossielen van Mesodma worden slechts gevonden in Noord-Amerika (zowel in het Krijt als in het Paleogeen). We zien in de afbeeldingen hierboven dat de fossielen van Mesodma veelal op dezelfde plaats worden gevonden. Dat geldt zowel voor het Krijt als het Paleogeen. Is dit soort na de zondvloed naar precies dezelfde plaats teruggekeerd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Moet de zondvloedgrens dan niet wat hoger of lager liggen? Dan zal dit biostratigrafische probleem zich hoogstwaarschijnlijk voordoen bij andere soorten. Hoe dit op te lossen?

Figuur 3: De biostratigrafische verspreiding van de familie Neoplagiaulacidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Neoplagiaulacidae’

Oplossing?

We hebben gezien dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma een natuurwetenschappelijke uitdaging vormt voor de K/Pg-zondvloedgrens. Hoe kunnen creationisten dit oplossen?

  • Het probleem laten staan (in de ijskast). We zouden kunnen zeggen dat alle zondvloedgrenzen problemen hebben en dat er veel aanwijzingen zijn voor deze specifieke zondvloedgrens. We parkeren Mesodma in de ijskast en laten het zo lang liggen totdat er een gelegenheid voordoet dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma wél verklaard kan worden. We hebben immers nog niet alle puzzelstukjes.
  • Fossielen van Mesodma op andere plaatsen ter wereld vinden. We gaan bijvoorbeeld in Paleogene aardlagen van Europa, Afrika en Azië op zoek naar fossielen van Mesodma. We laten het probleem niet passief in de ijskast staan, maar gaan actief op zoek. Immers, als Mesodma op veel meer plaatsen gevonden wordt dan in Noord-Amerika alleen is dat een aanwijzing dat Mesodma na de zondvloed niet slechts naar Noord-Amerika migreerde maar zich over de hele wereld verspreidde.
  • Baraminologisch onderzoek. Volgens naturalisten behoort Mesodma tot de familie Neoplagiaulacidae. Zoals gezegd hebben creationisten nog nauwelijks baraminologisch onderzoek gedaan naar Neoplagiaulacidae. De meeste baramins (‘naar hun aard’) liggen op het niveau van familie, dus het ligt voor de hand dat dit hier ook geldt. We zien via PaleoBiology DataBase (PBDB) dat soorten uit de familie Neoplagiaulacidae over de wereld verspreid voorkomen tot en met het Oligoceen (Noord-Amerika, Europa en Azië). Waarbij deze familie in het Krijt slechts uit Noord-Amerika bekend is. De familie heeft zich dan na de zondvloed beter over de wereld kunnen verspreiden dan vóór de zondvloed. We moeten dan alleen nog verklaren dat de typespecifieke kenmerken van Mesodma uit het Krijt ook terugkomen in Mesodma uit het Paleogeen.
  • Reworking. Mesodma wordt in Noord-Amerika vooral gevonden in de eerste laag ná de K/Pg-zondvloedgrens (het Paleoceen). Omdat het om een betrekkelijk klein fossiel gaat, waarbij vaak ook nog eens slechts de tanden worden gevonden, zou hier sprake kunnen zijn van reworking. Mesodma heeft dan zelf de zondvloed niet overleefd. De fossielen zijn losgeraakt uit de Krijtafzettingen en opnieuw afgezet in het Paleoceen. Omdat naturalisten ook geïnteresseerd zijn in het vraagstuk welke soorten de meteorietinslag aan het einde van het Krijt hebben overleefd kunnen zij creationisten hierbij helpen en omgekeerd. Als het om reworking gaat dan zijn het fossielen uit het Krijt en was Mesodma in het Paleoceen uitgestorven. Probleem is dat het dan wel om héél veel fossielen gaat waarvoor reworking geldt. Intensief onderzoek is nodig!
  • Verhogen of verlagen van de zondvloedgrens. Er zijn creationisten die het probleem inzake Mesodma zullen aandragen als één van de redenen voor het verlagen of verhogen van de zondvloedgrens. Ze zullen zeggen: ‘Zie je wel, naast een waslijst aan problemen voor deze zondvloedgrens is Mesodma er opnieuw één. Verlagen of verhogen die zondvloedgrens!’ De uitdaging is echter dat wáár je de zondvloedgrens ook plaatst, je tegen geologische of paleontologische problemen aan zult lopen. Biostratigrafie geeft problemen zowel voor de Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens als voor de Perm/Trias-zondvloedgrens. Verhogen of verlagen heeft dus voor wat betreft biostratigrafie weinig zin.
  • God-of-the-gaps. Er zijn creationisten die deze biostratigrafische uitdagingen wegverklaren met een beroep op het directe handelen van God. De Heere heeft de soorten dan direct geleid naar de plaats waar ze voor de zondvloed leefden. Het probleem valt dán voor alle zondvloedgrenzen weg en dr. Ross heeft nutteloos werk verricht om voor twee voorgestelde zondvloedgrenzen dit in kaart te brengen. Tegenwerping is echter dat voor een direct handelen van God bij de biogeografische verspreiding van soorten, in Genesis geen aanwijzingen zijn. De soorten kwamen volgens de openbaring in Genesis wel op Goddelijke aanwijzing naar de ark. De biogeografische verspreiding van de soorten ná de ark volgt echter Gods gewone weg (namelijk via de door Hem gestelde ‘natuurwetten’). Soorten krijgen de opdracht zich te verspreiden over de aarde, uiteraard in Zijn voorzienigheid. Niets wijst er echter op dat de Heere ook directe gebieden aanwees voor de soorten. Het zou kunnen, maar het is niet geopenbaard of aangetoond en daarmee ad hoc.
  • Toeval. Het geldt alleen voor Mesodma dat deze precies terugkeerden naar het leefgebied waar ze voor de zondvloed leefden. We hebben gezien dat dit voor bijvoorbeeld voor Alphadon niet geldt. Het is onder samenloop van omstandigheden dat dit zo gebeurde, iets wat wij vanuit menselijk perspectief toeval zouden noemen. Helaas geldt dit probleem niet slechts voor Mesodma, maar volgens dr. Marcus Ross voor 15% van de genera (in Noord-Amerika). Dat is wel heel toevallig!
Figuur 4: De biostratigrafische verspreiding van de familie Alphadontidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Alphadontidae’.

Ten slotte

We hebben gezien dat Mesodma een uitdaging vormt voor hen die een K/Pg-zondvloedgrens verdedigen. Mesodma is een wat creationisten classificeren als grensoverschrijdend soort. Sommige creationisten zullen deze uitdaging bagatelliseren. Anderen zullen actief op zoek gaan naar een verklaring of passief het probleem laten staan. Zelf ben ik er voorstander van om allereerst de uitdaging in kaart te brengen. Hoe groot is de uitdaging en wat zijn de mogelijke oplossingsrichtingen? Daarna zouden die oplossingsrichtingen stuk voor stuk en in-depth verder uitgewerkt moeten worden.7 Creationistische experts zouden hierbij niet over één nacht ijs moeten gaan. Waarom? Tot eer van de Schepper en tot heil van de naaste! Soli Deo Gloria!

Voetnoten

Rudabánya bányató het diepste meer van Hongarije – En de vindplaats van de mensaap Rudapithecus hungaricus

Rudabánya bányató is het diepste meer van Hongarije. Het meer is een volgelopen steengroeve met dagbouw. Dit meer is 300 meter lang, 80 meter breed en 60 meter diep. In de buurt van het meer worden fossielen van de Miocene mensaap Rudapithecus hungaricus gevonden. De mensaap leek wel op de huidige chimpansee. Helaas claimen sommige naturalisten deze mensaap direct als ‘menselijke voorouder’. Er is diepgravend onderzoek nodig tot de juiste creationistische indeling te komen. Een dronevideo geeft mooie beelden van het landschap. Met dank aan het YouTube-kanaal ‘FS Photo-video-drone‘ voor het plaatsen van deze video.

The Post-Flood Period: The Arphaxadian Epoch – Dr. Kurt P. Wise sprak over de nazondvloedse wereld op een congres van ‘Is Genesis History?’

In 2017 sprak de geoloog en paleontoloog dr. Kurt P. Wise op een congres van ‘Is Genesis History?’ over de nazondvloedse wereld. Hij noemt de periode na de zondvloed de ‘Arphaxadian Epoch’, naar de kleinzoon van Noach: Arfachsad. Arfachsad werd twee jaar ná de zondvloed geboren (zie Genesis 11:10). Hij gaat in op allerlei processen die mogelijk na de zondvloed zouden hebben plaatsgevonden. De lezing is in het Engels, maar via YouTube is er ook Nederlandse ondertiteling beschikbaar. Met dank aan ‘Is Genesis History?‘ voor de uitnodiging van dr. Kurt Wise én voor het plaatsen van de video op het YouTube-kanaal.

Facing the hard problems in creation geology: some encouragements and challenges – Paul Garner (MSc.) sprak op ‘Origins Conference 2020’

Jaarlijks wordt in Amerika de zogenoemde ‘Origins Conference‘ georganiseerd door CTS, CBS en CGS.1 Op het congres van 2020 sprak de Europeaan Paul Garner (MSc.) over ‘Facing the hard problems in creation geology‘. Deze lezing werd opgenomen en geplaatst op het YouTube-kanaal van Biblical Creation Trust (BCT). BCT is de organisatie waar Paul Garner als spreker en onderzoeker aan verbonden is. De video is, voor degenen die geen Engels kunnen, helaas niet ondertiteld.

Voetnoten

Hongaarse dinosauriërs en hun leefomgeving – Een animatie n.a.v. de vondsten

Vanaf 2000 worden er ook in Hongarije dinosauriërs gevonden. Sinds die tijd verschijnen er ook tientallen papers en conferentiebijdragen over deze uitgestorven beesten. Al lange tijd ben ik geïnteresseerd in paleoecologie. Om zo een reconstructie te maken op basis van de vondsten van het leefgebied van deze Hongaarse dino’s. Ik ben niet de enige. Op het YouTube-kanaal van Gergely Paradi composer vond ik een woordloze animatie over het leefgebied van deze formatie. De reconstructie is gebaseerd op vondsten in de Csehbánya Formation en de Ajka Coal Formation. Het karkas van een soort uit de familie Spinosauridae in de rivier aan het begin strookt (nog) niet met de werkelijkheid. Er is helaas (nog) geen Spinosaurus gevonden in Hongarije. Uiteraard ontbreken er ook dinosaurussoorten en andere beesten die in dit leefgebied leefden. Als de Heere het leven en de gezondheid geeft hopen we in een paper een volledige reconstructie te maken van dit leefgebied.1

Voetnoten

Feedback & Vragen 2022: Doet Paul Garner (MSc.) in zijn boek ‘De Verloren Wereld’ nauwelijks aan bronvermelding?

Vorige week verscheen De Verloren Wereld van paleobioloog Paul Garner (MSc.). Op basis van de Engelstalige Fossils and the Flood heb ik een aanbeveling voor dit boek geschreven. Ik ben enthousiast over dit familieboek! Uiteraard zijn er een aantal kanttekeningen te maken, maar dat neemt niet weg dat ik het boek geschikt acht voor de bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het secundair onderwijs.1

Masterstudent aardwetenschappen en filosofie Willem Jan Blom (BSc. BA) heeft als eerste een recensie geschreven van het boek.2 Blom is kritisch op het boek en geeft een flink aantal terechte kritiekpunten. Ik ben benieuwd met welk weerwoord Logos Instituut komt. Blom vindt de onderbouwing en het brongebruik mager. Hij schrijft in zijn recensie:

“Garner geeft opnieuw geen onderbouwing, en dit keer ben ik ook niet bekend met andere creationistisch [sic] bronnen die zijn bewering ondersteunen.”

En:

“Maar pas als het grondige wetenschappelijke onderzoek achter de rug is, is het intellectueel verantwoord om een familieboek te schrijven – die keer met bronvermelding en onderbouwing bij de claims die erin gemaakt worden.”

Blom heeft gelijk als hij schrijft dat het pas ná grondig wetenschappelijk onderzoek intellectueel verantwoord is om een familieboek te schrijven. Vaak ontbreekt dat creationistische onderzoek helaas, maar vaak ook niet.3 Hij heeft echter ongelijk dat het brongebruik van Garner niet op orde is. Het verbaast mij daarnaast ook enigszins dat Blom beweert niet op de hoogte te zijn van creationistische literatuur ter onderbouwing van biostratigrafische discontinuïteit ter hoogte van Krijt-Paleogeengrens. In zijn creationistische tijd heeft Blom (nota bene) dit werk gebruikt in (besloten) eigen werk. Het gaat hier om het werk van de paleontoloog dr. Marcus Ross (2012 en 2014), maar ook anderen.4

Brongebruik van Garner

Blom heeft dus kritiek op het brongebruik en de wetenschappelijke onderbouwing van diverse zaken in het boek ‘De verloren wereld’. Dat is onterecht! Garner heeft een uitgebreid notenapparaat gegeven op New Creation Blog. Blom had dit overigens kunnen weten, want op p. 132 in de Nederlandse versie is het volgende te lezen:

“Bezoek onze Engelstalige website www.fossilsandtheflood.net voor ondersteunend materiaal in de vorm van aantekeningen en verwijzingen bij elk hoofdstuk van dit boek. De aantekeningen en verwijzingen zijn bedoeld om je te helpen het Bijbelse en wetenschappelijke bewijsmateriaal dat de beweringen in elk hoofdstuk ondersteunt, beter te begrijpen. Ze geven ook richting voor het verder onderzoeken van de literatuur. Merk alsjeblieft op dat de verwijzingen slechts zijn bedoeld om een beeld te schetsen, niet om volledig te zijn. Een korte bibliografie vind je hieronder.”

Wanneer je doorklikt dan kom je op New Creation Blog en dáár is een onderbouwing te vinden inclusief een uitgebreid notenapparaat.5 Dit doet overigens weinig af aan de kritiek van Blom op het boek. Ik denk dat de biostratigrafische spreiding van fossielen een groot probleem is voor de verschillende creationistische zondvloedmodellen.

PS: Willem Jan Blom heeft zijn recensie aangepast na bovengenoemde opmerking. Zie hier voor de recensie van Blom.

Voetnoten

Paleontology from a Biblical Worldview – Dr. Leonard Brand sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 5 september 2013 sprak dr. Leonard Brand in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn eerste lezing was ‘Paleontology from a Biblical Worldview‘. De tweede lezing van dr. Leonard Brand is hier te bekijken. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.

Snelle soortvorming met bioloog dr. John A. Davison – Bespreking van ‘An Evolutionary Manifesto’

In 2000 schreef de bioloog dr. John A. Davison een document, waarin hij uitlegt hoe soorten razendsnel kunnen ontstaan.1 Zijn betoog kan worden gezien als onderbouwing van de hypothese hoe na de zondvloed onder de dinosauriërs in korte tijd veel nieuwe soorten opdoemden. Hieronder volgt een opsomming van enkele hoofdpunten uit Davisons relaas.2

Deze wetenschapper verwerpt het neodarwinisme. Langzame accumulatie van blinde, toevallige puntmutaties in genen leveren volgens hem geen nieuwe soorten op. Hooguit leiden puntmutaties tot subspecies, dat zijn gespecialiseerde variaties binnen een bestaande soort, bijvoorbeeld verschillende hondenrassen. Davison beschouwt degelijke ontwikkelingen echter als evolutionaire doodlopende stegen.

De motor achter soortvorming

Volgens Davison zijn veranderingen in de structuur, het arrangement van de chromosomen, tijdens de eerste fase van de meiose (het celdelingsproces waarbij de geslachtscellen ontstaan) de motor achter soortvorming. Tijdens de eerste fase van de meiose komen chromosomen van de vader en de moeder naast en om elkaar te liggen. Daarbij kunnen zogenaamde inversies, duplicaties, deficiënties en crossing-overs plaatsvinden. Door dit soort positiewisselingen en recombinatie van stukken van chromosomen tussen de vader en moeder chromosomen ontstaat een nieuw karyotype (een nieuwe chromosomenstructuur) in een individueel organisme. Als dat tot expressie komt vormt zich een organisme met nieuwe eigenschappen en als dat zich weet voort te planten ontstaat een nieuwe soort. Deze soortvorming zal zich vooral in kleine populaties voordoen.

Kortom: nieuwe soorten ontstaan, volgens Davison, door chromosomale herschikking. Het ontstaan van gespecialiseerde subspecies (rassen) is vooral het gevolg van puntmutaties en expressie-veranderingen van genen.

Saltatie

Davison benadrukt dat een nieuwe soort niet geleidelijk ontstaat, maar altijd plotseling; het gaat om soortvorming à la minute, doordat de ‘reshuffling’ van de chromosomen in ‘no time’ tijdens de eerste fase van de meiose plaatsvindt. Soortvorming voltrekt zich dus niet volgens het recept van Darwin in slakkentempo, maar eerder met de snelheid van het licht.3 Dit abrupte opdoemen van een nieuwe soort verklaart waarom de levensvormen discontinu zijn: je ziet nergens geleidelijke overgangsvormen tussen soorten, ook niet in het fossielenarchief. Soortvorming gebeurt in sprongen.

Doordat nieuwe soorten opeens, in één stap, verschijnen, door een nieuw arrangement van chromosomen, is het ontstaan van nieuwe soorten ook een onomkeerbaar proces: je kunt de chromosomale herschikkingen niet terugdraaien. Verder constateert Davison dat het ontstaan van nieuwe soorten vanaf het Vroege Tertiair (Eoceen) zo’n beetje is beëindigd, enkele uitzonderingen daargelaten. Aan de mogelijkheid tot nieuwe chromosomale arrangementen zit klaarblijkelijk een grens of ze is aan bepaalde condities gebonden. Wel blijft via genexpressie en puntmutaties nog de ontwikkeling van subspecies mogelijk.

Het ontstaan van nieuwe soorten door chromosomale ‘reshuffling’ impliceert dat alle informatie voor het ontstaan van een nieuwe soort al in het genoom, het geheel van chromosomen, van een basistype aanwezig moet zijn. Het is alleen wachten op het moment dat de chromosomale herschikking opeens een nieuwe soort, met meerdere nieuwe kenmerken, oplevert.

Waarschijnlijk speelt bij de initiatie van chromosomale herschikking de externe factor van milieuprikkels een activerende rol. Milieu- of predatiestress stimuleert mogelijk het ontstaan van nieuwe chromosomale arrangementen. Daarom doet zich in tijden van extreme ecologische veranderingen een explosieve soortvorming voor, b.v. onder de dinosauriërs na de zondvloed.

Dinosauriërs

Davison werkt dit voorbeeld van de ontwikkeling van de dinosauriërs in het Mesozoïcum uit aan de hand van wat Otto Schindewolf hierover heeft geschreven. Deze Duitse paleontoloog typeert deze ontwikkeling met drie termen4:

  1. Typogenese: het opeens aan het eind van het Trias in de aardlagen verschijnen van kleine basistypen van dinosauriërs. Binnen het creationistische rekolonisatiemodel, waarbij de aardlagen vanaf het Perm het einde van de zondvloedafzettingen markeren, zou dit verschijnen van deze basistypen het vrijkomen van deze dieren uit de Ark weergeven.5
  2. Typostasis: de diversificatie van de basistypen in verschillende soorten. Zo vormen zich uit de basistypen verschillende soortenzwermen van dinosauriërs. Het optreden van een serie parallelle veranderingen in de chromosomale structuur van de dino-basistypen zou hiervan de oorzaak zijn.
  3. Typolysis: het ontstaan van gigantisme en overspecialisatie onder de dinosauriërs waardoor zich binnen deze dieren extreme en bizarre lichaamsvormen ontwikkelen; die zijn deels het gevolg van nieuwe chromosomale arrangementen en deels het resultaat van puntmutaties of gedifferentieerde genexpressie.

Davison benadrukt dat het hier steeds gaat om de expressie van informatie die al in de genomen van de verschillende basistypen van de dinosauriërs lag opgeslagen. Door omgevingsprikkels, die tot chromosomale ‘reshuffling’ leiden, worden deze in het genoom verborgen mogelijkheden geactiveerd. Het lijkt er sterk op dat juist ná de zondvloed deze pulsen van soortvorming zich hebben afgespeeld. Eerst onder dinosauriërs, ammonieten, foraminiferen, mosasauriërs, ichthyosauriërs, plesiosauriërs enz. in het Mesozoïcum en daarna in het Tertiair, toen er op aarde zich weer compleet nieuwe ecologische condities manifesteerden, ook onder zoogdieren, zoals paarden, walvissen, neushoorns en specifiek Titanotheres. Het verschijnen van de Australische buideldieren in het Tertiair hoort ook in dit rijtje thuis.6

Grote Ontwerper

Davison geeft nog aan dat al die informatie in de genomen van basistypen, waardoor de postzondvloed pulsen van soortvorming mogelijk waren, niet door blind toeval kan zijn ontstaan, maar moet zijn ontworpen. Toeval bouwt geen hoogst complexe informatie op, alleen ontwerp doet dat.

Zo komt hij uiteindelijk uit bij een Grote Ontwerper: God, die in zijn schepping ‘niet dobbelt’ en het toeval het werk laat doen, maar die bewust en actief ontwerpt. Op basis van al deze inzichten concludeert Davison: “Every aspect of both the living and nonliving world is totally at odds with an atheist and agnostic position“.

Voetnoten

Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2022 – 10. dr. Matthew McLain – Mammal-like reptiles: Synapsids and the evolution of mammals, a different view

Op 22 oktober 2022 organiseerden Fundamentum, Geloofstoerusting en Logos Instituut een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’.1 Paleontoloog dr. Matthew McLain gaf een lezing met als titel ‘Mammal-like reptiles: Synapsids and the evolution of mammals, a different view’. Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2022: Is ‘The Dinosaur Research Project’ van Arthur Chadwick niet peer-reviewed en daarom van weinig waarde?

Vandaag deelden we via deze website een video van prof. dr. Arthur Chadwick over ‘The Dinosaur Research Project’.1 Een onderzoek in de Lance Formation van Wyoming. Ik noemde het via Facebook een ‘voorbeeldproject van creationistisch onderzoek’. Het veld in en data verzamelen rond deze fascinerende beesten. In een video van vijf jaar geleden liet Chadwick in Nederland wat meer doorschemeren over zijn werkwijze. Een criticus heeft commentaar op deze werkwijze. Hieronder een weerlegging van het commentaar.

Feedback

Met een verwijzing naar een obscure pagina schrijft de criticus het volgende:

“Chadwicks onderzoeksresultaten [hebben] geen kritische review (…) ondergaan en (…) daardoor [zijn ze] van weinig waarde (…).”

Met andere woorden zijn onderzoekresultaten waardeloos als ze geen kritische review hebben ondergaan. De criticus is in de veronderstelling, kennelijk navolging van Reddit2, dat dit het geval is bij het ‘The Dinosaur Research Project’.

Weerlegging

De criticus is kennelijk niet goed op de hoogte van het werk van prof. dr. Arthur Chadwick. Het project noemde ik niet voor niets een voorbeeldproject. Wat is er voorbeeldig aan? Ten eerste wordt tijdens het veldwerk op professionele wijze gewerkt en worden er botten uit de grond gehaald en minutieus geregistreerd. Een bevriend paleontoloog heeft eens mee gegraven tijdens de opgravingen in de zomer en dit ook bevestigd. Ten tweede worden de onderzoeksresultaten gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften zoals bijvoorbeeld PLoS ONE. Ten derde is het een multidisciplinair onderzoeksproject. Chadwick doet de opgravingen niet alleen, integendeel. Een groot team van medepaleontologen werkt eraan mee. Om niet meer te noemen is ten vierde het project een buitenkans voor aankomend paleontologen om ervaring op te doen met veldwerk. Het is daarom dat er veel creationistische afstudeerprojecten en promotieonderzoeken worden gedaan bij ‘The Dinosaur Research Project’.

Het is een vreemde stelling dat als onderzoeksresultaten geen kritische review (van naturalisten) hebben ondergaan ze ineens van weinig waarde zijn. Het tegendeel zou dan zijn dat als ze wel kritische review (van naturalisten) hebben ondergaan ze van veel meer waarde zijn. Alhoewel ik onderschrijf dat peer-review belangrijk is, gaat er ook wel eens wat mis. Bovendien is ‘weinig’ of ‘veel’ waarde een subjectief begrip. Mijn vrouw is van veel waarde voor mij, maar ze is (gelukkig) niet kritisch reviewed (door naturalisten). Naast dat ‘weinig waarde’ niet gespecificeerd wordt, is wat de criticus vermeldt niet correct, want (een deel van) de onderzoeksresultaten zijn wel degelijk reviewed. Om deze laatste stelling kracht bij te zetten én niet te vervallen in een welles-nietes-discussie hieronder een lijst met publicaties. Daaronder een lijst met abstracts gepresenteerd op de conferentie van de Geological Society of America. Deze abstracts zijn niet peer-reviewed, maar laten wel zien dat de betrokken geologen en paleontologen het aandurven om de onderzoeksresultaten te presenteren voor vakgenoten en dat ze zich openstellen voor kritiek. Onder het volgende kopje worden de abstracts vermeld die op de overige wetenschappelijke congressen gepresenteerd zijn. Onder het laatste kopje vallen de dissertaties én bachelor- en mastertheses die uit het project zijn ontstaan. De lijsten zijn nog incompleet, maar zullen, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, de komende tijd verder worden aangevuld. Student aardwetenschappen en filosofie Willem Jan Blom (BSc. BA) laat op zijn blog weten dat hij het waardevol vindt dat creationisten in peer-reviewed tijdschriften publiceren. Hij noemt de publicaties voortvloeiende uit ‘The Dinosaur Research Project’ ook in zijn meest recente artikel.3 Zijn de onderstaande wetenschappelijke artikelen en abstract te ingewikkeld en wil je toch weten wat de waarde is van het onderzoek voor creationisten? Dan verwijs ik je graag naar het artikel van geoloog Paul Garner (MSc.) in Answers Magazine (zie voetnoot).4

Wetenschappelijke artikelen vanuit ‘The Dinosaur Research Project

(2016) Chadwick, A.V., Silver, M., Turner, L.E., Woods, J.A., The Application of Digital Reconstruction Techniques in Taphonomy of an Upper Cretaceous Dinosaur Site in Eastern Wyoming, Journal of Taphonomy 14 (1): 1-14.
(2018) McLain, M.A., Nelsen, D., Snyder, K., Griffin, C.T., Siviero, B.T., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Tyrannosaur cannibalism: a case of a tooth-traced tyrannosaurid bone in the Lance Formation (Maastrichtian), Wyoming, Palaios 33 (4): 164-173.
(2020) Siviero, B.T., Rega, E., Hayes, W.K., Cooper, A.M., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Skeletal trauma with implications for intratail mobility in Edmontosaurus annectes from a monodominant bonebed, Lance Formation (Maastrichtian), Wyoming USA, Palaios 35 (4): 201-214.
(2020) Snyder, K., McLain, M.A., Wood, J.A., Chadwick, A.V., Over 13.000 elements from a single bonebed help elucidate disarticulation and transport of an Edmontosaurus thanatocoenosis, PLoS ONE 15 (5): e0233182.
(2021) McLain, M.A., Ullmann, P.V., Ash, R.D., Bohnstedt, K., Nelsen, D., Clark, R.O., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Independent confirmation of fluvial reworking at a Lance Formation (Maastrichtian) bonebed by traditional and chemical taphonomic analysis, Palaios 36 (6): 193-215.

Abstracts vanuit ‘The Dinosaur Research Project’ gepresenteerd op de Geological Society of America

(2000) Turner, L.E., Chadwick, A.V., Spencer, L.A., High resolution GPS mapping in a vertebrate taphonomic quarry, Geological Society of America Abstracts with Programs 32 (…): 499.
(2001) Spencer, L.A., Turner, L.E., Chadwick, A.V., A remarkable vertebrate assemblage from the Lance Formation, Niobrara County, Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 33 (6): 1172.
(2005) Woods, J.A., Chadwick, A.V., Development of an on-line database with GIS connections for vertebrate and other fossils, Geological Society of America Abstracts with Programs 37 (7): 44.
(2005) Chadwick, A.V., Spencer, L.A, Turner, L.E., Taphonomic windows into an upper cretaceous Edmontosaurus bonebed, Geological Society of America Abstracts with Programs 37 (7): 159.
(2007) Woods, J.A., Chadwick, A.V., Development and use of 3D virtual reality movies in an online fossil museum, Geological Society of America Abstracts with Programs 39 (6): 64.
(2011) Weeks, S.R., Chadwick, A.V., A prominent seismite in the upper Cretaceous Lance Formation in Northeastern Wyoming as a stratigraphic marker, Geological Society of America Abstracts with Programs 43 (5): 280.
(2014) McLain, M.A., Chadwick, A.V., Brand, L.R., Nelsen, D., Solving taphonomic jigsaw puzzles: insight into the complex depositional history of a Lance Formation (Maastrichtian) dinosaur bonebed, Geological Society of America Abstracts with Programs 46 (6): 330.
(2014) Woods, J.A., Chadwick, A.V., Development and implementation of an efficient, accessible online museum site and database with open access, Geological Society of America Abstracts with Programs 46 (6): 701.
(2015) McLain, M.A., Siviero, B.C.T., Nelsen, D., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Tyrannosaur cannibalism: a case of tooth-traces Tyrannosaur bone in the Lance Formation of Eastern Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 68.
(2015) Sheperd, Z.R., McLain, M.A., Snyder, K., Chadwick, A.V., Eastern Wyoming harvester ant mounds reveal rich vertebrate microfossil assemblage, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 347.
(2015) Weeks, S.R., Chadwick, A.V., Brand, L.R., Large dinosaur bonebed deposited as debris flow: Lance Formation Niobrara County, Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 566.
(2015) Siviero, B.C.T., McLain, M.A., Chadwick, A.V., Brand, L.R., Telling tooth traces from foramen: a case of taphonomic detective work on a juvenile Ceratopsid surangular from the Lance Formation (Maastrichtian), WY, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 566.
(2015) Woods, J.A., Turner, L.E., Chadwick, A.V., Digitization of taphonomic data in a large active upper Cretaceous dinosaur site in Northeastern Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 47 (7): 681.
(2017) Snyder, K., McLain, M.A., Chadwick, A.V., Discovery of a unique multitaxic dinosaur bonebed from the Lance Formation (Maastrichtian) of Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 49 (6): 84-48.
(2017) Siviero, B.C.T., McLain, M.A., Nelsen, D., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Refinement of tooth trace criteria through experimentation and literature review, Geological Society of America Abstracts with Programs 49 (6): 84-49.
(2018) Snyder, K., McLain, M.A., Snyder I., Chadwick, A.V., Four overlapping dinosaurs in three orientations: a taphonomic puzzle from the Lance Formation of Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 50 (3): 36-14.
(2019) Siviero, B.C.T., Rega, E., Chadwick, A.V., Brand, L.R., Pseudopathologies in Edmontosaurus annectens bones: biogenetic and diagenetic bone alterations from a monospecific bone bed in the Lance Formation, Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 51 (5): 157-8.
(2021) Frederico, C.A., McLain, M.A., New Caenagnathid (Theropoda: oviraptorosaurian) material from the Lance Formation (Maastrichtian) of Wyoming, Geological Society of America Abstracts with Programs 53 (6): 25-15.

Abstracts vanuit ‘The Dinosaur Research Project’ gepresenteerd op overige wetenschappelijke congressen

(2002) Chadwick, A.V., Turner, L.E., Spencer, L.A., Digital modelling of a taphonomic quarry using GIS software, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2003) Chadwick, A.V., Turner, L.E., Spencer, L.A., Recreating an upper Cretaceous Dinosaur Assemblage with GIS software, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2004) Turner, L.E., Chadwick, A.V., Spencer, L.A., Using rocket science to study rock science, Pesented at the GIS symposium of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2004) Chadwick, A.V., Turner, L.E., Spencer, L.A., Five years experience using GIS for data collection and analysis in an upper Cretaceous Dinosaur Quarry in the Lance Formation, Presented at the GIS symposium of the Society of Vertebrate Paleontology.
(2006) Chadwick, A.V., Spencer, L.A, Turner, L.E., Preliminary Depositional Model for an Upper Cretaceous Edmontosaurus Bonebed, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2010) Turner, L.E., Chadwick, A.V., Spencer, L.A., Ten years excavation at an extensive Lancian Edmontosaurus Bonebed in Northeastern Wyoming, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2012) Weeks, S.R., Chadwick, A.V., A regionally extensice Lancian seismite serves as a time synchronous stratigraphic marker for mapping Dinosaur Bonebeds in Northeastern Wyoming, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2016) Siviero, B.C.T., Brand, L.R., Chadwick, A.V., Bone modifications indicating pathology within a monospecific Hadrosaur Bonebed from the Lance Formation (Maastrichtian), Wyoming, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).
(2020) Siviero, B.C.T., McLain, M.A., Rega, E., Brand, L.R., Identification of tooth traces from an Edmontosaurus annectens bone bed within the Lance Formation (Maastrichtian), WY, Presented at the meeting of the Society of Vertebrate Paleontology (SVP).

Bachelor- en Mastertheses en Dissertaties vanuit ‘The Dinosaur Research Project

(2016) Weeks, S.R., Depositional Model of a Late Cretaceous Dinosaur Fossil Concentration, Lance Formation, Masterthesis Loma Linda University.
(2016) McLain, M.A., Taphonomy of a Lance Formation (Maastrichtian, WY) Dinosaur Bonebed with a Focus on Tooth Traces, Dissertatie Loma Linda University.
(2019) Siviero, B.C.T., Behavioral Causes of Paleopathologies in Cretaceous Edmontosaurus annectens Lance Formation, Wyoming, Dissertatie Loma Linda University.

Voetnoten