Home » Geologie (Pagina 5)

Categorie archieven: Geologie

Het dolomietprobleem – ‘Letter to the Editor’ van Nederlander en Brit in CRSQ met daarop repliek van Amerikaan

(Het artikel krijgt morgenvroeg D.V. nog een fijnafstemming)

We weten (nog) niet goed hoe dolomiet ontstaat, maar we vermoeden in een ondiepe (sub)tropische zee’, schreef ik in een niet-gepubliceerde reisgids.1 Intussen zijn er in de creationistische literatuur twee artikelen verschenen2 van atmosferisch wetenschapper Michael Oard (MSc.). Hierin wordt ook nagedacht over het ontstaan van dolomiet. Oard, die zich na zijn ijstijdenonderzoek veel met geologie beziggehouden heeft, geeft in die artikelen aan dat de zondvloed weleens de sleutel zou kunnen zijn voor dit dolomietprobleem. Nederlander ing. Stef J. Heerema en Brit dr. John D. Matthews reageerden in het lentenummer van het blad Creation Research Society Quarterly op deze artikelen van Oard.3

“Een minstens twee meter dikke laag gips (evaporiet) uit het Messinien van het Sorbasbekken in Zuid-Spanje. De gipslaag is direct boven het meertje te zien en wordt overdekt door kleilagen.” Bron van foto en bijbehorende tekst: Wikipedia.

‘Letter to the Editor’

In 2020 en 2022 verschenen er van de hand van atmosferisch wetenschapper Michael J. Oard (MSc.) twee artikelen over het zogenoemde dolomietprobleem in resp. Journal of Creation en Creation Research Society Quarterly.4 Vliegtuigbouwingenieur ing. Stef J. Heerema en petroloog dr. John D. Matthews reageren middels een ‘Letter to the Editor’ in CRSQ op deze twee artikelen. Volgens hen zouden te twee artikelen tegenstrijdig zijn. In het eerste artikel zou Oard de zogenoemde evaporieten verklaren vanuit stollingsgesteenten5, maar in het tweede artikel juist een hydrothermaal ontstaan opvoeren.

Volgens de auteurs zou een ‘hot water flow’ van 150 graden Celsius niet kunnen bestaan in atmosferische condities (omdat er dan een druk van vijf bar nodig is). Daarnaast vragen zij zich af hoeveel water er nodig is om de huidige hoeveelheid dolomiet te verklaren. Bovendien stellen ze de vraag hoeveel energie er nodig is en of de ark van Noach daardoor niet gekookt werd. Ze geven met behulp van een paper die te vinden is in de bronnen van Oard de antwoorden. Er is gigantisch veel water nodig wat ook nog eens op 150 graden Celsius moet blijven en er is zoveel energie mee gemoeid dat de ark van Noach gekookt werd. Bovendien geven Heerema en Matthews aan dat het in de genoemde paper gaat om protodolomiet met minder magnesium dan ‘gewone’ dolomiet. Het laat daarmee dus niet zien dat je óók dolomiet kunt verkrijgen vanuit magnesiumrijk water. Heerema en Matthews vragen zich daarom af waarom Oard, in plaats van een oplossing aan te dragen, hiermee juist een groter dolomietprobleem creëert.

Het Vulkanisch Zoutmodel (dolomiet valt immers onder de zouten) zou volgens Heerema en Matthews wél een oplossing genereren.6 Hoe dat precies te werk gaat laten de auteurs onvermeld, maar ze geven aan dat dit in ieder geval maar een fractie van de warmte-energie vrijlaat.

Reactie van Oard

Michael Oard (MSc.) reageert in dezelfde CRSQ op deze ‘Letter to the Editor’.7 Hij geeft aan dat hij kritiek op zijn werk niet uit de weg gaat, maar toch wat in verwarring was door sommige statements in de brief van Heerema en Matthews. Oard geeft aan dat hij geen steun heeft gegeven aan het idee dat de zogenoemde evaporieten ontstaan zouden zijn als stollingsgesteenten. Hij geeft aan drie verklaringen te hebben geopperd: (1) hydrothermale stromen, (2) carbonaten zijn direct geschapen door God, (3) vanuit carbonaatrijke stollingsgesteenten. Volgens Oard zou ook een combinatie van deze factoren het ontstaan kunnen verklaren.

Oard geeft aan geen U-bocht te maken als het gaat om het ontstaan van dolomiet. In de aangehaalde paper van Arvidson en Mackenzie gaat het volgens Oard om een laboratoriumexperiment die uiteraard verschilt van de situatie tijdens de zondvloed.8 Hij bestrijdt de gedachte dat er atmosferische condities nodig zijn met dat hij niet dacht aan de huidige situatie, maar aan de situatie tijdens de zondvloed. De hitte zou een meer geordende dolomiet doen laten ontstaan, dat zien we tegenwoordig ook niet. De bron van magnesium zou ook geen probleem vormen, omdat zelfs het zeewater van tegenwoordig 10 tot 100 keer zoveel magnesium bevat. De bron van het magnesium in het zondvloedwater zouden de oceanen voor de zondvloed kunnen zijn, of door hydrothermale stromen, vulkanisme, oplossing vanuit de gesteenten etc. Het ontstaan van de kalken is mogelijk door middel van de drie, door Oard, al eerder genoemde oorzaken.

Het koken van het zondvloedwater zal volgens Oard ook wel meevallen. Het gaat immers om lokaal zeer heet zondvloedwater. Bovendien moet er volgens de atmosferisch wetenschapper rekening gehouden worden met Gods beschermende hand, Die de mensen en dieren in de ark beschermde. Oard geeft aan dat hij er nog niet uit is of evaporieten ontstaan zijn als stollingsgesteenten of op een andere wijze. Evaporieten die tijdens de zogenoemde Messinian Salinity Crisis (Mioceen, Middellandse Zee) zijn ontstaan lijken, volgens Oard, het tegenovergestelde te laten zien. Oard geeft aan dat het ook kan dat dolomiet op een andere (voor ons (nog) onbekende) wijze is ontstaan. Volgens Oard moeten alle ontstaansmogelijkheden in detail onderzocht worden. Hij besluit zijn reactie met een verzoek tot meer creationistisch onderzoek naar evaporieten.9

Ten slotte

De conclusie van Oard kan ik van harte toejuichen: Er is veel meer onderzoek nodig aangaande het ontstaan van evaporieten. Het is goed dat we elkaar daarop uitdagen in de grotere creationistische tijdschriften. Heerema en Matthews zouden er goed aan doen om samen een paper voor te bereiden waarin ze de stelling dolomiet als stollingsgesteente verdedigen. Uit deze brief wordt niet duidelijk hoe hun voorstel in detail mogelijk is. Het dolomiet dat ontstaan is tijdens de zogenoemde Messinian Salinity Crisis kan als goede testcase hiervoor gebruikt worden.10 Bovendien is verder kijken ook nodig, omdat het Vulkanische Zoutmodel zeker óók niet zonder problemen is.11

Voetnoten

Epupa Falls – Prachtige watervallen op de grens van Angola en Namibië

De Epupa Falls liggen op de grens van Angola en Namibië. Het zijn watervallen in de Kunene rivier. Deze watervallen zijn ongeveer een halve kilometer breed. De grootste waterval in de serie heeft een val van 37 meter. Epupa betekent schuim in het Herero (een Bantoetaal gesproken door de gelijknamige Herero’s. Kijk en verwonder over dit prachtige natuurfenomeen! Met dank aan het YouTube-kanaal nawrockiworldwide voor het plaatsen van deze video.

Heat and the Genesis Flood – Bewerkte presentatie van ing. Maarten ‘t Hart

In 2016 hield ing. Maarten ‘t Hart drie presentaties in Zuid-Afrika. Een gaat over het zogenoemde hitteprobleem en de zondvloed. Deze video werd geplaatst op het YouTube-kanaal GeoDetective. Met dank aan dat kanaal kunnen we de video hier delen. Deze video is in het Engels, voor wie de Engelse taal niet machtig is zijn er Nederlandse ondertitels.

Genesis extra deel 2: De aarde is jong – Bioloog ir. Kees Fieggen biedt extra’s bij de bijbelstudie over het eerste Bijbelboek

De aarde is niet zo oud als velen denken, geen miljoenen of miljarden maar duizenden jaren. Dat is ook al best oud natuurlijk. In deze video bespreek ik een flink aantal argumenten voor een ‘jonge’ aarde.

How to make the best Geodesic Grid? – Ing. Maarten ‘t Hart n.a.v. zijn nieuwste wetenschappelijke publicatie

In april 2022 publiceerde ing. Maarten ‘t Hart een wetenschappelijke publicatie in Journal of Computational Physics.1 Zijn paper kreeg de titel ‘The projection point geodesic grid algorithm for meshing the sphere‘.2 Het gaat over het maken van geodetische rasters (Geodesic Grid). Deze geodetische rasters worden gebruikt in de geofysica, meteorologie en bij het maken van (wereld)kaarten. Ing. Maarten ‘t Hart heeft nu ook een (Engelstalige) video gemaakt met uitleg hoe je dergelijke geodetische rasters het beste kan maken. Op het YouTube-kanaal van GeoDetective is deze video terug te kijken en met dank aan GeoDetective delen we deze video ook hieronder.

Voetnoten

Dettifoss – Een indrukwekkende waterval in IJsland

In het noordoosten van IJsland is de Dettifoss te vinden. Een indrukwekkende waterval. Het water valt 44 meter naar beneden en de waterval heeft een breedte van 100 meter. De waterval is onderdeel van de Jökulsárgljúfur-canyon in het Nationaal Park Vatnajökull. Mocht u ooit naar IJsland gaan is deze waterval de moeite van het bezoeken waard. Mocht u niet naar IJsland kunnen, verwonder u dan over deze waterval in de onderstaande video.

De buitengewone ontstaansgeschiedenis van de Noorse fjorden

Laatst mocht ik een verhaal houden voor een groep docenten van een Reformatorische scholengemeenschap. Dat bestond uit twee delen. Het eerste ging over het ontstaan van de Noorse fjorden tijdens de ijstijd (onderstaande foto). Het tweede was meer algemeen en weidde uit over de kwestie hoe het komt dat binnen de gevestigde aardwetenschap ijstijdverschijnselen, zoals de fjorden, immense ijsschilden, stuwwallen en tongbekkens, die naar hun aard volstrekt extreem en abnormaal zijn, toch worden voorgesteld als normale, alledaagse fenomenen.

De buitengewone ontstaansgeschiedenis van de Noorse fjorden. Bron: Pixabay.

Wat betreft de vorming van de fjorden tijdens de ijstijd kwam mijn betoog hierop neer. Kenmerkend voor de ijstijd zijn twee dingen. Allereerst dat er zich immense hoeveelheden ijs op de landmassa’s van Noord Amerika en Noordwest Europa hebben opgehoopt. Maar daarnaast kwamen er tijdens de ijstijd jaarlijks ook enorme massa’s smeltwater onder het ijs vrij. En wel in de vorm van ‘sheet floods’: stortvloeden van water die op een licht hellende, vlakke ondergrond over een breed front met grote snelheid zich zijwaarts verplaatsen.1

Alles wijst erop, dat een serie ‘sheet floods’, met onvoorstelbare erosiekracht, uiteindelijk de fjorden in het harde rotsgesteente van de Noorse hoogvlakte heeft uitgesleten. Hoe je deze serie ‘sheet floods’ onder de Noorse ijskap kunt verklaren wordt in het eerste deel van dit stuk uitgelegd.

De enorme eroderende werking van smeltwaterstromen wordt direct duidelijk in het voorbeeld van de Dettifoss (onderstaande foto). Bij deze grootste waterval van IJsland hoort een aangrenzende kilometers lange, honderden meter brede en tientallen meters diepe canyon-achtige afwateringsgeul. Dit hele afwateringsstelsel is binnen enkele weken gevormd.2 Namelijk toen er door een vulkaanuitbarsting onder een gletsjer een geweldige massa smeltwater ineens vrijkwam; onder de gletsjer was de druk van het smeltwater zo hoog dat er ‘in no time’ een waterval met bijbehorende kilometerslange afwateringsgeul in het harde vulkanisch gesteente werd gefreesd.3

“De enorme eroderende werking van smeltwaterstromen wordt direct duidelijk in het voorbeeld van de Dettifoss.” Bron: Wikipedia.

Er zijn meer situaties bekend waarbij ‘sheet floods’ van smeltwater in korte tijd een volledig nieuw landschap modelleerden. Beroemd is het voorbeeld van de Channeled Scablands in het noordwesten van de VS, in de staten Washington, Oregon en Idaho. Daar is aan de eind van de ijstijd een kolossaal smeltwatermeer leeggelopen. Een gebied zo groot als de drie noordelijke provincies van ons land veranderde daarop in mum van tijd in een maanlandschap. De complete bodemlaag werd gestript en in de harde ondergrond van basalt ontstond een chaotisch netwerk van diepe afwateringsgeulen.4

Een soortgelijk scenario is van toepassing op de vorming van de Niagara watervallen en het omringende landschap. Hier is het vrijkomen van een vloedgolf van smeltwater, dat zich in een meer onder een noordelijker gelegen ijskap had opgehoopt, de achterliggende oorzaak.5

Voor 80 % van Canada geldt, dat het tijdens de ijstijd door een machtig ijsschild was bedekt. Ook hier zijn het subglaciale ‘sheet floods’ van smeltwater geweest die het landoppervlak van Canada onder het ijsschild hebben veranderd in een golvend terrein vol afwateringsgeulen, smeltwaterruggen (eskers) en opgestuwde smeltwaterheuvels (drumlins). Surfend op deze smeltwatervloedgolven werd het landijs met hoge snelheid naar lagere breedte verplaatst.6

In de ondergrond van de Noordzee en de provincies Noord Holland, Friesland en Groningen kom je een indrukwekkend netwerk van smeltwatertunnels tegen. Deze tunnels zijn op sommige plaatsen 200 meter diep. Ze zijn in een vroege fase binnen de ijstijd (Elsterien) ontstaan toen het landijs tot aan het tegenwoordige Wieringermeer en Gaasterland over het noorden van ons land schoof. Net als in Canada werden daarbij dikke pakketten landijs , surfend op smeltwater ‘sheet floods’, met grote snelheid in zuidelijke richting verplaatst. Daarbij kerfden deze smeltwatervloedgolven onder het ijs diepe tunneldalen in de ondergrond uit.7

Ons land kent nog twee fraaie voorbeelden van landschappen die onmiskenbare sporen dragen van glaciale aquaplaning, namelijk het golfribbel landschap van de Hondsrug, dat zich uitstrekt van Assen tot aan Emmen en de ‘overreden’ keileem complexen bij Steenwijk/Vollenhove en bij Havelte. Op deze drie locaties denderden ijsstromen, voortgedreven door smeltwaterstromen, met een sneltreinvaart over het land, waardoor de ondergrond in een soort golfplatenlandschap veranderde.8

En dan is er natuurlijk nog het Kanaal tussen Engeland en Frankrijk. Dat is een brede kloof in het landschap, die is ontstaan toen door de druk vanuit een smeltwatermeer, dat voor een ijskap op de Noordzee lag, de krijtlagen tussen Engeland en Frankrijk opeens werden weggeslagen; daardoor stroomden massa’s smeltwater met grote snelheid vanuit de Noordzee via de ontstane afvoergoot, die nu het Kanaal heet, de Atlantische Oceaan in.9

Al deze voorbeelden tonen de opmerkelijke rol van smeltwater tijdens de ijstijd bij het ontstaan van uiteenlopende landschapsvormen. Dit geldt ook voor de Noorse fjorden. Daar gaat het om een hele serie smeltwater ‘sheet floods’. Die hebben honderden meters diepe geulen in de knoertharde rotsen van het Noors hoogland uitgesleten. Hoe is dat in zijn werk gegaan?

In de eerste plaats speelt hier mee, dat in het Tertiair Noorwegen 2 km omhoog is getild (figuur 1, blokdiagram 2).10 Mainstream wetenschappers beschouwen deze stijging van Noorwegen als een realiteit, maar men tast in het duister naar de oorzaak ervan.11 Vanuit creationistisch perspectief heeft deze opheffing te maken met de na-ijleffecten van de zondvloedtektoniek.12

In ieder geval transformeerde door deze ‘uplift’ de restanten van het afgesleten Caledonisch gebergte, die dateren uit de tijd van het Paleozoïcum (dat is voor creationisten tijdens de zondvloed, zie figuur 1 blokdiagram 1), tot de Noorse hoogvlakte: een schuin naar het oosten oplopend plateau dat aan de westkant door een hoog oprijzende stijlrand grenst aan de Atlantische Oceaan (figuur 1 blokdiagram 3).13

Daar komt nog bij dat tijdens de ijstijd er veel water uit de Atlantische Oceaan in de vorm van ijs op de landmassa’s terecht kwam. De zeespiegel in de wereldzeeën stond toen zo’n honderd meter lager dan nu. Dat zorgde bij de stijlrand voor een extra grote, abrupte overgang van het Noors hoogland naar de Atlantische Oceaan. Dit betekende een verlaging van de erosiebasis. Daardoor hadden de gletsjers verticaal nog meer ruimte om zich in het Noors hoogland in te snijden. Door diepte-erosie in het Noors hoogland realiseerde het ijs de kortste weg richting het laag staande water van de Atlantische Oceaan. Dat leverde uiteindelijk de fjorden op. De gletsjers volgden bij dit uitslijten van de fjorden de niet al te diepe Tertiaire rivierdalen; die hadden zich (na de zondvloed) in breukzones binnen het Noors hoogland ontwikkeld (figuur 1 blokdiagrammen 2, 3 en 4).14

Figuur 1. Blokdiagrammen die de vier fasen in de ontwikkeling van de Noorse fjorden in beeld brengen. 1. Ontstaan Caledonisch gebergte tijdens zondvloed. 2. Opheffing Noors hoogland in het Tertiair. 3. Ontwikkeling stijlrand en rivierstelsels in een netwerk van breuken. 4. Serie smeltwater ‘sheet floods’ die fjorden in het Noors hoogland slijpen.

In tegenstelling tot de eenmalige smeltwater ‘sheet flood’ die op IJsland het Dettifoss afwateringsstelsel binnen enkele weken in het landschap freesde was het in Noorwegen een hele serie smeltwater ‘sheet floods’ die onder de gletsjers in de Tertiaire rivierdalen het diepte-erosie werk opknapte. Dit gebeuren speelde zich af binnen een tijdsbestek van enige honderden jaren.

Daarmee zijn we uitgekomen bij het sluitstuk in de verklaring van de Noorse fjorden: hoe is tijdens de ijstijd die serie smeltwatervloeden onder de gletsjers op het Noorse hoogland ontstaan? Dit vergt een apart mechanisme. Want het Noorse hoogland is een zogenaamde passieve continentrand. Daar heb je geen actieve vulkanen zoals op IJsland. Hoe kan dan op het Noorse hoogland niet één maar nota bene een hele serie smeltwatervloedgolven onder de gletsjers zich hebben ontwikkeld? Dat is de prangende kwestie waarvoor alleen een buitengewoon mechanisme de oplossing biedt.

Dit mechanisme kan uit de ‘kosmische winter’ theorie, waarmee je de ijstijd kunt verklaren, worden afgeleid. Deze theorie is gebaseerd op een set aanwijzingen dat rond 2350 voor Christus de aarde een heftig kosmisch bombardement heeft ondergaan.15 Daar vind je onder het ijs op Groenland en op het zuidelijk halfrond de nodige sporen van terug in de vorm van recent gevormde inslagkraters.16 Alle inslagstof, as en roet die bij dit komisch bombardement vrijkwamen zorgden ervoor dat het zonlicht decennia lang werd tegengehouden, wat een fikse temperatuurdaling op aarde opleverde.17

Maar ook in de oceanen zijn in die tijd brokstukken kosmisch puin terecht gekomen. Deze kosmische voltreffers in de diepzee genereerden wereldwijd zoveel verdamping van zeewater dat hierdoor een langdurige wereldwijde pluviale periode in gang werd gezet.18 Door de combinatie van een afkoelende aarde en excessieve neerslag konden zich aan de polen enorme ijsschilden ophopen.

De ‘kosmische winter’ theorie bevat nog een laatste cruciaal aspect. Het geweld van de impacts resulteerde in een plotselinge verplaatsing en herverdeling van massa (magma, water, ijs) aan het aardoppervlak. Deze abrupte herschikking had ook zo z’n effect op de stand van de aardas. Die kantelde en kwam in een schommelbeweging terecht.19 Dat hiervan sprake is geweest blijkt uit de analyse van bouwwerken (megalieten, tempels, piramiden) die uit de oude beschavingen van de vroege bronstijd dateren. Deze monumenten werden allemaal gebouwd met een gerichtheid op de poolster. Alleen blijkt uit de ligging van deze bouwsels, dat in de loop der tijd deze oriëntatie flink veranderde. Wat impliceert dat de aardas t.o.v. sterrenhemel fluctueerde. Hetgeen betekent dat de aardas in die tijd moet zijn gekanteld en is gaan schommelen.20 Door deze aardasschommeling wisselden in een tijdbestek van zo’n 800 jaar fasen waarin de aardas heel scheef stond af met fasen waarin de aardas rechter stond dan nu (figuur 2).

Figuur 2. Grafisch model dat de belangrijkste aspecten van de ‘kosmische winter’ theorie samenhangend weergeeft. 1. Impacts op land. 2. Impacts in oceanen. 3. Impacts genereren vulkanisme. 4. Impacts en vulkanisme werpen veel stof, as, roet in atmosfeer. 5. Impacts en vulkanisme genereren extreme verdamping van zeewater. 6. Waterdamp en vervuilde atmosfeer genereren extreme wolkvorming. 7. Wolken en vervuilde atmosfeer schermen zonlicht van aarde af waardoor de continenten afkoelen. 8. Veel waterdamp plus aerosolen genereren een pluviale periode die aan de polen extreme sneeuwval geeft. 9. Accumulatie van landijsschild in poolgebieden. 10. Schommeling aardas door impacts genereert afwisseling glaciale en interglaciale fasen.

Waar het nu om draait zijn de effecten van de aardasschommeling op de ijskap, die zich op het Noors hoogland ontwikkelde uit de overvloedige neerslag die door de oceanische inslagen werden opgewekt.

Welnu: bij een zeer scheve stand van de aardas zijn de winters aan de polen heel koud. We zitten dan in een glaciale fase binnen de ijstijd. Deze koude levert, gecombineerd met een pluviale periode, in de wintermaanden enorme ijsaccumulatie op. Maar, nu komt het verrassende punt: de polen zijn bij een extra scheve aardas ieder jaar tijdens de zomer juist extreem warm.21 Daardoor hoopt zich dan onder het ijs enorm veel smeltwater op; dat resulteert aan het eind van elke zomer in gletsjer-surges (gletsjerlawines) van het type dat het Dettifoss afwateringstelsel op IJsland heeft gevormd (figuur 3).

Dit gebeurt dus tijdens een glaciale fase, die tientallen jaren kon duren, niet één keer, zoals bij Dettifoss, maar jaar in jaar uit. Door deze dynamiek van enerzijds enorme ijsaccumulatie ’s winters en anderzijds subglaciale smeltwatervloedgolven ’s zomers kerfden de gletsjers steeds dieper hun U-vormige dalen in het Noors hoogland.

Figuur 3. Klimaatkenmerken aan de polen tijdens een glaciale fase bij een zeer scheve stand van de aardas (35 booggraden).

Schommelt de aardas tijdens de ijstijd naar een meer rechte stand dan betekent dat aan de polen zachte winters met beperkte ijsgroei en warme zomers. Tijdens zo’n relatief warme interglaciale fase, die ook enige tientallen jaren kon duren, is jaarlijks nog meer smeltwater onder de gletsjers actief dan in de glaciale fasen (figuur 4).

Figuur 4. Klimaatkenmerken aan de polen tijdens een interglaciale fase bij een rechte stand van de aardas (15 booggraden).

Kortom: tijdens de hele 800 jaar durende ijstijd – die bestaat uit een consequente afwisseling van glaciale en interglaciale fasen – was er continu sprake van extreme smeltwaterstromen onder de gletsjers. Het waren deze smeltwatervloedgolven die de gletsjers de bewegingsenergie gaven om in de Tertiaire rivierdalen van het Noors hoogland honderden meters diepe U-vormige dalen uit te slijten (figuur 1, blokdiagram 4).

Tot zover mijn beschouwing over de buitengewone ontstaansgeschiedenis van de fjorden zoals die kan worden afgeleid uit de ‘kosmische winter’ theorie.

Vanuit dit fjordenbetoog wil ik in het tweede deel van dit stuk laten zien hoe de kennisverwerving in de natuurhistorische wetenschap werkt en welk uitgangspuntenconflict hier speelt.

Dit licht ik toe aan de hand van wat reacties op mijn betoog van enkele docenten, waaraan ik mijn verhaal over fjorden en ijstijd presenteerde. Hun opmerkingen varieerden van: “we hebben genoeg nieuws gehoord om hier verder over na te denken” via “je moet wel enorm schakelen met al die nieuwe inzichten” tot “dit is zo anders en afwijkend van wat je tijdens je opleiding leert”.

Ik proefde de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid, die bij nader inzien volstrekt logisch zijn. De docenten namen voor het eerst kennis van de ‘kosmische winter’ theorie, waaruit ik het ontstaan van smeltwatervloeden afleidde die gedurende de ijstijd zo’n prominente rol hebben gespeeld bij de vorming van allerlei landschapsvormen, waaronder de fjorden. Deze theorie klink behoorlijk ‘abnormaal’ als je alleen vertrouwd ben met de ‘normale’ theorie over de ijstijd die je tijdens je studie krijgt ingeprent.

In feite gaat het hier om een frontale botsing tussen de denkbeelden van de naturalistische mainstream wetenschap en een creationistische ‘rand’ wetenschapper, die blijft vasthouden aan Bijbelse tijdskaders. Het verwondert niets dat dit ‘conflict van de eerste orde’ (die gaat over uitgangspunten) wordt beleefd als het ‘normale’ tegenover het ‘abnormale’.

Abraham Kuyper wees hier al in 1898 in zijn ‘Stone-lezingen’ op. Hij stelde, dat de mainstream wetenschap uitgaat van de “hypothese van het eindeloos normaal verloop aller dingen”. Hij voegde daaraan toe, dat de gevestigde wetenschap “deze zienswijze aan ons opdringt als de enig juiste en eist dat we ons bewustzijn daaraan aanpassen“.22 Dat is precies wat je ziet gebeuren als mensen tijdens hun opleiding, zonder enig weerwoord of relativering, de theorieën van de mainstream wetenschap als waarheid ingepeperd krijgen. Het door de mainstream wetenschap aangeleerde is normaal, het alternatief dat door creationisten wordt ontwikkeld is dan abnormaal.

Abraham Kuyper gaat voor dit abnormale. Hij bepleit dat christenen een eigen wetenschap van heel de kosmos optrekken die past bij hun Bijbelse grondslag. Vanuit een Bijbels uitgangspunt wordt de natuurhistorie niet gezien als een oneindig doorlopende geschiedenis van normaal verlopende processen, maar als een in de tijd begrensd en eindig gebeuren dat is aangetast door de zondeval en sindsdien abnormaal functioneert en onderhevig is aan catastrofen van uiteenlopende aard. Normalisten staan dus in de bestudering van de natuurhistorie pal tegenover de abnormalisten – dat is volgens Kuyper het gevolg van het radicale onderscheid in wereldbeschouwing tussen de gevestigde wetenschap (de normalisten) en de creationistische (de abnormalisten).23

We weten nu veel meer over de natuurhistorie dan Abraham Kuyper. We kunnen stellen dat veel geologische feiten inderdaad in de categorie vallen van abnormaliteiten. Om maar wat te noemen. Dat alle continenten in het Paleozoïcum (volgens creationisten is dat tijdens de zondvloed) zijn afgedekt met dikke pakketten diepzeemodder die vanuit de oceaanbekkens op de continenten zijn gedeponeerd is niet normaal. Nu ontstaan er sowieso geen aardlagen, laat staan pakketten mariene sedimenten die hele continenten bedekken.24 En dat al die aardlagen boordevol zitten met fossielen van zeedieren is ook volstrekt abnormaal. Fossielen ontstaan alleen als organismen snel in sediment worden begraven en dat gebeurt tegenwoordig eigenlijk nooit.25

Dat er perioden zijn geweest waarin de hele aarde lag te roesten (Perm, Trias), episoden waarin er honderden meters dikke zoutpakketten zich in bekkens ophoopten (Perm), fasen waarin zich honderden steenkoolbanden boven elkaar in de aardlagen opstapelden (Carboon), en waarin over de hele wereld immense hoeveelheden biogene kalk op de continenten werden gedeponeerd (Krijt), of dat er op de zeebodem kilometers dikke plateaubasalten zich ontwikkelden (Jura, Krijt), en dat er een tijd is geweest waar in de Alpen machtige aardplaten over elkaar zijn geschoven en sedimentpaketten honderden kilometers zijwaarts werden verplaats (Tertiair) – dat is allemaal niet normaal, niet alledaags, niet ‘business as usual’ (actualistisch), maar volstrekt abnormaal, extreem, extraordinair en van de buitencategorie.

Hetzelfde geldt voor de ijstijdverschijnselen. Dat tijdens de ijstijd een groot deel van Noord Amerika en noordwest Europa onder onvoorstelbaar dikke lagen ijs is bedekt – bij elkaar tientallen miljoenen Aletsch gletsjers (onderstaande foto) die naast en over elkaar liggen; dat er door het ijs vanuit Scandinavië enorme aantallen zwerfkeien naar ons land zijn getransporteerd, dat er op de Veluwe door ijstongen dikke pakketten zand tientallen kilometers opzij werden geduwd, waarbij zich diepe tongbekkens ontwikkelden en hoge stuwwallen oprezen: dat is ook allemaal hoogst buitengewoon. Al deze verschijnselen, die extreem, extraordinair en abnormaal zijn, vereisen ook allemaal een niet-alledaagse, buitengewone, extraordinaire verklaring. Die wordt, voor wat betreft de ijstijdverschijnselen, inclusief de Noorse fjorden, geleverd door het ‘kosmische winter’ scenario.

“Dat tijdens de ijstijd een groot deel van Noord Amerika en noordwest Europa onder onvoorstelbaar dikke lagen ijs is bedekt – bij elkaar tientallen miljoenen Aletsch gletsjers.” Bron: Pixabay.

Wat Kuyper op grond van zuiver theologische overwegingen poneerde kunnen we nu met dieper inzicht in de aard van geologische verschijnselen met grotere stelligheid onderbouwen: dat de theorieën van de mainstream natuurhistorische wetenschap zijn gebaseerd op een foutief uitgangspunt, een denkfout26; namelijk dat men er vanuit gaat dat geologische verschijnselen, die naar hun aard volkomen abnormaal zijn, worden gezien als het resultaat van normale, alledaagse processen; daardoor worden ze ten onrechte als de normaalste zaak van de wereld voorgesteld. Dit impliceert bovendien dat men er vanuit gaat dat al die geologische abnormaliteiten in ‘deep time’ zijn ontstaan. Zo wordt wat extreem en abnormaal is verspreid over denkbeeldige miljoenen jaren en daardoor in onze perceptie ‘verdund’ tot iets wat opeens normale, alledaagse proporties krijgt. Dat is de grote truc die de gevestigde wetenschap met ons bewustzijn uithaalt: zaken die volstrekt buitenissig, extraordinair zijn uitsmeren over miljoenen jaren. Zoals bijvoorbeeld de ijstijdverschijnselen; die worden over een tijdsbestek van 2,6 miljoen jaar ‘uitgerekt’ waardoor ze opeens de gewoonste zaak van de wereld lijken.

De docenten waarvoor ik mijn verhaal hield, gaan binnenkort op studiereis. Die heeft mede ten doel om verwonderd te raken over de fjorden en andere ijstijdverschijnselen. Ze willen daarna iets van die verwondering in hun lessen overbrengen op hun leerlingen.

Deze verwondering zal zich allicht allereerst richten op de primaire beleving van de natuurverschijnselen – hoe prachtig en indrukwekkend die zijn. Maar daarnaast zou er verwondering kunnen worden bijgebracht over het volstrekt abnormale van de geologische verschijnselen die tijdens de ijstijd zijn ontstaan: de fjorden in Noorwegen en de stuwwallen, tongbekkens, zwerfkeien in ons land. In het verlengde daarvan kan zich een verrassend en dieper inzicht ontwikkelen in de wijze waarop kennisverwerving in de natuurhistorische wetenschap werkt: dat de heersende vooroordelen beslissend de interpretatie van de feiten bepalen; en dat langs deze weg in de mainstream wetenschap de meest abnormale feiten ten onrechte als iets dood normaals worden voorgesteld.

Voetnoten

Furebergfossen – Indrukwekkende waterval in Noorwegen

De Furebergfossen is een indrukwekkende waterval in Noorwegen. De waterval is makkelijk bereikbaar en te bezichtigen vanaf de weg. Het water stort bij elkaar zo’n 150 meter naar beneden en komt uit in de Maurangsfjorden. Vanaf de brug is de onderste 80 meter zichtbaar. Furebergfossen is ongeveer 70 meter breed. Bekijk de onderstaande twee video’s en verwonder!

Besloten geologiebijeenkomst ‘CreaGeo’ vanwege gezondheidsproblemen organisator voor de laatste keer verplaatst naar 20 april 2024 D.V.

Vanwege aanhoudende gezondheidsproblemen zien we ons genoodzaakt om de besloten geologiebijeenkomst te verplaatsen naar 20 april 2024 D.V. Als we het mogen beleven zullen we daar in na de zomervakantie nog wat aanvullende informatie over geven. De bijeenkomst wordt in het geheel verplaatst. De thema’s zullen dus hetzelfde blijven. Wanneer het 20 april 2024 opnieuw niet lukt, dan stellen we het uit tot nader orde.1

Drs. Hans Hoogerduijn hield op het congres te Hardinxveld-Giessendam (van 2022) een lezing over het ‘Rekolonisatiemodel‘. Deze lezing is hier terug te kijken: https://oorsprong.info/congres-over-bijbel-wetenschap-2022-4-drs-hans-hoogerduijn-rekolonisatie-en-de-aardgeschiedenis-hoe-de-zondvloed-en-de-roerige-periode-erna-geschiedenis/. Handig omdat dit een onderwerp is dat ook op de besloten bijeenkomst aan bod komt. Wat is uw reactie op dit verhaal? Per e-mail gestuurde feedback zal, indien dat wenselijk is anoniem, gebruikt worden op de besloten geologiestudiedag.

Op 30 maart 2023 verscheen de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht‘.2 De livestream en officiële opname zijn via de in de voetnoot genoemde linkjes terug te kijken.3 De bundel bevat helaas geen specifiek geologische bijdrage. ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht‘ is hier te bestellen. Als de Heere het leven en de gezondheid geeft hoop ik daarnaast met enige regelmaat natuurwetenschappelijke bijdragen te (laten) plaatsen via de website ‘Oorsprong’. Houd u daarom www.oorsprong.info in de gaten! Hopelijk tot ziens op 20 april 2024 D.V.!

Aanmelden

Noot van de redactie: Dit artikel onderging op 2 januari 2024 enkele wijzigingen.

Voetnoten

Bouwen aan een creationistisch wereldbeeld – (Literatuur)onderzoek ter onderbouwing van een bijbelgetrouw standpunt

Creationistisch onderzoek is belangrijk voor de opbouw van een creationistisch wereldbeeld. Ik, Jan van Meerten, wil met deze website bouwen aan dit creationistische wereldbeeld. Daarvoor doe ik onder andere (literatuur)onderzoek. Hieronder de grote thema’s waarmee ik mij de afgelopen jaren heb bezig gehouden en waarvoor ik mij de komende jaren, als de Heere de gezondheid en het leven geeft, wil inzetten. Achter het dikgedrukte thema een korte omschrijving. Na de overkoepelende thema’s ook enkele thema’s die kleiner en meer doelgericht zijn opgezet. Als laatste enkele thema’s die ik al jaren als hobbythema heb en graag ook verder uitbouw.

Overkoepelde thema’s

Geschiedenis van scheppingsleer en scheppingsmodel in de periode 1800-1925. Veel sceptici geven aan dat het door hen zo genoemde creationisme ontstaan is met de activiteiten van George McCready Price en de bekende Scopes Trial (1925). De literair-historische lezing van Genesis zou een moderne uitvinding zijn van de laatste honderd jaar. Als het gaat om de scheppingsleer dan lijkt het er echter op dat de eerste 1800 jaar het grootste gedeelte van de kerk de verhalen in Genesis (in ieder geval voor het grootste gedeelte) opvatte als historische gebeurtenissen. In de 18e eeuw waren er zondvloedgeologen en theologen die uitgingen van een historische zondvloed. Sommigen zien de rede van geoloog en natuurtheoloog Adam Sedgewick in 1831 als de grafrede van de zondvloed. Is het daarna stil geworden? Met dit onderzoek naar boeken en artikelen van Nederlandse predikanten, onderwijzers, theologen en natuurwetenschappers van 1800-1925 wil ik aantonen dat het tegendeel waar is. Ik begin daarbij bij de afgescheiden en dolerende kerken (1834-einde van het onderzoeksgebied) en de kring rond het zogenoemde Reveil (1817-ca 1865), maar hoop dat later breder te kunnen trekken.

Visie Gereformeerde Gezindte op schepping of evolutie vanaf 1925. Zelf aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente doe ik graag onderzoek naar de visie van de Gereformeerde Gezindte in de breedste zin van het woord op schepping en evolutie. Deze periode start in 1925, omdat in het vorige onderzoek genoemde periode dan eindigt. Onder de Gereformeerde Gezindte versta ik de volgende kerken en groeperingen: Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk, Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken Nederland, de Gereformeerde Kerken (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband, Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en diverse vrije gereformeerde kerken en evangelisaties.

Geologie van de Benelux. Creationisten uit Nederland, België en Luxemburg (Benelux) hebben de afgelopen jaren relatief weinig aandacht besteed aan de geologie van de Benelux. Rond de millenniumwisseling was er een expositie over ijstijden op Urk, drs. Tom Zoutewelle van Creaton organiseert jaarlijks excursies naar de Ardennen, drs. Hans Hoogerduijn heeft als het gaat om de Ardennen in privésfeer artikelen geschreven, ing. Stef Heerema schreef en sprak over de zoutlagen in Noord-Nederland en ijstijdverschijnselen en ing. Cok van der Louw schreef in het verleden een brochure over de zondvloed in Nederland en deed wat veldwerk. Het is hard nodig dat er meer veldwerk en literatuurstudie wordt gedaan door creationisten naar de ondergrond van de Benelux. Graag zou ik samen met een groep studenten en academici werken aan veldwerk, literatuurstudie en publicaties over de ondergrond van de Benelux in creationistisch perspectief.

Geologie van Hongarije. Creationisten hebben erbarmelijk weinig nagedacht over de geologie van Hongarije. Samen met Lorens Knap van Hongarije Holidays heb ik een vijfdaagse geologie-excursie naar Hongarije georganiseerd. We hebben daar vulkanische afzettingen, zand- en kalksteenformaties en grotten bekeken. Ik hoop de geologische locaties verder in kaart te brengen, (literatuur)onderzoek te doen en de geologische en paleontologische zaken te beschouwen binnen een creationistisch wereldbeeld.

Onderbouwing zondvloed/post-zondvloed-grens. De zondvloed/post-zondvloedgrens is een discussiepunt onder creationisten. Sommige creationisten beweren dat de geologische kolom van ná het Precambrium ná de zondvloed is afgezet. Andere creationisten denken dat de zondvloedgrens om en nabij het Perm ligt of iets lager, in het Devoon. Weer andere creationisten geven aan dat de grens om en nabij Krijt/Paleogeen ligt. Nog weer andere creationisten denken dat de grens in de buurt van de Mioceen/Plioceen-grens ligt. En als laatste zijn er creationisten die aangeven dat de zondvloedgrens boven de zogenoemde ‘ijstijdafzettingen’ ligt. Ik ben mijn hele creationistische leven hier al over na aan het denken en mijn voorkeur gaat momenteel uit naar de Krijt/Paleogeen-grens als interessante werkhypothese. Hiervoor wordt door verschillende academische creationisten onderbouwing gegeven. Maar zijn die argumenten overtuigend genoeg? De tijd zal het leren.

Scheppings-, paradijs- en zondvloedverhalen. Bij aloude volkeren zijn talloze schepping-, paradijs- en zondvloedverhalen te vinden. Het is goed om deze verhalen in kaart te brengen en te kijken hoe ze aan elkaar verwant zijn. Veel oudtestamentici kijken daarbij slechts naar het Midden-Oosten, maar mijn doel is om dit gegeven wereldwijd te bezien!

Menselijke evolutie. In de afgelopen honderdvijftig jaar zijn er verschillende mensachtigen gevonden. De vraag rijst op groot de menselijke variatie is onder de mensachtigen. Creationisten schrijven al net zo lang als de vondsten over deze vondsten. Sommige creationisten zijn zeer stellig, anderen meer voorzichtig. Hoeveel evolutie kan de menselijke ‘soort’ aan en hoe groot was de variatie in het verleden?

Versmalde thema’s

Mount St. Helens. In 1980 blies de vulkaan Mount St. Helens zijn top eraf. Dat leidde tot allerlei geologisch interessante verschijnselen. Creationisten hebben deze verschijnselen in kaart gebracht en daar over gepubliceerd. Ik ben deze publicaties aan het verzamelen en wil dat samenvatten in een groot verhaal zodat we in Nederland ook mee kunnen genieten van dit creationistische onderzoek. Replieken op dat onderzoek moeten worden weersproken en zo nodig weerlegd zodat dit een icoon kan blijven van het catastrofisme.

St. Joris en de draak. Dankzij een sponsor ben ik in 2018 op bezoek geweest bij het Creation Museum van Answers in Genesis. De video’s die in het Creation Museum getoond worden zijn in een collectie dvd’s uitgegeven: The Creation Museum Collection. Eén dvd in deze collectie gaat over draken en beeldt aan het begin de legende van St. Joris en de draak uit. Er is kritiek gekomen op het gebruik van deze legende door creationisten. De draak in het verhaal zou in de oorspronkelijke verhalen niet voorkomen. Joris zou in dat geval nooit met een draak gestreden hebben. De draak is later toegevoegd. Indien dat het geval is, kunnen wij het verhaal niet gebruiken ten gunste van de vanuit ons wereldbeeld opkomende gedachte dat mensen en dinosauriërs samen geleefd hebben. Daarom wil ik onderzoek doen naar de herkomst en de receptiegeschiedenis van deze legende door de eeuwen heen.

De planetologie van ons zonnestelsel. Ons zonnestelsel heeft mij al vanaf mijn vroegste jaren gefascineerd. Hoe kan het zo zijn dat slechts op aarde leven voorkomt? Is dit zonnestelsel werkelijk zo oud als naturalistische wetenschappers beweren? Hoe zijn de geologische verschijnselen op manen en planeten in ons zonnestelsel ontstaan? Met dit afgebakende, maar uitgebreide onderzoek, wil ik mij daarmee bezig houden.

RATE-project. Binnen dit versmalde thema wil ik op zoek naar materialen rondom het zogenoemde RATE-project. Er is door de jaren heen veel materiaal over geschreven, vervolgonderzoek gedaan etc. Ik zou dat vervolgonderzoek graag willen samenvatten in een artikel, een ander artikel wijden aan het (voor)traject en in een laatste artikel alle kritieken bundelen.

Walvissen van de Pisco-formatie. Een van de paradepaardjes van creationistisch onderzoek vind ik de walvissen van de Pisco-formatie. Binnen dit versmalde thema wil ik het onderzoek samenvatten, werken aan een of meerdere artikelen over dit onderzoek en zo het in Nederland bekendmaken.

Hobbythema’s

Genealogie van het geslacht Van Meerten. Ik ben al jaren bezig met de genealogie van het geslacht Van Meerten. Veel materiaal heb ik in uitgeprinte of (digitaal) offline vorm. Ik zou deze genealogie graag voor een breed publiek bekendmaken zodat mijn familieleden of ‘geslachts’genoten mee kunnen denken en mee kunnen genieten.

Betuwse streekgeschiedenis. De eerste Van Meerten die in de bronnen voorkomt (zo rond 1100) is gevestigd in de Betuwe. Ik zou graag meewerken aan de Betuwse streekgeschiedenis tot aan 1900 om zo een beeld te krijgen van het leefgebied waarin mijn voorgeslacht woonde.

Dit artikel verscheen in 2019 op de oude website van ‘Oorsprong’ en is hier licht aangepast overgenomen. Omdat mijn gezondheid door hartfalen dagelijks broos is en ik veel bedlegerig ben lukt het niet om daadwerkelijk veldwerk te doen en zal het voorlopig bij literatuuronderzoek blijven. Gebed gevraagd of de Heere de middelen wil zegenen! Dit is een werkdocument en kan aangepast worden!