Home » Biogeografie

Categorie archieven: Biogeografie

‘Dinosaurs of Croatian carbonate platform’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel twee: ‘Dinosaurs of Croatian carbonate platform‘.

Voetnoten

‘Dinosaur Biogeography’ – Rond de presentatie van dr. Marc Surtees (ICC), een drieluik

Vorig jaar presenteerde zoöloog dr. Marc Surtees uit Schotland een abstract op de ‘Ninth International Conference on Creationism‘ (ICC). Zijn presentatie ging over paleobiogeografie van de dinosauriërs.1 Dr. Surtees gaat er van uit dat de gevonden dinosauriërs uit het Mesozoïcum van ná de zondvloed dateren. Zij spreidden zich vanaf de ark van Noach uit over de aarde. We willen deze visie van dr. Surtees (in de woorden van deze zoöloog) uitwerken in een drieluik. Het eerste deel en tweede deel van dit drieluik omvatten twee presentaties van dr. Surtees. Het derde deel is een samenvatting van de abstract en lezing van dr. Surtees op de ICC (met behulp van zijn PowerPoint die hij ons toestuurde). Het doel van dit drieluik is om studenten en academici te stimuleren tot een soortgelijke deelname (of zelfs met een paper) aan de tiende ICC (vermoedelijk 2028 DV) en een lans te breken voor andere zondvloedmodellen. Vandaag deel één: ‘Dinosaur Biogeography‘.

Voetnoten

‘Journey to Novarupta’ – Documentaire van Genesis Apologetics laat verwoestende gevolgen zien van deze vulkaanuitbarsting

In 1912 barstte de vulkaan Novarupta uit. Deze Alaskische vulkaanuitbarsting was dertig keer sterker dan de bekende uitbarsting van Mount St. Helens. Wetenschapper en creationist dr. David E. Shormann heeft honderd jaar na dato onderzoek gedaan naar deze vulkaanuitbarsting en plaatst de uitkomsten in creationistisch licht. Hij ziet het gebied rond Novarupta als laboratorium voor het catastrofale verleden. In 2013 presenteerde hij zijn onderzoeksresultaten op de zevende International Conference on Creationism.1 Zijn paper had als titel ‘The Giant 1912 Eruption of Novarupta-Katmai: Laboratory Illustrating Earth’s Catastrophic Past’.2 Tien jaar later is er bij Genesis Apologetics een documentaire verschenen over deze bekende uitbarsting en het werk van dr. Shormann. Deze documentaire is hieronder, met dank aan Genesis Apologetics, gratis te bekijken.

Voetnoten

Mesodma, een biostratigrafische uitdaging voor een K/Pg-zondvloedgrens

Mesodma. Een boombewonend zoogdiertje zo groot al een muis. Als omnivoor een overlevende van de grootste ramp aller tijden (de zondvloed). Mesodma zorgt bij sommige creationisten voor hoofdbrekens. Het is namelijk een zoogdier dat, volgens sommige creationisten, aan boord van de ark zat en precies naar dezelfde plaats terugkeerde waar het voor de zondvloed leefde. Dat is wel heel toevallig!

Figuur 1: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Mesozoïcum. Voor fossielen uit het Kenozoïcum (Paleogeen) zie figuur 2. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Cretaceous’. 

Mesodma

Onlangs ontving ik het in het Nederlands vertaalde boek ‘Fossils and the Flood’ van de paleobioloog Paul Garner (MSc.).1 Wat ik waardeer aan dit boek is dat Garner ook onbekendere soorten weergeeft, zoals Mesodma en Alphadon. Dit waren kleine zoogdieren die volgens Garner leefden in het leefgebied (bioom) van de dinosauriërs. Paul Garner verdedigt de K/Pg-grens als de grens tussen de zondvloed en de tijd ná de zondvloed (in het vervolg zondvloedgrens genoemd). Iets wat ik beschouw als een interessante werkhypothese. Alphadon (behorend tot de familie Alphadontidae) lijkt goed te passen binnen deze werkhypothese. We vinden volgens PaleoBiology Database (PBDB) dit soort in het Mesozoïcum van Noord-Amerika (en mogelijk in Portugal).2 In het Paleogeen (Eoceen) vinden we dit soort alleen in Algerije. Alphadon leefde voor de zondvloed dus in een andere streek dan ná de zondvloed. Fossielen van Mesodma zijn echter een flinke uitdaging voor creationisten die de K/Pg-zondvloedgrens als werkhypothese hanteren.

Figuur 2: Locaties waar fossielen van Mesodma worden gevonden. Het betreft alleen fossielen uit het Paleogeen. Voor fossielen uit het Mesozoïcum (Krijt) zie figuur 1. Bron: Screenshot The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Mesodma’ en filter ‘Paleogene’. 

Biostratigrafie

We zouden niet verwachten dat soorten precies naar de plaats migreerden waar ze voor de zondvloed geleefd hebben. We zouden een biostratigrafisch gat verwachten tussen de Noord- Amerikaanse soorten in het Krijt en de Noord-Amerikaanse soorten in het Paleoceen.3 Zeker als we rekening houden met de theorie van Catastrophic Plate Tectonics waarbij hele continenten verschoven zijn naar andere breedtegraden en dat ecosystemen op die continenten (daardoor) drastisch veranderd zijn.4 Door verdedigers van de K/Pg-zondvloedgrens wordt dit overigens erkend. Dr. Marcus Ross deed onderzoek naar de biostratigrafische verspreiding van diersoorten in relatie tot de gepostuleerde zondvloedgrenzen.5 Hij gaf in 2019 een lezing hierover voor The Creation Summit van The Master’s University.6 Hierin verklaarde hij dat zijn voorkeur voor de K/Pg-zondvloedgrens niet perfect is, maar wel een betere kandidaat dan de, door sommige creationisten, gepostuleerde Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens. Voor Noord-Amerika zag hij, in de biostratigrafische verspreiding van de placentale zoogdieren en de multituberculate zoogdieren (Mesodma), ook uitdagingen voor de K/Pg-zondvloedgrens. Deze eerlijkheid verhelpt het probleem helaas niet.

De uitdaging

Wat is de uitdaging voor creationisten inzake het zoogdiertje Mesodma? Mesodma behoort tot de familie Neoplagiaulacidae. Het betreft een familie uitgestorven multituberculate zoogdieren. Deze familie is vooral te vinden in aardlagen van het Boven-Krijt tot en met het Paleogeen (Oligoceen). Creationisten hebben nog geen baraminologisch onderzoek gedaan of deze door naturalisten geclassificeerde familie ook daadwerkelijk één holobaramin is. Dat zou nodig zijn om de uitdaging van Mesodma op te lossen. De familie Neoplagiaulacidae is namelijk breder verspreid over de wereld. Fossielen van Mesodma worden slechts gevonden in Noord-Amerika (zowel in het Krijt als in het Paleogeen). We zien in de afbeeldingen hierboven dat de fossielen van Mesodma veelal op dezelfde plaats worden gevonden. Dat geldt zowel voor het Krijt als het Paleogeen. Is dit soort na de zondvloed naar precies dezelfde plaats teruggekeerd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Moet de zondvloedgrens dan niet wat hoger of lager liggen? Dan zal dit biostratigrafische probleem zich hoogstwaarschijnlijk voordoen bij andere soorten. Hoe dit op te lossen?

Figuur 3: De biostratigrafische verspreiding van de familie Neoplagiaulacidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Neoplagiaulacidae’

Oplossing?

We hebben gezien dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma een natuurwetenschappelijke uitdaging vormt voor de K/Pg-zondvloedgrens. Hoe kunnen creationisten dit oplossen?

  • Het probleem laten staan (in de ijskast). We zouden kunnen zeggen dat alle zondvloedgrenzen problemen hebben en dat er veel aanwijzingen zijn voor deze specifieke zondvloedgrens. We parkeren Mesodma in de ijskast en laten het zo lang liggen totdat er een gelegenheid voordoet dat de biostratigrafische verspreiding van Mesodma wél verklaard kan worden. We hebben immers nog niet alle puzzelstukjes.
  • Fossielen van Mesodma op andere plaatsen ter wereld vinden. We gaan bijvoorbeeld in Paleogene aardlagen van Europa, Afrika en Azië op zoek naar fossielen van Mesodma. We laten het probleem niet passief in de ijskast staan, maar gaan actief op zoek. Immers, als Mesodma op veel meer plaatsen gevonden wordt dan in Noord-Amerika alleen is dat een aanwijzing dat Mesodma na de zondvloed niet slechts naar Noord-Amerika migreerde maar zich over de hele wereld verspreidde.
  • Baraminologisch onderzoek. Volgens naturalisten behoort Mesodma tot de familie Neoplagiaulacidae. Zoals gezegd hebben creationisten nog nauwelijks baraminologisch onderzoek gedaan naar Neoplagiaulacidae. De meeste baramins (‘naar hun aard’) liggen op het niveau van familie, dus het ligt voor de hand dat dit hier ook geldt. We zien via PaleoBiology DataBase (PBDB) dat soorten uit de familie Neoplagiaulacidae over de wereld verspreid voorkomen tot en met het Oligoceen (Noord-Amerika, Europa en Azië). Waarbij deze familie in het Krijt slechts uit Noord-Amerika bekend is. De familie heeft zich dan na de zondvloed beter over de wereld kunnen verspreiden dan vóór de zondvloed. We moeten dan alleen nog verklaren dat de typespecifieke kenmerken van Mesodma uit het Krijt ook terugkomen in Mesodma uit het Paleogeen.
  • Reworking. Mesodma wordt in Noord-Amerika vooral gevonden in de eerste laag ná de K/Pg-zondvloedgrens (het Paleoceen). Omdat het om een betrekkelijk klein fossiel gaat, waarbij vaak ook nog eens slechts de tanden worden gevonden, zou hier sprake kunnen zijn van reworking. Mesodma heeft dan zelf de zondvloed niet overleefd. De fossielen zijn losgeraakt uit de Krijtafzettingen en opnieuw afgezet in het Paleoceen. Omdat naturalisten ook geïnteresseerd zijn in het vraagstuk welke soorten de meteorietinslag aan het einde van het Krijt hebben overleefd kunnen zij creationisten hierbij helpen en omgekeerd. Als het om reworking gaat dan zijn het fossielen uit het Krijt en was Mesodma in het Paleoceen uitgestorven. Probleem is dat het dan wel om héél veel fossielen gaat waarvoor reworking geldt. Intensief onderzoek is nodig!
  • Verhogen of verlagen van de zondvloedgrens. Er zijn creationisten die het probleem inzake Mesodma zullen aandragen als één van de redenen voor het verlagen of verhogen van de zondvloedgrens. Ze zullen zeggen: ‘Zie je wel, naast een waslijst aan problemen voor deze zondvloedgrens is Mesodma er opnieuw één. Verlagen of verhogen die zondvloedgrens!’ De uitdaging is echter dat wáár je de zondvloedgrens ook plaatst, je tegen geologische of paleontologische problemen aan zult lopen. Biostratigrafie geeft problemen zowel voor de Plioceen/Pleistoceen-zondvloedgrens als voor de Perm/Trias-zondvloedgrens. Verhogen of verlagen heeft dus voor wat betreft biostratigrafie weinig zin.
  • God-of-the-gaps. Er zijn creationisten die deze biostratigrafische uitdagingen wegverklaren met een beroep op het directe handelen van God. De Heere heeft de soorten dan direct geleid naar de plaats waar ze voor de zondvloed leefden. Het probleem valt dán voor alle zondvloedgrenzen weg en dr. Ross heeft nutteloos werk verricht om voor twee voorgestelde zondvloedgrenzen dit in kaart te brengen. Tegenwerping is echter dat voor een direct handelen van God bij de biogeografische verspreiding van soorten, in Genesis geen aanwijzingen zijn. De soorten kwamen volgens de openbaring in Genesis wel op Goddelijke aanwijzing naar de ark. De biogeografische verspreiding van de soorten ná de ark volgt echter Gods gewone weg (namelijk via de door Hem gestelde ‘natuurwetten’). Soorten krijgen de opdracht zich te verspreiden over de aarde, uiteraard in Zijn voorzienigheid. Niets wijst er echter op dat de Heere ook directe gebieden aanwees voor de soorten. Het zou kunnen, maar het is niet geopenbaard of aangetoond en daarmee ad hoc.
  • Toeval. Het geldt alleen voor Mesodma dat deze precies terugkeerden naar het leefgebied waar ze voor de zondvloed leefden. We hebben gezien dat dit voor bijvoorbeeld voor Alphadon niet geldt. Het is onder samenloop van omstandigheden dat dit zo gebeurde, iets wat wij vanuit menselijk perspectief toeval zouden noemen. Helaas geldt dit probleem niet slechts voor Mesodma, maar volgens dr. Marcus Ross voor 15% van de genera (in Noord-Amerika). Dat is wel heel toevallig!
Figuur 4: De biostratigrafische verspreiding van de familie Alphadontidae. Blauw-groen zijn vondsten uit het Mesozoïcum. Oranje zijn vondsten uit het Kenozoïcum. Bron: Screenshot van The Paleobiology Database met als zoekterm ‘Alphadontidae’.

Ten slotte

We hebben gezien dat Mesodma een uitdaging vormt voor hen die een K/Pg-zondvloedgrens verdedigen. Mesodma is een wat creationisten classificeren als grensoverschrijdend soort. Sommige creationisten zullen deze uitdaging bagatelliseren. Anderen zullen actief op zoek gaan naar een verklaring of passief het probleem laten staan. Zelf ben ik er voorstander van om allereerst de uitdaging in kaart te brengen. Hoe groot is de uitdaging en wat zijn de mogelijke oplossingsrichtingen? Daarna zouden die oplossingsrichtingen stuk voor stuk en in-depth verder uitgewerkt moeten worden.7 Creationistische experts zouden hierbij niet over één nacht ijs moeten gaan. Waarom? Tot eer van de Schepper en tot heil van de naaste! Soli Deo Gloria!

Voetnoten

Ouwehands Dierenpark krijgt als eerste en (voorlopig) enige Nederlandse dierentuin koala’s

Koala’s! Ze staan hoog op het lijstje van iedere dierenliefhebber. Helaas zijn ze niet te vinden in de Nederlandse dierentuinen.1 Maar daar komt verandering in. De schattige buidelbeertjes worden na de zomer van 2023 D.V. verwacht in Ouwehands Dierenpark2 te Rhenen. Om hoeveel koala’s het gaat heeft de dierentuin nog niet bekendgemaakt.3

Na de zomer van 2023 D.V. hoopt Ouwehands Dierenpark, als eerste en voorlopig enige dierentuin in Nederland, koala’s toe te voegen aan hun dierenlijst. Bron: Pixabay.

‘Australian Experience’

In december van dit jaar zal naar verwachting het ontwerp en de engineering van het verblijf rond zijn, zodat in januari 2023 D.V. wordt gestart met de bouw van het verblijf. De koala’s worden na de zomer van 2023 verwacht. De komst van deze buidelberen naar Rhenen maakt onderdeel uit van het Europese fokprogramma voor het behoud van bedreigde diersoorten (EEP)4. Het dierenpark wil met het fokken van koala’s bijdragen aan het gezond houden van de populatie. Maar de dierentuin wil met de komst van deze dieren ook bijdragen aan educatie van bezoekers. De dierentuin: “De dieren die in Ouwehands Dierenpark leven zijn een ambassadeur voor hun wilde soortgenoten. Bezoekers van de dierentuin leren over hoe bijzonder de diersoort is en wat er nodig is voor bescherming van de soort en zijn natuurlijk leefgebied.5 Het project wordt intern ‘Australian Experience’ genoemd en zal een oppervlakte van ongeveer 1800 vierkante meter omvatten. De dierentuin: “De koala leeft solitair wat betekent dat elk dier een eigen binnen-, nacht- en buitenverblijf zal krijgen. Het leefgebied van de koala wordt zover mogelijk nagebootst. De bezoeker legt een reis af vanuit de droge woestijn van Australië naar een oase van groen. In het centrum van het gebouw bevindt zich straks een belevingsvolle binnentuin van ca. 170 m2.6 Duurzaamheid speelt bij het project een belangrijke rol. “Het gebouw wordt voorzien van warmtepompen en zonnepanelen om het juiste klimaat te beheersen zonder fossiele brandstoffen.7 Wanneer de koala in 2023 gearriveerd zal zijn, dan zal Ouwehands Dierenpark de eerste en voorlopig ook enige dierentuin in Nederland zijn die dit soort zal huisvesten. De dierentuin hoopt dat de zachte buidelbeertjes, net als de eerdere pandaberen, publiekstrekker zullen worden.

Koala

De koala komt alleen voor in Zuidoost-Australië en staat op de IUCN Rode Lijst als kwetsbaar.8 In Australië zelf wordt het dier vanaf 2012 gezien als bedreigd diersoort.9 De populatie koala’s gaat namelijk snel achteruit ten gevolge van bosbranden en overstromingen. Omdat ze een zeer eenzijdig eetpatroon hebben, koala’s eten bijna uitsluitend bladeren van de eucalyptusboom, zijn de buidelberen extra kwetsbaar. De beestjes zijn ongeveer 65 tot 75 centimeter lang en wegen tussen de acht en twaalf kilo. De koala of buidelbeer behoort tot de familie Phascolarctidae en is de enige nog levende soort binnen die familie.10 De familie Phascolarctidae bevat wel meerdere uitgestorven soorten. Het eerste fossiel van een koala-achtige dateert uit het late Oligoceen.11 Voor naturalisten is de evolutionaire afstamming van de koala’s, door gebrek aan fossielen, onbekend en daarmee niet verklaard. Voor creationisten is de paleobiogeografische verspreiding en evolutionaire ontwikkeling12 van de Australische buideldieren in het algemeen, en de koala’s in het bijzonder, een groot probleem. Geen enkele verklaring voldoet voor de paleobiogeografische verspreiding van de Australidelphia (waartoe ook de Diprotodontia, of klimbuideldieren behoren).13 Hoe hebben deze diersoorten zich verspreid vanaf de landingslocatie van de ark? Hopelijk is de komst van koala’s naar Nederland een stimulans voor Nederlandstalige creationisten om hier verder en dieper over na te denken.14

Voetnoten