Home » Artikelen geplaatst door Ruth Seldenrijk
Auteursarchief: Ruth Seldenrijk
Wanneer word je mens?
Vroeger was het duidelijk: vaders en moeders vertelden hun kinderen dat ooievaars baby’s brengen. Intussen is die ooievaar vaarwel gezegd. Ouders leggen hun kinderen uit dat ze zijn begonnen als embryo. Prima, maar ‘t maakt het er niet eenvoudiger op. Wat vertel je namelijk over zo’n embryo? Is dat al een mens? En zo niet, wanneer wordt het dan een mens?
Het ontstaan van een nieuw mensenleven kun je gerust een wonder noemen. Dat wordt met name duidelijk als je inzoomt op de ontwikkeling van een embryo:
- Het begint allemaal bij de bevruchting (conceptie). Een minuscule zaadcel, die kleiner is dan 0,05 millimeter, fuseert met een naar verhouding reuzegrote eicel, van 0,135 millimeter. Samen wordt dit een zygote. Deze zygote begint zich al snel te delen in meerdere cellen.
- Al direct na de bevruchting – het embryo is dan nog geen 16 cellen groot! – begint de communicatie tussen embryo en moeder. Binnen twee etmalen verschijnt er in het bloed van de moeder al een speciaal voor de zwangerschap gemaakt eiwit (‘early pregnancy factor’). Voordat het embryo zich in het baarmoederslijmvlies nestelt (nidatie), heeft het er op deze manier al voor gezorgd dat het door het moederlichaam wordt herkend. Het embryo wordt dus niet (zoals al het andere dat lichaamsvreemd is) door het immuunsysteem van de moeder afgestoten.
- Al delend nestelt het embryo zich in het slijmvlies van de baarmoederwand. Daarmee begint een continu ontwikkelingsproces dat levenslang doorgaat.
- Bij een zwangerschap van tien weken (gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie), spreek je niet meer van een embryo, maar van een foetus. Vanaf dat moment is de menselijke vorm geheel aanwezig en zal de vrucht alleen nog maar rijpen en uitgroeien.
Wat is leven?
In de embryologie worden de vorm- en functieveranderingen van het embryo bestudeerd. Kunnen embryologen dan misschien antwoord geven op de vraag wanneer er sprake is van menselijk leven? Niet volgens embryoloog prof. dr. J.A. Los (1926-2000). Hij onderstreept dat hij en zijn collega’s niet het menselijk leven bestuderen. Wat ze wel doen is zo nauwkeurig en ondubbelzinnig mogelijk de vorm- en functieveranderingen van het embryo beschrijven. Een embryoloog leest het leven slechts af aan levensverschijnselen, zegt Los. Het leven zelf bestuderen is net zo onmogelijk als de dood bestuderen. Een medicus die moet vaststellen of iemand is overleden, kent de dood niet. Hij concludeert alleen dat de dood is ingetreden op grond van het ontbreken van symptomen van leven. Dit geeft aan dat leven en dood in de kern een mysterie zijn: niemand weet wat leven is, alleen dat het gegeven is.
Het embryo is een mens?
Terug naar de vraag wanneer er sprake is van menselijk leven. Meteen na de conceptie zijn er kenmerken van leven waarneembaar. Die zaken kan de embryoloog beschrijven. Hij beschrijft dan een mens in het allereerste begin van zijn ontwikkeling, en niet: een embryo in het begin van de menswording. Vanaf dat moment heb je dus te maken met een levende embryo van de mens. Hierover kan de embryoloog geen waardeoordeel uitspreken, juist omdat hij geen kennis heeft over het leven zélf. Niemand weet wat leven is. Wie is dan bevoegd om van een embryo te zeggen dat het ‘minder mens’ is dan hijzelf? De kerkvader Augustinus gaat in zijn Enchiridon ook uit van een continue ontwikkeling vanaf de conceptie: ‘stel dat een geboren kind heel vroeg in de zwangerschap was overleden, dan nog was het dít mensenkind’. Puur embryologisch gezien is het embryo een mens. Weliswaar is hij in staat om twee of meer mensen te worden, maar naar zijn genoom wordt hij door de wetenschappers gerekend tot de soort Homo sapiens. De embryoloog heeft met zijn onderzoeksmethoden nooit een ‘persona’ en evenmin een ‘ziel’ gezien of beschreven, wat men daar ook mee moge bedoelen. Het embryo is en blijft daarom mens, uit hoofde van zijn ‘zo zijn’. Daarom mag dit menszijn geen ruilobject zijn voor het welzijn van andere mensen. En we weten dat niet de moeder, maar het kindje vanaf het allereerste begin de gehele zwangerschap stuurt tot en met de geboorte.
Intrinsieke finaliteit
Het embryo is drager van een intrinsieke finaliteit. Dat wil zeggen dat het een essentiële doelgerichtheid heeft: niet richting paard of kip, maar uitsluitend richting mensenkind. Daardoor neemt het deel in de waardigheid van de menselijke persoon. Dr. W.J. Eijk wijst erop dat het ontwikkelingsproces vanaf de bevruchting doelmatig en doelgericht verloopt. Volgens de hedendaagse biologie ligt deze intrinsieke finaliteit besloten in het ontwikkelingsprogramma dat het kind stuurt. Dit programma wordt uitgevoerd door de chromosomen – de magazijnen van erffactoren – die vanaf de conceptie vastliggen. Dit criterium geldt ongeacht of het embryo nu een persoon is of niet. Erkenning van deze intrinsieke finaliteit vormt de meest fundamentele waarborg voor de bescherming van het leven voor en na de geboorte.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Leef. De volledige bronvermelding luidt: Seldenrijk, R., 2015, Wanneer wordt je mens?, Leef 31 (5): 10-11 (PDF).