Home » Artikelen geplaatst door Maarten Klaassen (Pagina 2)

Auteursarchief: Maarten Klaassen

Wetenschapsbijbel miskent scheppingsorde

Gender is een hot topic vandaag. Het was te verwachten dat de pas verschenen Wetenschapsbijbel er aandacht aan zou besteden. Helaas wordt er geen recht gedaan aan de Schrift.

Er wordt een heel lemma gewijd aan de manier waarop de Bijbel over man(nelijkheid) en vrouw(elijkheid) spreekt. Volgens de auteur, dr. Anne Mareike Schol-Wetter, is gender in de Bijbel „niet zozeer een vaststaand gegeven” als wel „een ideaal waaraan individuen in meer of mindere mate kunnen voldoen”. Voor mannen gaat het dan bijvoorbeeld om eigenschappen als dapperheid en zelfbeheersing.

Wie langs deze lijnen de Bijbel leest, ontdekt geregeld dat mannen door de mand vallen (denk aan David of Ahasveros). We kunnen de auteur alleen maar bijvallen dat er niemand is die aan het Bijbelse ideaal voldoet en dat de Schrift impliciet en expliciet ons bekritiseert. So far, so good.

Essentie

Mijn moeite met dit lemma zit vooral in het feit dat de auteur de vraag naar wat man en vrouw-zijn inhoudt en wat hen onderscheidt, (bewust?) lijkt te laten liggen. Ze richt zich vrijwel uitsluitend op wat mannelijk en vrouwelijk gedrag is, de functionele kant van het man en vrouw-zijn. Dr. Schol hoopt zo „af te [kunnen] stappen van een strikte tweedeling tussen mannen en vrouwen”. Het lijkt erop dat ze zich ver wil houden van vragen over de essentie van het man en vrouw-zijn. Maar die vlieger gaat niet op. Dan doe je ook geen recht aan de Schrift. Helaas is dat het geval in deze bijdrage.

Rolverhouding

Volgens de auteur waren er in de oudheid (en dus ook in de Bijbel) „geen automatisch (biologisch) verkregen en onvervreemdbare eigenschappen”. Dat is nonsens. Allereerst onderscheiden Genesis 1 en 2 duidelijk tussen de anatomie van man en vrouw en de sociale rol (genderrol). Oudtestamenticus Michael Levevre wijst erop dat ”zakar” (mannelijk) en ”neqebah” (vrouwelijk) uit Genesis 1 verwijzen naar de mannelijke en vrouwelijke anatomie, terwijl het ”ish” (man) en ”isha” (vrouw) uit Genesis 2 gebruikt worden voor de sociale rol van man en vrouw.

Daarnaast wordt de schepping van man en vrouw in Genesis 1 in één adem verbonden met de opdracht om vruchtbaar te zijn en de aarde te vervullen. Je hoeft geen bioloog te zijn om te weten dat dit onlosmakelijk verbonden is met de biologische constitutie van de man om kinderen te verwekken en van de vrouw om kinderen te baren.

Nog bonter maakt de schrijver het als ze stelt dat er in Genesis 1 en 2 nog geen sprake is van een onderlinge hiërarchie. Dat zou pas volgen op de zondeval. De schrijver gaat dus uit van een strikt egalitaire verhouding van man en vrouw. Dat is pertinent onwaar. De rolverhouding tussen man en vrouw is niet een gevolg van de zondeval, maar ligt in de schepping van man en vrouw zelf besloten.

De tekst van Genesis 1-3 maakt op allerlei manieren zichtbaar dat de rol van de man een andere is dan die van de vrouw. Adam is eerst gemaakt, niet Eva. Eva wordt uit Adam gemaakt, niet Adam uit Eva. Het is Adam die de dieren een naam geeft, niet Eva. Het is eveneens Adam die Eva haar naam geeft. Het is Adam die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor de zondeval, niet Eva. Daarom roept God ook eerst Adam tot verantwoording, niet Eva: „Adam, waar zijt gij…?” Het is duidelijk dat Adam de eerste in orde is, de primus inter pares (de eerste onder zijn gelijken). Dit primaat wordt in de hele Schrift gehandhaafd: de man als ”hoofd” van de vrouw (bijvoorbeeld 1 Korinthe 11:3; Efeze 5:23).

Gelijk niveau

God geeft Eva als „hulp tegenover hem”. Ze is geschapen ter ondersteuning en completering van Adam. Adam is niet ‘af’ zonder Eva. Hij heeft haar nodig. Man en vrouw zijn niet gemaakt voor competitie, maar voor coöperatie.

”Hulp” is een militair woord dat gebruikt wordt voor een leger dat een ander leger te hulp schiet. Vrouwen zijn niet zwak, maar sterke en onmisbare hulptroepen. Het is een eretitel, een naam die God Zelf ook draagt: „Hij is onze Hulp en ons Schild”. (Psalm 33)

Dit ”hulp-zijn” betekent niet dat ze minder(waardig) is ten opzichte van de man. Ze is immers hulp tegenover hem. Niet onder hem, niet boven hem, maar tegenover. Op gelijk niveau. Ze kan hem in de ogen kijken. Maar hoewel gelijkwaardig, is ze wel anders en heeft ze ook een andere rol en roeping.

Dat is wat in de theologie bekend staat als de scheppingsorde: de man als hoofd, de vrouw als hulp. Hoewel dat tegenwoordig een vies woord lijkt en de auteur er zich verre van houdt, is dit direct af te leiden uit Genesis; het wordt bovendien in het Nieuwe Testament voluit bevestigd (2 Timotheus 2:13). Man en vrouw hebben beiden een verschillende rol en roeping – en dat is Gods gebruiksaanwijzing voor alle tijden.

Het is betreurenswaardig dat de auteur dit helemaal laat liggen. Niet alleen doen we dan ernstig tekort aan de gezonde woorden van de Schrift, we onthouden mannen en vrouwen bovendien een duidelijke, door God gewilde visie op wat het betekent om man en vrouw te zijn voor Gods aangezicht in de wereld van vandaag. En daar is niemand mee geholpen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2022, Wetenschapsbijbel miskent scheppingsorde, Reformatorisch Dagblad 52 (202): 28-29 (artikel).

Vuur, maar weinig licht – Bespreking ‘Vuur dat nooit dooft’

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ”Vuur dat nooit dooft” is een verwarrend boek. Hoewel aangeprezen als „onmisbaar”, een „must have” en getipt voor het beste theologische boek van het jaar, maakt het deze kwalificaties helaas niet waar. Het helpt christenen niet verder in de bezinning op de thema’s seksualiteit en gender. De reden? De auteurs luisteren te veel naar de cultuur en te weinig naar de Bijbel.

René Erwich en Almatine Leene beogen vier doelen met ”Vuur dat nooit dooft”. Ze willen de huidige maatschappelijke context duiden, een historisch overzicht geven, wetenschappelijke benaderingen bespreken en theologische inzichten delen. Ten dele slagen ze daar ook in. Het boek bevat verschillende interessante en leerzame gedeelten waar de lezer zijn winst mee kan doen. Zo biedt hoofdstuk 2 een overzicht van visies op gender en seksualiteit door de eeuwen heen, maakt hoofdstuk 3 inzichtelijk hoe de wetenschappelijke omgang met gender zich ontwikkeld heeft en biedt hoofdstuk 5 een nuttige bespreking van de geweldige impact van pornografie.

Maar naast de genoemde vier doelen hebben de auteurs nog een vijfde doel. Hoewel ze heel bescheiden stellen slechts een „beetje orde in de verwarring te willen scheppen”, worden ze gedreven door een heel duidelijke missie, een missie die als een rode draad door het boek loopt – en dat is het ter discussie stellen van gevestigde patronen binnen de christelijke traditie, zoals binair denken en heteronormativiteit. Dat maakt het vanaf het begin een gekleurd boek. Terecht merkte dr. Yme Horjus op dat de conclusies al van tevoren vaststonden. Wat betreft gender vinden de auteurs dat man en vrouw „geen binair en polair gegeven” is, maar een „continuüm waarbinnen ruimte voor diversiteit is.” Er bestaan volgens hen „veel meer geslachtsvariaties dan slechts de mannelijke en vrouwelijke vorm.” Het „krampachtige binaire denken rondom gender” zou opgegeven moeten worden. Die aanname –die uiteraard een keuze is– leidt ertoe dat de auteurs sympathiek staan tegenover gendertransitie en homoseksualiteit.

Helaas heeft ”Vuur dat nooit dooft” de nodige kritiekpunten. Allereerst ontbreekt het dit boek aan een duidelijke eigen visie. De uitgave had aan kracht gewonnen als de auteurs minder zouden zijn teruggevallen op andere schrijvers en gewoon hun eigen verhaal geschreven hadden. Te vaak heeft het boek het karakter van een omgevallen boekenkast waarbij zo veel mogelijk visies aan het woord moeten komen. Daarnaast is het lezen van deze studie bij tijden een vermoeiende exercitie. Geregeld zijn zinnen verwarrend geconstrueerd, zodat je je afvraagt wat er nu precies bedoeld wordt. Wat bijvoorbeeld te maken van deze zin op blz. 63-64: „De ‘regie’ van de man werd steeds minder onderworpen aan de vormgevingseisen, waarbij voorheen, voordat de biologie zich ermee bemoeide, altijd een of andere medische rechtvaardiging had bestaan”? Daarnaast worden er regelmatig balletjes opgeworpen die vervolgens niet uitgewerkt worden.

Veel bezwaarlijker dan deze stilistische mankementen zijn echter de inhoudelijke bezwaren die tegen het betoog van de auteurs ingebracht moeten worden. De auteurs gaan tamelijk kritiekloos en naïef mee in het huidige discours over gender en seksualiteit zonder de fragwürdige aannames die daaronder liggen bloot te leggen. Het is een verbijsterende lacune dat de magistrale studie van Carl Trueman –die dat wél deed– niet eens aangehaald wordt door de auteurs. Enige vorm van cultuurkritiek ontbreekt vrijwel geheel.

Wat ook ontbreekt, is een helder normatief kader. De auteurs zijn vuurbang voor het vingertje. Ze maken al gelijk aan het begin duidelijk dat ze vooral niet willen voorschrijven. Als je op zoek bent naar een ethisch kader „moet je elders zijn.” Voordat je het weet zijn we moralistisch bezig; het gaat immers zo vaak al over grenzen. Tja, als zelfs theologen het daar niet meer over mogen hebben, wie dan nog wel?!

Maar hoe kan het anders als je de theologische vooronderstellingen aanhangt die Erwich en Leene aanhangen? Daar liggen de grootste vragen. God, geloof, theologie en seksualiteit hebben „met elkaar te maken”, maar over het hoe blijft veel onduidelijk. Dat is volgens de auteurs dan ook „niet eenvoudig” en veel hangt daarbij af van de „bril waarmee we de Bijbel lezen.” De auteurs geven aan dat ze de Bijbel niet willen lezen als een „wetboek” (wie wel? vraag je je af). In plaats daarvan stellen ze voor de Bijbel te lezen vanuit het kader van „verlangen”: het verlangen van God naar de mens en het menselijk verlangen naar relationaliteit.

Mijns inziens wordt de Schrift zo in een jas gestopt die slecht past. Niet dat verlangen niet belangrijk is, maar het is een thema dat in het geheel van de Schrift een bescheiden rol speelt en zeker geen kernthema is. Erger nog is dat met behulp van deze benadering de inhoud en zeggingskracht van Bijbelteksten gerelativeerd of geherinterpreteerd worden. Dat wordt duidelijk zichtbaar bij de behandeling van homoseksualiteit. Bij de zonde van Sodom zou het niet zozeer om homoseksualiteit gaan, maar om gebrek aan gastvrijheid. Deze exegese deugt beslist niet. In het licht van de heiligheidscode uit Leviticus (hoofdstuk 17-26) en de interpretatie hiervan bij Ezechiël wordt duidelijk dat het wel degelijk om seksuele zonde ging, in het bijzonder homoseksuele handelingen. Bovendien blijkt dat God al voor het betoonde gebrek aan gastvrijheid van plan was Sodom en Gomorra te verdelgen.

Als het gaat om Paulus’ visie op homoseksualiteit wordt weer eens de bewering gedaan dat het hier niet om homoseksualiteit als zodanig zou gaan, maar vooral om misbruik en exploitatie (van bijvoorbeeld jongens, zogenoemde pedasterie). Maar er is niets in Romeinen 1 wat aanleiding geeft tot de gedachte dat er sprake is van machtsmisbruik; alles wijst erop dat het seksuele handelen plaatsvindt in een sfeer van gelijkwaardigheid en wederzijdse instemming. Het zijn exegeses die al lang grondig weerlegd zijn; ook Ad de Bruijne –die zelf geen bezwaar heeft tegen homoseksuele relaties– is er in zijn recente studie over homoseksualiteit duidelijk over dat de Schrift alle vormen van homoseksueel gedrag veroordeelt.

Selectief

De auteurs geven er geen blijk van op de hoogte te zijn van hoogwaardige studies als die van Robert Gagnon, gaan vrijwel niet in interactie met andere stemmen, maar zijn heel selectief in hun literatuurkeuze. Zo wordt een echt debat uit de weg gegaan en wordt het preken voor eigen parochie. Je vraagt je af wat er zo nog overblijft van de helderheid (”claritas”) en vooral het gezag van de Schrift. In plaats van de wat vreemde keuze voor ”verlangen” als leidend motief, hadden de auteurs beter in kunnen steken met de klassieke trits schepping-val-verlossing. Echter, de schepping wordt gerelativeerd en het effect van de (zonde)val wordt compleet genegeerd. Dan zijn we mijlenver verwijderd van de klassiek-christelijke visie en is het niet vreemd dat dit boek zo weinig zeggingskracht heeft.

Je zou graag willen dat er iets minder aandacht was voor diversiteit en iets meer voor de zo broodnodige normativiteit. Daarvoor moet je niet bij Erwich en Leene zijn. Volgens de auteurs gaan we nu eenmaal struikelend door het leven – en ik kan helaas niet anders dan toestemmen dat er in dit boek heel wat gestruikeld wordt. Ja, het is waar, bij een complex thema als seksualiteit en gender zijn „antwoorden niet altijd te geven”, maar ik ben ervan overtuigd dat er in het licht van de Bijbel heel wat meer te zeggen is dan Erwich en Leene doen.

Dit boek draagt niet bij aan een helder getuigenis over Gods bedoeling met gender en seksualiteit, maar vergroot de verwarring veeleer. Het geeft wel vuur, maar weinig licht. Hooguit zal het hen die al ‘om’ waren, bevestigen in hun gelijk. We snakken ondertussen naar een boek in Nederland dat ons met kennis van zaken en trouw aan de Schrift en de christelijke traditie wel de weg kan wijzen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2022, Vuur, maar weinig licht, Reformatorisch Dagblad 52 (201): 26-27 (artikel).

Waarom ik geen spijt heb van mijn handtekening onder de Nashvilleverklaring

Vijf jaar geleden werd in de Amerikaanse stad Nashville een verklaring opgesteld over het huwelijk die bekend zou komen staan als de Nashville Statement.1 Vele bekende, voornamelijk evangelicale theologen en voorgangers betuigden adhesie. De verklaring werd in verschillende talen gepubliceerd en riep her en der flinke commotie op. De heftigste van allemaal ging over de Nederlandstalige Nashvilleverklaring (januari 2019).2 Was het dat waard?

De verklaring werd direct – nog voordat de vertalers om een reactie was gevraagd – geframed als een anti-homodocument. Dat was schadelijk voor mensen met homoseksuele gevoelens, en onjuist wat betreft de verklaring. Het document wil namelijk vooral een positief getuigenis afgeven over het huwelijk als heilzame instelling van God. In lijn daarmee neemt de verklaring afstand van zaken die het zicht op Gods bedoeling vertroebelen of daarmee mee in strijd zijn.

Linkse roeptoeters

Dat dit tot verbazing en ongenoegen in de samenleving leidde, hoefde niet te verbazen. De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld reageerde direct en tweette: ‘Je mag zijn die je bent’. Zo staan miljoenen in het leven. Het is de populaire verwoording van wat Carl Trueman ‘expressief individualisme’ noemt: de gedachte dat je ‘jezelf’ moet kunnen zijn en dit te allen tijde dient te kunnen uiten.3 Wie hierin niet meedoet is de sjaak en krijgt een of ander ‘foob’-label opgeplakt: een manier van framen die iedereen die er anders over denkt in een verdachte hoek plaatst.

Zelfs een voorzichtige en bescheiden campagne als Gendertwijfel vorige week (waar deskundigen uit diverse disciplines kanttekeningen plaatsen bij het gemak waarmee (jonge) mensen van geslacht kunnen veranderen) wordt weggezet als transfoob en daarom staatsgevaarlijk.4 Het was dat het reclamebureau gelukkig net op tijd zijn huiswerk goed deed5, anders hadden linkse roeptoeters hun zin gekregen.6 De tolerantie waar ze de mond zo vol van hebben, blijkt in de praktijk alleen te gelden voor hen die er net zo over denken als zijzelf. In zo’n tijd kan het bijna niet anders of elk geluid dat afwijkt van de mainstream kan op verzet en tegenspraak rekenen. Deze reactie zegt natuurlijk nog niets over de (on)juistheid van datgene wat tegenspraak oproept.

Ik kom weer bij de Nashvilleverklaring. Je hoeft het natuurlijk niet met iedere punt of komma eens te zijn. Maar duidelijk is, dat deze verklaring gewoon verwoordt wat voor christenen tot voor kort gemeengoed was: het huwelijk tussen man en vrouw als instelling van God, de verschillende roeping van man en vrouw en afwijzing van alle vormen van wat de Schrift ‘porneia’ noemt ( seksueel gedrag buiten het huwelijksverbond van man en vrouw).

Dick Schinkelshoek betoogde vorige week in het Nederlands Dagblad dat de Nashvilleverklaring alleen maar het tegendeel bereikt heeft van wat ze beoogde.7 Ze heeft volgens hem alleen maar geleid tot meer emancipatie van vrouwen en homo’s in de kerk. Dat zou kunnen. Maar dat zegt meer over die delen van de kerk dan over de Nashvilleverklaring. Progressieve christenen lijken het belangrijker te vinden om mee te bewegen met wat er in de samenleving speelt dan om vast te houden wat de kerk altijd heeft geloofd. Nieuwe manieren van omgang met de Bijbel, gecombineerd met hermeneutische moves zorgen ervoor dat je uit kunt komen bij het tegendeel van wat de Schrift stelt. Want wat de Schrift stelt, dat was natuurlijk ‘toen’; dat hoeven wij nu zo niet meer te zien…

Theologie én ethiek

Schinkelshoek beweert dat het lijkt dat voor Nashville en zijn steunbetuigers het christelijk geloof zo ongeveer lijkt te staan of te vallen met de seksuele ethiek. Daarmee slaat hij de hamer op de kop. Want zo is het inderdaad. Wie meent de ethiek los te kunnen maken van de theologie dwaalt. Dat doet de Schrift zelf nooit. Een blik in de brieven van Paulus maakt duidelijk dat theologie en ethiek door hem nooit van elkaar losgemaakt worden. Voor hem is de ethiek (het leven) niet anders dan de consequentie van de theologie (de leer). En wie een beetje vertrouwd is met de geschriften van de kerkvaders weet dat het voor hen niet anders is.

De Rooms-Katholieke Kerk met zijn diepe respect voor de traditie heeft dat beter begrepen dan veel protestanten vandaag en biedt daarom een ethiek die veel meer raakvlak heeft met de Schrift en het algemeen christelijk belijden dan wat onder protestanten momenteel gangbaar is. Het is dan ook niet vreemd dat in het nieuwste handboek over seksualiteit van protestantse origine een geluid te horen is dat op veel punten haaks staat op dit algemeen christelijk belijden.8

En daarom mogen we na vijf jaar blij zijn met Nashville. Want Nashville biedt precies wat we vandaag hard nodig hebben: een beter, betrouwbaarder – want algemeen christelijk – geluid dan wat momenteel veelal te horen is. Door de grote ophef zijn veel christenen wakker geschud. Mannen en vrouwen met homoseksuele gevoelens die in Bijbels spoor wensen te gaan wisten zich gesteund. En de bezinning op deze en dergelijke thema’s is sindsdien verdiept en verbreed. En daarom heb ik geen seconde spijt gehad, mijn handtekening hieronder gezet te hebben. Inderdaad: ik zou het zo weer doen!

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Homoseksualiteit raakt echt aan belijden kerk

Homoseksualiteit heeft niets te maken met het belijden van de kerk, betoogde ds. J. de Visser (ND 4-8). Het verloop van de Lambethconferentie, die van 26 juli tot 6 augustus werd gehouden in Canterbury, spreekt echter andere taal.

Kort gezegd stelt ds. De Visser: omdat er in de belijdenisgeschriften van de kerk niet over homoseksualiteit gesproken wordt, heeft de belijdenis niets van doen met homoseksualiteit. Dat is een nogal biblicistische benadering. Biblicistisch is het als je stelt dat, wanneer een bepaald begrip niet in de Bijbel voorkomt, dat begrip niet Bijbels is. Maar zo werkt het niet in de theologie. Er zijn legio begrippen die niet in de Bijbel voorkomen maar toch verrassend Bijbels zijn, zoals Drie-eenheid, erfzonde enzovoort.

Zonneklaar

Nee, inderdaad: het woord ”homoseksualiteit” komt in de kerkelijke belijdenis niet voor. En dat is logisch. Niemand dacht erover de Bijbelse visie daarop te moeten staven in een belijdenisgeschrift, omdat die evident was.

Van kerkvaders tot reformatoren en velen na hen: ze zijn zonneklaar in hun afwijzen van de homoseksuele praxis. Het kost weinig moeite om uit de exegese van de kerk der eeuwen tientallen voorbeelden te noemen om dat te onderbouwen. Tot ver in de 20e eeuw was dit de algemeen aanvaarde visie in de wereldkerk. Waar oosters-orthodoxen, rooms-katholieken en protestanten ook van mening over mochten verschillen, niet hierover. Bavinck, Barth, maar ook een hedendaagse eminente nieuwtestamenticus als N. T. Wright laten er geen misverstand over bestaan hoe de Schrift op dit punt uitgelegd moet worden. Zij zouden het er van harte mee eens zijn dat dit terdege het belijden van de kerk raakt.

Strijdig met belijden

Als ds. De Visser stelt dat tegenstanders van homoseksuele relaties „het belijden van de kerk (…) in ieder geval niet achter [zich] hebben staan”, dan is dat feitelijk onjuist. Want al spreekt de belijdenis niet expliciet over homoseksualiteit, zij doet dat wel impliciet. De ”onkuisheid” waarover de Heidelbergse Catechismus in zondag 41 spreekt, omvat alle vormen van wat de Schrift ”porneia” noemt: alle vormen van seksueel gedrag buiten de relatie man-vrouw in een huwelijksverbond, dus ook homoseksueel gedrag. De belijdenis heeft dus op dit punt het Schriftgetuigenis achter zich staan.

Als dan de Protestantse Kerk het zegenen van homoseksuele relaties toestaat, handelt ze daarmee in strijd met haar eigen belijden en –nog veel belangrijker– de Heilige Schrift. Als ds. De Visser stelt dat de synode met ord. 5.4 (het kerkordeartikel dat ruimte biedt voor het zegenen van andere relaties dan het huwelijk tussen man en vrouw) „een definitieve en onherroepelijke uitspraak heeft gedaan”, is dat een schokkende bewering. Het is een veeg teken als in de kerk iets onherroepelijk is. Dan staat de kerk boven het Woord in plaats van andersom.

Het lijkt er helaas op dat dit inderdaad het geval is in de Protestantse Kerk. Echter, wat synodes ook besluiten: zodra en zolang kerkelijke uitspraken met het Woord van God in tegenspraak zijn, hebben zij geen enkele zeggingskracht en geldingskracht.

De kerk is gelukkig groter dan de Protestantse Kerk. Als we de ”democratie van de geschiedenis” laten meespreken, is snel duidelijk hoe de verhoudingen liggen. Om maar niet te spreken over de grote meerderheid van de wereldkerk vandaag de dag.

Protest

Dat werd vorige week in Engeland goed merkbaar. Honderden Anglicaanse bisschoppen waren daar bijeen op de Lambethconferentie. Daar werd zichtbaar hoe homoseksualiteit de kerk wereldwijd raakt en hoe groot –gelukkig!– het verzet is tegen de stappen die progressieven nemen. Waar 140 (voornamelijk westerse) bisschoppen instemming betuigden met een verklaring die lhbti-liefde in toegewijde relaties ”heilig” noemde, steunden meer dan 500 bisschoppen deze verklaring niet. Dit nog afgezien van de tientallen bisschoppen die uit protest de conferentie niet eens wilden bezoeken. Een grote meerderheid van de Anglicaanse Kerk wil beslist vasthouden aan een verklaring uit 1998 waarin de homoseksuele praxis wordt afgewezen als zijnde strijdig met de Bijbel.

Westers fenomeen

Acceptatie van homoseksualiteit is een recent verschijnsel, ingegeven door een nieuwe hermeneutiek en sterk beïnvloed door de omringende cultuur. Het is met name een westers fenomeen dat zich grotendeels voordoet in een sterk krimpende, vergrijzende kerk. De uitspraak van een Afrikaanse bisschop tijdens de Lambeth-conferentie dat driekwart van de Anglicaanse Kerk een andere mening is toegedaan, zal niet ver naast de waarheid zitten. Dat is wel de kerk van de toekomst.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Bronvermelding: Klaassen, M., 2022, Homoseksualiteit raakt echt aan belijden kerk, Reformatorisch Dagblad 52 (112): 24-25 (artikel).

Nashville-studiedag 12 september 2019 (2): Dr. M. Klaassen – Cultuur-historische lezing “Seksuele Revolutie”

Op 12 september 2019 werd de Nashville studiedag gehouden. De tweede spreker van de dag, dr. Maarten Klaassen, gaf een cultuur-historische lezing ‘seksuele revolutie’. In de komende weken willen we, als de Heere leven spaart, de video’s van de studiedag ook via deze website delen. Dit met dank aan de Werkgroep Nashville Verklaring.