Home » Artikelen geplaatst door Jan Pieter van de Giessen

Auteursarchief: Jan Pieter van de Giessen

Kribbe: voerbak of broodbak?

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg” (Lukas 2:7, SV).

Het is altijd interessant om te kijken wat een woord betekent, zo lezen we in dit overbekende vers dat Maria haar kind Jezus in een phatnē legt. Alle vertalingen vertalen het met “kribbe, voederbak, voerbak”. Rond Kerst werd ik voor de zoveelste keer erop gewezen dat dit verkeerd vertaald is omdat Joden nooit een kind in een voerbak in een stal zouden leggen en dat het in werkelijkheid een broodbak was, waarin brood werd opgeborgen. Het bleek dat ze deze informatie van de schrijvers van het boek Wake Up! hadden, die dit ook in hun nieuwsbrief hadden vermeld: “Het gebruikte Griekse woord [Phatne, Strong’s 5336] voor kribbe of houten bak staat in het Hebreeuws ook voor broodbak en dat werpt een bijzonder licht op deze situatie“.1

Gelukkig hadden ze een verwijzing, maar daar werd helaas geen melding gemaakt dat het een broodbak was (zie hier voor de online versie van Strong2), want daar wordt de betekenis “a manger, feeding-trough, stall” gegeven. Nu is het lexicon van Strong geen woordenboek maar een soort concordantie met daarbij altijd een korte definitie van het woord. Omdat ik nieuwsgierig was of het Griekse woord phatnē ook voor broodbak wordt gebruikt heb ik een kleine zoekactie gedaan in de diverse Griekse geschriften van Homerus, Herodotus, Euripides, Xenophon, Strabo en Lucian (zie hier voor een gedetailleerder overzicht van mij3) en overal bleek dat het werd gebruikt voor of een voederbak, of meer algemeen voor een stal.

De goede lezer zal opgemerkt hebben dat de schrijvers zeiden “in het Hebreeuws ook voor broodbak“, vandaar dat ik de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, erbij heb gepakt en daar op het woord phatnē heb gezocht. Het komt voor in de volgende teksten “φάτναι” Spreuk. 14:4 kribbe (אֵבוּס); “φάτναις” Joel 1:17 schuur (ממגרה), Hab. 3:17 stal (רפת); “φάτνας” 2 Kron. 32:28 stal (ארוה); “φάτνην” Jes. 1:3 voederbak (אֵבוּס); “φάτνης” Job 6:5, 39:9 (39:12) voederbak (אֵבוּס). Ook nu blijkt dat in alle gevallen het Hebreeuwse equivalent of voederbak of stal betekent en nergens “broodbak”.

Maar hoe zijn de schrijvers dan op het idee gekomen dat het een “broodbak” moet zijn? Als je kijkt naar het lexicon van Strong dan zie je dat deze als definitie “feeding-trough” geeft en als je dat letterlijk vertaald krijg je “voedsel trog”, een trog is een verouderd woord dat in eerste instantie “voederbak” betekent, maar ook een “bak voor het bewaren van meel” (WNT), de schrijvers hebben het dus niet uit het Hebreeuws, maar uit het Engels en bovendien het woord verkeerd vertaald naar het Nederlands en vervolgens gezegd dat het die betekenis zou hebben in het Hebreeuws.

Nu we dus hebben gezien dat het geen “broodbak” is maar een “voederbak” is het interessant dat dit Griekse woord ook de betekenis heeft van “stal”. Het komt vaker voor dat een woord een dubbele betekenis heeft en voor de vertaling van ons vers is het dus van belang uit welke van de twee betekenissen gekozen moet worden. Het lijkt logisch dat Maria Jezus ergens inlegt, maar omdat ze niet in een huis waren (want er was geen plaats in de herberg) is het ook logisch dat Jozef en Maria geprobeerd hebben een plek te vinden waar ze konden overnachten en waar Maria redelijk veilig kon bevallen. het is dus heel goed mogelijk dat dit dus een stal was.

De auteur heeft hier ook geschreven over het Griekse woord phatnē.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Bijbelaantekeningen. Het originele artikel is hier te vinden.

Lag Sodom ten noorden van de Dode Zee? – Een aantal argumenten op ‘Aantekeningen bij de Bijbel’ die dit tegenspreken

‘Landschap met de brand van Sodom en Gomorra’ geschilderd met olieverf door Joachim Patinir (ca. 1480-1524). Bron: Wikipedia.

De afgelopen decennia is meermalen in het nieuws gekomen dat Sodom gevonden is. Het gaat hierbij om Tall el-Hammam (13 km noordoostelijk van de Dode Zee). Ook in 2015 lazen we dit in diverse media. Een van de redenen van deze identificatie is dat de onderzoekers (Tall el-Hammam Excavation Project) zich baseren op de teksten in Gen. 13-19 en de Koran. Wat betreft de Bijbel wordt verwezen naar Gen. 13:10: “En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was…” (HSV). Waarbij men er dan vanuit gaat dat met כִּכַּ֣ר kikar (“vlakte”) de Jordaanvallei wordt bedoeld en wordt verwezen naar de Koran (Qur’an VIII.7.84; XII.11.82; XIV.15.61-79; XIX.25.40; XX.29.40). Verder is een argument dat Tall el-Hammam aan de belangrijkste handelsroutes lag en zich bevindt aan de oostelijke kant van de Jordaan.

Er zijn echter een aantal argumenten die deze plaats als locatie van de stad Sodom tegenspreken: 1) We lezen dat Lot in eerste instantie naar het oostelijke gedeelte van de Jordaan trok en in diverse steden woonde tot hij zijn tenten bij Sodom neerzette (Gen. 13:12). Dit impliceert dat hij behoorlijk had gereisd voordat hij bij Sodom aankwam en zich dus niet noodzakelijk meer in de Jordaanvlakte bevond. 2) Deze kikar kan slaan op een gebied tot noordelijk bij Sukkoth (1 Kon. 7:46), zeker als het niet in combinatie met de Jordaan wordt genoemd (Gen. 19:17, 28; 2 Sam. 18:23). 3) In de Bijbel zien we dat Sodom ligt in het Siddimdal bij de Dode Zee. Siddim betekent zoiets als “kalk of krijt” (“zout” LXX) wat meer overeenkomt met het zuidelijke gedeelte van de Dode Zee, omdat daar ook de zinkgaten gevonden worden (Gen. 14:10). Ook past deze zuidelijke omgeving beter bij veel andere Bijbelteksten die gaan over het vernietigde gebied (Deut. 29:23, Jes. 13:19-20, Jer. 49:18, 50:40; Sef. 2:9) en met de latere oorlog tussen Juda en Edom te Zair (=Zoar 2 Kon. 8:21). 4) Tot slot is ook de specifieke woordkeus voor de vernietiging van Sodom en omliggende steden, שחת shachet “vernietigen” en הפך hafach “omkeren” (Gen. 19:29), belangrijk omdat dit de kans bijzonder klein maakt dat van een opgegraven stad, ongeacht in het noordelijk of zuidelijk gedeelte, nog veel te vinden is. Van Tall el-Hammam zijn namelijk grote delen van de fundamenten van huizen en muren gevonden, wat bij zo’n omkering niet mogelijk is.

In november 2018 kwam in het nieuws dat een meteorietinslag mogelijk de oorzaak van de verwoesting was (ScienceNews, 20 nov. 2018; P.J. Silvia et al. The 3.7kaBP Middle Ghor event: catastrophic termination of a Bronze Age civilization. American Schools of Oriental Research annual meeting, Denver, November 17, 2018). Enkele jaren later werd dit bevestigd (Ted E. Bunch, “A Tunguska sized airburst destroyed Tall el-Hammam a Middle Bronze Age city in the Jordan Valley near the Dead Sea“, in Scientific Reports vol. 11 18632).

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website ‘Aantekeningen bij de Bijbel’. Het originele artikel is hier te vinden.

Loden inscriptie bij Jozua’s altaar

Aryeh Savir meldt, in een artikel getiteld “Ancient Hebrew Amulet Discovered at Joshua’s Altar in Samaria” (zie de verwijzing in de voetnoot voor afbeeldingen daarvan)4, dat archeologen een oud amulet hebben gevonden. Dit amulet is gemaakt van lood en geschreven in oud Hebreeuws. Het amulet werd gevonden tussen het ‘opgravingsafval’ van een opgraving die is uitgevoerd op de berg Ebal aan de noordzijde van de vallei van het huidige Nablus (Sichem), de plaats waar Jozua een altaar voor God bouwde.

Het altaar van de berg Ebal. Bron: Wikipedia.

Altaar van Jozua

In Deuteronomium 27:4-8 wordt gesproken over het maken van een altaar op de berg Ebal, terwijl we in het boek van Jozua lezen over het doel daarvan:

30 Toen bouwde Jozua een altaar voor de HEERE, de God van Israël, op de berg Ebal, 31 zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, aan de Israëlieten geboden had, overeenkomstig wat in het wetboek van Mozes geschreven staat: een altaar van hele stenen die men niet met een ijzeren voorwerp bewerkt had. Daarop brachten zij brandoffers aan de HEERE. Ook brachten zij dankoffers. 32 Vervolgens schreef hij daar op stenen een afschrift van de wet van Mozes, die hij geschreven heeft voor de ogen van de Israëlieten. 33 Heel Israël met zijn oudsten, beambten en rechters stond aan deze en aan de andere zijde van de ark, vóór de Levitische priesters, die de ark van het verbond van de HEERE droegen, zowel vreemdelingen als ingezetenen. Eén helft daarvan stond tegenover de berg Gerizim en één helft daarvan stond tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, vroeger geboden had om het volk Israël te zegenen. (Joz. 8:30-33 HSV)

Bij archeologische opgravingen onder leiding van Adam Zertal is op die locatie inderdaad een groot rechthoekig altaar gevonden welke aan de beschrijvingen van dit Bijbelgedeelte voldoet. Duizenden potscherven op de vindplaats dateren het altaar uit de IJzer I periode (rond 1200 v.C.). Dit zou in overeenstemming zou met de Israëlitische verovering wanneer de overheersende datum voor de Exodus ten tijde van Farao Ramesses II wordt gebruikt.5 Onder dit rechthoekige altaar is later een rond altaar gevonden welke volgens Dr. Scott Stripling een paar eeuwen ouder is en volgens hem meer overeenkomt met de tijd van de Exodus (1400 v.C.). Volgens hem is het rechthoekige altaar uit de tijd van de Richteren.

Nieuw archeologisch onderzoek

Sinds 2019 zijn er opnieuw archeologische onderzoeken gedaan onder leiding van Dr. Stripling waarbij vooral aandacht was voor het afval van Zertal’s opgravingen en waarbij 30% van dit afval werd onderzocht. Hierbij werd opnieuw allerlei diagnostisch aardewerk gevonden, wat verder te keramiek is om te analyseren. Daarnaast zijn er duizenden zaden gevonden die nu onderzocht worden en tot een betere datering zal leiden. Tot slot zijn er vuurstenen, botresten en nog een aantal voorwerpen gevonden, waaronder een loden amulet.

De loden amulet vondst

Een van de belangrijkste vondsten – naar het zich laat aanzien – is een opgevouwen loden amulet van 2 bij 2 centimeter. Dit type amulet wordt een ‘defixio’ of vervloekingsamulet genoemd.6 Op dit soort tabletten werd meestal een soort vloek geschreven met een harde pen op een dun vel lood dat vervolgens werd omgevouwen om het amulet te vormen. Naar dit soort teksten wordt in het boek Job verwezen – een van de oudste boeken van de Bijbel:

Werden ze maar met een ijzeren griffel en lood voor eeuwig in een rots uitgehakt! (Job 19:24 HSV)

Bij eerste analyse werd op de buitenkant van het amulet de letter Aleph en een teken dat doet denken aan een lotusbloem gesignaleerd. Dit is interessant daar het woord ‘vloek’ in het Hebreeuws ʾārar is en begint met een Aleph.

Hoewel het onderzoek nog in volle gang is, kan dit wel eens een van de belangrijkste vondsten zijn in het gebied. Zo bestaat de mogelijkheid dat als de onderzoekers het amulet (ongeschonden) weten te openen ze één van de vervloekingsteksten kunnen vinden welke na de opdracht om het altaar te bouwen staan (Deut. 27-28).

Toekomstige opgravingen

Net als bij alle andere archeologische plaatsen is het van het hoogste belang dat verder onderzoek hier plaats vindt. Echter de vindplaats ligt binnen het gebied van de Palestijnse autoriteiten en deze proberen elke dag, samen met partners uit Europa en extreem links, de geschiedenis van het Joodse volk in dit gebied uit te wissen. Zo werd in februari 2021 bekend dat Palestijnen een deel van de ommuring van deze belangrijke archeologische vindplaats hadden vernietigd.7 Laten we hopen dat hier wordt ingegrepen en dat verder archeologisch onderzoek kan blijven plaatsvinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website ‘Aantekeningen bij de Bijbel’. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten