Home » Artikelen geplaatst door Jan Verhoeven
Auteursarchief: Jan Verhoeven
Afstand tussen tekst en lezer – Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes
In zijn boek Theologie en hermeneutiek wil dr. Ad Prosman een discussie losmaken over de vraag of de seculiere, filosofische hermeneutiek niet te veel de agenda heeft bepaald en nog steeds bepaalt van de theologische hermeneutiek. Dat is zijn agenda.
Over hermeneutiek is veel te doen. Bijna tegelijkertijd verscheen Geestspraak van dr. Henk van den Belt en het boek van dr. Ad Prosman. De auteurs zijn eensgeestes, toch laten deze publicaties zich moeilijk vergelijken.
Ingewikkelde dans
Prosman beweegt zich nadrukkelijk op het grensvlak van theologie en filosofie, met als kernvraag of de invloed van de seculiere, filosofische hermeneutiek op de theologische hermeneutiek niet te groot is. In zijn inleiding stelt hij dat vanaf de jaren tachtig gereformeerde theologen zich te argeloos hebben opgesteld tegenover het historisch-kritisch bijbelonderzoek. Hij refereert aan het befaamde eerste nummer van Kontekstueel. Er moet meer duidelijkheid komen. In de Bijbel spreekt God tot ons. Maar precies dat kan niet worden gehonoreerd door de filosofische hermeneutische methode. Zonder dat zouden we terechtkomen in willekeur, mogelijk zelfs met een beroep op de Heilige Geest. Dat brengt ons dus tot een ingewikkelde dans. Niemand ontkomt aan hermeneutische beslissingen.
Geen openbaring
Hermeneutiek is communicatie. In alle eeuwen is daarover nagedacht. (Daarom is de term ‘nieuwe hermeneutiek’ verwarrend, beter is het te spreken over ‘postmoderne hermeneutiek’.) De delen krijgen hun betekenis in een geheel, en een geheel bestaat uit onderdelen. (Bijbel)wooorden krijgen betekenis in het geheel van de canon.
Wetenschap erkent echter geen canon. Gebeurtenissen krijgen hun betekenis in de geschiedenis. Alleen: wie zegt dat de geschiedenis een doel heeft? Giambatista Vico kon daarvoor Gods voorzienigheid inroepen. Maar zijn tijdgenoot René Descartes won uiteindelijk aan invloed. De Verlichting zette een wissel om. Filosofen moesten nu op zoek naar een ankerpunt van de geschiedenis dat opkomt uit de geschiedenis zelf (immanent).
Prosman geeft een uiteenzetting van de filosofie van de geschiedschrijving, die bijzonder interessant is, ook voor historici. Hegel zocht de zin van de geschiedenis in de voorstuwing van een evolutionistische geest. Gadamer dacht aan patronen van overlevering, traditie. In de geschiedenis lichten patronen op, waarin wij zin kunnen ontdekken. Tegenwoordig zoeken filosofen het oriëntatiepunt in de taal, maar in alle gevallen wordt uitgesloten dat er openbaring is. Het vooropgezette idee is dat immanentie (binnenwereldlijkheid) de norm is. In die zin is het postmodernisme even dogmatisch als het modernisme.
Ik
Prosman geeft een gedegen en kundig overzicht van de geschiedenis van de filosofie, steeds toegespitst op de vraag van de hermeneutiek. Ik kan in deze bespreking geen recht doen aan de rijke en rijpe inhoud van zijn studie. Prosman voert ons door de geschiedenis heen, vanaf de Vroege Kerk, via de Reformatie en de Verlichting naar de huidige tijd. Hij schetst helder en beknopt welke worstelingen de filosofen zich hebben getroost rondom de vragen van zingeving en hermeneutiek. Hij bespreekt onder andere Illyricus, Schleiermacher, Dilthey, Gadamer, Heidegger, Ricoeur, Pannenberg en Witzier.
Prosman ziet in de filosoof Günter Figal (onlangs overleden) een belangrijke gesprekspartner. Figal bestrijdt dat tekst en lezer in het verstaansproces zouden moeten versmelten (tegen Gadamer). Er is juist afstand nodig tussen tekst en lezer. Alleen zo kan een tekst voor zichzelf blijven spreken. Ook orthodoxe theologen moeten gevoelig blijven voor de vreemdheid van de tekst. In het postmoderne klimaat lopen we het risico dat de interpreet zijn autonome ik inbrengt in de tekst.
Nieuw is beter
Het modernisme gaat uit van wat concreet zichtbaar en meetbaar is. Alles wordt tot object gemaakt, ook het ik. Voor de exacte wetenschappen heeft dat grootse resultaten opgeleverd. In de geesteswetenschappen wordt alles juist tot subject gemaakt. Dat geeft een andere dynamiek. In de theologie is lang gezocht naar de ‘historische Jezus’ en naar het ontstaan van de bijbeltekst. Maar wat is ‘historisch’? Het lijkt alsof de historische wetenschap feiten vaststelt, maar in feite bepaalt de gekozen methode wat wel of niet voor historisch door mag gaan. Er vindt een filtering plaats.
Bovendien wordt het heden allesbeheersend, omdat de Verlichting ervan uitgaat dat het verloop van de geschiedenis een opgaande lijn laat zien. Het oude is oud, het nieuwe is beter. Met het absurde, het kwaad, de chaos weet de Verlichting geen raad. In het modernisme krijgt het geheel een zó grote ideologische lading dat de concrete gebeurtenissen verdwijnen.
Bevrijding
De opkomst van de postmoderniteit is in zekere zin een bevrijding uit de knellende banden van de ‘grote verhalen’. Het historisch-kritisch onderzoek heeft z’n tijd gehad. Het gaat voortaan niet meer om het ontstaan van de tekst, maar om het verstaan, niet om wat áchter de tekst ligt, maar om wat ervóór ligt: de lezer.
Dat is enigszins voorbereid door het existentialisme (Bultmann). Toch gaat postmoderniteit een stap verder: er is niets buiten of boven deze wereld wat zin geeft aan de geschiedenis, ook ons eigen ik niet. In feite bestaat er geen geheel meer, er zijn alleen nog versnipperde delen. De hermeneutische cirkel is failliet. Het subject blijft over. Ten slotte blijft alleen de tijd over, dat wil zeggen: de dood (Heidegger).
Derde weg
Prosman betoogt dat zowel de moderne als de postmoderne filosofische hermeneutiek ons allerlei inzichten geeft. Ze maken ons gevoelig voor tendensen. Tegelijk kunnen ze beide ons niet verder helpen. Er is een derde weg nodig: de erkenning dat God de Schepper is. Hij leidt de geschiedenis. Christus is het centrum van de geschiedenis.
Er is een zekere fundering nodig, een zingevend raamwerk. De geschiedenis zelf brengt die niet voort. In het postmoderne klimaat blijven bijbelteksten losse, dwarrelende verhalen. Dat kun je terughoren in preken. Er worden wel mooie dingen gezegd over de gekozen bijbelpassage, maar er is geen verband, geen vaststaande boodschap, geen verkondiging van de daden van God. Wat nodig is: beklemtonen dat de Bijbel een geheel is. Wij begrijpen een deel alleen wanneer er een geheel is. Bij de prediking over een bijbeltekst is een stemvork nodig, de ‘regel van het geloof’.
De moderniteit lijkt houvast te geven, veel orthodoxen zoeken er veiligheid. Het postmodernisme maakt alles relatief en daardoor zinloos. ‘Het evangelie van kruis en opstanding staat zowel tegenover moderniteit als tegenover postmoderniteit. Kruis en opstanding vertellen hu eigen verhaal. Het zijn gebeurtenissen in onze wereld en tegelijk zijn ze niet te herleiden tot deze wereld. De heilsfeiten doorbreken de mogelijkheid van deze wereld en scheppen een nieuwe realiteit’ (p. 257). Wie dat buiten beschouwing laat, verstaat de Bijbel niet.
Ontmaskerend
Prosman schonk ons een diepgravende en bevlogen studie, die van groot belang is na en naast de stemmen van H.W. de Knijff en A.W. Zwiep. Prosman schrijft gedrongen, elke zin doet ertoe en vraagt om overweging. Hij geeft een haarscherpe en ontmaskerende analyse van de onderliggende vragen in onze cultuur, onze kijk op de geschiedenis, ons zelfverstaan – en hoe al deze dingen (vaak onbewust) zich vermengen met onze hermeneutische keuzes. Dit boek mag in geen enkele pastorie ongelezen blijven.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2024, Afstand tussen tekst en lezer. Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes, De Waarheidsvriend 112 (35): 14-15.
Geen aparte status – Gemeente moet leren de ander niet allereerst als homo te zien
De gemeente zou moeten leren om de ander niet allereerst als homo te zien, maar zoals we elke andere broeder zien: een in Christus vrijgesproken zondaar. Die aparte status van homo’s werpt onnodig hoge drempels op. Een mens is veel meer dan alleen zijn seksuele gerichtheid.
Een gemeente ziet op grond van de Bijbel geen ruimte om de zegen van God mee te geven aan twee mensen van gelijk geslacht die een levensverbintenis aangaan. Tegelijk zijn er in elke gemeente homo’s (lees telkens: homo’s én lesbinnes). Hoe dient de gemeente met hen om te gaan? Waartoe is de gemeente geroepen?
Punt of komma
Soms heeft een kerkenraad als onderdeel van pastorale zorg beleid opgeschreven. Dat schept duidelijkheid. Ieder weet waar hij aan toe is. Soms staat het niet op papier. In alle gevallen zit het wel tussen de oren: wij zien bijbels geen ruimte voor het samenleven van homo’s. Ik signaleer de neiging om daar een punt te zetten. Punt uit. Ook de jongere die ‘uit de kast komt’- zoals dat heet -, weet van die duidelijkheid, bewust of onbewust. Het zal hem niet helpen om zich veilig te voelen in zijn eigen gemeente. Kunnen we ook een komma zetten? Kunnen we leren om de ander niet allereerst als homo te zien, maar als broeder in Christus? Dat vraagt om een houding van solidariteit.
Ongelukkige samenloop
Het beleid van de hierboven genoemde kerkenraad respecteer én onderschrijf ik. Op de achtergrond gaat het over het gezag van de Schrift. De Bijbel is in het geding. Maar ik acht het een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat we die discussie veelal uitsluitend toespitsen op seksualiteit, intimiteit en relatievormen. Hoewel ik begrijp dat ons dat vanuit de wereld wordt opgedrongen. Ik zou liever het gesprek over de zeggingskracht van de Bijbel langs andere lijnen voeren. Laten we het bijvoorbeeld hebben over besteding van ons geld of over gerechtigheid. Daarover zegt de Bijbel veel méér dan over seksualiteit. Nog eenzijdiger wordt het beeld wanneer we binnen het veld van seksualiteit uitsluitend over homo’s spreken. De vraag van veel homo’s is waarom zij voortdurend in de spotlights komen, terwijl er in de christelijke gemeente zo veel misgaat onder heteroseksuele gemeenteleden. Meet de gemeente met twee maten? Christus roept de gemeente op heilig en kuis te leven. Dat geldt toch álle gemeenteleden?
Scheldwoord
In de Bijbel heeft het woord ‘wereld’ diverse betekenissen. Eén daarvan is: de vijandige wereld. Werelds denken staat haaks op God. Wie de wereld liefheeft, kan God niet liefhebben. Zou het kunnen zijn dat we onbewust homoseksualiteit te snel verbinden met perversiteit, verderf of gay-scene? In diezelfde wereld is homohaat overigens gebruikelijk. Het woord ‘homo’ is een scheldwoord. Ook in niet-christelijke kring is het niet zo eenvoudig om ervoor uit te komen dat je homo bent. Laten we als christelijke gemeente verre blijven van homohaat! Niet de natuur is onze gids, maar de Bijbel.
In de Bijbel kan ‘wereld’ ook ‘schepping’ betekenen. God schiep hemel en aarde. Vaak betekent het ook: de door zonde aangetaste schepping. Zo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon zond. De christelijke gemeente neemt afstand van wereldgelijkvormig denken, maar is tegelijk solidair met de wereld zoals die door God geliefd is, de mensheid in haar grandeur en misère. Dáár ligt onze roeping. Onthechting van de wereld is voorwaarde, juist voor toewijding aan die wereld. Als je dicht bij de Heere leeft, kom je ook dicht bij mensen. Daarom bidt de gemeente voor de wereld, de politieke leiders, de wetenschappers. Wij mogen niet vervallen in vijanddenken, want dan sluipt hoogmoed binnen. Je kunt van de wereld ook iets leren. Openheid over homoseksualiteit zou bijvoorbeeld niet op de agenda van de gemeente zijn gekomen, als de wereld ons dat niet had aangereikt.
Onopgeloste kwesties
Wellicht onbewust associëren we homoseksualiteit en zonde. Laten we ze niet identificeren. Een homo is niet zondig alleen om het loutere feit dat hij homo is. Dan zou een homo méér zondig zijn dan een ander. Dan wordt hij de zondebok, de verstotene, de paria, iemand die beter niet had kunnen bestaan. Het is precies dat gevoel waardoor homo’s zich onveilig voelen.
Het moeilijke is intussen dat homoseksualiteit ergens te maken heeft met de zondeval en de gevolgen daarvan, net als ziekte en handicap. Maar hoe precies? De vergelijking met een ziekte suggereert dat homoseksualiteit te genezen is. Dat maakt de homo tot patiënt. De vergelijking met een handicap gaat evenmin op. Een homo is immers niet hulpbehoevend. In de voorbede voor homo’s is het pijnlijk hen in te delen bij ziekten of gehandicapten. Toch ‘is’ er wel iets. Misschien is daar geen woord voor. Herman van Wijngaarden, zelf homo, zegt dat het wel ‘een kwestie’ is. Voor de christelijke gemeente klemt de vraag: kunnen we het uithouden met onopgeloste kwesties, totdat Christus komt?
Aparte status
De kernbelijdenis van de Reformatie is de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat betekent dat voor God ieder mens doemwaardig is. Uit louter genade worden zondaren verlost. Door het geloof in Christus wordt een mens in Hem ingeplant, met Hem verenigd. Vanuit deze invalshoek is de kerk inclusief: er is bij voorbaat niemand uitgesloten om met berouw en geloof bij Christus zijn eeuwig heil te zoeken. De gedachte dat iemand anders een grotere zondaar is dan ik, leidt tot farizeïsme.
In het pastorale contact met homo’s werkt het verwarrend wanneer homoseksualiteit alle aandacht krijgt. Een mens is veel meer dan alleen zijn seksuele gerichtheid. Elke christen heeft genade van Christus nodig. Dat zet ons allen op één lijn. De homo houdt de gemeente een spiegel voor: leeft u als gemeente echt van genade? Is die oerbelijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze doorleefd? Als het lukt op dat niveau met elkaar te spreken, van hart tot hart, is er al veel gewonnen.
Taai proces
Rechtvaardiging gaat altijd hand in hand met heiliging. In Christus ontvangen wij gerechtigheid én heiligheid (1 Kor. 1:30), Mét Hem gestorven staan we op tot een nieuw leven (Rom. 6). De Heilige Geest vernieuwt Gods kinderen naar het beeld van Christus. Dat is een levenslang en taai proces. Het levert een felle strijd op tussen vlees en Geest. Voordat de gemeente de homo in het hokje van ‘de zondaar’ plaatst, zou het goed zijn ook hierover te spreken met elkaar. De strijd tussen de oude en de nieuwe mens is iets wat ieder christen herkent. Leeft de homo in heiligheid? De gemeente zal met die vraag in de spiegel moeten kijken. Dat komt dan wel als een boemerang terug: leeft de hetero in heiligheid? Is het niet voor ieder christen een vallen en opstaan? Elke christen is aangewezen op het geduld van God, Zijn goedertierenheid. Dat betekent niet dat we zonde goedpraten. Het betekent wel dat we in nederigheid, bewogenheid en solidariteit zoeken naar een manier om elkaar vast te houden, elkaar te dienen, elkaar wederkerig op te scherpen.
Geestelijke spankracht
Wij hebben in de gemeente te maken met gemeenteleden die worstelen met hun identiteit. Zeker jonge mensen zijn nog volop in ontwikkeling. Zij vragen niet naar ons oordeel. Dat voelen zij vaak al, nog voordat er één wordt gesproken is. Onder hen bestaan veel psychische moeilijkheden, met uitlopers naar pogingen om zichzelf het leven te ontnemen. Laat de gemeenten eerlijk bekennen dat ze vaak niet goed een houding weten. Laten we verborgen hoogmoed belijden. Laten we naar elkaar toe eerlijk onze onbeholpenheid uitspreken: hoe spreken we mét elkaar (niet: óver elkaar!) over deze tere dingen? Het is een leerproces: fijngevoeligheid ontvangen en ontwikkelen om elkaar te verstaan. De voorwaarde voor een ontmoeting van hart tot hart tussen gemeente en homo’s is de bereidheid om elkaars uitgangspositie te aanvaarden. Voor een jongere die ontdekt homo te zijn, is allereerst nodig dat er gelovigen zijn die zonder vooroordelen naar hem luisteren, hem ernstig nemen in zijn verwarring en vragen, en met met hem zoeken naar Gods weg: biddend, bewogen, barmhartig en bemoedigend.
Homo’s geven de gemeente de gelegenheid om te groeien in geduld en gehoorzaamheid. Heeft de gemeente voldoende geestelijke spankracht om alle schijnvroomheid af te leggen en het uit te houden in en met gebrokenheid? Dat kan alleen wanneer we samen dicht bij de Heere leven.
- Wat is het beleid van uw gemeente ten aanzien van homoseksualiteit? Kunt u aangeven wat u daar lastig en wat u daar goed aan vindt?
- Stel dat er iemand in uw gemeente in een persoonlijk gesprek vertelt dat hij homo is. Hoe zou u dan reageren?
- Voordat er één woord gesproken is, voelen homo’s ons oordeel vaak al. Kunt u uitleggen waardoor dat zou kunnen komen? Is deze oorzaak weg te nemen?
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2023, Geen aparte status. Gemeente moet leren de ander niet allereerst als homo te zien, De Waarheidsvriend 111 (26): 4-6 (artikel).
God spreekt werkelijk – Paul en Hoek stellen fundamentele vragen aan de orde over openbaring en ervaring
Tegelijk verschenen twee boeken met dezelfde sprekende titel ‘Een stem uit de hemel‘. Het eerste boek is een roman en gaat over de botsing tussen geloof en ongeloof. Het tweede boek is bepaald geen fictie. Het is een kloek en gedegen studieboek van dr. Mart-Jan Paul en dr. Jan Hoek.
Het eerste boek laat ik nu voor wat het is. Overigens komt ook in het tweede boek de botsing tussen geloof en ongeloof volop aan de orde. De beide auteurs zijn emeritus hoogleraar respectievelijk in het Oude Testament en in de Systematische theologie. Het is een goede gedachte om vanuit verschillende disciplines te komen tot een gezamenlijke aanpak, ook al leest het geheel wel als twee boeken in één band. Het boek is keurig uitgegeven en voorzien van beknopte registers van bijbelteksten, onderwerpen en personen. Wie het werk van beide auteurs kent, zal veel herkennen uit hun eerdere publicaties.
Gods stem
De kernvraag van deze studie is: wat gebeurt er precies wanneer God tot mensen spreekt? Dat is een verbluffend eenvoudige vraag, die bij elke bijbellezer opkomt, maar nauwelijks gethematiseerd is. ‘God zei tegen Mozes…’ Meestal vragen we vervolgens wat God zei, of waarom. Maar dit boek stelt de voorvraag: wat doet God wanneer Hij spreekt? Wat is er gebeurd? Heeft Mozes de stem van God gehoord? Hoe dan? Letterlijk?
Volgens de academische theologische wetenschap, zoals die sinds de Verlichting gangbaar is, heeft God nooit echt gesproken. Mozes is slechts tot de overtuiging geraakt dat hij God hoorde. De Bijbel wordt dus antropologisch en subjectief gelezen: wat hebben mensen ervaren?
Beide hoogleraren zijn congeniaal in hun overtuiging dat op deze wijze geen recht wordt gedaan aan de Schrift. Zij beklemtonen dat God werkelijk heeft gesproken, objectief. Dat heeft uiteraard allerlei consequenties voor het gezag van de Bijbel en voor de manier waarop wij die lezen. Al lezende leren wij niet welke ervaringen Mozes en anderen hebben opgedaan. We horen wat de HEERE God ons zegt. ‘En God zei’, geeft een ‘krachtdadige Goddelijke werkzaamheid’ (p. 27) weer, ook al is de Bijbel geschreven in menselijke bewoordingen.
Inventarisatie
Dr. Paul neemt het eerste deel van het boek voor zijn rekening. Hij gaat minutieus vrijwel alle teksten langs in zowel Oude als Nieuwe Testament, waar sprake is van openbaring. Hij inventariseert en rubriceert: God spreekt met Zijn stem, door dromen, visioenen, profetie, orakels, urim en tummim, schepping en geschiedenis etc. Ook weegt hij nauwgezet de verschillende woorden die de Bijbel daarbij bezigt. Na een hoofdstuk over het spreken van goden in het Nabije Oosten en in de apocriefen en pseudepigrafen komen uiteindelijk de conclusies.
Dr. Paul pleit ervoor de werkelijkheid van het spreken van God ernstig te nemen, ook wanneer het gaat over de datering van de bijbelboeken. Hij wil Genesis 1-3, Jona en Job ‘historisch’ lezen. Een spannende vraag is wel wat in dit verband ‘historisch’ betekent. Letterlijk staat tegenover vrij, objectief tegenover subjectief. Al deze woorden zijn in de geschiedenis van de uitleg (en van de filosofische hermeneutiek) een eigen leven gaan leiden. Daarnaast roept het lezen van dit boek bij mij de vraag op of de bijbeltaal zelf aanleiding geeft om na te denken over meer mogelijkheden dan alleen ‘vrij’ tegenover ‘letterlijk’.
Openbaring
Dr. Hoek komt in het tweede deel tot een systematisch onderzoek naar dergelijke vragen. Wat is openbaring? Hij wijst de positie van Schleiermacher en Kuitert beslist af: hun wereldbeeld is gesloten, waardoor ze blijven steken in menselijke ervaring. Echter: God spreekt werkelijk. Zijn openbaring is geconcentreerd in Christus en is relationeel van aard. Hoek schrijft een verhelderende paragraaf over het begrip ‘accommodatie’. Hij neemt het op voor het begrip ‘inerrancy‘, mits we niet vervallen in sciëntisme. De achterliggende filosofische discussies (Gadamer, Ricoeur) spelen mee, maar krijgen geen expliciete aandacht. Dr. Hoek wil dat we onbevangen omgaan met de resultaten van de kritische wetenschap, hoewel we de vooronderstellingen niet delen. Tekstkritiek is nuttig en nodig. De Bijbel geeft ons ‘profetische belichting van de geschiedenis’ (p. 261). De Bijbel is niet uit de hemel gevallen, ook niet op aarde bedacht. De Bijbel is op aarde gegroeid door openbaring uit de hemel. De scopus van de Schrift is Christus, maar daarmee is niet gezegd dat wij een kern mogen aanwijzen die méér gezag heeft dan bijbelgedeelten aan de rand van de Bijbel (tegen Berkouwer). Het is niet aan ons om te schiften. Hoek bespreekt en evalueert de Schriftleer van Bultmann, Barth, Bavinck en Kuyper.
Over Genesis 1-3 schrijft dr. Hoek: De Bijbel ‘is fundamentele waarheid over onze werkelijkheid. De schrijver van Genesis 1-3 is boven zijn eigen historische beperktheid uitgetild om zo eenvoudig en kernachtig te vertellen hoe God alles maakte. Daarmee overschreed hij zijn kennishorizon.’ (p. 298) Zo’n zin zet tot nadenken en vraagt om verder onderling beraad.
IJkpunten
Dr. Hoek reikt acht waardevolle hermeneutische ‘ijkpunten’ aan (p. 320-329). Deze passage vormt, wat mij betreft, het hoogtepunt van het hele boek. Hoek heeft oog voor het feit dat mensen in verschillende culturen de Bijbel met andere ogen lezen. Wat betekent dat? Is het aan ons mensen gegeven te kunnen onderscheiden tussen meaning en significance van bijbelteksten? Hoe doe je dat? Helpt onze cultuur ons daarbij?
Aan het einde van het boek waardeert dr. Hoek de gave van de profetie, niet als aanvulling op de openbaring, wel als toepassing daarvan. Dat roept de vraag op hoe hij zou oordelen over het voorstel van Vanhoover om als kerk een nieuwe act te spelen in het drama van de weg die God met mensen gaat. Bij vragen over auteurschap en wording van de canon ontbreken de namen van bijvoorbeeld Martin Hengel, Donald Carson en Richard Bauckham. In de literatuurlijst staan namen van onder ons veel gelezen auteurs als Arnold Huijgen en Bert Loonstra, maar hun bijdragen worden niet expliciet geduid.
Uit bovenstaande bespreking mag duidelijk zijn dat dit boek mij heeft aangezet tot hernieuwd nadenken over theologische uitgangspunten. Beide hoogleraren bieden ons een waardevol boek, dat richting wijst aan geïnteresseerde gemeenteleden, studenten en predikanten. Met name in de hoofdstukken 20 en 21 komen fundamentele vragen aan de orde over openbaring en ervaring, het gezag van de Schrift, geloof en bijbelwetenschap, en de hermeneutiek. Die beide hoofdstukken verdienen nadere toelichting, verdieping, precisering, doordenking en bespreking.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2022, God spreekt werkelijk. Paul en Hoek stellen fundamentele vragen aan de orde over openbaring en ervaring, De Waarheidsvriend 110 (38): 10-11 (artikel).