Home » Artikelen geplaatst door Edward Groenenboom

Auteursarchief: Edward Groenenboom

Abortuspil bij de huisarts verbetert de zorg niet

Dit artikel werd samen met drs. Aart van Wolfswinkel geschreven.

De huisarts is niet de aangewezen persoon om een abortuspil te verstrekken, menen huisartsen Edward Groenenboom en Aart van Wolfswinkel. Het vergt te veel van de al overbelaste huisarts en de kwaliteit van de abortuszorg zal erdoor omlaag gaan.

Binnenkort is abortus beschikbaar bij de huisarts – tenminste, als het aan de initiatiefnemers van het voorstel tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap ligt. Deze week staat het onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer. Doel is om de keuzevrijheid voor vrouwen met abortuswens te verruimen. In de dagelijkse praktijk zal de zorg voor onbedoeld zwangere vrouwen echter niet verbeteren, denken wij als huisartsen.

Alweer enkele jaren geleden dienden de Kamerleden Ellemeet (GroenLinks) en Ploumen (PvdA) een wetsvoorstel in om het voorschrijven van de abortuspil door de huisarts mogelijk te maken. De Raad van State, gynaecologen en abortusartsen reageerden eerder kritisch. Voor ons als huisartsen blijft een aantal bezwaren nog steeds actueel.

Versnipperde zorg

Allereerst zijn er technische aspecten, zoals de termijnecho die nodig is bij twijfel over de zwangerschapsduur. De meeste huisartsenpraktijken zijn niet uitgerust met echoapparatuur. Dan zal er dus naast de huisarts ook een gynaecoloog of verloskundige betrokken moeten worden in het begeleidingsproces. Er kunnen natuurlijk afspraken gemaakt worden met gynaecologen in een nabij ziekenhuis of met de praktijk van een lokale verloskundige, maar praktisch gezien wordt de begeleiding wel lastiger doordat meerdere zorgverleners in het zorgproces betrokken raken. Terecht wezen abortusartsen er eerder op dat de abortuszorg op die manier versnipperd dreigt te raken.

Dan de benodigde expertise. De gemiddelde huisarts ziet slechts twee tot drie onbedoeld zwangere vrouwen per jaar met een abortusverzoek. Zij komen nog niet eens allemaal in aanmerking voor behandeling met de abortuspil. Bij een deel van hen is dan namelijk de maximale zwangerschapstermijn van 9 weken, die geldt voor medicamenteuze zwangerschapsafbreking, al verstreken. Snel ervaring opbouwen met het voorschrijven van de abortuspil zit er voor de gemiddelde huisarts dus niet in. Het wetsvoorstel wil de kwaliteit van de abortuszorg bij de huisartsen die de abortuspil voorschrijven daarom hoog houden door middel van geaccrediteerde nascholing en registratie. Hoeveel huisartsen zullen bij een dergelijk gering aantal voorschriften echter bereid zijn tot de inspanning die hiervoor geleverd moet worden?

Verder is er het tijdsaspect. Al jaren heeft de Landelijke Huisartsen Vereniging ‘meer tijd voor de patiënt’ als speerpunt. Het beleid van het ministerie van VWS is erop gericht om de komende jaren meer taken uit het ziekenhuis over te dragen aan de eerste lijn. Maar er is een landelijk tekort aan huisartsen. Bij pensionering worden praktijken, met name in de plattelandsgebieden, moeilijk overgenomen. Het moment voor uitbreiding van het takenpakket van de huisarts lijkt nu wel erg ongeschikt.

Evenwicht verschoven

Daarnaast wordt voorbijgegaan aan de positie van het ongeboren kind. De Raad van State gaf in haar advies uit 2016 al aan dat het wetsvoorstel sterk de nadruk legt op de keuzevrijheid van de vrouw, terwijl de wetgever bij de totstandkoming van de Wet Afbreking zwangerschap uit 1984 een balans zocht tussen de mogelijkheid van zwangerschapsafbreking en de bescherming van het ongeboren leven. Met de nadruk in het wetsvoorstel op de laagdrempeligheid van de huisarts lijkt het evenwicht te verschuiven naar het eerste ten koste van het laatste, aldus de Raad. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel gaven in hun reactie aan het daar niet mee eens te zijn, omdat de autonomie in alle gevallen bij de vrouw ligt. De Raad van State ziet dat echter anders, en naar ons oordeel terecht.

Nog een aspect is de veiligheid. Het Nederlands Huisartsen Genootschap kwam in 2016 met een Standpunt Effectiviteit en veiligheid van medicamenteuze overtijdbehandeling in de huisartsenpraktijk. Onderzoek zou aantonen dat het voorschrijven door huisartsen veilig zou kunnen plaatsvinden. Juist abortusartsen wijzen er echter op dat behandeling met een abortuspil meestal geen sinecure is. In vergelijking met een zwangerschapsbeëindiging met instrumenten duurt volgens hen de medicamenteuze abortus langer en geeft die ook een grotere kans op complicaties, zoals een doorgaande zwangerschap, incomplete abortus en bloeding.

Er wordt tot slot verschillend gedacht over de maatschappelijke invloed die het voorschrijven van de abortuspil door de huisarts zal hebben. Het Nederlands Huisartsen Genootschap benadrukt in haar Standpunt dat het voorschrijven van de abortuspil door de huisarts niet onder het basisaanbod moet vallen.

Geen normaal medisch handelen

Het is, net als euthanasie, geen normaal medisch handelen. Terecht wordt genoemd dat huisartsen zelf beslissen of zij de abortuspil voorschrijven. Om ethische of praktische bezwaren kunnen zij hiervan afzien. De maatschappelijke uitstraling van laagdrempelige beschikbaarheid van abortus bij de huisarts telt echter ook mee.

Abortus provocatus is een handeling die beginnend menselijk leven afbreekt. Hier moeten we uiterst voorzichtig mee omgaan. Het lijkt ons ook om die reden beter om de huisartsen als beroepsgroep daarmee niet te belasten en de huidige scheiding van taken tussen huisartsenzorg en de uitvoering van abortus intact te laten.

Laat de huisarts blijven doen waar hij goed in is: het counselen van patiënten met oog voor de sociale context, preventie en nazorg. Dat is dagelijks werk. Het begeleiden van ongewenst zwangere vrouwen past daar bij uitstek in. Het behandelen met een abortuspil wat ons betreft niet.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Trouw. Het originele artikel is hier te lezen.

Afschaffing beraadtermijn abortus verlies voor iedereen

Dit artikel is samen met drs. Aart van Wolfswinkel geschreven.

Donderdag debatteert de Tweede Kamer over het wetsvoorstel tot het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen bij abortus. Een beslissing tot afschaffing zal nadelig zijn voor alle betrokkenen: de zwangere vrouw, de huisarts en het ongeboren leven.

De discussie over het wetsvoorstel tot afschaffing van de beraadtermijn bij abortus lijkt een gelopen race. Eerder gaf een Kamermeerderheid aan af te willen van deze termijn van vijf dagen die als verplichte bedenktijd dient tussen het eerste gesprek met de arts en de abortus. Het is tragisch dat deze in het verleden zorgvuldig gekozen veiligheidsmaatregel uit de wet lijkt te gaan verdwijnen.

Allereerst voor de onbedoeld zwangere vrouw. Onverwacht wordt zij geconfronteerd met een zwangerschap. Haar wereld staat op zijn kop en veelal verkeert zij in een emotionele en onzekere situatie. Aandacht, luisteren en vragen stellen zijn dan van groot belang om tot een weloverwogen besluit te komen. Haastige en vooral op emotie genomen beslissingen roepen achteraf nogal eens spijt op. Bij een abortus gaat het om een zeer ingrijpende beslissing die onomkeerbaar is. Tijd voor afweging is dan zeer op zijn plaats.

Tijdens de laatste evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (2020) gaf 67 procent van de abortusartsen, gynaecologen en verpleegkundigen aan het ”eens” of ”helemaal eens” te zijn met de stelling dat de beraadtermijn een impulsieve beslissing voorkomt. Zou de mening van deze professionals niet veel zwaarder mogen meewegen?

Het argument uit dezelfde evaluatie dat de beraadtermijn een sta-in-de-weg zou zijn voor bijvoorbeeld medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij negen weken snijdt onvoldoende hout. Uitvoerige cijfers ontbreken. Het kan niet zo zijn dat op basis van deze beperkte data over een zeer kleine groep een zorgvuldigheidswaarborg voor enkele tienduizenden vrouwen die jaarlijks onbedoeld zwanger raken, wordt weggenomen.

Onder druk

Daarnaast is afschaffing van de beraadtermijn niet goed voor de huisarts. De meeste abortussen in Nederland vinden plaats na verwijzing door de huisarts. Een op de zes vrouwen twijfelt over haar keuze bij haar eerste bezoek aan de huisarts, blijkt uit onderzoek uit 2014. Van hen die aanvankelijk abortus willen, kiest uiteindelijk 7 procent ervoor om toch de zwangerschap uit te dragen. Er is tijd nodig om aandacht te geven aan de sociale context, de aard van de nood van de vrouw, de rol van de partner en alternatieven. Afschaffing van de beraadtermijn zet het proces van zorgvuldige begeleiding door huisartsen en andere zorgverleners onder druk.

Ten slotte is afschaffing van de beraadtermijn schadelijk voor het ongeboren leven. De Wet afbreking zwangerschap die in 1984 van kracht werd, beoogde een balans te vinden tussen de rechtsbescherming van ongeboren menselijk leven en het recht van de vrouw op afbreking van haar ongewenste zwangerschap. Een van de redenen om te voorkomen dat beginnend leven overhaast en ondoordacht zou worden afgebroken, was de instelling van een beraadtermijn. Bij afschaffing daarvan slaat deze precaire balans door in de richting van de mogelijkheid tot afbreking ten koste van de bescherming van ongeboren leven. Een keuze in de richting van het recht van de sterkste.

Meerwaarde

In de spreekkamer ervaren we de meerwaarde van minimaal vijf dagen bedenktermijn. Een ideale tijdsspanne voor twee of meer gesprekken. Vrouwen waarderen deze zorgvuldige, persoonlijke begeleiding, ongeacht de uitkomst van het proces. Bij keuze tot afschaffing van de beraadtermijn bij abortus neemt ons parlement een beslissing die wij als huisartsen met hart voor onbedoeld zwangeren én het ongeboren leven zeer betreuren.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Groenenboom, E., Wolfswinkel, A. van, 2022, Afschaffing beraadtermijn abortus verlies voor iedereen, Reformatorisch Dagblad 51 (254): 27 (artikel).