Home » 2024 » augustus (Pagina 4)

Maandelijkse archieven: augustus 2024

Modern Schriftgebruik tegenover klassiek Schriftgebruik – Samenvatting van de tweede serie van het Studiesecretariaat Schriftgezag in De Saambinder

Het Studiesecretariaat Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeente is dit jaar naar buiten getreden.1 Onder andere door, tot nu toe twee series in De Saambinder, het kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeente, te publiceren2 en enkele opiniestukken te schrijven bijvoorbeeld voor het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad.3 Onlangs vatte wij hier op de website de eerste serie samen. Hieronder is de samenvatting van de tweede serie te lezen. Deze gaat over het Schriftgebruik en allerlei moderne manieren van Bijbeluitleg. De samenvatting spitst zich toe op de voor deze website relevante thema’s. Als kanttekeningen in de voetnoten vooral verwijzingen naar andere artikelen om verder te lezen.

Schriftkritiek

Het eerste deel van deze serie gaat over Schriftkritiek. Deze term wordt alleen nog gebruikt door tegenstanders van deze gedachten. “Schriftkritiek verwijst naar een manier van Bijbellezen en Bijbeluitleg waarin rekening gehouden wordt met het feit dat de Bijbelschrijvers ook fouten maakten of hun beperkingen hadden als gevolg van de cultuur waarin ze leefden. Op deze manier wordt de Schrift dus onder kritiek gesteld.” Voorstanders gebruiken liever niet het woord ‘Schriftkritiek’, maar spreken van ‘historisch-kritisch Bijbelonderzoek’. Schriftkritiek komt hiermee niet helemaal één-op-één overeen. “Historisch-kritisch wil allereerst zeggen dat de Bijbel bestudeerd wordt als een historische tekst en dat men in de uitleg zorgvuldig te werk wil gaan. Niet wat de lezer denkt dat er bedoeld is, maar wat de auteur bedoeld heeft, is het uitgangspunt.” De scribent ziet dit als een goed streven. “Het gaat echter mis als dit het enige is en het Goddelijke gezag genegeerd wordt.” De Bijbel is geen boek zoals alle andere boeken. Menen dat er oneffenheden, onjuistheden of eenzijdigheden in de Bijbel te vinden zijn valt onder Schriftkritiek. “We erkennen graag de historische kennis die het historisch-kritisch onderzoek heeft opgeleverd, maar bij kritiek op de Schrift wordt er een grens overschreden.” Dit is erg, want Schriftkritiek is kritiek op God en Zijn Woord. “Wie ermee in zee gaat, betaalt een hoge prijs.

Wat is de kritiek op Schriftkritiek? Allereerst ziet de scribent een verkeerd uitgangspunt bij Schriftkritiek. Hij verwijst hierbij naar de eerdere serie over Schriftverstaan en zelfverstaan.4 De rollen worden omgedraaid, in plaats van dat zondaren zich onder kritiek van de Schrift stellen, stellen zondaren de Schrift nu zélf onder kritiek. “Wie de Bijbel bekritiseert, is niet langer overtuigd van zijn eigen leugenachtigheid. Schriftkritiek gaat uit van een optimistische mensvisie en geeft blijk van een modern zelfverstaan.” In Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 7 wordt aangegeven dat alle mensen leugenaars zijn.5 Is dat niet te stellig? “De betekenis is niet dat mensen alleen maar liegen, maar dat ze, als God het niet verhoedt, altijd neigen tot de leugen (…).” Er is nog wel een zucht naar waarheid in de mens overgebleven, dankzij Gods goedheid, ‘maar daar komt tegelijk ook heel veel tegenop’. De mens heeft Gods onfeilbaar Woord nodig ‘om de weg naar het Vaderhuis te vinden’. Ten tweede is Schriftkritiek, volgens de scribent, ontijdig en komt het te vroeg. Gods Woord kan en mag nooit losgemaakt worden van Gods Geest. “Wie meent nu al Gods Woord te kunnen bekritiseren, houdt geen rekening met het feit dat geen woord bij God onmogelijk is.” God maakt altijd Zijn Woord waar. We zien dat aan de vervulling van bijvoorbeeld de profetieën over de Messias. De scribent geeft aan dat God nederige Schriftstudie wil zegenen, zoals ook in de kerkgeschiedenis zichtbaar is. Schijnbare tegenstrijdigheden en moeilijke knopen worden opgelost of ontbonden. Als voorbeeld wordt het citaat van Mattheüs 27:9 gegeven. Hier wordt op het eerste oog verwezen naar Jeremia in plaats van Zacharia. Zorgvuldige studie laat zien dat het een gecombineerd citaat is uit beide profeten. “Hoogmoedige kritiek op historische aspecten van de Bijbel bleek onjuist te zijn: het bestaan van de Hethieten was wel historisch. Hier geldt: God weet alles al, maar wij kennen ten dele.” Schriftonderzoek moet in nauw verband staan met dienst aan God. We moeten daarbij ons volledige verstand gebruiken, maar dat dient wel onderworpen te zijn aan de sprekende God. Net als bij de jonge Samuël moet gelden: ‘Spreek, want uw knecht hoort’ (1 Samuël 3:10, SV).6

Visie op de cultuur

In het tweede deel gaat de scribent in op aanpassingen aan de cultuur. Hij constateert dat er ook mensen zijn die Schriftkritiek afwijzen, maar toch de Bijbel anders lezen. Er zijn andere onzichtbare krachten die het Schriftgezag schade aandoen. “Eén daarvan is de visie op de cultuur.” Zo wordt in de praktijk de cultuur belangrijker ervaren dan de zondige verdorven menselijke natuur. Wij leven in een postmoderne cultuur. “Het postmodernisme gaat ervan uit dat waarheid onlosmakelijk verbonden is met context en cultuur. Een absolute waarheid die alle culturen zou overstijgen, is volgens postmodernisten onmogelijk of op zijn minst onbereikbaar.” Dit heeft volgens de auteur drie gevolgen. Allereerst leidt dit tot een andere kijk op de verlossingsleer. De klassieke leer is dat onze menselijke natuur zondig en schuldig is en verlossing door Christus nodig heeft. De moderne leer ziet Christus niet als laatste Adam, maar als deelgenoot van de Joodse cultuur. Christus komt daardoor op afstand te staan en ‘Bijbelse begrippen moeten eerst door een cultureel filter gehaald worden’. Ten tweede wordt de eigen cultuur een gezaghebbende bron. We zien dat bij de acceptatie van homoseksuele praxis. Hier krijgt de cultuur het eerste en ook het laatste woord. Ten derde maakt deze moderne visie de Bijbel minder toegankelijk. Gods Woord spreekt binnen deze visie niet meer direct tot ons. Teksten zijn niet zomaar te begrijpen, want ze komen uit een andere culturele context. Eerst dien je dus veel kennis te hebben van de Bijbelse cultuur ‘en je moet vervolgens vaststellen wat de kern is en dan kun je het vervolgens toepassen op je eigen cultuur’. De nadruk is meer komen te liggen op het culturele van de Bijbel, ‘het feit dat de Schrift spreekt tot zondaren [is] grotendeels buiten beeld (…) geraakt’. “Natuurlijk moeten wij zoeken naar wat de Bijbel ons in onze cultuur wil leren. Maar daar werpt de Bijbel zelf licht over. Het Woord heeft het eerste en het laatste woord, en niet het culturele besef van onze tijd.” Afsluitend laat de schrijver weten dat we moeten starten bij de kern van het Evangelie. “Het is (…) een ernstige afwijking van het Evangelie om de menselijke cultuur voorop te zetten en de menselijke natuur te vergeten.” De cultuur moet niet vooropgezet worden, want deze is ‘net als iedere andere cultuur een verzameling van leugenachtige mensen en daarover is het licht van Gods Woord nodig’. Daarom: ‘Nabij u is het Woord’ (Rom. 10:8, SV). 7

“Natuurlijk moeten wij zoeken naar wat de Bijbel ons in onze cultuur wil leren. Maar daar werpt de Bijbel zelf licht over. Het Woord heeft het eerste en het laatste woord, en niet het culturele besef van onze tijd.” Bron: Pixabay.

De relatie tussen de cultuur en het werk van de Heilige Geest

In het derde deel van deze serie wordt stilgestaan bij de relatie tussen de cultuur en het werk van de Heilige Geest. De ontwikkeling in de cultuur wordt door sommige christenen gezien als het werk van de Heilige Geest. De Bijbelse boodschap kan op deze wijze aangepast worden aan de tijd waarin wij leven. In de Reformatie werd echter benadrukt dat het werk van de Heilige Geest nooit los van het Woord gezien kan worden. Volgens de bekende kerkhervormer Maarten Luther leidt een scheiding tussen Woord en Geest tot geestdrijverij. Bij mensen die dat doen is het Woord van minder belang en waarde dan het innerlijke licht van de Heilige Geest. Andere Reformatoren, zoals Calvijn en Bullinger, geven ook aan dat de Geest Zich bindt aan het Woord. Woord en Geest moeten wel onderscheiden, maar niet gescheiden worden. De scribent ziet dat de verhouding tussen Woord en Geest belangrijke gevolgen heeft voor de plaats van bevinding.8 Bevinding is altijd geboden en ondergeschikt aan het Woord.9De Heilige Geest eert Zijn eigen werk. Als Hij zondaren zalig maakt, schakelt Hij het Woord niet uit, maar in. De Geest gaat in de bevinding ook niet tegen het Woord in, want dan zou Hij met Zichzelf in strijd zijn.” Maar, de Geest is wel soeverein in Zijn werk. “Hij doet met het Woord wat Hij wil en tegelijk bindt Hij Zich vrijwillig aan Zijn eigen Woord.” De auteur ziet in de discussie rond vrouw in het ambt en om genderideologie ook geestdrijverij. “Er wordt gezegd dat de Geest zaken duidelijk kan maken die in de Schrift zelf niet duidelijk zijn. Hier zit een visie op de verhouding tussen Woord en Geest achter die niet klassiek gereformeerd is.” Volgens de schrijver heeft deze geestdrijverij niets met de Geest te maken. “Als ons zelfverstaan met de Schrift overeen komt, kunnen we weten dat het van de Heilige Geest is. Maar hier komt het zelfverstaan niet overeen met de Schrift. Welke garantie is er dan dat het een werk van de Geest is? Geen enkele!” Er wordt in dit artikel erop gewezen dat onze ervaringen los van het Woord niet geïnterpreteerd kunnen worden als werk van Gods Geest. Ons zelfverstaan is dan een product van de moderne cultuur en niet van de Heilige Geest. Het valt zelfs misschien wel onder ‘de minst opvallende vorm van het bedroeven van de Geest’. 10

Antiek wereldbeeld?

Kent de Bijbel een antiek wereldbeeld? Daarover gaat het in het vierde deel van deze serie. Dat de Bijbel geen natuurkundeboek is, dat is een eeuwenoude gedachte.11De Bijbel is geschreven voor zondaren om hun de weg naar het Vaderhuis te wijzen. De Bijbel is niet bedoeld om theorieën te geven over de manier waarop onze zichtbare wereld werkt. Als dat wel zo zou zijn, zou de Schrift voor veel mensen onbegrijpelijk zijn.” Dit sluit aan bij wat Johannes Calvijn in zijn commentaar op Genesis schrijft.12 Calvijn geeft aan dat de wetenschappelijke bestudering van de schepping wel goed is, maar dat dit niet het doel is van de Schrift. “De Schrift is een boek voor geleerden én ongeleerden en spreekt over dingen die door allen kunnen worden begrepen.” De raad van Calvijn is niet altijd opgevolgd. De auteur wijst op theologen die meenden dat de Bijbel het wereldbeeld van Ptolemaeus vertolkte en dat daarom het Copernicaanse wereldbeeld onbijbels was.13De meeste gereformeerde theologen hebben er echter wijselijk op gewezen dat de Schrift geen theorieën leert. De Schrift is een levensboek gericht tot mensen als mensen. We moeten in de Schrift geen wetenschappelijk wereldbeeld zoeken.

Helaas worden er door veel moderne theologen wel pogingen gedaan om wetenschappelijke theorieën in de Schrift te zoeken. “Vanuit het moderne bewustzijn dat iedereen in een bepaalde cultuur leeft, menen sommige theologen dat ook de Bijbelschrijvers aansluiten bij opvattingen die in de cultuur van het oude Nabije Oosten gangbaar waren. Daarbij hoort volgens hen ook het antiek wetenschappelijke wereldbeeld. Dat antieke wereldbeeld zou bestaan uit de aarde als een platte schijf waarbij de lucht een koepel is en de hemellichamen als lampen aan de koepel hangen.” Deze moderne theologen haasten zich te zeggen dat deze beelden in de Schrift niet gezaghebbend zijn. Het geldt als inkleding van Gods openbaring, zonder gezag te hebben. Het gaat immers ‘om de boodschap, niet om de verpakking’. Wat geldt dan wel als gezaghebbende bron? “Bij de uitleg van Schriftplaatsen als Genesis 1 wordt de huidige wetenschap hiermee tot een gezaghebbende bron in de Schriftuitleg.” Deze manier van Schriftuitleg wordt als aantrekkelijk gezien. Het lijkt daarmee of je niet meedoet aan Schriftkritiek. Volgens de scribent is het verschil echter maar klein. “Het begrip wereldbeeld is een breed begrip waar van alles onder kan vallen. Sommige willen ook de visie op de verhouding man/vrouw er onder laten vallen. Zo kun je gemakkelijk je eigen selectie maken van zaken die wel en zaken die niet bij Gods openbaring horen.”

De schrijver wijst erop dat het argument van het zogenaamde Bijbelse wereldbeeld niet nieuw is. In het verleden is dit vaak bestreden door gereformeerde theologen. Tegenwoordig is het argument echter weer helemaal ‘in de mode’. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om meer open te kunnen staan voor de evolutietheorie. De scribent geeft aan dat daarbij niet altijd het woord ‘wereldbeeld’ wordt gebruikt. Soms gaat het over ‘perspectivisme’ (Gijsbert van den Brink) of over ‘antieke wetenschap’ (Denis Lamoureux). Het komt op hetzelfde neer: “God heeft in Zijn openbaring verouderde wereldbeelden gebruikt als voertuig voor de boodschap.” Oudtestamenticus dr. Mart-Jan Paul heeft, volgens de auteur, in hoofdstuk 4 van zijn boek ‘Oorspronkelijk’ duidelijk gemaakt dat de Bijbel geen antiek wereldbeeld heeft.14 Een antiek wereldbeeld volgt in ieder geval niet uit de Bijbel zelf. De hyperbewustwording van eigen cultuur beïnvloedt hier het Bijbellezen. De gedachte dat Israël het wereldbeeld van omliggende volken zou hebben overgenomen ‘is weinig steekhoudend’. “Het wereldbeeld echter van deze omliggende volken was doordrongen van de afgoderij, dus dit argument miskent de unieke positie van Israël. Daarnaast worden vaak allerlei poëtische teksten aangehaald die dan vervolgens heel letterlijk uitgelegd worden.” De Schrift laat zien dat ‘God in Zijn openbaring uitgaat van het perspectief van de menselijke aanschouwing’. De schrijver geeft aan dat dit perspectief altijd waar is, ‘al kan het door natuurwetenschappelijk onderzoek wel beter begrepen worden’. We moeten niet een zogenaamd antiek wereldbeeld laten schiften in de Schrift, we doen ‘er verstandiger aan de Schrift in ons leven te laten schiften’. Moeilijke vragen zullen blijven. Geboden is dat we ze benaderen in het Schriftlicht.15

“Moeilijke vragen zullen blijven. Geboden is dat we ze benaderen in het Schriftlicht.” Bron: Pixabay.

Bijbelse cultuur

In de huidige tijd krijgt de huidige cultuur of de antieke cultuur veel aandacht bij de Bijbeluitleg.16Dit leidt tot een normatief maken van de eigen cultuur en een verzwakking van het gezag van Gods Woord.” In het vijfde deel gaat het over de cultuur van de Bijbelse tijd. Zit er dan geen kern van waarheid in de stelling dat de Bijbel in een andere cultuur ontstaan is dan de onze? Dat zeker! Hoe moeten we daarover denken? “Door de moderne hermeneutiek is die vraag alleen maar belangrijker geworden.” De scribent staat stil bij twee punten die van belang zijn. Allereerst wil hij een misverstand rechtzetten. Er wordt door theologen over cultuur gesproken alsof God willekeurig deze cultuur had uitgekozen ‘om daar Zijn openbaring te laten plaatsvinden’. Theologen menen ook dat de cultuur een belemmering is geweest voor Gods openbaring ‘alsof God in die cultuur niet alles heeft kunnen zeggen wat Hij wilde zeggen’. De auteur geeft aan dat dit een miskenning is van Gods almacht. Het leidt tot semi-deïsme, nl. ‘dat God Zich alleen met sommige dingen bemoeit, en andere dingen hun gang laat gaan’. Het omgekeerde is echter waar. “God heeft de cultuur van de Bijbelse tijd verkozen tot de bedding van Zijn openbaring en Hij heeft deze cultuur daarna in Zijn voorzienigheid en algemene genade tot een geschikte plaats gemaakt voor Zijn bijzondere opebaring.” Het was Gods wil dat de Bijbel ontstond in een andere cultuur dan de onze. “Deze cultuur is ook geen obstakel voor ons als lezers, maar juist een hulpmiddel om Gods Woord te verstaan.” Er is redding mogelijk voor Adamskinderen, en God gaf er een context bij om deze mogelijkheid beter te verstaan. Ten tweede is het goed om op te merken dat de Bijbel de cultuur van de Bijbel beschrijft, maar niet voorschrijft. “Dit is dus geen onderscheid wat wij mensen maken, maar wat de Bijbel ons zelf aanreikt.” De Grieks-Romeinse cultuur waarin het Nieuwe Testament ontstaan is was zeer divers. Hoewel er sprake was van diversiteit ging de apostelen uit van één Evangelie, met daarbij één en dezelfde christelijke levensstijl. “De cultuur is in de Bijbel dus niet onbelangrijk of afwezig, maar ze gaat niet voorop. Eerst komt de menselijke natuur, vervolgens de menselijke cultuur.” Elke cultuur dient ‘onderworpen’ te zijn ‘aan de heerschappij van Christus’.

De scribent gaat in twee alinea’s in op de heilige kus (o.a. uit Romeinen 16:16 en 1 Thessalonicenzen 5:26). Dit wordt vaak aangehaald door moderne theologen in het debat over Schriftgezag en Schriftuitleg. Hoe beveelt Paulus die groet aan? Stelt Paulus het groeten met een kus als voorschrift in, of vermaant hij om elkaar een heilige kus te geven als groet? Het is overduidelijk niet Paulus’ bedoeling om dit als voorschrift te laten gelden. “Paulus sluit met zijn voorschrift bij dit gebruik (zoals gebruikelijk in OT en NT, JvM) van groeten aan en vereist slechts dat het heilig is. Die kus moet niet zijn zoals die van Joab (2 Sam. 20:9) of Judas (Luk. 22:48), maar oprecht en vanuit broederlijke liefde.” Deze uitleg wordt bevestigd door de kerkgeschiedenis, die een kus als groet nooit opgevat hebben als absoluut gebod17.18

Toekomstverwachting

Vragen rond de cultuur is een belangrijk thema binnen de modern hermeneutiek. In het zesde en laatste deel gaat de scribent in op de christelijke toekomstverwachting en de omgang met de Schrift. Of we wereldbewoner zijn of pelgrim zegt veel over onze omgang met de Schrift. “Als het leven hier en nu het belangrijkste is, zullen we proberen de Schrift vooral zo uit te leggen dat het goed is voor het leven hier en nu.” We zullen dan ook proberen duidelijk te maken dat de Schrift ten positieve gebruikt kan worden in hedendaagse maatschappelijke thema’s. Het gebrek aan toekomstverwachting wordt dan vooral aards ingevuld. “Thema’s als klimaat, inclusiviteit en emancipatie van minderheden krijgen dan alle aandacht. Waarbij natuurlijk de menselijke inspanning onmisbaar is.” Dit is in regelrechte tegenspraak met de kern van de Schrift. Dáár wordt allereerst gefocust ‘op de toekomst van Christus’. “Vandaaruit vallen dan de zaken van het leven hier en u op z’n plaats.” Niet om bepaalde zonden goed te praten of zelfs goed te keuren, integendeel. “Wat we bedoelen is dat deze gerichtheid op de grote toekomst betekent dat er redding nodig is. Zondaren moeten behouden worden van de toekomende toorn (1 Thessalonicenzen 1:10) en zij dienen zich te bekeren en het Evangelie te geloven (Markus 1:15).” Hierin zijn eerlijkheid en duidelijkheid naar de medemens van groot belang. We moeten onze naaste geen knollen voor citroenen verkopen. Het wijzen op de zonden is niet hard en liefdeloos veroordelend alsof men zelf beter is, maar integendeel. De auteur wijst op 1 Korinthe 11:31-32 en licht dit toe. “Ieder mens zou zichzelf moeten beoordelen in het licht van Gods Woord. Wanneer iemand dat niet doet, kan zo iemand geoordeeld worden door zijn naaste. Het uiteindelijke doel hiervan is echter dat iemand in het laatste oordeel niet veroordeeld zal worden.” Bij degene die dat onverdraagzaam, liefdeloos en hooghartig noemt, ontbreekt een gezonde christelijke toekomstverwachting. “De Schrift is onze onmisbare gids op reis naar de Godsontmoeting. Maar wanneer het doel van de gids uit het oog verloren wordt, raakt de waarde van de gids ook buiten beeld.” Wie dienen de Schriften te onderzoeken als een pelgrim, geleid door de Heilige Geest, op weg naar het Vaderhuis met zijn vele woningen. Met deze woorden sluiten wij ook deze samenvatting van de serie af.19

Voetnoten

Aarde is niet plat in de Bijbel

De houtsnede van Flammarion door een onbekende kunstenaar. Verschenen in het boek L’atmosphère: météorologie populaire van Camille Flammarion (1888). De tekst onder de afbeelding luidt: ‘Een missionaris uit de middeleeuwen vertelt dat hij de plek heeft gevonden waar de hemel en de aarde elkaar raken…’. Bron: Wikipedia.

Het wijd verspreide idee dat de Bijbel een verouderd wereldbeeld laat zien, is onjuist, betoogt prof. dr. M. J. Paul. De Bijbel gebruikt vooral de taal van de waarneming.

Iedereen die zich bezighoudt met de voorstelling van de kosmos in het Oude Testament, komt afbeeldingen tegen van een platte aarde op pilaren in het water. Bovenin is een koepel met hemellichamen. Vandaag wil ik bij dit onderwerp stilstaan ter gelegenheid van de opening van het Logos Instituut.

Dit instituut beschouwt de Bijbel als bron van kennis over ons verleden. Het stelt vragen aan de orde over geloof en wetenschap. Een fundamentele kwestie is daarbij: spreekt de Bijbel alleen op betrouwbare wijze over geloofszaken, of ook over zaken als geschiedenis en wereldbeeld? Betreft het gezag van Gods Woord de gehele Bijbel, of moeten we onderscheid maken tussen een goede kernboodschap en een minder goede verpakking?

Het voorbeeld van de platte aarde en een harde hemelkoepel komt vaak naar voren in discussies over schepping en evolutie. Men wil ermee aangeven dat de Bijbelse beschrijvingen niet bedoeld zijn om kennis over te dragen die van belang is voor onze wetenschapsbeoefening.

Een voorbeeld hiervan is een Duitstalige afbeelding van Alexandra Schober uit 1960. Onder de bovenste hemel is de hemeloceaan met zes schatkamers (hagel, wolken, wind, regen, nevel, sneeuw). Onder de hemeloceaan bevinden zich de zon, de maan en de sterren op gelijke afstand van de aarde. Aan de zijkanten staan de zuilen waarop de hemel rust. De onderwereld is uiteraard onder de aarde, en daaronder bevindt zich de Tehom, de oervloed. De zuilen waarop de aarde rust, zijn goed zichtbaar. Waarop de zuilen zelf rusten, is onduidelijk.

Metaforen

Dergelijke tekeningen worden vanaf eind negentiende eeuw gemaakt. Critici geven echter aan dat zulke tekeningen berusten op uit hun verband gehaalde metaforen van Hebreeuwse dichters, waarbij beeldspraak te letterlijk opgevat wordt. Het was de Israëlieten uiteraard bekend dat de zon ’s morgens in het oosten opkomt en ’s avonds in het westen ondergaat. Hoe kan dat? Hoe kan de maan een cyclus van vier weken doorlopen? Omdat de Israëlieten wisten dat de zon en de maan met andere snelheden bewogen dan de sterren, zijn er maanden, seizoenen en jaren (vgl. Gen. 1:14). Bevinden de winden zich echt boven de sterren?

De Israëlieten wisten dat het water in de Dode Zee niet te drinken was. De tekeningen verbinden al het water met elkaar, alsof het niet uitmaakt of het water zoet of zout is. Het is wonderlijk dat de geleerden onderling losstaande teksten verbinden tot een gereconstrueerd wereldbeeld, zonder rekening te houden met alledaagse waarnemingen.

Babyloniërs

Aan het eind van de 19e eeuw waren er veel kritische geleerden die veronderstelden dat de Israëlieten allerlei ideeën van de Babyloniërs overgenomen hadden. Dit heeft ook te maken met een late datering van het boek Genesis, in de tijd van de ballingschap. Die overtuiging duurde voort in de twintigste eeuw, maar langzamerhand kwam er oog voor de vele verschillen. In de vertaling van het Babylonische geschrift ”Enuma Elish” in 1890 staat dat de hemel bestaat uit een harde koepel. Vanaf 1975 is deze onjuiste vertaling losgelaten, omdat blijkt dat de Babyloniërs allerlei verschillende opvattingen over de kosmos hadden.

De Grieken en Romeinen beschouwden de aarde als een ronde bol. Op een munt staat de zoon van keizer Domitianus afgebeeld als een Jupiter gezeten op een globe, met zijn handen opgeheven naar de zeven sterren van de Grote Beer.

De gedachte aan een platte aarde is opgekomen in de negentiende eeuw. Washington Irving beschreef dat de kerkelijke autoriteiten in de vijftiende eeuw in een platte aarde geloofden. Zij zouden Columbus gewaarschuwd hebben dat zijn schip van de aarde af kon vallen, omdat de aarde plat is. Dergelijke voorstellingen zijn echter aantoonbaar onjuist, en moeten bewust geïntroduceerd zijn. De hoogtijdagen van de mythe dat de kerk in een platte aarde geloofde, waren tussen 1870 en 1920, toen darwinisten deze voorstelling gebruikten in hun strijd tegen de kerk over de evolutietheorie.

Uitspansel

Hoe moeten we de Bijbelse uitspraken dan uitleggen? Het woord ”raqia”, dat ”firmament” of ”uitspansel” betekent, is afgeleid van een werkwoord dat ”uitspreiden” betekent. Het is niet nodig om daarbij aan een vaste koepel te denken. In Genesis 1:6 is de functie van het uitspansel de wateren te scheiden. Dit kan goed opgevat worden als de scheiding tussen het water op aarde en het water in de wolken. Het uitspansel is de plaats waar de hemellichamen zichtbaar zijn en de vogels vliegen (vs. 20). De beschrijving is vanuit het gezichtspunt van de waarnemer op aarde. In vers 8 worden het uitspansel en de hemelen gelijkgesteld.

De genoemde tekeningen hebben water onder de aarde. Dit berust op het verbod om beelden te maken van wat boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde is (Ex. 20:4). De uitdrukking ”onder de aarde”, kan opgevat worden als dat er onder de aarde een zee is. Het verband geeft echter aan dat de Israëlieten die kunnen zien. Zij mogen geen afbeeldingen maken van vogels in de lucht, of van een dier of voorwerp op de aarde, en ook niet van een dier of voorwerp in het water. De Israëlieten konden geen vis zien die onder de aarde zwom, maar wel een vis in de zee en de rivieren (zie ook Deut. 4:16-18).

Aangezien de wateren in Egypte en in het Sinaïgebied zich op een lager niveau bevinden dan het land, liggen ze ‘onder’ de aarde, in de zin van: onder het niveau van het landoppervlak. Dat kan leiden tot een vertaling als ”de wateren onder aan het land” of ”de wateren die lager liggen dan het land”. Iets eerder wordt hetzelfde voorzetsel gebruikt voor de Israëlieten bij de berg. Daar past alleen de vertaling ”onder aan de berg” en niet ”onder de berg” (Deut. 4:11).

Te statisch

Aan de tekeningen van het Israëlitische wereldbeeld liggen diverse onjuiste overtuigingen ten grondslag. Zoals de veronderstelling van de invloed van een Babylonisch wereldbeeld, een late datering van het boek Genesis en de onjuiste aanname dat de volken in de oudheid tot de middeleeuwen toe dachten dat de aarde plat was. Ook strijden de gemaakte tekeningen met alledaagse waarnemingen. De voorstellingen zijn te statisch en doen geen recht aan beeldspraak.

Uit de bespreking van de argumenten blijkt dat de Bijbel geen verouderd wereldbeeld heeft, maar vooral de taal van de waarneming gebruikt. De Bijbel is niet geschreven in onze wetenschappelijke taal, maar wel van belang voor onze wetenschapsbeoefening.

Dit artikel is een samenvatting van de lezing die prof. dr. M.J. Paul hield op het openingscongres van ‘Logos Instituut’ op zaterdag 13 februari 2016 te Utrecht. Mart-Jan heeft dit thema verder uitgewerkt in hoofdstuk 4 van zijn boek ‘Oorspronkelijk’.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2016, Aarde is niet plat in de Bijbel, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 45 (266): 14-15 (artikel).

De ontmaskering van de verderfelijke doorwerking van het cartesianisme – Ds. Van Aalst schrijft verslag van promotie dr. C.J. Meeuse

Afgelopen dinsdag schreven we over de promotie van predikant en theoloog dr. C.J. Meeuse naar aanleiding van een aankondiging van de promotieplechtigheid.1 In De Saambinder van 4 juli 2024 stond een verslag door ds. G.J. van Aalst van deze promotie.2 Dit verslag vatten wij hieronder kort samen. Voor wie liever de promotieplechtigheid zelf helemaal terug wil zien verwijzen wij u graag naar de voetnoot.3

Ds. Van Aalst memoreert in de inleiding aan het feit dat het een wonder is dat deze promotie doorgang kon vinden, daar dr. Meeuse zeer kritiek heeft gelegen. Drie maanden later mocht ds. Van Aalst er getuige van zijn hoe dr. Meeuse zijn proefschrift verdedigde. “Wat onvoorstelbaar groot dat de Heere dit gaf!” De kersverse doctor in de theologie heeft zijn hele leven zich met de theologie van Jacobus Koelman (1632-1695) bezig gehouden. De arbeid van Koelman is tot een rijke zegen geweest. Dr. Meeuse heeft één aspect hiervan uitgelicht en daar een proefschrift over geschreven: zijn strijd tegen het cartesianisme. Van Aalst legt uit: “De achttiende eeuw wordt wel de eeuw van de Verlichting genoemd. Die Verlichting heeft tot op de dag van vandaag veel kwaad veroorzaakt in kerk en samenleving. ‘Verlichting’ betekent: ‘de verlossing van de mens uit zijn onmondigheid, die hij aan zichzelf te wijten heeft’. (…) In de zeventiende eeuw waren er al krachten aan het werk die deze stroming voorbereidden. Eén daarvan was het cartesianisme. Dat is het gedachtengoed van René Descartes.” Dit cartesianisme werkt door tot op de dag van vandaag. “Daarbij wordt de ratio, het kritisch denkvermogen van de (gevallen!) mens, gesteld boven de Godsopenbaring in Zijn Woord. Nog steeds zien we de droeve gevolgen ervan in het denken over onder andere God, Zijn Woord, de schepping en het huwelijk.” Ds. Van Aalst noemt het de verdienste van dr. Meeuse dat hij de verderfelijke invloeden hiervan heeft aangetoond. De Almachtige dient hier alleen alle eer van te ontvangen.

Het proefschrift werd allereerst met een algemeen openingswoord verdedigd. Daarna moest de promovendus zich ‘verdedigen’ tegenover hooggeleerde opponenten. Zij maakten het de promovendus niet gemakkelijk, zo luidt de beoordeling van ds. Van Aalst. De opponenten waren prof. dr. A. Baars, prof. dr. A.C. Neele, prof. dr. H.A. Krop en prof. dr. A. Beck. De gehele plechtigheid stond in het teken van Spreuken 3:5: ‘Vertrouwt op de Heere met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet’. Van Aalst sluit af met het wijzen op de rust. “Nu gunnen we hem wat rust. Rust in God, door Christus.

Op de eerste maandag van september wordt, als de Heere het geeft, dr. Meeuse zelf aan het woord gelaten over zijn proefschrift. Houd u daarvoor deze website in de gaten.

Voetnoten

Spotvogel ‘gespot’

De kenmerkende zang van de Spotvogel ken ik vanuit mijn Hollandse periode. De soort is door mij in de Betuwe bij Opheusden, Ochten, Kesteren, Lienden zelden waargenomen. Bijzonder was dan ook om op 17 juni in de boomstruikrand van een onverhard pad langs de Rijnbandijk bij Lienden een Spotvogel te horen jubelen.

‘De spotvogel is een zomergast die ons land slechts drie maanden bezoekt om te broeden. Het grootste deel van het jaar brengt hij door in tropisch Afrika. De Spotvogel broedt vanaf begin – half mei tot juli. De soort staat bekend als een insectivoor (insekteneter). Hij zoekt zijn voedsel in het gebladerte van bomen en struikgewassen (Vogelbescherming).’ Is daardoor ook moeilijk te fotograferen!

Nu maakt één waarneming nog geen broedgeval. Doch op 8 juli hoorde ik ‘s middags op dezelfde plek weer het mannetje zingen! Dus sprake van een broedterritorium. Helaas kreeg ik de vogel niet te zien. Toch ziet u een foto van deze landelijk nog best algemene zomervogel, die helaas al decennia achteruitgaat.

Op 21 mei met een schoonzus vogels wezen spotten vanaf een oude zeedijk van polder Arkemheen. Wij kregen deze verborgen vogel, heel verrassend, even heel goed te zien! Op de foto vallen op de gele onderdelen en het parmantig goed aankijkend oog! Uiterlijk is er geen verschil tussen mannetje en vrouwtje. De Spotvogel is een lange-afstandstrekker en vertrek al weer vroeg. Eind augustus zijn bijna alle spotvogels vertrokken. Overwintert ten zuiden van de evenaar.

Met genoegen deel ik met u deze zomergroet!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Spotvogel ‘gespot’, Het GemeenteNieuws 23 (30): 13.

‘Tectonics of Western North America during the late stages of the Biblical Flood’ – Dr. Sarah Petersen sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Sarah Petersen promoveerde in 2021 aan de Northern Arizona University in de geofysica en seismologie. Haar proefschrift had de titel ‘The Effects of Hydration on Low-Angle Subduction Systems‘. Sindsdien werkt ze onder andere samen met de bekende creationistische geofysicus dr. John Baumgardner. Met hem werkt ze aan het verder uitwerken van Catastrophic Plate Tectoncis. Deze week was zij te gast in de livestream van Logos Research Associates om daar te spreken over de tektoniek van westelijk Noord-Amerika in verband met de zondvloed. Het is bemoedigend om te zien dat steeds meer experts betrokken raken bij wetenschappelijk onderzoek dat uitgaat van het klassieke scheppingsgeloof!

Feedback & vragen 2024: Wilde dr. Mulder tof doen met een proefschrift?

De laatste tijd promoveren er steeds meer predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten. Dat wordt goed in de gaten gehouden. Op 28 november 2023 promoveerde dr. G.W.S. Mulder op het proefschrift ‘Tussen tekst en toepassing: Onderzoek naar het tijdbetrokken element in de Homiletiek van Gereformeerde Piëtisten in de Nederlanden 1600-1800’.1 De verschijning van het proefschrift is niet in een hoek geschied, er kwam bijvoorbeeld kritiek op het gebruik van het Latijn. Een theoloog reageerde op X op deze ophef. Op zijn quote wil ik reageren. Hierbij maak ik gebruik een verslag van de studiedag voor predikanten in De Saambinder.2

De theoloog schreef het volgende3:

“O nee de volgende predikant van de Gereformeerde Gemeente blijkt te sjoemelen met Latijn. Misschien kunnen ze zich beter richten op hun pastorale taken dan tof te willen doen met een proefschrift?”

Het gaat mij in deze reactie niet om de theoloog, maar om zijn tweet. In de tweet werd ook nog verwezen naar Refoweb.4 Er worden verregaande conclusies getrokken in deze tweets. Het eerste dat opvalt is dat de opgeworpen kwestie over het vermeende gesjoemel met Latijn niet onomstreden is. Volgens CGK-predikant ds. A.J.T. Ruis valt het betreffende het werk van Saldenus allemaal wel mee en is een aanval op het proefschrift niet nodig.5 De Vrije Universiteit doet momenteel onderzoek naar het proefschrift. Wat er uit dit onderzoek gekomen is, dat is mij (nog) niet bekend. Hieruit blijkt wel dat de tweet té stellig geformuleerd is. In de tweede plaats wordt subtiel aangegeven dat er in het verleden meer predikanten geweest te zijn die gesjoemeld hebben met Latijn. Zonder concrete voorbeelden blijft dit  uit de lucht gegrepen. Ten derde wordt gemeend dat dr. Mulder ‘tof heeft willen doen’ met een proefschrift. In mijn optiek heeft dr. Mulder juist de gemeenten en het geheel van de theologie willen dienen met het proefschrift. Dat wordt ook duidelijk in de tweede alinea hieronder. Ten vierde bevat de tweet een non-sequitur. Nog afgezien van de vraag of dr. Mulder ‘tof’ heeft willen doen met een proefschrift, wordt hier ‘tof (…) doen’ tegenover goed pastoraat gezet. Alsof ‘tof (…) doen’ niet samen op kan gaan met goed pastoraat. Ten vijfde wordt dr. Mulder hier indirect en op een onjuiste wijze beschuldigd van slecht pastoraat. Immers wilde Mulder ‘tof (…) doen’ met zijn proefschrift en heeft daarom zich té weinig (kunnen) richten op ‘pastorale taken’. Het hoeft geen betoog dat ik de tweet anders zou hebben geformuleerd.

Goed teken

Persoonlijk vind ik het positief dat er óók predikanten zijn die promoveren in de theologie. Het valt op dat veel van die gepromoveerde predikanten een onderwerp hebben gekozen uit de tijd van de Nadere Reformatie. Van deze periode kunnen bevindelijk-gereformeerden veel leren. Bijvoorbeeld wat de gevolgen zijn van een Schriftuurlijk-bevindelijke theologie voor de predikkunde (homiletiek). Uiteraard is het niet verplicht dat een predikant gepromoveerd is. Ook van een eenvoudig geschoold iemand valt bevindelijk veel te leren, soms zelfs meer dan van een hooggeleerde doctor. Een proefschrift moet niet geschreven zijn om geleerdheid te etaleren. Immers ‘want zo iemand meent iets te zijn, daar hij iets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed’ (Galaten 6:3, SV). Een proefschrift moet in mijn ogen ten dienste staan van de gemeenten of de (theologische) gemeenschap. Het is daarom verblijdend om te zien dat dr. G.W.S. Mulder op de studiedag voor predikanten van de Gereformeerde Gemeente van 18 juni 2024 een presentatie hield naar aanleiding van zijn proefschrift. De scribent van De Saambinder, ds. G.J. van Aalst, die een verslag schreef van de studiedag memoreert dat dr. Mulder ‘ons meenam in de rijke lessen uit de predikkunde vanuit de Nadere Reformatie met betrekking tot de toepassing in de prediking’. Dáár gaat het om, welke lessen kunnen huidige predikanten van de Gereformeerde Gemeente (en breder), meenemen uit dit proefschrift. De lezing bevatten een praktische, homiletische benadering. “We hoorden achtereenvolgens over de bron, het doel en de middelen van toepassing.” Uit de predikkunde van de Nadere Reformatie valt veel te leren ‘hoe het wel moet en ook hoe het verkeerd gaat’. Mulder meent dat het uitgangspunt voor de prediking Gods geïnspireerde Woord moet zijn. “Dat gezag moet hoorbaar zijn, ook in de toepassing. De toepassing komt op uit een zorgvuldige exegese, anders is er geen sprake van Woordbediening. Deze verankering moet worden ingescherpt in een tijd va veel verwarring.” Het ‘wonderlijke geheim van het gereformeerd piëtisme’ is de methode Schrift-met-Schrift vergelijken. “Van de verklaring van de woorden van de tekst gaan we naar de zaken.” Bevinding komt op vanuit het Woord en dient altijd te worden getoetst aan het Woord. Het Woord moet daarom centraal staan in de preek. ‘Tof (…) doen’ met een proefschrift? Nee, het belang van een goede Schriftuurlijk-bevindelijke prediking inscherpen. Dat is ten gunste van de predikant en daarmee ook van de kudde (de gemeenteleden) waar hij over gesteld is door de Opperherder.

Voetnoten

Bijbel en geweld – ‘Bloedboek’ shockeert met uitspraken over Oude Testament

Waarom mag de Bijbel wel op nachtkastjes in hotels liggen, en is Hitler’s ‘Mein Kampf’ verboden? Volgens de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst is er weinig verschil tussen beide boeken. In ‘Bloedboek’ deelt hij zijn leeservaring van het begin van de Bijbel. Op allerlei manieren zoekt hij de publiciteit om zijn visie onder de aandacht van de lezers te brengen. Dat lukt deze schrijver van het Boekenweekgeschenk van 2014 maar al te goed. Schokkende uitspraken over de God van Israël en de Bijbel doen het prima in onze maatschappij. Als iemand dan ook nog veel schunnige taal gebruikt, krijgt hij volop aandacht, tot in tv-programma’s toe.

Wie haatdragend is en geen enkele moeite doet zich te verdiepen in de achtergronden van de Bijbel kan uitspraken uit zijn verband rukken en het tegenovergestelde laten zeggen van de oorspronkelijke bedoeling. De eerste vijf Bijbelboeken zijn al duizenden jaren oud. Steeds lazen joden en christenen daarin over een God van liefde en trouw, van recht en gerechtigheid, maar Verhulst ontdekt dat Hij eigenlijk ‘een rancuneuze tiran’ is en een ‘fascist’. Volgens deze auteur is de Bijbel ‘een gruwelijk boek vol smerigheden’ en het uitroeien van de Kanaänieten is in feite ‘genocide’ en ‘racisme’.

In dit artikel ga ik niet in op de vele onwaarheden, foute interpretaties en misverstanden. De meeste christenen zullen die al gauw doorhebben. Het lijkt mij zinvoller in te gaan op één centraal thema: het doden van de Kanaänieten en het in bezit nemen van het land Kanaän. Ik kies dit onderwerp, omdat de meeste christenen het ingewikkeld vinden. Kun je de opdracht aan Israël om de Kanaänieten te doden vergelijken met de houding van Hitler en de IS-strijders?

Abraham

Wanneer Abram als vreemdeling in Kanaän verblijft, krijgt hij te horen dat zijn nageslacht dat land in blijvend bezit zal ontvangen. Later volgt de boodschap dat dit nog niet direct het geval zal zijn, want zijn nageslacht zal eerst nog lange tijd vreemdeling zijn in een ander land en zelfs onderdrukt worden. Maar het vierde geslacht zal terugkeren. Eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten nog niet vol (Gen. 15:16). ‘Amorieten’ is hier een algemene term voor de bevolking van Kanaän. Deze uitspraak houdt in, dat de intocht van de Israëlieten ook een goddelijk oordeel over de ongerechtigheid van de bewoners is. God beoordeelt als de Schepper van hemel en aarde alle volken. De Amorieten zullen voortgaan met zondigen tot hun schuld volkomen is, zodat de door God gestelde grens bereikt wordt. In het boek Leviticus worden concreet de Molochdienst en veel seksuele onbetamelijkheden genoemd als aanleiding voor Gods strafuitoefening (Lev. 18:27-28). In Deuteronomium 18 staan allerlei vormen van occulte praktijken vermeld, waarzeggerij en het oproepen van geesten. Deze zaken zijn voor Israël volstrekt verboden: ‘Want ieder die deze dingen doet, is een gruwel voor de HEERE. En vanwege deze gruwelen drijft de HEERE, uw God, deze volken van voor uw ogen uit hun bezit (Deut. 18:12). Vanaf dat stadium kan God hen, zonder onrechtvaardig te worden, uit Kanaän verdrijven. Het land Kanaän spuwt volgens Leviticus zijn inwoners uit. De nakomelingen van Abraham ontvangen het land dus niet omdat ze er recht op hebben, maar als genadegave.

Noach

Het is ook nuttig om nog iets verder terug te gaan in de geschiedenis. Noach spreekt een vervloeking uit over Kanaän, zoon van Cham (Gen. 9:25-27). In het volgende hoofdstuk staat een vrij uitgebreide beschrijving wie de nakomelingen van Kanaän zijn en waar zij zijn gaan wonen (10:15-19). De beschrijving van de grenzen is niet zomaar geplaatst in dit overzicht van volken. De Israëlieten mogen weten: dat land wordt afgenomen en aan ons gegeven. De belofte aan Abram heeft alles te maken met die vroegere gebeurtenissen. Niet één keer wordt in de Bijbel gezegd, dat ‘die volken minderwaardig zijn’, of dat ze ‘toevallig de verkeerde god aanbidden’.

Israël zelf

Wat Israël de inwoners van Kanaän aan moest doen, was eenmalig. De Israëlieten worden nadrukkelijk gewaarschuwd om niet te zondigen, want als ze dit toch doen, worden zij verdreven uit het land (Lev. 26:33-39; Deut. 28:63-68). In een terugblik op de ondergang van het Tienstammenrijk en Samaria komt dit ook naar voren (2 Kon. 17:7-23). Israël staat niet boven de wet en zal zelf ook gestraft worden wanneer het dezelfde zonden bedrijft. In Deuteronomium 13:15-16 wordt de zwaarste vorm van vernietiging geëist ten opzichte van een afvallige Israëlitische stad.

Godsdienstige achtergronden

Om dit eenmalige bevel tot uitroeiing van de Kanaänieten te begrijpen, kunnen we niet uitgaan van relaties tussen mensen of volken onderling, maar alleen van Gods oordeel over de zonden van volken. De Israëlieten mogen niet zelf bepalen welke volken zij sparen en welke niet. Het strafgericht over de Kanaänieten staat vermeld in de genoemde teksten. De Edomieten en Moabieten moeten echter gespaard blijven. Hoewel soms het motief van afzondering gebruikt wordt, zodat de volken geen verleiding kunnen uitoefenen, is dit niet de enige reden. De praktijken van de heidense volken in Kanaän worden een gruwel genoemd waarover het oordeel van God komt. Voor de uitvoer van dit oordeel gebruikt Hij het volk Israël. Voor ons druist dit doden van de Kanaänieten in tegen het volkenrecht, maar Gods opdracht overstijgt dat. Israël heeft nooit een opdracht gekregen tot genocide. Het Oude Testament kent veel geweld, maar het wordt nooit verheerlijkt. Hoeveel rechtvaardige oorlogen David ook gevoerd heeft, hij mag de tempel niet bouwen, omdat hij een man is van de strijd, van het bloed (1 Kron. 22:8). Deze beoordeling is ongekend in de wereld van het oude Nabije Oosten.

Hedendaags geweld

Terugkomende op Verhulst: hij trekt de lijn door naar de joden en de Endlösung vandaag, maar daarmee draait hij de zaken compleet om: na Hitler en andere antisemieten zijn er nu Arabische leiders die openlijk verkondigen dat Israël van de aardbodem moet worden uitgewist. Van welke kant dreigt genocide? Waarom durft Verhulst de Bijbel aan te vallen? Joden en christenen zullen hem niet doden vanwege zijn lasterlijke uitspraken. Maar wat zou er gebeuren als hij een dergelijk boek over de Koran zou schrijven?

Het Nieuwe Testament

Verhulst heeft voor Jezus meer respect dan voor de schrijvers van de eerste Bijbelboeken, omdat die geen bloed heeft laten vloeien. Toch spreekt ook het Nieuwe Testament over Gods heiligheid en zijn toorn over de zonde. De straf kan uitgesteld worden, maar het eindgericht komt en dan zal God afrekenen met alle goddeloosheid. Het boek Openbaring geeft veel voorbeelden van straffen, al worden ze daar niet door medemensen, maar door engelen voltrokken. Daarom kunnen we geen grote tegenstelling maken tussen Oude en Nieuwe Testament als het gaat over Gods gericht over de zonde.

Waarom zou Jezus zich zo positief uitgelaten hebben over de eerste Bijbelboeken? Hij was bereid Zijn eigen bloed te laten vergieten aan het kruis. Juist omdat in de boeken van Mozes staat dat een bloedig offer nodig is om vergeving te ontvangen. In die zin kan de Bijbel een ‘Bloedboek’ genoemd worden. Bloedstorting was nodig om schuldige mensen met God te verzoenen. De Heiland was bereid het offer van Zijn leven te brengen, om zo een nieuwe hemel en aarde mogelijk te maken. Dan wordt de vrede, de sjaloom, werkelijkheid.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2015, Bijbel en geweld. ‘Bloedboek’ shockeert met uitspraken over Oude Testament, De Waarheidsvriend 103 (47): 12-13.

Schepping vs Evolutie? – Peter van der Weerd interviewt dr. Peter Borger voor Blckbx

Moleculair bioloog dr. Peter Borger was begin deze maand te gast bij Blckbx. Het gaat om een speciale uitzending over ‘schepping of evolutie’. In deze uitzending interviewt voorganger Peter van der Weerd van Upstream dr. Peter Borger. Deze wetenschapper ‘gelooft niet in de evolutietheorie, maar hangt de scheppingsleer aan’. In dit programma licht hij dat uitgebreid toe.

‘Evenwichtig verdeelde aandacht’ – Stellingen bij het proefschrift van wijlen dr. Herman Bos (1946-2021)

Op 26 juli was het drie jaar geleden dat de organisch chemicus dr. Herman Bos overleed. Bij het ordenen van de boekenkast kwam ik het proefschrift van deze oud-directeur van de Evangelische Hogeschool weer tegen. Uit de stellingen bij het proefschrift blijkt dat dr. Bos in zijn studententijd al uitging van het klassieke scheppingsgeloof én een kloppend hart voor het (christelijk) onderwijs. Een goede gelegenheid om de stellingen bij zijn proefschrift te bespreken.1

Wijlen dr. Herman Bos pleitte in stellingen bij zijn proefschrift voor een evenwichtige en gelijkwaardige behandeling van creationisme en evolutionisme in het onderwijs. Bron: Pixabay.

Dr. Herman Bos promoveerde op 20 april 1978 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een proefschrift met als titel: ‘Homocyclopentadienyl Anionen: Vorming van Bishomocyclopentadienyl Anionen door Lithium Reduktie van Gebrugde Dicyclopropyl Ketonen’. Na afloop van de promotieplechtigheid was er een receptie in het hoofdgebouw. Het proefschrift is opgedragen aan wijlen zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw en hun kinderen. De eerste vijf stellingen bij zijn proefschrift gaan over het promotie-onderwerp. In stelling 6 meent dr. Bos dat het onverantwoord is dat in een laboratorium waardevolle onderzoeksresultaten niet-brandveilig worden opgeborgen. Op stelling 7 komen we hieronder terug. In stelling 8 geeft dr. Bos aan dat er een informatiecentrum moet komen waar iedere burger toxicologische gegevens van chemische stoffen kan opvragen. De negende stelling gaat over politiek. In stelling 10 geeft dr. Bos aan dat de vermeende neutrale Transcendente Meditatie (TM) niet neutraal is maar teruggaat op het hindoeïsme en daarom onverenigbaar is met een christelijke leefstijl. Hierbij geeft dr. Bos de volgende drie bronnen: (1) R. Kranenborg, 1977, Transcendente Meditatie (Kampen: Kok). (2) F.W. Blase, Intermediair van 3 september 1976. (3) H. van der Ent, Ad Valvas van 21 februari 1975.

Stelling 7

Net als we eerder gezien hebben in de stellingen bij het proefschrift van dr. André Lucas pleit ook dr. Bos in zijn zevende stelling voor de gelijke behandeling in het onderwijs van het scheppingsparadigma en het naturalistische evolutieparadigma.2 De stelling van dr. Bos luidt ongewijzigd als volgt:

“Aangezien vele waarnemingen in strijd zijn met de uniformitarische evolutietheorie, terwijl het creationistisch-katastrofistische model deze en andere waarnemingen goed verklaart, dient uit het oogpunt van wetenschappelijke objektiviteit, in het onderwijs aan beide modellen een evenwichtig verdeelde aandacht gegeven te worden.”

Dr. Bos geeft drie bronnen ter onderbouwing van zijn stelling: (1) Delden, J.A. van, 1977, Schepping of evolutie? (Goes: Oosterbaan & Le Cointre). (2) Ouweneel, W.J., 1976, De ark in de branding (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn). (3) Morris, H.M., 1975, Scientific Creationism. General Edition (San Diego: Creation-Life Publishers). Hoewel stellingen niet van onfeilbaar gezag zijn, geven ze toch een kijkje in de denk- en interessewereld van een promovendus. Uiteraard zijn de aangehaalde bronnen verouderd. Toch is het goed om eigentijdse creationistische werken te gebruiken ter onderbouwing van de stellingen. Gelijkwaardige behandeling van het klassieke scheppingsgeloof, met daarop voortbordurend een scheppingsparadigma, en het naturalistische evolutiedenken? Gelukkig gebeurt dat op veel christelijke scholen voor voortgezet onderwijs nog steeds.3 Al wordt de dominantie van het (theïstische) evolutionisme steeds groter.4 Maar ook hier geldt: ‘Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’ (1 Korinthe 10:12, SV).

Voetnoten

‘De filosofie mag niet méér zijn dan een ‘ancilla theologiae’’ – Nog een keer over de promotieplechtigheid van dr. C.J. Meeuse

De Cartesiaanse filosofie wilde afrekenen met de manier waarop in de theologie Gods Woord als autoriteit werd gezien voor de kennis der waarheid. Bron: Unsplash.

Op vrijdag 28 juni 2024 promoveerde dr. C.J. Meeuse op het proefschrift met als titel ‘De bestrijding van het Cartesianisme door Jacobus Koelman’.1 In De Saambinder van 20 juni 2024 verscheen een aankondiging van zijn promotie. Omdat zijn studie ook van belang is voor het klassieke scheppingsgeloof willen wij deze uitgebreide aankondiging hieronder samenvatten.2

Vroeger was het vak filosofie een verplicht onderdeel van het curriculum van de predikantenopleiding. Zo ook van diverse oudvaders, omdat het hier ook ging om ‘de werkmethode van de theologische wetenschap’. Diverse oudvaders, zoals Jacobus Koelman, Alexander Comrie en Hugo Binning, verwierven zelfs hun doctorstitel in de filosofie. De genoemde Koelman heeft de speciale interesse van dr. Meeuse. “Daarbij vindt hij het nodig om aan de kaak te stellen dat theologen uit de gereformeerde gezindte in onze tijd een knieval maken voor de evolutietheorie.” Volgens de predikant en theoloog zijn gereformeerde theologen die de evolutietheorie in al haar facetten aanvaarden ‘verstrikt geraakt in de overwaardering van ons verstand, want het verstand wordt gesteld boven de autoriteit van de Heilige Schrift’. Wie dat doet heeft Koelman tegen zich.

Koelman zocht ook naar een nadere reformatie van het Nederlandse volk. Daartoe vertaalde hij diverse puriteinse werken naar de Nederlandse taal. Wellicht wat minder bekend is zijn bestrijding van het Cartesianisme. Deze ‘filosofie wilde afrekenen met de manier waarop in de theologie Gods Woord als autoriteit werd gezien voor de kennis der waarheid’. Meeuse brengt met zijn proefschrift verandering in deze relatief onbekende kant van Koelman. De theorie van René Descartes zorgde voor een fundamentele omwenteling in de wetenschap. De gevolgen hiervan zijn nog steeds merkbaar in deze tijd. Meeuse: “De norm voor waarheid was niet langer Gods Woord, maar het menselijk begrip. Alles wat in strijd was met het menselijk denkvermogen werd afgewezen. Koelman wilde de autoriteit van de Heilige Schrift echter laten heersen over de rede. De filosofie mocht en mag niet méér zijn dan een ‘ancilla theologiae’, ‘een dienstmaagd van de theologie’.

De promotieplechtigheid heeft ondertussen plaats gehad en is hier, met dank aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, terug te kijken.

Voetnoten