Telgen uit het geslacht ‘Van Abcoude van Meerten’ in de inventaris van de familie Cousebant

Het Nationaal Archief heeft het archief van de familie Cousebant beschreven in een inventaris. Cousebant is een van oorsprong Haarlemse familie en de inventaris bevat ook materiaal van aanverwante families. Materiaal dat beschreven wordt zijn onder meer huwelijkscontracten, testamenten, boedelrekeningen, doctorsbullen, kwitanties en rentebrieven.1 In de inventaris vinden we ook informatie over diverse telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’, of meer specifiek het geslacht ‘Van Abcoude van Meerten’. Deze laatste familie is een bastaardenlijn, ontstaan vanuit nazaten van een buitenechtelijke relatie tussen de veertiende eeuwse Willem van Abcoude (?-1407) en Johanna van Meerten (?-?). Hieronder willen de informatie uit deze inventaris samen vatten, vooral daar waar het over leden uit het geslacht ‘Van Meerten’ gaat, of over aangetrouwde leden en hun kinderen.2

Margaretha van Abcoude van Meerten en Cornelis van Assendelft

De eerste keer dat we een telg uit het geslacht ‘van Abcoude van Meerten’ tegenkomen is in de inhoudsopgave op bladzijde 11. Daar wordt Cornelis van Assendelft en Margaretha van Abcoude van Meerten genoemd. Maar ook twee keer hun dochter Anna van Assendelft, die getrouwd was met Gerrit van Renesse van der Aa. Er wordt daarbij verwezen naar bladzijde 156 en 157.3

De stukken van dit geslacht komen inderdaad voor op bladzijde 156 en 157. Het betreft één stuk dat gaat over Cornelis en Margaretha (stuk 955). Cornelis is geboren omstreeks 1540 als zoon van Otto van Assendelft en Geertruijd, bastaarddochter, van Bergen. Hij was gehuwd met Margaretha van Abcoude van Meerten. Cornelis overleed in 1600 op het Huis Assumburg. Het stuk is een akte van overeenkomst tussen Cornelis van Assendelft en de erfgenamen van Claes Florisz. ‘betreffende de vroonschuld over Westzaan’. Het stuk is opgesteld in 1590.

Dochter Anna was in 1594 getrouwd met Gerrit van Renesse van der Aa.4 Gerrit was een zoon van Adriaen van Renesse van der Aa en Agnes van Renesse van Wulven. Deze Gerrit overleed in 1609 en was in leven burgemeester van Utrecht. Anna werd in 1617 vrouwe van Assendelft en overleed rond 1626 op het Huis Assumburg. Haar rentmeester was mr. Adriaen van Hellemijs van Welle. Stuk 956, dat ‘vermoedelijk heeft (…) behoord tot de bescheiden van Gerrit van Renesse van der Aa’, betreft een testament van Adriaen van Renesse van der Aa. Deze is opgemaakt in 1575 te Utrecht. Het stuk in het archief is een authentiek extract uit 1586.

De zoekterm ‘Van Assendelft’ levert ook een flink aantal treffers (>100) op. Vooral inzake (de goederen van) dochter Anna van Assendelft. Uitgebreid is het subarchief van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle. Deze Adriaan was stadhouder van de leengoederen van Anna, vrouwe van Assendelft enz. Stuk 505 is de akte van aanstelling van Adriaen van Hellemijs van Welle ‘tot stadhouder over haar leengoederen’. Genoemd wordt dat zij weduwe was van Gerrit van Renesse van der Aa. Het stuk dateert van 1617. De stukken 506 en 506.1 zijn respectievelijk een octrooi en een afschrift daarvan. De archivaris beschrijft het als volgt: “Octrooi van Anna, vrouwe van Assendelft enz., weduwe van de heer Van der Aa enz., voor Adriaen van Hellemijs van Welle om vrij te beschikken over zijn leengoederen, behorende tot de huizen en de heerlijkheden van Assendelft, Haarlem en van der Aa.” Het originele stuk dateert van 1618, het afschrift komt uit 1644. In 1625 werd mr. Adriaen van Hellemijs van Welle ook aangesteld tot beheerder van de geestelijke goederen van Anna. Stuk 508 is de akte van aanstelling daartoe. Adriaen was toen ook schepen te Utrecht.

Stadhouder Adriaen was getrouwd met Elisabeth de Coninck. In het archief van hun zoon Herman (die in 1641 getrouwd was met Maria van den Wolde) komt Anna van Assendelft ook voor. Het gaat om een ‘akte van begeving’ van de vicarie op het altaar van St. Catharina in de St. Pieterskerk te Leiden. Het wordt vergeven aan mr. Adriaen van Hellemijs van Wellen, ‘ten behoeve van diens oudste onmondige zoon Herman’. Het stuk dateert van 1625, het afschrift is zonder jaar. De stukken 723.1 en 723.2 op bladzijde 125 betreffen een akte van belening en een nadere akte omtrent de aard van het leen en de rechten van de leenman. Deze akte van belening is opgesteld door Anna van Assendelft en is een belening van Adriaen van Hellemijs van Welle ‘met een erf en opstal te Beverwijk’. Het gaat om twee charters die dateren van mei 1618 (723.1) en augustus 1618 (723.2).

De hoeveelheid stukken over de geslachten Van Assendelft en Van Renesse van der Aa in dit archief is goed te verklaren, volgens de archivaris. Hij of zij meent dat het komt vanwege het rentmeesterschap van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle over de goederen van Anna van Assendelft en haar dochter Agnes van Renesse van der Aa. “Vermoedelijk zijn bij zijn overlijden in 1636 een aantal stukken in het sterfhuis te Utrecht achtergebleven.5 Dochter Agnes is volgens het archief geboren in 1597 en overleden anno 1634 op het Huis Assumburg. Zij was getrouwd met Nicolaes van Renesse van Elderen.6

In de beschrijving van een akte van verkoop (stuk 1097) wordt Anna ook genoemd. Het gaat om de verkoop van de heerlijkheid van de Lek met toebehoren door graaf Willem III aan Jan van Polanen in 1620. “Blijkens handschrift is het stuk afgeschreven door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle, vermoedelijk in diens functie van rentmeester van Anna, vrouw van Assendelft. Zij voerde onder meer de titel van Vrouwe van der Lek.7

Gerrit van Berkenrode

Het subarchief van Sybrand van Alckemade (3A) bevat het testament van Gerrit van Berkenrode (stuk 285).8 Gerrit, of Gerard, was oud-baljuw van Kennemerland en weesmeester van Haarlem. Hij was getrouwd met Geertruyd van Abcoude van Meerten.9 Het echtpaar is waarschijnlijk, volgens diverse bronnen, kinderloos overleden. Het testament van Gerrit is opgemaakt te Haarlem. “Met bijgeschreven codicil, 1597. Afschrift van 1598 in afschrift van 1608.” De archivaris vermoedt dat deze is afgeschreven voor Sybrand van Alckemade ter gelegenheid van zijn huwelijk met Beatrix Duyst van Voorhout in 1608.

Stuk 1035 op bladzijde 170 lijkt een zeer belangrijk stuk. Het betreft enkele genealogische aantekeningen over het geslacht Van Abcoude. De archivaris vermoedt dat deze aantekeningen zijn opgemaakt in verband met het huwelijk tussen Gerrit van Berkenrode en Geertruijt van Abcoude van Meerten. Dit huwelijk werd anno 1577 gesloten te Delft.

Stuk 1098 betreft één band met daarin ‘privilegiën, tractaten, plakkaten, sententien, schipdichten, historische gegevens enz. betreffende Holland en in het bijzonder de stad Haarlem, Kennemerland en West-Friesland’. De stukken hebben het meest betrekking op de eerste decennia van de 80-jarige oorlog, maar de tijdsperiode is breedlopig van 400 tot 1595. De stukken zijn opgemaakt van ongeveer 1585 tot 1601. De archivaris vermoedt dat de stukken verzameld en afgeschreven door Gerrit van Berkenrode. Hij of zij beschrijft: ‘Hij was priester en werd na zijn overgang tot het Protestantisme baljuw van Kennemerland. In dienst van de Prins van Oranje woonde hij het beleg van Haarlem bij. In 1577 huwde hij te Delft Geertruyd van Abcoude van Meerten, afkomstig uit Utrecht. Hierdoor zouden afschriften van enkele stukken betreffende het Sticht kunnen worden verklaard. Hij overleed. Enkele afschriften met andere hand dateren nog van 1601.” De archivaris geeft aan dat het afschrift ‘Croniek van Leeuwenhorn voortijds omtrent den Zijpen gelegen enz.’ een aparte vermelding verdient. De band is, zo wordt aangegeven, in 1868 in bruikleen gegeven aan het Algemeen Archief en ‘berustte’ daar toen ‘onder de Derde Afdeling, handschrift no. 27’. Voor nadere bijzonderheden wordt naar een artikel van mevrouw E.H. Korvezee verwezen in het Nederlandsche Archievenblad van 1939/1940, en voor een gedetailleerde inhoudsopgave naar Bijlage II.

Cornelis van Abcoude van Meerten

Het subarchief van Adriaen van Hellemijs van Welle (3) bevat een brief van Cornelis van Abcoude van Meerten uit 1624 (stuk 507).10 Het betreft een brief van Cornelis uit Amersfoort aan zijn neef11 Adriaen van Hellemijs van Welle. Adriaen was schepen van Utrecht. De brief gaat over de bekleding van een magistraatspost.

Peter Ernst van Abcoude van Meerten

In het subarchief van Adriaen van Hellemijs van Welle (5) gaat wordt een akte van begeving van de vicarie door Peter Ernst van Abcoude van Meerten weergegeven (stuk 516).12 Het betreft ‘de vicarie op het altaar van St. Thomas in de kapittelkerk van St. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede’ Peter Ernst was daarvan collator. Het werd overgegeven aan Herman van Hellemijs van Welle ten behoeve van zijn onmondige zoon Adriaen. “Met retroacte van 1650 en bijbehorende stukken van 1659.” Het gaat om één omslag.

Helmich Splijtloff

Het subarchief geslacht Splijtloff (B) bevat slechts één stuk (stuk 530).13 Het betreft een akte van boedelscheiding van de nagelaten goederen van dr. Helmich Splijtloff. Helmich was een zoon van Herbert Splijtloff Johansz. en Machtelt Closson. Helmich was in 1558 getrouwd met Maria (Adriaen) van Renesse van Wulven (en Wylp). Vervolgens met Anna van Abcoude van Meerten van Essesteijn.14 Hij was in leven burgemeester van Zwolle en is in 1575 overleden. De akte van boedelscheiding gaat over de goederen ‘leenroerig aan de abdis van Essen en liggende te Assendorp, Spoolde en de Luire’. De goederen worden verdeeld tussen diens dochters Herberta, weduwe van Splinter (Helmich), Marie, Anna, Elisabeth, Swaene, Johanne de oude en Johanna de jonge enerzijds, en Alijd Buis, weduwe van Johan Geertsen, en haar kinderen anderzijds. Het stuk is opgesteld in 1592, ver na de dood van Helmich.

Maria van Renesse van Wulven

Maria van Renesse van Wulven komt ook kort voor in deze inventaris. Zij was getrouwd met de hierboven genoemde Helmich Splijtloff. Zij zijn de ouders van Herberta Splijtloff, geboren in 1560. Zij trouwde in 184 te Utrecht met Splinter Helmich van Welle (1545-1589). Na zijn overlijden Hertrouwde Herberta in 1592 met Geerlich Doys, burgemeester van Deventer. Herberta overleed in 1626. De stukken 497-501 gaan over het echtpaar Splinter en Herberta, daar staat ook het huwelijkscontract tussen. De hierboven genoemde Adriaen van Hellemijs van Welle is een zoon van dit echtpaar.15

Maria en haar man worden ook genoemd bij subarchief 3A. Dit gaat over Johanna Splijtloff en Godert de Coninck. Godert hetrouwde in 1602 met Johanna de oude. Godert overleed in 1625, Johanna in 1637. In 1603 was Godert schepen van de stad Utrecht en raad bij de admiraliteit te Rotterdam. Hij was een zoon van Saris de Coninck en was eerder getrouwd geweest (1566) met Harmanna van Zuylen. De stukken 533-535 gaan over dit echtpaar.16Bladzijde 99.

Slot

Het is goed mogelijk dat er meer informatie voorkomt over aangetrouwde mannelijke leden of hun kinderen (die dan een andere achternaam dragen). Indien dat het geval is dan wordt deze samenvatting mogelijk nog uitgebreid. Mocht de lezer kennis hebben van transcripties of andere uitwerking van bovengenoemde akten etc., dan houdt de auteur zich aanbevolen om het te bestuderen én als afzonderlijk document of samenvatting daarvan te plaatsen op de website ‘Oorsprong’. Voor nu blijkt de inventaris van het archief van de familie Cousebant al een goudmijn met gegevens.

Voetnoten

‘De theïstische evolutie roept veel vragen op’ – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’

Moeten we onverkort vasthouden aan de Bijbelse schepping of is het mogelijk de theïstische evolutieleer te aanvaarden en tegelijk te blijven vasthouden aan het geloof in God als Schepper? De auteur toont in dit lijvige boekwerk duidelijk aan dat dit niet mogelijk is.

De theïstische evolutie roept veel vragen op. Velen willen schepping en evolutie combineren. Zij stellen dat God geschapen heeft via evolutionistische processen. Het boek geeft veel informatie en er is veel stof te vinden voor hen die onverkort willen vasthouden aan de Bijbelse scheppingsleer. Vooral voor wetenschappers en studenten wordt veel stof tot overdenking en verweer tegen moderne opvattingen geboden. Aan de orde komen onder meer: wetenschapsonderzoek, oorsprongsvraag, deep time, oerknal, leven maken, finetuning, cel als fabriek, micro- en macro-evolutie, bewijzen voor en tegen de evolutietheorie.

Ook de gevolgen van het theïstisch evolutionisme worden beschreven. Het heeft grote gevolgen voor de onfeilbaarheid van Gods Woord en voor de historiciteit van Gods Woord. Het heeft ook ingrijpende gevolgen voor de geloofsleer: de goede schepping, de mens geschapen naar Gods beeld, de staat der rechtheid, de zondeval en de dood als de bezoldiging der zonde. Een van de conclusies in dit boek luidt als volgt: “Met het aanvaarden van het theïstisch evolutionisme nemen de aanhangers afstand van de historiciteit van de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel. De schepping in zes dagen, de volmaakte staat der rechtheid, Adam en Eva, de zondeval, de zondvloed en de spraakverwarring. Een volgende stap is het ter discussie stellen van de autoriteit, de inspiratie, de onfeilbaarheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel; alle wonderen in de Bijbel kunnen immers volgens de naturalistische wetenschap niet zijn gebeurd? Wat moeten we met Christus’ opstanding en hemelvaart? En ten slotte zegt ook de heilsgeschiedenis niets meer: een historische Adam heeft nooit bestaan; waarom zou je dan nog in de tweede Adam Christus geloven?” Deze conclusie haalt ds. D.E. v.d. Kieft aan in zijn voorwoord op het boek.

Tenslotte citeren we wat we lezen op blz. 303. “Het ontkennen of afzwakken van de staat der rechtheid heeft ernstige gevolgen voor de heilsgeschiedenis: 1. Adam en zijn vrouw zijn nooit zondeloos geweest. 2. De hof van Eden is geen werkelijke plaats meer op aarde; het is de vraag of het paradijs Gods in de hemel dan wel werkelijkheid zal zijn. 3. De beide bomen in de hof worden eveneens figuratief of mythisch in plaats van twee werkelijke bomen. 4. De universele zondigheid van de mensheid door Adams zondeval is onbegrijpelijk geworden. 5. Het verband tussen het verlies van Gods beeld en de oorspronkelijke gerechtigheid en het dragen van kleding gaat teloor. 6. Het is onduidelijk waaruit en waartoe mensen moeten worden hersteld. 7. Christus’ verzoenend lijden en sterven krijgt een meer horizontale invulling, omdat Gods geschonden gerechtigheid uit het blikveld verdwijnt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Bewaar het Pand. De volledige bronvermelding luidt: Heteren, A. van, 2024, Boekbesprekingen, Bewaar het Pand 59 (17): 10.

Heilige wolven of veilige schapen?!

In de week 8 -14 september zijn 14 dode schapen aangetroffen in de Rijnuiterwaarden bij Opheusden. Doodsoorzaak waarschijnlijk wolf gezien de keelbeten. DNA-onderzoek moet uitsluitsel geven. Een wrede slachting (dat zullen zij die tegen kosjer slachten zijn zeker vinden), met veel boerenverdriet. Zijn we wijs bezig?

Er zijn gevestigde en zwervende wolven. Gevestigde wolven komen vooral voor op de Veluwe. Daar vinden ze voldoende rustgebieden én voldoende voedsel: grote hoefdieren als reeën, zwijnen en herten. Zwervende wolven, op zoek naar een nieuw leefgebied, pakken heel vaak schapen: makkelijke prooi. Uit ‘Verspreiding wolf in Nederland – BIJ12’blijkt dat het totaal aantal dode slachtoffers in januari-juni 2024 (door mij opgeteld) 1193 bedraagt (265 zijn er geëuthanaseerd) . Bijna 100% schaap: 1200 dode schapen in zes maanden!!! Vergoedingskosten naar schatting 240.000 euro. Daarbij komen nog bijkomende kosten. Schade 2024 minimaal half miljoen euro!

Wolven zijn roofdieren. Buiten de Veluwe valt er weinig te jagen. We hebben geen natuur, een beetje halfnatuur, veelal cultuur. Wolven los laten lopen buiten de Veluwe is vragen om schade aan landbouwdieren. Maar mogen wij onze landbouwdieren opofferen ten behoeven van hen die dromen van pure natuur of graag een wolf willen spotten? De Veluwepopulatie dienen wij te beperken om toename van zwervende wolven erbuiten tegen te gaan. Wolfwerende rasters zijn niet te plaatsen in bijvoorbeeld uiterwaarden. Wolven hebben rust nodig. Onze schapen helemaal. De mens moet rentmeesterlijk beheren: geen heilige wolven, maar veilige schapen!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Heilige wolven of veilige schapen?!, Het GemeenteNieuws 23 (39): 7.

Noord-Europese creationisten beleggen in het Zweedse Malmö een onderzoeksconferentie over het ontstaan van de biodiversiteit

Op donderdag 17 oktober 2024 D.V. en vrijdag 18 oktober 2024 D.V. beleggen een aantal Noord-Europese creationisten een onderzoeksconferentie. Het thema van deze conferentie is ‘A creationist perspective on the origin of diversity in biological life’. Het betreft ‘The First Nordic Creation Research Conference’. De organisatie ligt in handen van de Zweedse Genesis Society in samenwerking met de Finse Scandinavia School of Theology’. Op de conferentie worden ook plannen gepresenteerd om te komen tot Europese samenwerking op het gebied van scheppingsonderzoek.

Praktisch

Op deze onderzoeksconferentie presenteren dr. Tomi Aalto (uit Finland), dr. Peter Borger (uit Duitsland), dr. Nigel Crompton (uit de VS), dr. Frank Karlsen (uit Noorwegen), dr. Andy McIntosh (uit VK), Boris Schmidtgall (uit Duitsland) en dr. Ola Hössjer (uit Zweden) hun wetenschappelijke werk. De onderzoeksconferentie is op donderdag en vrijdag. Aansluiten hoopt er een reguliere creationistische conferentie plaats te hebben, georganiseerd door de Zweedse Genesis Society. Op maandag staat er aansluitend op de conferentie een excursie gepland, waarbij in de voetsporen van Carl Linnaeus getreden wordt. Voor de reguliere conferentie én de excursie verwijs ik u graag naar de website van de organisatie (zie voetnoot).1 De voertaal van de onderzoeksconferentie is Engels. De kosten voor deelname bedragen 550 Zeedse Kronen (omgerekend ongeveer 48,50 Euro). Studenten betalen 250 Zweedse Kronen (omgerekend ongeveer 22,00 euro). De conferentie hoopt plaats te vinden in de Immanuel Church in Malmö. Aanmelden kan via de website (zie voetnoot).2

Inhoudelijk

We volgen hieronder het programma van de onderzoeksconferentie. De aanloop naar deze conferentie op donderdag is lang, door check-in en diverse openingswoorden. Om 13.00 uur in de middag is de eerste biologisch-inhoudelijke lezing. Deze wordt gehouden door dr. Ola Hössjer en heeft als titel ‘Review of created kinds and baraminology’. Om 14.00 uur spreekt dr. Peter Borger over ‘Variation inducing genetic elements – a new ‘old’ look at transposable and transposed elements’. Om half vier is de Duitse dr. Boris Schmidtgall aan de beurt met een lezing over ‘Review Created diversity in life’s light harvesting systems’ . Voor het eten spreekt vanaf vijf uur dr. Nigel Crompton over ‘Mendelian Speciation and the Origin of Species’. Na het eten spreekt de Noorse dr. Frank Karlsen over ‘A new theory on how God created Elomics – a possible deeper understanding on how the Trinity created and organized the ultimate diversity of biological, bioecological and molecular biological events within 6 days’. Na deze mond vol is de eerste conferentiedag ten einde. Na afloop van iedere lezing is er gelegenheid tot het stellen van vragen. De tweede conferentiedag start, ná een ‘morning service’, om negen uur met een lezing van dr. Tomi Aalto over ‘Organismal Variation in a Post-Genesis World in the Light of Epigenetics. Vanaf half elf spreekt dr. Andy McIntosh over ‘Some observations concerning the thermodynamic implications of the endergonic bonds in living systems’. De conferentie wordt afgesloten met een presentatie waarin Samuel L. plannen zal presenteren voor een ‘European Creation Research Site’. Dat laatste klinkt zeer bemoedigend en ik ben benieuwd naar deze plannen van de Noord-Europeanen.3

Voetnoten

Maak de ‘Week van het leven 2024’-campagne mogelijk met een gift

De ‘Week van het Leven‘ komt er weer aan, van 9 november 2024 tot en met 16 november 2024 D.V. Een week waarin de Nederlandstalige pro-life-organisaties aandacht vragen voor het ongeboren leven. Maak deze ‘Week van het leven 2024‘-campagne mogelijk met een gift. De afbeeldingen hieronder laten zien hoe dát kan, maar het kan ook via deze link. Alvast warm aanbevolen!

Beroemde geneticus vertelt NIH dat mensen uitsterven – Synopsis van een lezing

De feiten in de genetica maken, zelfs voor evolutionisten, duidelijk: “We sterven uit” en “Meer dood door selectie zal niet werken.”

Na 40 jaar genetisch werk waarvan 18 jaar specifiek onderzoek naar menselijke genetische degeneratie, werd gepensioneerd onderzoeksprofessor aan Cornell, John Sanford, eindelijk uitgenodigd door sympathieke medewerkers bij één van ’s werelds meest toonaangevende medische instellingen, de National Institutes of Health (NIH), om zijn werk te presenteren.

Ooit was Sanford een evolutionist. Weinig genetici konden zich erop beroemen dat (1) zij betrokken waren bij het voeden van miljarden hongerige mensen in de Derde Wereld en (2) hun uitvindingen waren opgenomen in de collectie van het Smithsonian National Museum of American History. Tot laat in Sanfords carrière leek spreken voor NIH, wat ziende op de bovengenoemde punten eigenlijk tot directe uitnodiging had moeten leiden, helaas permanent gesloten. Waarom? Dr. Sanford was een creationist geworden.

De waarheid zal zegevieren

Op een gegeven moment kan de waarheid echter niet genegeerd worden – vooral als deze medisch relevant is voor een publiek dat zich toelegt op de menselijke gezondheid. Al was het maar om het, voor de hand liggende gegeven, voor te stellen dat de Darwinistische “keizer geen kleren aan heeft” en om te spreken voor degenen wier stem is onderdrukt: “we uitsterven” als menselijk ras – en dat “meer dood door natuurlijke selectie niet zal werken”. John Sanford zette zijn zaak voor menselijke genetische degeneratie uiteen in methodisch-wetenschappelijk detail.

Om de volledige lezing “Mutatie-accumulatie: Is het een ernstige bedreiging voor de gezondheid?” te bekijken, ga dan naar deze link, deze lezing staat ook op YouTube.

De avond voor Sanfords lezing vroegen we ons af of zijn presentatie zou worden geannuleerd, omdat hij bekend stond als creationist en zijn lezing een creationisme-vriendelijke ondertonen had. Ik hoorde dat alle NIH-directeuren de dag ervoor betrokken waren bij een besluit om zijn lezing wellicht te annuleren, vanwege klachten van aanwezige Darwinisten. Het is ironisch dat een medische instelling die erfelijke ziekten bestudeert, leden zou hebben die zich verzetten tegen een lezing over erfelijke ziekten, door een vooraanstaand geneticus! Maar Zijn Voorzienigheid maakte een presentatie mogelijk die lang op zich had laten wachten.

Mutatie-ophoping

Het simpele feit is dat als alle kinderen genetisch meer beschadigd zijn dan hun ouders, “het overleven van de sterksten” een genetische achteruitgang niet zou kunnen omkeren. Darwinisten denken, weliswaar naïef, dat een groot aantal kinderen genetisch béter zijn dan hun ouders. Helaas overwegen zij nooit het scenario waarin alle of de meeste kinderen er (genetisch) slechter aan toe zouden zijn dan hun ouders. In zo’n geval is “het overleven van de sterksten” eigenlijk “het overleven van de beste van de slechtsten”.

Het scenario waarin kinderen (genetisch) slechter af zijn dan hun ouders is jarenlang wiskundig onderzocht. Men kwam tot de conclusie dat wanneer een koppel ten minste één kind zou willen hebben zonder slechte mutaties (laat staan een kind met zelfs maar één goede mutatie), deze vrouw statistisch gezien duizenden zo niet miljoenen kinderen zou moeten baren.

Arme moeder!

Het was een bijna humoristisch moment toen Sanford evolutionist Dan Graur citeerde. Graur betoogde dat als het grootste deel van het menselijk genoom functioneel zou zijn, elke menselijke vrouw 10^35 kinderen zou moeten krijgen om degeneratie van het menselijk genoom te voorkomen (ervan uitgaande dat 99,999% van de gemuteerde nakomelingen sterven). Graur concludeerde dáárom dat het menselijk genoom voor ongeveer 90% uit junk moet bestaan. Sanford wees erop dat zelfs áls het menselijk genoom voor 90% uit junk zou bestaan, in dat geval elke vrouw nog steeds 44.000 nakomelingen zou moeten krijgen.

In het licht van menselijke degeneratie pleiten sommige fanatieke evolutionisten stilletjes voor het genetisch modificeren van het menselijk genoom — als intelligente toevoeging. Ze zien de noodzaak om te komen tot Intelligent Design om zo de menselijke soort te behouden. Helaas zijn ze volledig blind voor het besef dat dit impliceert dat Intelligent Design in de eerste plaats nodig was om de menselijke soort te creëren.

NIH’s Christelijke Erfenis

Sanford toonde indirect aan dat we intelligent ontworpen zijn, maar ook genetisch belast – feiten die vrij nauwkeurig overeenkomen met het christelijke geloof. Het was bemoedigend om te zien hoe onderzoekers en ander medisch personeel bij NIH John hartelijk verwelkomden. NIH heeft ziekenhuizen en klinieken en heeft daar te maken met dood en ziekte. In de NIH-FAES boekwinkel ligt het boek van een NIH-directeur, “De taal van God“, alsof dit wil zeggen dat gedachten over God niet verboden zijn in de medische gemeenschap. NIH heeft ook een kapel waar mensen kunnen bidden. Aangezien NIH zich bevindt in een stad die vernoemd is naar de plaats waar Jezus ooit een verlamde man genas (Bethesda), worden in de hal voor Nobelprijswinnaars deze woorden weergegeven1:

“Now there is in Jerusalem by the sheep gate a pool, which is called in Hebrew Bethesda, having five porticoes. 3 In these lay a multitude of those who were sick, blind, lame, and withered, 3b waiting for the moving of the waters; 4 for an angel of the Lord went down at certain seasons into the pool and stirred up the water; whoever then first, after the stirring up of the water, stepped in was made well from whatever disease with which he was afflicted. John 5:3-5.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de auteur vertaald en overgenomen van de website Creation Evolution Headlines (Crev.info). Het originele artikel is hier te vinden.

Dr. Sanford is via deze website bekend door de samenvatting die dr. Erik van Engelen gaf van zijn boek ‘Genetic Entropy’. Deze serie is hier te lezen: https://oorsprong.info/een-vierluik-naar-aanleiding-van-genetic-entropy-van-dr-john-sanford-samenvatting-deel-1/, https://oorsprong.info/een-vierluik-naar-aanleiding-van-genetic-entropy-van-dr-john-sanford-samenvatting-deel-2/, https://oorsprong.info/een-vierluik-naar-aanleiding-van-genetic-entropy-van-dr-john-sanford-samenvatting-deel-3/ en https://oorsprong.info/een-vierluik-naar-aanleiding-van-genetic-entropy-van-dr-john-sanford-samenvatting-deel-4/.

Voetnoten

Reactie op de kritiek van dr. Gerdien de Jong en dr. René Fransen op ”De werken van Zijn handen”

Op haar weblog1 heeft mevr. dr. Gerdien de Jong, gewezen evolutiebioloog aan de Universiteit Utrecht, in totaal zestien afleveringen besteed aan mijn boek ”De werken van Zijn handen”.2 Het is te waarderen dat ze zoveel aandacht heeft gegeven aan een boek waar ze het vanuit haar naturalistische achtergrond niet mee eens zal zijn. En dat laatste blijkt al spoedig.

In de eerste aflevering kondigt ze aan commentaar te leveren op de hoofdstukken 17-23. De tweede aflevering gaat over hoofdstuk 9 over ”deep time”, de veronderstelde perioden van miljarden jaren. Deze bespreking heeft ze vooral opgehangen aan een artikel van Willem Jan Blom in Radix van april 2024.3 Daarin beschrijft de masterstudent geologie en filosofie van de Universiteit Utrecht vanuit een naturalistisch vertrekpunt hoe verschillende uniformitarianistische geologische dateringen elkaar wederzijds bevestigen. Wie dat vertrekpunt op grond van de Bijbel echter niet aanvaardt, en zijn uitgangspunt neemt in Goddelijk ingrijpen in onze werkelijkheid bij de schepping, de zondeval, hoe de dieren bij Noachs ark kwamen, de zondvloed, de Torenbouw van Babel, de spraakverwarring en mogelijk op nog meer momenten, zal ook de conclusies van dit artikel niet kunnen onderschrijven.

Werking en ontstaan

Het is jammer dat ze hoofdstuk 5-7 niet heeft betrokken bij haar bespreking van hoofdstuk 9. Dan was direct duidelijk geweest hoe iemands vertrekpunt voor het denken over het ontstaan van deze wereld vanuit het methodologisch naturalisme gevolgen heeft voor de uitkomsten en conclusies van dat wetenschappelijk onderzoek; die zullen ook naturalistisch zijn. De Jong wekt in haar tweede aflevering de indruk dat alleen creationisten uitgaan van vooronderstellingen, en dat de gangbare wetenschap neutraal-feitelijk en objectief is. Maar dat is achterhaalde onzin.4

Naturalistisch denkende wetenschappers, zoals De Jong en Fransen, zien het onderscheid tussen hoe onze wereld werkt en hoe onze wereld is ontstaan, over het hoofd. De Bijbel leert dat de wereld is ontstaan door Gods spreken als eerste Oorzaak (Gen. 1; Ps. 33:6; 1 Petr. 3:5). Hij onderhoudt en regeert Zijn geschapen wereld tot op vandaag door middel van de geschapen tweede oorzaken, waaronder de natuurwetten en natuurlijke processen die de naturalistische natuurwetenschap onderzoekt. Deze naturalistische benadering wordt ook toegepast op het verleden en het ontstaan van onze wereld. Het gevolg is dat God als scheppende eerste Oorzaak niet wordt erkent. Dan blijven slechts de geschapen tweede oorzaken over. Deze tweede oorzaken moeten in zo’n gesloten godloos wereldbeeld noodzakelijkerwijs aan de basis hebben gestaan van de oorsprong van onze wereld. Maar het idee van een schepping die zichzelf heeft gemaakt, is filosofisch gezien absurd.

In de praktijk blijkt De Jongs commentaar verder vooral neer te komen op drie dingen:

  1. Een achterhalen van de oorspronkelijke bronnen in het boek ”De werken van Zijn handen”.
  2. In verband met punt 1 een wijdlopige bespreking van paragraaf 22.5.
  3. Een summiere bespreking van de paragrafen 22.1-22.4

Waarom ze de oorspronkelijke bronnen wil achterhalen, heeft te maken met haar missie, die ze aankondigt in haar eerste aflevering: „Heeft hij ooit een evolutiebiologie boek gelezen? Leest hij de primaire wetenschappelijke literatuur? Of vaart hij blind op creationisten?”

Uiteindelijk is ze er uitstekend in geslaagd om allerlei creationistische bronnen in paragraaf 22.5 bloot te leggen, waarvan de meeste ook worden vermeld in de voetnoten. Maar soms slaat ze de plank finaal mis. Verschillende keren verwijst ze naar artikelen van de website van de Amerikaanse creationistische organisatie Answers in Genesis, waar ik een gedrukt boek heb gebruikt, of een website van een andere organisatie zoals die van Creation Ministries International of van Discovery Institute.

Ze legt omstandig uit dat het boek bepaalde begrippen veralgemeniseert, en dat het dus niet gedetailleerd genoeg is. De meer dan duizend referenties heb ik niet allemaal uit den treure kunnen bespreken. Hoe dik zou het boek dan geworden zijn? Dan gaat ze er aan voorbij dat het geen wetenschappelijk boek betreft en ook niet door een wetenschappelijke uitgever is uitgegeven, maar dat het ten doel heeft algemene lijnen te schetsen en de lezer daarmee te dienen. Wie zich verder wil verdiepen, kan terecht bij tal van creationistische bronnen, de referenties zijn beschikbaar.

Terecht

Overigens signaleert De Jong ook dat de Engelstalige namen van sommige dieren niet altijd goed zijn vertaald in het Nederlands. In een enkel geval zou ik mijn formuleringen kunnen aanscherpen, waardoor die niet meer voor tweeërlei uitleg of verkeerd begrip (door o.m. De Jong) vatbaar zou zijn. Dat zijn terechte punten van kritiek; waarvoor dank!

Subjectief

Waarom creationistische bronnen overigens niet goed zouden zijn, is echter de vraag. Vanuit mijn vertrekpunt zoek ik naar bronnen die aanhaken op de feiten die de Bijbel weergeeft over de schepping, en daarop aansluitend over de zondeval en de zondvloed. Het lijkt er daarom ook op dat De Jong opnieuw een drogreden gebruikt, namelijk die van het argumentum ad hominem: alles wat creationisten publiceren is per definitie subjectief, fout of onder de maat. Met daarbij het autoriteitsargument dat wat de naturalistische wetenschap voortbrengt altijd waar en objectief zou zijn.

Vanaf de 11e-16e aflevering komen de paragrafen 22.1-22.4 aanbod, waarbij De Jong de huidige stand van de wetenschap op het gebied van het fossielenarchief in de aardlagen bespreekt. De argumenten die het boek in deze paragrafen geeft tegen evolutie probeert ze te ontkrachten of te bagatelliseren, zodat de conclusie in het boek ongeldig zou zijn. Het probleem is echter dat De Jong niet inziet dat al haar argumenten voortkomen uit een naturalistisch standpunt, waardoor deze niet geldig zijn. Daardoor zijn ook haar conclusies naturalistisch gekleurd en niet acceptabel voor christenen die de mogelijkheid serieus nemen dat God in de geschiedenis van de aardlagen wonderen kan hebben gedaan.

Het is opmerkelijk om op te merken dat de kritiek van De Jong gaat over slechts één hoofdstuk en dan voornamelijk één paragraaf, namelijk 22.5. Ze levert dus geen kritiek op hoofdstuk 17-21 en hoofdstuk 23, die ook forse kritiek leveren op de evolutietheorie. Kennelijk is daar zelfs met een hyperkritische blik geen weerwoord op te geven.

Claim

Hoe dr. René Fransen op zijn weblog op basis van het onderzoek van De Jong aan één van de 49 hoofdstukken kan beweren dat het hele boek „een zwak verhaal5 zou zijn dat „ernstige fouten bevat” en dat „dat Van den Dikkenberg vervolgens ook onze kennis over de geschiedenis van het leven op aarde in zoveel kronkels moet wringen om uit te komen bij een schepping zónder evolutie dat het resultaat niets meer te maken heeft met wetenschap6, is nog maar de vraag. Het is domweg een platte leugen. Ik vraag me af of hij het boek wel gelezen heeft. Ik wring me niet in kronkels. Dat heb ik niet nodig. Nergens doe ik een poging om een natuurwetenschappelijke verklaring volgens creationistisch model te maken, zoals creationistische boeken in de jaren 80 dat nog wel eens deden. Nergens in het boek neem ik afstand van de wetenschappelijke onderbouwing van soortvorming, adaptatie of micro-evolutie. Enkel de universele algemene afstamming van de soorten of macro-evolutie kan ik niet verenigen met wat de Bijbel leert over de schepping in zes dagen. Wie beide toch probeert te verenigen, moet hersengymnastiek van hoog niveau bedrijven en zich in duizend bochten wringen om er met een schijnbaar geloofwaardig verhaal uit te komen.

Daarnaast is het belangrijk om op te merken dat de veronderstelde universele algemene afstamming van de soorten niet herhaalbaar is, geen enkele wetenschappelijke waarde heeft, maar slechts achteraf is opgesteld om een naturalistische verklaring te bieden voor de gevonden overeenkomsten tussen organismen in de natuur. Dat maakt het op zijn best tot een onbewezen hypothese of intelligent guess (p. 216).

Plagiaat

De opmerking van Fransen dat ik „plagiaat”7 zou hebben gepleegd, ligt voor zijn rekening. Deze beschuldiging is ad hominem en niet gebaseerd op de werkelijkheid. Dat ik me deels baseer op het werk van creationistische onderzoekers, is begrijpelijk, omdat ik zelf geen vakwetenschapper ben, maar journalist met weliswaar natuurwetenschappelijke masteropleiding. Overigens baseert Fransen zich voor zijn kritiek ook op het spitwerk van anderen: dat de De Jong en een enkele opmerking van prof. dr. Gijsbert van den Brink in het ND8. Verwijt hier de pot de ketel?

Fransen zou zich gaan richten op de discussie over het belang van vooronderstellingen. Kennelijk is hij dit volledig vergeten, had hij er geen tijd voor of zag hij er voor zijn eigen standpunt geen heil in. Het probleem met de kritiek van De Jong en Fransen op het boek ”De werken van Zijn handen” is dat deze zich toespitst op enkele details in hoofdstuk 22 en de hoofdlijn compleet negeert: macro-evolutie is niet te verenigen met de schepping zoals die is beschreven in het Bijbelboek Genesis. Om de hoofdlijn te handhaven, kan dat hoofdstuk zelfs weggelaten worden! De indruk die vooral Fransen wil wekken op basis van één hoofdstuk en daarvan voornamelijk één paragraaf, is dat ik broddelwerk heb geleverd om zodoende mijn boek in een kwaad daglicht te stellen. Het is een dubieuze retorische kunstgreep: op basis van enkele vermeende onjuistheden in één paragraaf het hele boek afschrijven (een bewijs van het tegendeel blaast dat standpunt al omver!). Terwijl het in verschillende media goede recensies heeft gehad van enkele hoogleraren. Wie Fransen en De Jong gelooft, zal het boek niet ter hand nemen. Maar dat is een persoonlijke keuze.

Information as the Foundation for Life – Dr. Peter Borger sprak voor Forum of Christian Leaders (FOCL)

In 2024 hield moleculair bioloog dr. Peter Borger een lezing voor Forum of Christian Leaders (FOCL) over biologie en informatiewetenschap vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof. Deze lezing is de moeite van het kijken/luisteren waard. Met dank aan FOCL kunnen wij deze lezing terugkijken via het YouTube-kanaal van de organisatie.

Op het YouTube-kanaal wordt ook een soort samenvatting gegeven: “The latest research in the origin of life, self-replication, and nonequilibrium thermodynamics demonstrates that the foundation of living systems is information. This talk explains why even the simplest possible cell requires significant quantities of externally provided information. We explore how cellular organisation is best understood within an engineering framework and how studies into life’s origin represent the earliest stages of the next great scientific revolution centred on the return of teleology to biology.

‘Sensatie in de wetenschap: sporen van de Bijbelse zondvloed ontdekt!’ – Drs. Hans Hoogerduijn spreekt D.V. 15 oktober 2024 in Deventer

Het is niet onwaarschijnlijk dat de wereldwijde zondvloed, zoals beschreven in Genesis, sporen heeft achtergelaten op deze planeet. Bovendien verwijzen talloze zondvloedverhalen naar een overstroming van Bijbelse omvang.1 Drs. Hans Hoogerduijn heeft daarom, samen met anderen, het zogenoemde Rekolonisatiemodel (RKM) ontwikkeld. Daar geeft hij dinsdagavond 15 oktober 2024 D.V. een presentatie over voor de groep Logos Deventer, vroeger het bekende Deventer Denkt.2

Een bergmeer in de Hoge Tatras van Slowakije. Bron: Unsplash.

Inhoudelijk

Drs. Hans Hoogerduijn heeft culturele antropologie en geografie gestudeerd. Hij heeft zich zijn leven lang bezig gehouden met geologische literatuur en het bekijken van gevonden geologische verschijnselen in het veld. Daarom voert hij ons tijdens zijn presentatie mee ‘in de wondere wereld van aardlagen en fossielen’. Volgens Hoogerduijn hebben feiten en inzichten over aardlagen en fossielen ‘met elkaar gemeen dat ze uitschreeuwen: eens was er een wereldwijde zondvloed!’ In de lezing gaat de geleerde in op de oorzaken van deze ‘Moeder aller Natuurrampen’. Ook zal deze voormalige aardrijkskundeleraar ingaan op dinosauriërs en met de luisteraars nadenken over hoe deze beesten zijn uitgestorven. “Tijdens de avond draait het om het aantonen van de Bijbelse zondvloed, door middel van aardlagen en fossielen. Wat moet je daarmee? Vertellen ze het verhaal van een miljoenen jaren durende ontstaansgeschiedenis, of spreken ze van onvoorstelbare catastrofes.

Praktisch

De avond is geschikt voor iedereen die geïnteresseerd is in ‘filosofie, theologie en de grote vragen van het bestaan’. Het maakt daarbij niet uit of de luisteraar christen, moslim, scepticus of nieuwsgierige denker is. De organisatie moedigt een open en respectvolle dialoog aan, ‘op basis van de feiten en onderzoeken’. Na de lezing is er daarom gelegenheid om vragen te stellen aan de spreker. De avond vindt plaats in De Ontmoeting Deventer, Nieuwstraat 19-21. De inloop is vanaf half acht in de avond. Om acht uur wil de organisatie de avond beginnen, en deze duurt tot ongeveer half tien. De toegang is gratis, er is een vrijblijvende collecte om de onkosten te dekken. Aanmelden is niet verplicht, maar de organisatie vindt het wel gewenst (dat kan via de in de voetnoot genoemde link).3

Voetnoten

Een moedig en krachtig getuigenis tegen de genderideologie – Bespreking van ‘Five Lies of Our Anti-Christian Age’

Er wordt wel eens gevraagd naar de stem van vrouwen in het debat over de genderideologie en dan wel als het gaat om afwijzing daarvan. Een vrouw die al meer dan eens haar stem heeft laten horen is Rosoaria Butterfield, die jarenlang zelf een lesbische relatie had en overtuigd feminist was. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam zij tot inkeer, een inkeer waarvan zij verslag heeft gedaan in haar boek: Een onwaarschijnlijke bekering.

In haar jongste publicatie, het boek Five Lies of Our Anti-Christian Age, analyseert zij vijf leugens die breed ingang hebben gevonden in de westerse samenleving, leugens waarmee ook menig christen is besmet.

Bij de vijf leugens gaat het om de volgende zaken:

  1. Homoseksualiteit is normaal.
  2. Een persoon die vanuit de mens denkt, is vriendelijker dan een bijbels christen.
  3. Feminisme is goed voor de wereld en de kerk.
  4. Transgenderisme is normaal.
  5. Ingetogenheid/zedigheid is een achterhaalde last die de mannelijke dominantie dient en vrouwen tegenhoudt

Niet de mens maar Gods Woord moet ons uitgangspunt zijn

Vanuit haar eigen strijd met deze overtuigingen waarvan zij voor een deel aanvankelijk ook na haar bekering, zo getuigt de schrijfster, niet helemaal was verlost, ontvouwt zij de rijkdom van de bijbelse boodschap met betrekking tot huwelijk, seksualiteit en de positie van man en vrouw. Met kracht keert zij zich tegen de gedachte dat de scheppingsorde op zijn best tot de rand van de geloofsinhoud behoort. Ik moest zelf denken aan Tertullianus. In zijn Apologeticum stelt hij dat christenen niet alleen één zijn in geloof, maar ook in zedenleer. Wie niet leeft zoals God dat van ons vraagt vanuit Zijn Woord, is volgens Tertullianus in ieder geval op dat moment geen christen.
Butterfield ontmaskert de genderideologie. Zonder enige reserve is de waarheid van de Bijbel haar uitgangspunt. Dat uitgangspunt komt in het gedrang als empathie voor ons het belangrijkste is. Dat leidt onvermijdelijk tot een wereldse droefheid. De normen die God ons stelt maken ons bedroefd in plaats van onze ongelijkvormigheid eraan.

De auteur wijst erop dat in de Bijbel Christus Zelf ons wel als medelijdende (sympathy) maar niet als invoelende (emphathy) Hogepriester wordt getekend. Heel intimiderend kan aan christenouders die de wens van transitie van hun zoon afwijzen, worden gevraagd of zij dan liever een dode zoon hebben dan een levende dochter. Voor christenouders is het eeuwig behoud van hun kinderen het belangrijkste. De ingang in het koninkrijk der hemelen is onverenigbaar met een homoseksuele levensstijl of met een transitie. In beide gevallen is er sprake van opstand tegen God onze Schepper en wat Hij van ons vraagt. Butterfield ontkent niet dat de strijd om naar het bijbelse getuigenis te leven zwaar kan zijn, maar voor haar staat ook vast dat voor wie werkelijk in Christus gelooft alle dingen mogelijk zijn.

Zij verwijst trouwens ook nog naar de studie van Abigail Shier, Irreversible Damage. Schier is geen christen maar laat zien hoezeer bij een zeer groot deel van de meisjes die om transitie vraagt, die vraag door het eigentijdse culturele klimaat wordt bevorderd. Door de sociale media wordt de optie van de transitie onder de aandacht van vele gebracht. Shier kritiseert dat de wens naar transitie wel heel snel wordt gehonoreerd zonder naar onderliggende oorzaken te kijken en zonder dat zij die met deze wens mee gaan en helpen te realiseren lijken te beseffen wat voor een grote en onherstelbare schade er wordt aangericht.

Als gedrag zondig is, zijn ook de gevoelens eronder zondig

Als het gaat om homoseksualiteit, komen we in de kerk wel de gedachte tegen dat weliswaar homoseksueel gedrag in strijd is met Gods bedoelingen, maar dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Ik val Butterfield helemaal bij dat de Schrift voor dat laatste geen grond biedt. Als de Schrift gedrag afwijst, worden ook de gevoelens die daaronder liggen afgewezen. Een christen breekt met zondig gedrag en strijd met zondige gevoelens. Verdwijnen bepaalde zondige gevoelens niet dan duurt die strijd tot de dood.

Butterfield houdt nadrukkelijk de optie open dat homoseksuele gevoelens kunnen verdwijnen. Zij heeft dat in haar eigen leven ervaren. Zij ontkent niet dat bij anderen de strijd ertegen intenser en langer van duur kan zijn. De auteur heeft haar bedenkingen tegen het uit de kast komen. Het grote gevaar is dat je je zelf met je zondige gevoelens identificeert en die tot een neutrale categorie maakt. Christenen die te maken hebben met andere zondige gevoelens dan homoseksuele gevoelens zullen dat veelal ook niet breed delen. Zelf denk ik wel dat het helpt als anderen met ons kunnen meeleven in onze strijd. Op zijn minst moet overwogen worden die strijd slechts met enkelen te delen.

De eerste taak van een getrouwde vrouw ligt in haar gezin

Heel nadrukkelijk houdt Butterfield vast aan het bijbelse getuigenis over man en vrouw. Man en vrouw zijn voor God gelijk maar hebben wel verschillende taken van Hem gekregen. Zij vertelt hoe zij in de tijd dat zij nog volop feministisch dacht en een lesbische relatie had een kerkdienst bijwoonde waarin Psalm 113 werd gezongen. Zij waande zich toen even terug bij het zingen over een blijde moeder van kinderen. Nu komt zij er vrijmoedig voor uit dat de eerste roeping van een vrouw in haar gezin ligt. Zij wijst dan onder andere op Titus 2:5. Daar wordt van getrouwde vrouwen gevraagd hun huishouden te verzorgen. Van de lof op de deugdelijke huisvrouw in Spreuken in 31 kunnen we leren dat een getrouwde vrouw als zij tot publieke werkzaamheden wordt geroepen, altijd weet van haar relatie tot haar man en haar kinderen. Ik merk op dat het heel verdrietig is dat onze overheid met haar belastingpolitiek ondergraaft dat het gezin een eenheid is en zo menige vrouw dwingt meer buitenshuis te werken dan zij zelf wil.

De neergang van de bijbelse moraal

Als het gaat om huwelijk en seksualiteit geeft Butterfield terecht aan dat een wissel omgaat als vooruitgrijpen op het huwelijk wordt geaccepteerd. De volgende stap is dat in samenwonen geen bezwaar wordt gezien en dan moet het ons niet bevreemden dat goedkeuring van homoseksuele relaties en vervolgens transitie tot een kwestie worden waarover christenen verschillend mogen denken. Nodig is bekering waarbij wij beseffen dat onreinheid voor God niet kan bestaan en dat die ons zonder verootmoediging en breken met zondige levenspatronen buiten Gods koninkrijk houdt.

De neergang van de bijbelse moraal ook onder christenen staat, zo ziet Butterfield terecht, niet los van het feit dat de gedachte dat de rampzaligheid meer en meer als een randmogelijkheid wordt gezien en zeker niet eeuwig is steeds meer ingang vindt in kerkelijke kring. Zij wijst op de theoloog Preston Sprinkle die op dit punt eerst een helder geluid gaf, maar inmiddels daarvan afwijkt. Groot is het gevaar dat wij door het eigentijdse levensklimaat worden beïnvloed en de eeuwige rampzaligheid voor ons niet meer een ernstige en vreeswekkende realiteit is.

Hoe moeten wij omgaan met hen die als het gaat om seksualiteit en de optie van transitie een onbijbelse visie hebben? Butterfield maakt dan een onderscheid tussen aanvaarden en goedkeuren. Met aanvaarden bedoelt zij niet dat je iemands opvattingen en levensgedrag aanvaard, maar wel dat je zijn of haar persoon aanvaardt en zoekt lief te hebben. Je kunt echter hun opvattingen en levensgedrag niet goedkeuren. Is er sprake van een homoseksuele relatie dan zul je bidden of die vanuit het geloof wordt verbroken. De gedachte dat een persoon die je liefheeft zonder bekering buiten Gods koninkrijk zal blijven dringt je op de knieën te gaan. Het bijwonen van een ceremonie waarin de homoseksuele relatie een officiële status krijgt, wijst zij af. Wel pleit zij ervoor contact open te houden en in gesprek te blijven. Zo kunnen we de ander al is het maar omdat hij aanwezig is bij gebed en Schriftlezing na de maaltijd met het bijbelse getuigenis confronteren.

We moeten daar naar de kerk gaan waar bijbels onderwijs wordt gegeven

Butterfield wijst erop hoe essentieel het voor onszelf en anderen is daar naar de kerk te gaan waar het gezag van de Bijbel zonder reserve wordt aanvaard en in de prediking bijbels onderwijs wordt gegeven. Ik merk op dat het eerste het geval kan zijn en toch als het gaat om concrete levenspraktijk het tweede veel te weinig gestalte krijgt. Ik vrees dat dit de laatste tientallen jaren in tal van gemeenten binnen de gereformeerde gezindte het geval is geweest. Nu krijgen we daarvoor de rekening gepresenteerd. Het is mede de schuld van de kerk dat menig kerkganger als zo geïnfecteerd is met een onbijbels gedachtengoed als het gaat over seksualiteit.

Het belang van zedigheid en matigheid/ingetogenheid

Butterfield voert een heel krachtig pleidooi voor zedigheid in kleding. Niet voor niets krijgt dan in de Schrift zelf de kleding van de vrouw meer aandacht dan die van de man. Vrouwen roepen door onzedige en uitdagende kleding bij mannen en jongens onreine lusten op. Binnen de christelijke gemeente moeten mannen en vrouwen elkaar juist bijstaan in de strijd tegen zondige begeerten. Dat hier de gereformeerde gezindte bekering nodig heeft, behoeft geen betoog. Ook mensen buiten deze kring valt op dat vooral jongere vrouwen en meisjes nogal sensueel gekleed zijn. En dan weet ik dat er gelukkig uitzonderingen zijn, maar die vormen wel de minderheid. Heel verdrietig is als een bruid al met haar trouwjurk laat zien dat zij Christus niet kent en liefheeft. Dan is overigens ook een kerkenraad tekort geschoten in het uitoefenen van tucht.

De auteur wijst erop dat tucht behoort bij de kenmerken van een gemeente die trouw is aan het Woord. En dan heeft tucht het positieve doel dat wij in leer en leven bij het Woord bewaard blijven en echt bereid zijn om de ontmoeting met God aan te gaan. Naast zedigheid in kleding pleit Butterfield ook voor een ascetische/ingetogen houding als het gaat om gebruik van sociale media. We moeten die niet gebruiken om onszelf te etaleren. Hier past juist matigheid en ingetogenheid. Hoe dan ook is het van belang meer tijd te steken in het bestuderen van de Bijbel dan in het surfen op internet, zo stelt zij. En dan kan ik alleen maar onderstrepen.

De Bijbel: Een lamp voor onze voet en een licht op ons pad

Butterfield besluit haar studie met een appendix waarin zij beginselen ontvouwd die wezenlijk zijn voor het onderzoeken van de Bijbel. We moeten van de eenheid en duidelijkheid van de Schrift uitgaan. Daarom kan de Schrift haar eigen uitlegster zijn. Deze studie is een getuigende en moedige studie. In de tweede helft van de zeventiende eeuw hebben in Frankijk de nonnen van Port Royal de genadeleer van Augustinus moediger verdedigd dan de bisschoppen. Die hielden zich op hun best op de vlakte en afzijdig. Helaas komt deze houding als het gaat om het bijbelse onderwijs over huwelijk en seksualiteit en dat in relatie tot de genderideologie ook voor onder predikanten. Laten predikanten en allen die leiding hebben te geven in de kerk een voorbeeld nemen aan het moedige getuigenis van Rosaria Butterfield. Ook daar zien we meer dan eens de houding zich weliswaar niet tegen het bijbelse getuigenis te keren maar zich wel zoveel mogelijk op de vlakte te houden. Hoe dan ook kan ik iedereen die weerbaar wil gemaakt wil worden tegen het onbijbelse denken over huwelijk, seksualiteit en reinheid het lezen van dit boek hartelijk aanbevelen.

N.a.v. Rosaria Butterfield, 2023, Five Lies of Our Anti-Christian Age, woord vooraf door Kevin DeYoung (Wheaton: Crossway).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.