Home » Hebreeuws

Categorie archieven: Hebreeuws

Dr. Douglas K. Smith promoveert aan de Columbia International University op de Hebreeuwse zondvloedtekst

Op 20 juli 2023 verdedigde de Hebraïst dr. Douglas K. Smith aan de Columbia Biblical Seminary (onderdeel van de Columbia International University) zijn proefschrift. Hij promoveerde op een vergelijkende tekstanalyse van de zondvloedtekst in de Masoreten en de Griekse Septuaginta. Het is belangrijk dat creationisten teksten die aan de basis staan van de schepping- en zondvloedleer diepgaand bestuderen en daar lessen uit trekken. We feliciteren Douglas met het behalen van deze mijlpaal en we bedanken hem voor het vele werk dat hij hiervoor heeft verricht.

Douglas Smith ontving in 2020 een fonds uit het zogenoemde Sanders Scholarship. Voor dit onderzoek deed hij onderzoek naar het voorkomen van planten in het scheppingsverhaal. Hij presenteerde de uitkomsten van zijn onderzoek op een conferentie van de Creation Biology Society in 2020.1 In het najaar van 2020 presenteerde hij ook op de online conferentie van CORE Academy of Science.2 Sindsdien heeft Smith vaker op creationistische conferenties gepresenteerd over de Hebreeuwse tekst van Genesis. Het onderzoek dat Smith deed voor Sanders Scholarship was onder supervisie van dr. Jeremy Lyon.

Nu heeft dr. Douglas K. Smith dus zijn dissertatie verdedigd aan Columbia International University.3 De titel van zijn proefschrift luidt: ‘A comparative discourse analysis of the Genesis Flood account in the Masoretic text and Greek Septuagint’. Het proefschrift is nog niet online beschikbaar, dus voor de inhoud moeten creationistische hebraïsten en theologen nog even wachten. Het promotie comité stond onder leiding van dr. Benjamin Noonan. Als co-promotors waren de bekende dr. Steven Boyd en dr. Peter Gentry betrokken. Boyd bracht Smith liefde bij voor Bijbels Hebreeuws en Genesis 1-11.4 Gentry liet Smith de waarde zien van discoursanalyses en de studie van de Septuagint.

Dr. Smith is een voorbeeld voor andere creationistische studenten en academici. Ook als het gaat om de begeleiding en het mentorschap. Het Sanders Scholarship is een goede manier om creationistische studenten te begeleiden, ze aan te moedigen en met hen wetenschappelijk onderzoek op te zetten ten gunste van het scheppingsparadigma. Studenten hebben vaak wel wat vrije tijd, maar vaak geen geld om onderzoek te doen en dit tot een goed einde te brengen. Wanneer ze dan een klein bedrag ter beschikking hebben, kunnen ze ook de vrije tijd meer inzetten voor creationistische onderzoeksdoeleinden. Zo’n fonds en mentorschap met een student zou ook in Nederland en in andere delen van de wereld opgezet kunnen worden.

Voetnoten

Geneeskunde of Klassieke Talen? – Een gesprek tussen een VWO-6 leerling en Alex Thomson (MA)

Onlangs verscheen er een nieuw jongerenblad onder de titel Nabij Jou.1 Het is een initiatief van het Deputaatschap Opvoeding, Onderwijs en Catechese (DOOC), uitgaande van de Gereformeerde Gemeente in Nederland, en de Vereniging tot Bevordering van SchoolOnderwijs op Gereformeerde Grondslag (VBSO). Het blad verschijnt acht keer per jaar. In de derde uitgave een interessant gesprek tussen een leerling van VWO-6 en classicus Alex Thomson (MA) over een eventuele vervolgstudie en een verwijzing naar Weet Magazine.

“In Weet Magazine lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.” Bron: Pixabay.

Weet Magazine

Deze week is het de zogenoemde Week van de Schepping.2 In deze derde uitgave van Nabij Jou wordt daarom aandacht gegeven aan geloof en (natuur)wetenschap. In de maand maart komt de natuur weer ‘tot leven’. Hierin is de hand van God te zien (Genesis 8:22). “De meeste mensen in ons land geloven niet in een God Die alles laat groeien en bloeien. Zij geloven niet in Jeremia’s worden: Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm.” Ongetwijfeld zullen reformatorische jongeren met dergelijke denkbeelden in aanraking komen. Daarom is het goed om argumenten te verzamelen vóór de schepping en contra evolutionaire denkbeelden. “Want ondanks dat we een geloofsleer hebben, sluiten Bijbel en Wetenschap elkaar niet uit.” Redacteur Marco Visser verwijst voor meer informatie hierover naar Weet Magazine. “Hierin lees je dat het Bijbelse scheppingsverhaal en wetenschap elkaar niet uitsluiten.3 Het is goed dat dergelijke creationistische populair-wetenschappelijke tijdschriften onder aandacht komen in reformatorische jongerenbladeren.4

Vervolgstudie

Jongeren die binnenkort examen hopen te doen, denken flink na over een vervolgstudie. Dat kan leiden tot keuzestress. Welke studie moet ik kiezen? Welke studie past het best bij mijn talenten en karakter? Kan ik mijn talenten ook in Zijn dienst besteden? Niet eenvoudig om op dergelijke vragen een antwoord te vinden. Gelukkig kennen de meeste scholen voor Voortgezet Onderwijs een decaan die de leerlingen daarbij kan helpen. Al eerder adviseerde ik een studie op te pakken ‘in deze vakgebieden en wie weet kun je later als expert bijdragen aan het debat ten voordele van het scheppingsreferentiekader’.5 In Nabij Jou lezen we een verslag van een gesprek tussen een VWO-6 leerling en classicus Alex Thomson (MA)6

Roeping

Lisa de Jong (17) ontdekt na het gesprek met Thomson hoe belangrijk klassieke talen zijn. “Ze praat met hem over studeren in onze tijd, maar ook over het herkennen van een goddelijke roeping.” Voordat het gesprek start vertelt Thomson eerst iets over zichzelf. Hij is geboren in Engeland. Naast talloze activiteiten geeft hij les in Grieks en Hebreeuws aan studenten van de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Lisa twijfelt of ze moet gaan voor een studie Geneeskunde of Klassieke Talen. Hoe maakt zij de goede afweging? Thomson adviseert om datgene te ‘gaan studeren waarvoor je aanleg hebt’. Hij ziet dat als Bijbels en verwijst naar Spreuken 22:6, waarin wordt opgeroepen het onderwijs te laten aansluiten bij hoe het kind is. “De denkkracht is door God ingegeven. Als je merkt waar je denkkracht ligt, waar je zogezegd goed in bent, ben je al op weg om je Goddelijke roeping te onderkennen.” Verder wijst Thomson op verlangen. “Blijft dat verlangen, laat ik zeggen meer dan een half jaar, dan heb je een sterke indicatie dat dat je beroep kan worden. Als het uiteraard een eerlijk beroep is.

Economisch nut

Waarom zou je Klassieke Talen studeren? Veel mensen denken tegenwoordig veelal aan het economische nut van een studie. Wat heb ik eraan, wat verdien ik ermee? Bij het bestuderen van Klassieke Talen leer je echter meer dan alleen de taal zelf. Thomson verwijst naar de Gouden Eeuw, waar studenten standaard Grieks en Latijn kregen: “Het doel was om hun éigen taal daardoor beter te kennen en om beter leiding te kunnen geven, bijvoorbeeld in een stadsbestuur. Een tekst is niet zomaar een verhaal, maar het is een argument met hoofdzaken en bijzaken. Die verschillende onderdelen leerden studenten het beste herkennen door de klassieke talen te bestuderen. Ze konden zo heel makkelijk laten zien of een argument klopte.

Universitaire wereld

De universitaire wereld kan voor een leerling van VWO-6 bedreigend aanvoelen. Zeker als deze leerling op een vertrouwde reformatorische school gezeten heeft. Thomson geeft aan dat het studieklimaat de laatste jaren steeds meer antichristelijk is geworden. “Het is doordrenkt van de gedachte dat alles voor iedereen mogelijk moet zijn. Rectoren van universiteiten kennen de Bijbel niet meer.” Daartegenover staat, waar Thomson al eerder op wees, dat de denkkracht door God ingegeven is. “Christenen moeten daarom de laatsten zijn die bezwaar hebben tegen het bestuderen van de klassieke talen.” Immers, als jongeren geen Klassieke Talen ‘studeren, hebben we vanaf de volgende generatie geen Bijbelvertalers meer!7

Voetnoten

Een les Hebreeuws aan de hand van Genesis 1 – Dr. Pieter Siebesma sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 28 december 2013 sprak dr. Pieter Siebesma in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn lezing was ‘Een les Hebreeuws aan de hand van Genesis 1‘. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.

Dr. Pieter Siebesma schreef al eerder het artikel: ‘Schepping en vertaling – Een taalkundige studie rond de eerste verzen van de Bijbel‘. Dit artikel is ook op deze website verschenen.

Schepping en vertaling – Een taalkundige studie rond de eerste verzen van de Bijbel

Er is in de loop van de tijd heel veel gepubliceerd over de eerste verzen van het bijbelboek Genesis. Het aantal commentaren dat deze passages bespreekt, is dan ook ontelbaar. Men treft daarin zeer uiteenlopende opvattingen aan, afhankelijk van de theologische vooronderstellingen, die men aanhangt. Een belangrijke vraag is, hoe men de geschiedenis van de schepping, zoals deze beschreven staat in Gen. 1, in overeenstemming kan brengen met datgene wat binnen de natuurwetenschappen wordt geleerd. Wat is de relatie tussen de evolutietheorie en Gen. 1? Hierover is het laatste woord nog niet geschreven. In deze verhandeling ga ik in op enkele vragen rond de uitleg van Gen. 1:1 5. Deze vragen zijn zowel door theologen als door natuurwetenschappers al eerder gesteld. Ik wil ze echter met name belichten vanuit taalkundig oogpunt. Kan onze kennis van het Bijbels Hebreeuws, de taal waarin deze schriftgedeelten zijn geschreven, ons helpen bij het beoordelen van de verschillende uitleggingen die er van dit gedeelte bestaan?1

Ik wil hieronder ingaan op de volgende vragen:

  1. Als we diverse vertalingen van Gen. 1:1 met elkaar vergelijken, valt op dat ze van elkaar verschillen. Aan welke vertaling kunnen we de voorkeur geven?
  2. Is er sprake geweest van een tijdskloof tussen Gen. 1:1 en Gen. 1:2? De zogenaamde restitutietheorie (hierover later meer) neemt aan dat na de schepping van hemel en aarde in Gen. 1:1 de aarde woest en ledig werd. Hierna vond, zoals is beschreven in Gen. 1:3 e.v., een herschepping plaats in zeven dagen. Wordt deze opvatting ook door het Hebreeuws zelf gesteund?
  3. Hoe moet men de woorden “woest en ledig” opvatten?
  4. Kan men het woord voor “dag” in Gen. 1:5 ook vertalen met “periode” of “tijdperk”? Sommige uitleggers willen zo de evolutietheorie met de schepping in overeenstemming brengen.

Ik heb getracht zo te schrijven, dat deze verhandeling ook te begrijpen is voor al degenen die geen Bijbels Hebreeuws kennen. Iedere studie gaat uit van vooronderstellingen. Als christen geloof ik dat de Heilige Schrift door God is geïnspireerd en daarom volledig betrouwbaar is. Ook de eerste verzen van Genesis maken deel uit van de Bijbel. Het is dan ook mijn wens dat deze studie mag bijdragen tot een beter verstaan van Gods Woord.

Verschillende vertalingen van Gen. 1:1

We zijn zo gewend aan de vertaling van Gen. 1:1 “In den beginne schiep God de hemel en de aarde“, dat we misschien niet beseffen, dat er ook andere vertalingen mogelijk zijn. Dat valt op, wanneer we bijvoorbeeld Engelstalige bijbelvertalingen raadplegen. Zo vertaalt de Good News Bible (1976) het eerste vers van de Bijbel als volgt: “In the beginning, when God created the universe, the earth was formless and desolate” (“In het begin, toen God de hemel en de aarde schiep, was de aarde woest en ledig“). Een andere Amerikaanse vertaling, de gezaghebbende joodse vertaling van de Jewish Publication Society (1962), vertaalt het weer iets anders: “When God began to create the heaven and the earth – the earth being unformed and void… – God said…” (“Toen God de hemel en de aarde begon te scheppen – de aarde nu was woest en ledig – zei God..“).2

Deze twee Amerikaanse vertalingen lijken erg op elkaar. Toch is er wel een duidelijk verschil. De Good News Bible vat vers 1 op als een bijzin bij vers 2, die de hoofdzin vormt. Daarentegen laat de joodse vertaling de hoofdzin bij vers 3 beginnen (“God zei”). Daarentegen vatten onze Statenvertaling en de Nieuwe Vertaling van het NBG (1951) vers 1 op als een hoofdzin. Waarom vertalen deze Amerikaanse bijbeluitgaven Gen. 1:1 afwijkend en hebben zij hierin gelijk? Wat is de juiste vertaling?

In het Hebreeuws staat er letterlijk:
Bere’sjiet (in een begin) bara’ (schiep) ‘elohiem (God)
‘et hasjsamajiem (de hemel) we’et ha’arets (en de aarde)

Om met de joodse vertaling te beginnen, deze is gebaseerd op de uitleg van Gen. 1 van een bekende joodse bijbelverklaarder, Rasji.3 De naam Rasji is de afkorting voor rabbi Solomon ben Isaac en hij was een van de bekendste middeleeuwse joodse commentatoren van de Bijbel en van de Talmoed. Hij leefde, zo neemt men aan, van 1040 tot 1105 in Troyes in Frankrijk. Zijn commentaren hebben niet alleen een grote invloed uitgeoefend op de joodse commentatoren na hem, maar ook op de christelijke (bijv. Luther). Rasji poneert in zijn commentaar op Genesis, dat ook in het Nederlands is vertaald, dat het woord “in het begin” (bere’sjiet) in een bepaalde Hebreeuwse constructie staat, waardoor het verbonden moet worden met het woord dat erop volgt, “schiep”.4 Hij komt dan tot de vertaling: “in het begin van het scheppen door God van hemel en aarde”, d.w.z. “toen God begon te scheppen”. Als voornaamste argument voor deze vertaling poneert hij dat er letterlijk in het Hebreeuws niet staat “in het begin”, maar “in een begin”. Dat zou je niet verwachten, en daarom is er dan ook sprake van een bepaalde grammaticale vorm, die in het Hebreeuws “status constructus” wordt genoemd.5 Daaronder verstaat men een bepaalde manier, waarop in het Hebreeuws twee woorden met elkaar verbonden kunnen worden. In het Nederlands zou men dan gebruik maken van het woordje “van”, maar het Hebreeuws plakt als het ware twee woorden aan elkaar, bijv. ben-David: zoon (van) David.

Kenmerkend voor deze wijze van zeggen is dat het eerste deel nooit een bepaald lidwoord kan krijgen (“de” of “het”, in het Hebreeuws ha). Toch mag men wel vertalen alsof het lidwoord er staat. Men kan in het Hebreeuws dus wel zeggen: ben David en het vertalen, al naar gelang de context het vereist, met “de zoon van David” of “een zoon van David”, maar men kan niet zeggen: ha (de) – ben-David. Dit is onmogelijk. Het ontbreken van het lidwoord “het” in “in een begin” wijst er, aldus Rasji op, dat het verbonden moet worden met “schiep”. Bovendien, zo meent hij, in alle andere gevallen, waar in het Oude Testament het woord “begin” (in het Hebreeuws re’sjiet) voorkomt, staat het ook in de status constructus.

Heeft Rasji op dit punt gelijk? Naar mijn mening niet en wel om een aantal redenen.

  1. De Masoreten, de joodse geleerden die in de achtste tot de tiende eeuw, de Hebreeuwse bijbeltekst van klinkertekens hebben voorzien, vatten het niet zo op. In dat geval hadden ze andere klemtoontekens bij de tekst geplaatst.6
  2. Geen enkele oude vertaling vertaalt het op de wijze van Rasji, noch de Griekse vertaling: de Septuaginta, noch de Syrische vertaling: de Peshitta, noch de Aramese Targum Onkelos, noch de Latijnse Vulgata en noch de Armeense vertaling. Het is opmerkelijk dat de Griekse tekst van Joh. 1:1 eveneens leest “in een begin”. Deze is immers gebaseerd op Gen. 1:1.
  3. De bewering van Rasji dat de vorm re’sjiet in het Oude Testament altijd in de status constructus voorkomt is niet juist. Van de 51 maal in het Oude Testament zijn er 5 plaatsen (Gen. 1:1 niet meegerekend), waar dit woord niet in de status constructus staat (Lev. 2:12; Deut. 33:21; Jes. 46:10; Ps. 105:36 en Neh. 12:44).
  4. Nu zou men hieruit de conclusie kunnen trekken dat onze vertalingen Gen.1:1 ook niet goed vertaald hebben. Immers geen enkele vertaling geeft het weer met: “In een begin schiep…”. Toch is het feit dat het woord re’sjiet in Gen. 1:1 geen lidwoord bezit, is op zich zelf niet vreemd. De bijwoordelijke uitdrukkingen, die aan dit woord verwant zijn en met een voor-zetsel verbonden worden, komen maar zelden voor met een lidwoord. Maar ze moeten wel vertaald worden met een lidwoord, bijvoorbeeld mero’sj (“vanaf het begin”), Jes. 40:21; 41:4,26; 48:16; Pred. 3:11; Spr. 8:23, miqqedem (“van oudsher”), Jes. 45:21; 46:10, of me’olam (“oudtijds”), Gen. 6:4; Joz. 24:2; 1 Sam. 27:8.7

Daarom hoeft men hier niet aan een zogenaamde status constructus te denken en is de meest simpele vertaling mijns inziens ook de beste. Om die reden is de vertaling van de Good News Bible evengoed af te wijzen. Het is niet duidelijk, waarom men juist voor deze vertaling heeft gekozen. Het valt niet aan te nemen dat zij ook beïnvloedt zijn door de joodse exegese.8 Zoals in het volgende deel aangetoond zal worden, kan vers 2 nooit een hoofdzin zijn. Mogelijk is deze vertaling ontstaan onder invloed van de restitutietheorie. Zoals hieronder aangetoond zal worden, kan volgens de Hebreeuwse grammatica vers 2 nooit een hoofdzin zijn.

Werd de aarde woest en ledig?

Ook de eerste twee woorden van Gen. 1:2 worden op verschillende manieren vertaald. In het Hebreeuws staat hier: weha’arets hajeta tohoe wabohoeen de aarde was woest en ledig“. Sommigen willen in tegenstelling tot onze vertalingen weergeven met “en de aarde werd woest en ledig“. Deze vertaling wordt vooral voorgestaan door degenen die de restitutietheorie aanhangen. In de Engelstalige wereld zijn er veel christenen, die deze opvatting aanhangen. Door de bekende Scofield Reference Bible, waarin ze wordt verdedigd, heeft ze een ruime verspreiding gekregen. Ook in Nederland, met name in sommige evangelische kringen, is deze opvatting populair.9 En dat valt wel te begrijpen, omdat op die manier ruimte wordt geboden voor de evolutietheorie.

Wat houdt deze opvatting in? God heeft de hemel en aarde in Gen. 1:1 als goed geschapen. Na de schepping van hemel en aarde ontstond er echter chaos, doordat één van de engelen in opstand kwam tegen God. In zijn hoogmoed wilde hij aan God gelijk zijn. Zo werd deze engel tot de Satan. Toen hij tot val werd gebracht, werd daardoor de aarde tohoe wabohoe, Hebreeuws voor “woest en ledig”, dat wil zeggen tot een complete chaos.

Als argument voor deze opvatting haalt men onder meer Jes. 45:18b aan: “Hij is God – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd (tohoe), heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd.” Hieruit blijkt, zo zegt men, dat God de aarde niet als een tohoe wabohoe heeft geschapen. Eveneens wordt uit Jer. 4:23 en Jes. 34:11, de enige passages, waar deze uitdrukking nog verder voorkomt geconcludeerd dat het hier om een toestand gaat, die het gevolg is van een oordeel van God. Na een periode van chaos, waarvan men niet weet hoe lang die heeft geduurd, begon God met het herscheppen van de aarde, hetgeen zes dagen duurde. Vandaar ook de naam “restitutie”, letterlijk Latijn voor herschepping. Daarom wil men het begin van Gen. 1 ook vertalen: de aarde werd woest en ledig.

Binnen deze theorie zijn verschillende variaties mogelijk. Sommigen nemen aan dat de aardlagen zijn ontstaan tussen Gen. 1:1 en 1:2, terwijl weer anderen van mening zijn dat dit pas tijdens de zondvloed heeft plaatsgevonden. Weer anderen laten ruimte voor de evolutietheorie: de aarde is miljoenen jaren geleden ontstaan, maar pas zesduizend jaar geleden door God herschapen. Men neemt dan soms ook aan dat er mensen hebben bestaan voor Adam. Kortom, onder de aanhangers hiervan bestaat op een aantal punten verschil van mening over details. Overigens is deze opvatting al zo oud als het christendom, we vinden haar terug bij kerkvaders als Origines en Augustinus, maar ook bij moderne orthodoxe oudtestamentici als F. Delitzsch en bij een apologeet als C.S. Lewis.10

Wordt deze opvatting gesteund door onze kennis van het Bijbels Hebreeuws de grammatica? De vraag is: Moet de werkwoordsvorm hajeta vertaald worden zoals de Statenvertaling en NBG het doen met “was”, of met “werd”?11

Nu is het helemaal niet zo eenvoudig om daarop een antwoord te geven, zelfs niet voor mensen die goed Hebreeuws kennen, laat staan voor hen die weinig van deze taal afweten. Wat veel onderzoekers doen om op deze vraag een antwoord te krijgen, is meestal het volgende: Men pakt een Hebreeuwse concordantie, zoekt daarin op waar het woord hajeta in het Oude Testament voorkomt en gaat vervolgens na hoe het in de diverse vertalingen wordt weergegeven. En dan blijkt inderdaad dat men dit woord vaak kan vertalen met “werd”. Dit is mijn inziens echter niet zo’n goede methode, omdat het geen recht doet aan de eigenaardigheden van het Hebreeuwse werkwoord.

In het Hebreeuws kent men twee verschillende “tijden”: een zogenaamd perfectum en een zogenaamd imperfectum. Deze termen heeft men ontleend aan de Latijnse grammatica. Maar de genoemde werkwoordsvormen dekken slechts ten dele de letterlijke betekenis van Latijnse termen. Letterlijk betekent perfectum voltooide tijd. Maar als je een concordantie raadpleegt, zie je dat zo’n perfectum¬vorm (zoals ook hajeta) in de vertalingen zowel met een tegenwoordige, als met een verleden of als ook met een voltooid verleden tijd vertaald kan worden. En dat geldt ook voor een imperfectumvorm. Die wordt zowel met een tegenwoordige als met een toekomende tijd vertaald worden. Voor een deel overlappen ze elkaar dus. En wanneer ook nog in bepaalde gevallen een perfectum met een toekomende tijd vertaald kan worden en een imperfectum met een verleden tijd, dan lijkt de verwarring helemaal compleet. Daarom willen sommige grammatici de termen perfectum en imperfectum vervangen door meer geschikte termen. Er bestaan binnen de Hebreeuwse taalwetenschap heel veel verschillende theorieën over de precieze verschillen tussen perfectum en imperfectum.12

Nu moet u uit het bovenstaande niet het idee krijgen dat de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament daarom onmogelijk te vertalen is. Uit de context is vaak duidelijk hoe vertaald moet worden. Niemand vertaalt Gen. 1:1 met: “In den beginne zal God de hemel en de aarde scheppen.” Alleen in bepaalde gevallen, zoals in Gen. 1:2, kan het problemen opleveren. Daarom kunnen we de vraag of hajeta in Gen. 1:2 met “werd” of “is geworden” vertaald mag worden, beter vanuit een ander gezichtspunt benaderen. Wat is het doel van Gen. 1:2? Is hier sprake van een opeenvolging van gebeurtenissen of niet? Welke relatie bestaat er tussen Gen. 1:2 en het voorafgaande vers en het er opvolgende vers. Als we die vraag beantwoord hebben, dan kunnen we ook vaststellen, hoe het vertaald moet worden.

Kenmerkend voor het Hebreeuwse proza van het Oude Testament is dat een verhaal meestal begint met een zogenaamde perfectumvorm en vervolgens wordt het verhaal voortgezet met behulp van een speciaal soort imperfectumvorm (het zogenaamde imperfectum-consecutivum), die met een verleden tijd moet worden vertaald.13 Dat is ook het geval in Gen. 1:1. Hier staat: “In de beginne schiep (dit is een perfectumvorm) God de hemel en de aarde“. De geschiedenis van de schepping van de wereld wordt voortgezet in vers 3. “En God zeide: Er zij licht“. Voor het werkwoord “zeide” wordt die speciale imperfectumvorm gebruikt. En ook voor de andere werkwoordsvormen in Gen. 1 wordt grotendeels die vorm gebruikt: “En er was licht“, vers 4: “En God zag…“, “En God maakte scheiding…“, vers 5: “En God noemde..,“, etc. Het gaat hier allemaal om die speciale imperfectumvorm. Vers 2 valt hier dus uit de toon. Wanneer de bijbeltekst had willen weergeven: “En de aarde werd woest en ledig“, nl. als beschrijving van een er opvolgende gebeurtenis, dan zou er m.i. gebruik zijn gemaakt van zo’n imperfectum consecutivum en niet van een perfectum. Het Hebreeuws zou dan geluid hebben: wattehi en niet hajeta. De vraag blijft natuurlijk wel staan, waarom in Gen. 1:2 een perfectumvorm wordt gebruikt. Hoe moet men Gen. 1:2 opvatten. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden.

Volgens een aantal Hebreeuwse grammatica’s is hier sprake van een soort bijzin, men noemt dat een omstandigheidszin. Hieronder verstaat men een zin die een bepaalde toestand beschrijft en die onderscheiden moet worden van een verhalende zin. Voorbeelden van dergelijke zinnen zijn Gen. 12:8 (“terwijl Bethel in het Oosten en Ai in het Westen lag“); 2 Sam. 18:14 (“terwijl hij nog leefde“) en Gen. 48:14 (“terwijl hij zijn handen kruiselings legde“). etc. Omstandigheidszinnen kunnen zowel voor als na de zin die de hoofdgedachte uitdrukt voorkomen. Theoretisch zou Gen. 1:2 zowel verbonden kunnen worden met vers 1 als met vers 3. De eerste mogelijkheid lijkt mij minder waarschijnlijk, en wel om een inhoudelijke reden.14 Dit zou impliceren dat God, toen Hij de aarde schiep, deze al in een woeste staat hiervoor aanwezig was. En dit is mijns inziens strijdig met wat we kunnen opmaken uit andere teksten, zowel uit het Oude als Nieuwe Testament, zie bijv. Spr. 8:22 26; 2Macc. 7:28; Joh. 1:1 3; Hebr. 11:3).15 Het is dus waarschijnlijker dat vers 2 op een of andere manier verbonden moet worden met vers 3.

In het Oude Testament vindt men een aantal teksten die op precies dezelfde wijze worden geconstrueerd als Gen.1:2. Hier geeft het aan, dat er iets wordt toegevoegd door middel van een bijzin, wat noodzakelijk is voor een beter begrip van wat er volgt. Twee voorbeelden van een dergelijke constructie zijn bijvoorbeeld: Gen. 3:1 “En (we) de slang nu was (haja) het listigste van alle dieren van het veld, die de Here God had gemaakt, en hij zei (imperfectum consecutivum) tot de vrouw:” Om wat volgt beter te kunnen begrijpen is noodzakelijk om te weten dat de slang een zeer listig dier was. Gen. 13:2 “En (we) Abram was zeer rijk aan vee, zilver en goud en hij ging (imperfectum consecutivum)…” Om de in dit hoofdstuk beschreven ruzie en scheiding tussen Abraham en Lot te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk te weten dat Abram zeer veel vee bezat.16 Zo kan men ook Gen. 1:2 opvatten. Deze opmerking over de toestand van de aarde, nl. dat zij woest en ledig was, etc, is noodzakelijk om te begrijpen waarom God het licht moest scheppen en scheiding moest aanbrengen tussen water en droge, etc.. Op grond van bovengenoemde argumenten ben ik dan ook van mening, dat men in Gen. 1:2 de werkwoordsvorm haja niet mag vertalen met “werd” of “is geworden”. Het Hebreeuws zou dan van een andere werkwoordsvorm gebruik hebben gemaakt en wel van een imperfectum consecutivum. Gen. 1:2 geeft ons aanvullende informatie over wat er in Gen. 1:3 geschiedt: de eerste scheppingsdag. Zo vertalen al de oude vertalingen van het Oude Testament dit vers.

Men kan Gen.1:2 dus beter niet vertalen met “werd”. Maar spreekt deze grammaticale analyse van Gen. 1:2 dan de restitutietheorie tegen? Hierin moeten we voorzichtig zijn. Als vers 2 verbonden moet worden met vers 3 en daar dus iets aanvullend over zegt, dan betekent dat niet dat er geen tijdsperiode kan zijn geweest tussen Gen. 1:1 en 1:2. Hooguit kan men zeggen dat de bijbeltekst daarover geen uitspraak doet, pro noch contra. Wel is het zo, dat als de tekst dit echt bedoeld zou hebben, men voor een andere werkwoordsvorm zou hebben gekozen. De vraag blijft natuurlijk wel staan hoe men de uitdrukking tohoe wabohoe moet vertalen.

Is tohoe wabohoe een chaos?

Één van de belangrijkste argumenten die de aanhangers van de restitutietheorie aanvoeren voor hun opvatting, dat de aarde na de schepping tot een chaos is geworden, wordt gevormd door de vertaling van de woorden tohoe wabohoe. Zij vatten namelijk deze woorden op als een aanduiding voor een complete chaos. Nu behoeft de Nederlandse uitdrukking “woest en ledig” niet primair te slaan op een chaos. Dat blijkt uit de nieuwste “Dikke van Dale”. Deze geeft onder het trefwoord “woest” de volgende omschrijving:

“1. Ledig, zonder plantengroei of onbebouwd: de aarde nu was woest en ledig (Gen. 1:2); woeste grond, niet in cultuur gebracht.
2. wild, verwilderd, onordelijk”

De “dikke van Dale” kiest in navolging van de Nederlandse bijbelvertalingen in Gen.1:2 voor de eerste betekenis van “woest”. Daarentegen kiezen de aanhangers van de restitutietheorie voor de tweede interpretatie van woest, namelijk als iets dat onordelijk is. Het Nederlands brengt ons dus niet veel verder. Wat valt vanuit het Hebreeuws over deze woorden te zeggen?

De woordenboeken van het Bijbels Hebreeuws brengen ons evenmin veel verder. Zo geeft het “Bijbels Hebreeuws Nederlands Woor¬denboek” van E. Italie uit 1907 (herdruk 1994, de Haan-boeken, Ede), in navolging van het gezaghebbende Duitstalige Hebreeuwse woordenboek van Gesenius als vertaling van tohoe “woestenij; woestheid; verwoesting” en van bohoe “ledigheid; eenzaamheid”. De modernere woordenboeken van het Bijbels Hebreeuws leveren weinig nieuws op, of het moest zijn, dat zij tohoe met ledigheid vertalen en bohoe met woestenij, net andersom dus.

Een probleem is dat we in het Hebreeuws geen woorden van dezelfde stam hebben. Kenmerk van de Semitische talen is namelijk, dat men van een woordstam verschillende woorden kan afleiden, waardoor we een idee krijgen wat zo’n woord betekent. Evenmin zijn in andere semitische talen parallellen voor de woorden tohoe wabohoe gevonden. In populaire studies wordt vaak beweerd dat zij verwant zijn aan woorden in het Babylonisch-Assyrisch, maar dit is niet juist gebleken. Mogelijk is het woord tohoe verwant an het Ugaritische woord thw dat woestijn betekent. Voor de vertaling van dit woord kunnen we daarom niet bij andere talen te rade gaan.

Het raadplegen van een Hebreeuwse concordantie leert ons dat het woord tohoe twintig keer in het Oude Testament voorkomt, waarvan drie keer in combinatie met bohoe, dat verder los niet voorkomt. Behalve in Gen. 1:2 komt het in combinatie alleen voor in Jes. 34:11 en Jer. 4:23. Los wordt tohoe meestal vertaald met “leegheid”.

U. Cassuto, een Israëlische geleerde heeft in zijn commentaar bij Gen. 1:2 opgemerkt dat de meeste commentatoren de fout maken dit woord tohoe apart te bestuderen. Naar zijn mening is dit methodisch niet juist. De uitdrukking tohoe wabohoe vormt een vaste uitdrukking en behoeft daarom niet vertaald te worden als de afzonderlijke woorden. Als voorbeeld van zo’n samengestelde uitdrukking, die tezamen iets anders betekenen als de afzonderlijke componenten, noemt hij het modern Hebreeuwse woord kolno’a. het is samengesteld uit de woorden kol, letterlijk stem en no’a letterlijk beweging. Maar tezamen is het het woord voor bioscoop! Dit zou je uit de afzonderlijke woorden niet zo gauw opmaken. Hij vat tohoe wabohoe als een uitdrukking op.17 De meeste vertalingen vertalen deze woorden als bijvoeglijke naamwoorden, maar gezien de woordsconstructie ligt het meer voor de hand om aan zelfstandige naamwoorden te denken, dus bijv. niet woest en ledig, maar woestheid en ledigheid.

Laten we daarom de drie teksten Gen. 1:2, Jer. 4:23 en Jes. 34:11 eens nader bekijken. Wat kunnen we uit de context van Gen. 1:2 opmaken met betrekking tot de uitdrukking tohoe wabohoe? De aarde was bedekt met water alles daarboven was als het ware bedekt met duisternis. Er waren geen levende wezens, geen planten of dieren. Er was sprake van een totale leegheid en verlatenheid. Vandaar dat ook velen hebben voorgesteld om tohoe wabohoe te vertalen met “leegheid” of “complete leegheid”. De aarde was immers leeg, er waren geen planten, dieren en mensen. Deze moesten nog geschapen worden.

In Jer. 4:23 lezen wij: “Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet.” Deze tekst geeft een beschrijving van hoe het land er uit zal zien nadat de vijanden uit het noorden er hebben huisgehouden. Er is dan geen mens meer over, alle vogels zijn weggevlogen (vers 25), het land is tot een woestenij geworden (vers 26, 27). Deze situatie zal te vergelijken zijn met de situatie van de eerste scheppingsdag. Het aspect van leegheid past dan ook goed binnen deze context. Het land is ontvolkt en zelfs de dieren en vogels zijn verdwenen. Nu is hier inderdaad sprake van een oordeel. Door de zonden van het volk en van haar leiders is het land door vijandelijke legers uit het noorden aangevallen, veroverd en verwoest. Maar het oordeel komt hierin tot uiting, dat het land, dat eertijds een dicht bevolkt land overvloeiende van melk en honing was, als het ware weer terug geplaatst is naar de situatie van voor de eerste scheppingsdag. Daarom mogen we op grond van deze tekst niet de conclusie trekken dat ook in Gen. 1:2 sprake is van een oordeel van God.

Evenzo verwijst Jes. 34:11, het gedeelte dat spreekt over het gericht van God over Edom, terug naar Gen. 1:2. “em>Pelikaan en roerdomp nemen het in bezit, uil en raaf huizen daar; Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid”. Het vroeger zo dichtbevolkte gebied van Edom zal nu aan de wilde dieren ten prooi vallen, omdat er geen mensen zullen wonen. In het gericht van de HERE zijn zij allen door het zwaard omgekomen. Vers 12 vervolgt met: “Van zijn edelen is er geen, die het koninkrijk uitroept, en geen zijner vorsten is er meer. In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels.” Ook hier is een duidelijk aspect van leegheid aan te wijzen: het land is onbewoond, er zijn geen inwoners meer, en daarom is het prijsgegeven aan de wilde dieren. Dat vormt het oordeel dat het land Edom zal lijken op de aarde voor de eerste scheppingsdag, toen er nog geen mensen waren.

Een andere tekst die de aanhangers van de restitutietheorie vaak aanhalen is Jes. 45:18. “Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft – Hij is God – die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd (tohoe) heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de HERE en er is geen ander“. Volgens hun blijkt hieruit dat God de wereld niet tot een chaos heeft geschapen, dus de situatie van Gen. 1:2 is niet oorspronkelijk maar zo geworden. Mijns inziens wordt hier vooral het contrast tussen “baaierd” (tohoe) en “ter bewoning” benadrukt. De HEERE, de enige verlosser van Israël, de Schepper van hemel en aarde, wil dat Zijn volk naar Hem luistert, zich tot Hem bekeert, zodat zij zullen terugkeren uit de ballingschap en veilig zullen wonen in het land, dat Hij hen heeft gegeven. Blijkbaar is tohoe hier het tegenovergestelde van iets dat bewoond is. Ook hier past het aspect van leegheid. God heeft immers de wereld geschapen opdat het vol leven zou zijn en bewoond zou worden door mensen en dieren. Men mag daarom op grond van Jer. 4:23 en Jes. 34:11, waar sprake is van een oordeel van God over resp. Juda en Edom niet de conclusie trekken dat ook in Gen. 1:2 sprake is van een oordeel van God. Al deze teksten wijzen terug naar Gen. 1:2 en ze waarschuwen de toehoorders dat de situatie weer zal worden, zoals het ook voor de eerste scheppingsdag was, namelijk onbevolkt en leeg. Het oordeel is juist dat de klok teruggedraaid zal worden. In Gen. 1:2 zelf is echter geen sprake van een oordeel, maar van een begintoestand. Een vertaling “chaos” in Gen. 1:2 en andere teksten is mijns inziens dan ook niet goed gekozen. Het woord “chaos” heeft in onze taal een negatieve bijklank, die we in de bijbeltekst niet vinden. Het woord chaos zelf is van Griekse oorsprong en staat in tegenstelling tot kosmos, de geordende wereld. Daarentegen hebben de Hebreeuwse woorden de connotatie van leegheid en onbewoond zijn. Het is nog maar de vraag of in het oudtestamentische denken eenzelfde inhoud geeft aan het woord chaos, zoals de Grieken dat doen.

Hoe moeten we ons dan de situatie van Gen. 1:2 voorstellen? U. Cassuto geeft een mooie beschrijving van dit vers: “Net zoals de pottenbakker, wanneer hij een mooie vaas wil maken, eerst een klomp klei pakt en het op een pottenbakkerswiel plaatst om het te kneden, zoals hij het wil, zo maakte de Schepper eerst voor zich zelf het ruwe materiaal van het universum om het daarna te ordenen en leven te geven. Omdat alles nog niet gevormd was, lagen de zwaarste materialen op de bodem, met het water als het lichtste er boven op. En deze situatie wordt tohoe wabohoe genoemd. Er is dus geen sprake van chaos of wanorde in de negatieve zin des woords, maar alleen van een onbewoonde, nog niet geordende situatie.” Hoe zouden we tohoe wabohoe dan kunnen vertalen? Sommige geleerden denken dat bohoe een versterking vormt van tohoe. Je zou het dan kunnen omschrijven als een uiterste leegheid. Toen God in vers drie met scheppen begon, was de aarde in een complete staat van verlatenheid en eenzaamheid.

Kan een dag ook een tijdperk zijn?

Er zijn in de loop van de tijd veel theorieën ontwikkeld die trachten het bijbelse scheppingsverhaal met de evolutieleer te harmoniseren. Sommigen baseren zich hierbij op de verta¬ling van het He¬breeuwse woord jom. Gewoonlijk wordt dit woord met “dag” vertaald, maar in Gen. 1 zou het dan met “tijdperk” vertaald moeten worden. De zogenaam¬de concordis¬tische opvatting (Day Age Theory) po¬neert dat de dagen van Genesis tijdperken van lange duur zijn geweest, die overeenkomen met de geologische tijdperken.18 Een variant hierop is de zogenaamde interperiodistische opvatting (Pictorial Day Theory). Deze gaat er wel vanuit dat een jom een tijdvakken van vier en twintig uur is, maar de dagen van de schepping zijn echter niet aaneensluitend, maar van elkaar gescheiden door perioden van lange duur. De zes dagen van de schepping zijn niet de dagen van de scheppingsarbeid, maar van de scheppingsopenbaring.19 Aan bovengenoemde theorieën verwant is de zogenaamde kaderopvatting (Framework Hypothesis).20 Volgens deze opvatting biedt Genesis 1 slechts een beschrijving van de scheppingswerken die volgens een bepaalde kunstmatige orde over zes dagen worden verdeeld. Of dit de juiste volgorde van de schep¬ping is, is niet van belang. Evenmin is het van belang hoe lang de dagen van Gen. 1 hebben geduurd. Omdat deze theorieën zijn gebaseerd op de vertaling van het woord jom, wil ik hieronder nagaan of dit vanuit taalkundig oogpunt wel mogelijk is. Kan het woord voor dag in Gen.¬ 1 ook vertaald worden met “tijdperk”. Gaat het hier om een dag, anders dan een dag van vierentwintig uur?

Één van de moderne verdedigers van de opvatting dat jom met tijdperk vertaald moet worden, is een bekende Amerikaanse evangelische oudtestamenticus, Gl.L. Archer in zijn inlei¬ding op het Oude Testa¬ment.21 Volgens hem zijn er drie verschillende opvattingen mogelijk:

  1. Het Hebreeuwse woord jom geeft een letterlijke dag van 24 uur aan: de schepping (of herschepping) heeft in zes dagen plaatsgevonden. Merkwaardigerwijs verbindt hij deze theorie aan de restitutietheorie, die hij overigens afwijst.
  2. Het woord jom geeft een openbaringsdag weer. Mozes zou dan in een visioen, gedurende zes dagen hebben gezien hoe God de hemel en de aarde heeft geschapen. Zoals Archer zelf al opmerkt, is er weinig in de tekst van Genesis, dat hiervoor steun biedt.
  3. Het woord jom betekent niet dag, maar tijdperk of stadium. De zes scheppingsdagen zijn dan ook scheppingstijdperken geweest.

Archer hangt de derde theorie aan. Het is volgens hem de enige opvatting die min of meer in harmonie is met hetgeen de geologie en evolutietheorie ons leert. Zijn bezwaren tegen de opvatting van jom als letterlijke dag zijn tweeledig: In Gen. 2:4 staat letterlijk: “Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde in hun geschapen worden, op de dag (jom) dat zij gemaakt werden“. Het woord jom slaat in dit vers op de hele schepping in zes dagen en niet op één dag. Ten tweede staat er in Gen. 1:27 dat op de zesde dag man en vrouw werden geschapen. Uit Gen. 2 blijkt echter duidelijk dat tussen het scheppen van Adam en de schepping van Eva meer dan één dag moet zijn geweest. Immers hoe was het mogelijk dat binnen een dag of waarschijnlijk zelfs in enkele uren Adam niet alleen in staat was de hof van Eden te bewerken, maar ook alle dieren van een naam te voorzien en op te merken dat hij eenzaam was. Daarom moet de zesde dag, aldus Archer, wel langer hebben geduurd dan vier en twintig uur. Als dat zo is, kunnen de andere dagen ook wel langer dan vier en twintig uur hebben geduurd.

Heeft Archer hierin gelijk? Men behoeft hiervoor slechts de gezaghebbende woordenboeken van het Bijbels Hebreeuws te raadplegen. In één blik ziet men dat het woord jom, losstaand en niet verbonden met een voorzetsel, in alle gevallen “dag”, in de gewone betekenis van het woord, betekent. Duidelijke teksten zijn onder andere Gen. 8:22 en 29:7, waar “dag” wordt gebruikt als tegenstelling tot “nacht”. Wanneer jom echter met een voorzetsel, zoals bijvoorbeeld be (in, op) wordt verbonden, dan kan wel vertaald worden met “ten tijde van” of “toen” in plaats van “op de dag (dat)”. Dit is echter een vaste uitdrukking, zoals we ook in het Nederlands kunnen zeggen “ten dage van” met de betekenis van “ten tijde van”. In Gen. 2:4 wordt jom gebruikt in samenstelling met be en mag om die reden vertaald worden met “toen”. Deze tekst mag daarom niet gebruikt worden als bewijs voor een vertaling van jom als “tijdperk”.

Dat het om letterlijke dagen gaat, blijkt wel uit de uitdrukking “en het was avond, en het was morgen…“, en uit het feit dat op de derde dag zon, maan en sterren werden geschapen. Hoelang zo’n dag precies heeft geduurd, valt natuurlijk niet meer na te gaan. Wij weten niet of de tijdsduur van de draaiing van de aarde ten tijde van de schepping verschilde van die heden ten dage. Maar daaruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de duur van zo’n dag dan wel gelijk aan die van een tijdperk moet zijn geweest. Daarom worden bovengenoemde theorieën, hoe aantrekkelijk het ook mag zijn om de zo de evolutieleer met het bijbelse scheppingsverhaal te verbinden, niet gesteund door onze kennis van het Hebreeuws.

Voetnoten

De zes scheppingsdagen waren dagen

De zes scheppingsdagen waren dagen. Of die dagen langer geduurd hebben dan nu, dat weten wij niet, maar het waren dagen.

Jaren geleden zei mijn hoogleraar Hebreeuws, bij wie ik toen studeerde, eens tegen mij dat het bijbelse scheppingsverhaal op geen enkele wijze te verenigen valt met evolutie. Nu rekende hij zichzelf zeker niet tot de orthodoxe christenen en geloofde hij zelf in de evolutietheorie. Maar hij was van mening dat eenieder die de Bijbel serieus wil nemen wel gedwongen is deze evolutietheorie af te wijzen. Daaraan moest ik denken toen ik de discussie in het Reformatorisch Dagblad rond Intelligent Design volgde. Het is niet de eerste poging schepping en evolutie met elkaar te verbinden en het zal ook zeker niet de laatste zijn. Voor christenen die willen vasthouden aan het gezag van de Schrift is dit echter een doodlopende weg.

Er is niets nieuws onder de zon. De afgelopen anderhalve eeuw is op verschillende manieren geprobeerd Genesis 1 te harmoniseren met de evolutietheorie. Een van de bekendste is wel de opvatting dat het Hebreeuwse woord voor dag niet een dag van 24 uur zou zijn, maar vertaald dient te worden met tijdperk. Een dergelijk tijdperk zou dan overeenkomen met een geologisch tijdperk van lange duur, waarbinnen de evolutie heeft plaatsgevonden. Immers, als bij God een dag als duizend jaar is, waarom kan een dag dan ook niet miljoenen jaren duren?

Aaneensluiten

Een variant van dit voorstel is de opvatting dat het in Genesis 1 wel om dagen van 24 uur gaat, maar dat deze dagen van de schepping niet aaneensluitend zijn. Ze zijn van elkaar gescheiden door perioden van lange duur. De zes dagen van de schepping zouden dan niet de dagen van de scheppingsarbeid van God zijn geweest, als wel van de scheppingsopenbaring. Mozes zou bijvoorbeeld in een visioen, dat in totaal zes dagen heeft geduurd, hebben gezien hoe God de hemel en de aarde heeft geschapen. Genesis 1 zegt dus niets over de duur van de schepping.

Volgens weer een totaal andere opvatting is Genesis 1 slechts een beschrijving van de scheppingswerken die volgens literaire principes kunstmatig over zes dagen zijn verdeeld. De joden die na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in ballingschap aan de stromen van Babel zaten, werden geconfronteerd met Babylonische scheppingsverhalen. Als reactie daarop zouden de joodse priesters een eigen versie hebben bedacht. De aarde is niet ontstaan uit het lichaam van een dode godheid, zoals de Babyloniërs aannemen, maar is geschapen door de God van Israël. Of dit in de juiste volgorde van de schepping is gebeurd en hoe lang deze “dagen” duurden, is niet van belang. Het gaat slechts om de boodschap, aldus Nico ter Linden in zijn “Het verhaal gaat”.

Draaiing

Hoe aantrekkelijk deze opvattingen ook mogen klinken, ze hebben één groot manco. Wanneer je onbevooroordeeld Genesis 1 leest, kun je niet anders dan concluderen dat God de hemel en de aarde in zes letterlijke dagen heeft geschapen. Er wordt gesproken over dag en nacht en over “en het was avond, en het was morgen…” Het Hebreeuwse woord voor dag (jom), als losstaand woord, is in alle gevallen “dag” in de gewone betekenis van het woord (zie onder meer Genesis 8:22 en 29:7, als tegenstelling tot “nacht”).

Hoelang zo’n dag precies heeft geduurd, valt natuurlijk niet meer na te gaan. Wij weten niet of de tijdsduur van de draaiing van de aarde ten tijde van de schepping verschilde van die heden ten dage. Maar daaruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de duur van zo’n dag dan wel gelijk moet zijn geweest aan die van een tijdperk. Evenmin kun je uit Genesis 1 opmaken dat het de beschrijving van een visioen is.

Velen zitten met het vraagstuk van schepping en evolutie. Maar voor mij is de keuze niet zo moeilijk, ook al betekent het dat je ingaat tegen een meerderheid van het Nederlandse volk (en helaas ook van een groeiend aantal christenen). Volgens Zijn Woord heeft God de hemel en de aarde in zes dagen geschapen. Hij had dat (bij wijze van spreken) ook in een vingerknip kunnen doen, maar Hij heeft ervoor gekozen het in zes dagen te doen. Dat is een kwestie van geloof: je gelooft het of je gelooft het niet!

Dr. Pieter Siebesma schreef ook het artikel: ‘Schepping en vertaling – Een taalkundige studie rond de eerste verzen van de Bijbel‘. Dit artikel is ook op deze website verschenen.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Siebesma, P.A., 2005, De zes scheppingsdagen waren dagen, Reformatorisch Dagblad 35 (164): 18 (artikel).

Creation Theology Society brengt nieuw tijdschrift uit – ‘Fonteinen des groten afgronds’ en ‘de sluizen des hemels’ (Genesis 7:11) het centrale thema

Op 20 juli 2022 berichtte de website van de onlangs opgerichte Creation Theology Society1 dat het aangekondigde eerste tijdschrift verschenen is.2 De redactie stond onder leiding van dr. Steven W. Boyd en zijn twee co-editors Lee A. Anderson (MA) en Douglas K. Smith (MA). Leden van de organisatie kregen het tijdschrift, wat meer wegheeft van een boek (want meer dan 200 pagina’s!), via de post toegestuurd.3 Het tijdschrift is niet alleen voor leden beschikbaar, maar ook vrij te bestellen via de website van de organisatie.

Inhoud

Op de journal-page van de website wordt de cover van het tijdschrift weergegeven evenals de inhoudsopgave. We zien dat het eerste deel bestaat uit het voorwoord van dr. Steven W. Boyd en van de voorzitter van de Creation Theology Society, dr. Jeremy D. Lyon. Na deze opening wordt er in 160 pagina’s geschreven over de ‘fonteinen des groten afgronds’ en de ‘sluizen des hemels’ (Genesis 7:11) en de betekenis daarvan voor het geheel van de zondvloed. Een historische receptiegeschiedenis daarvan wordt gegeven door geoloog en creationisme-kenner dr. Kurt P. Wise. Daarna wordt het woord gelaten aan dr. Steven W. Boyd, Douglas K. Smith (MA) en dr. William D. Barrick. Zij kijken naar de genre van de tekst en doen aan exegese. Tenslotte is er een paneldiscussie tussen de auteurs onder leiding van dr. Jeremy D. Lyon. Paleontoloog dr. John H. Whitmore is erbij gehaald als specialist. Het laatste gedeelte bevat onder ‘General Articles’ een artikel van Lee A. Anderson (MA) over de ‘Gods zonen’ uit Genesis 6:1-4. Verder zijn er ‘Selected Abstracts’, mogelijk van de recente conferenties van Creation Theology Society, en ‘Books for Review’.4 Om een blik achter de schermen te krijgen is het artikel van dr. Kurt P. Wise gratis beschikbaar gesteld5 evenals ‘Books for Review’.6

Aanbevolen!

Het tijdschrift is voor niet-leden te bestellen via de website van Creation Theology Society. U kunt kiezen tussen ‘a digital download’ en ‘a hard copy’.7 De kosten voor een digitale download zijn 35 dollar8 en voor een geprinte versie 38 dollar.9 Het nieuwe tijdschrift werd al heel lang aangekondigd via de website van de organisatie. Het is fijn dat het nu eindelijk verschenen is.10 InDepth onderzoek naar alle facetten van het scheppingsparadigma is dringend nodig. Dit tijdschrift zal zeker in de behoefte voorzien en we zien uit naar het tweede volume. We hopen dat dit tijdschrift ook in Nederland door theologen en andere academici gelezen zal worden. Maar liever nog dat deze geleerden meedoen met Creation Theology Society en zo meebouwen aan een creationistisch wereldbeeld gebaseerd op het klassieke scheppingsgeloof.11

Voetnoten

Exegetische parels vanuit het Bijbelse Hebreeuws – Bespreking ‘Exegetical Gems from Biblical Hebrew’

Luther heeft gezegd dat er geen goede theologie mogelijk is zonder goede filologie. Daarom was het de overtuiging van de Reformatoren dat een predikant de Bijbel niet slechts in een vertaling maar ook in de brontalen moet kunnen lezen. In strikte zin geldt de inspiratie alleen de Bijbel in de brontalen. Een vertaling – hoe goed ook – is altijd voor verbetering vatbaar en in de beste vertaling verdwijnen nuances en verbanden uit de brontekst.

Kennis van de brontalen en van de brontekst is een zaak die blijvend aandacht vraagt. Als het lezen in de brontekst – na het verwerven van elementaire kennis van de brontalen – niet wordt bijgehouden, zal de vaardigheid om de brontekst te kunnen lezen steeds meer verdwijnen.

Een goede hulp om de kennis van het Hebreeuws op te frissen of uit te bouwen is het boekje Exegetical Gems from Biblical Hebrew van H.H. Hardy II. De auteur is hoofddocent Oude Testament en Semitische talen aan het Southeastern Baptist Theological Seminary in Wake Forest, North Carolina.

Bij wie enige kennis heef gekregen van de woordenschat en de grammatica van het Bijbelse Hebreeuws, kan de vraag boven komen wat nu de vrucht en het belang is van deze kennis. H.H. Hardy II presenteert in Exegetical Gems from Biblical Hebrew de analyse van een dertigtal teksten uit het Oude Testament die het belang van filologische en grammaticale kennis concreet maakt. Elk hoofdstuk stelt een bepaald aspect van de grammatica aan de orde en aan de hand van de analyse van een concrete tekst wordt de relevantie voor de uitleg duidelijk gemaakt.

Dit boekje is zeer geschikt voor hen die een stuk basiskennis van het Bijbelse Hebreeuws hebben opgebouwd. Zij worden bij de hand genomen om die toe te passen. Het helpt ook kennis van de grammatica op te frissen en eventueel uit te bouwen. Niet minder is dit boekje bruikbaar voor docenten Hebreeuws. Zij kunnen de analyse van de teksten die Hardy bespreekt in hun cursussen gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat ik dit boekje zowel voor beginners als meer gevorderden in de kennis van het Bijbelse Hebreeuws zeer hartelijk aanbeveel.

H.H. Hardy II, Exegetical Gems from Biblical Hebrew: A Refreshing Guide to Grammar and Interpretation (Grand Rapids: Baker Academic, 2019), paperback 202 pp., $20,– (ISBN 9780801098765)

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.