Bijna 100 Grote Zilvers!

Grote Zilverreigers slapen in tegenstelling tot Blauwe Reigers sociaal. De vogels verzamelen zich op gemeenschappelijke slaapplaatsen veelal binnen een half uur na zonsondergang en vertrekken veelal binnen een half uur voor zonsopkomst. Het is en blijft altijd weer een belevenis om in de schemer de witte vogels binnen te zien komen of te zien gaan.

Eind februari was er weer een landelijke slaapplaatstelling Grote Zilverreiger en Aalscholver. Op 24 februari telde ik vanuit de vogelhut in de Blauwe Kamer ongeveer 65 uitvliegende Grote Zilverreigers (op 25 februari 2023 ‘slechts’ 35)! Op 27 februari op naar ‘mijn’ tweede slaapplaats, die in de Marspolder, vijfeneenhalve kilometer van de Blauwe Kamer af. Ik ontdekte rond 7.00u de witte vogels in de struik-boomrand van de oever van de rechthoekplas en wel 32 (een record): bijna 100 Grote Zilvers in vier dagen! Natuurlijk, overlap is niet uit te sluiten. Op 29 februari hier weer geweest, voor foto’s. U ziet 10 van de ‘slechts’ 20 aanwezige Grote Zilverreigers.

Grote Zilverreigers zien we pas vanaf 1976 jaarlijks in ons land. Vanaf 1990 werden ze snel talrijker. De Grote Zilverreiger is nu in het winterhalfjaar een normale verschijning, ook in onze omgeving. Landelijk overwinteren er meer dan 2500 exemplaren! Dat ze dit jaar in onze regio beduidend meer aanwezig waren dan in het vorige winterseizoen kan heel wel te maken hebben met het feit dat veel uiterwaarden nog geheel of ten dele onder water staan. Grote Zilverreigers zoeken graag wadend in ondiep water voedsel.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Bijna 100 Grote Zilvers!, Het GemeenteNieuws 23 (11): 5.

Parenteel van Jacomina Johanna van Meerten (1847-1908) en Hendrik Jan Rink (1847-1883)

Jacomina Johanna van Meerten werd op 10 april 1847 geboren te Delft1 als dochter van Huibert Eliza van Meerten (1803-1890) en Dina van der Willigen (1814-1891). Het parenteel van haar ouders is hier te vinden. Zij is overleden op 28 februari 1908 te Koblenz. Zij trouwde op 9 augustus 1871 te Delft2 met Hendrik Jan Rink. Hendrik Jan Rink werd op 12 juni 1847 te Tiel3 geboren als zoon van Stephanus Rink (1813-1895) en Gabrielle Jacomine van der Willigen (1813-1853). Hij is overleden op 14 september 1883 te Groningen.4

Kinderen

Uit dit huwelijk werden de volgende vier kinderen geboren:

  1. Dina Rink. Zij is geboren op 27 mei 1872 te Tiel5 en het is de auteur (nog) onbekend wanneer zij is overleden. Zij trouwde op 1 augustus 1901 te ‘s-Gravenhage6 met Johan Carl Friedrich Langenfeld, geboren op 26 mei 1860 te Wertherbruch en het is de auteur (nog) onbekend wanneer hij is overleden. Hij was een zoon van Johan Kraft Langenfeld (?-?) en Pauline Anna Matilde Bindernagel (1822-?). Voor het huwelijk met Dina was hij gescheiden van zijn eerste vrouw Else Janssen (1868-1933).
  2. Stephanus Rink. Hij is geboren op 24 juli 1873 te Delft7 en het is de auteur (nog) onbekend wanneer hij overleden is en of, en zo ja met wie, hij getrouwd is.
  3. Huibert Eliza Rink. Zij is geboren op 19 oktober 1874 te Delft8 en overleden op 28 juli 1875 te Delft.9
  4. Gabrielle Jacomina Rink. Zij is geboren op 24 juni 1882 te Groningen10 en is overleden op 8 februari 1955 te Hilversum.11 Zij trouwde op 16 april 1908 te Giessendam met Jan Pot, geboren op 8 februari 1874 te Giessen-Oudkerk en overleden op 20 september 1957 te Oldebroek.12 Hij was een zoon van Leendert Pot (1846-1917) en Heiltje Schakel (1854-1923).

Meer informatie over dit echtpaar

Dit parenteel wordt nog verder compleet gemaakt. Hieronder volgen tijdelijk de linkjes naar artikelen op deze website die onder meer dit echtpaar vermelden. Later, als de Heere leven geeft, willen we dit omwerken tot een overzichtelijk en leesbaar geheel.

Voetnoten

Theïstische evolutie: vlees noch vis

Op een warme oktoberavond benam Jesse Kilgore, een jonge student, zichzelf het leven. Het lezen van Richard Dawkins’ ”The God Delusion” was zo ondermijnend voor zijn christelijke levensbeschouwing dat hij het vooruitzicht met dit atheïstische perspectief te moeten leven, niet aankon.

Een extreem geval – maar het illustreert de nietsontziende destructiviteit van het neodarwinisme voor het christelijk geloof. De evolutietheorie biedt immers een verklaring voor de werkelijkheid zonder daarbij God nodig te hebben. Daarmee is het –in de woorden van bioloog William Provine– de grootste motor van het atheïsme ooit bedacht. Evolutionair bioloog Douglas Futuyma brengt het scherp op noemer als hij de consequenties van de evolutietheorie uit de doeken doet. „Als de wereld en zijn schepselen puur door materiële, fysieke krachten ontwikkelde, kunnen ze niet ontworpen zijn en hebben ze geen bestemming of doel.” Provine beschrijft haarfijn de wereldbeschouwelijke implicaties hiervan. „Het begint met het opgeven van een actieve godheid, vervolgens de hoop dat er een leven is na de dood. Als je die twee opgeeft, volgt de rest heel makkelijk. Je geeft de hoop op dat er een immanente moraliteit is. En, ten slotte, er is geen menselijke vrije wil. Als je gelooft in evolutie, kun je niet hopen op enig idee van vrije wil. Er is überhaupt geen hoop dat er enige diepe zin is in het leven: we leven, we sterven, en wij zijn er helemaal geweest als we sterven.

Gezien het enorme aanzien dat het neodarwinisme geniet en de verlegenheid die dit bij christenen oproept, is het niet vreemd dat er gezocht wordt naar synthese. Is het neodarwinisme wel zo bedreigend? Moeten we opteren voor antithese? Of kan het ook anders? Velen menen van wel. De fysicus Karl Giberson schreef enige jaren geleden dat de dichotomie tussen evolutie en schepping verkeerd is. En hij spreekt voor velen. Zo meent de bekende christenfilosoof Alvin Plantinga dat de mutaties van de evolutie door God gepland zijn. Hoe aannemelijk deze gedachte ook is, ze heeft tegelijkertijd iets verbazingwekkends. Walter Rossiter, evolutionair bioloog, die enkele jaren geleden van atheïst christen werd, noemt het samengaan van evolutie en christelijk geloof een verbazingwekkend naast elkaar zetten van twee –in zijn ogen– onverenigbare posities.

Een belangrijke reden om theïstische evolutie af te wijzen wordt door de evolutietheorie zelf aangedragen. Aanhangers van theïstische evolutie menen dat God op bepaalde momenten ingrijpt en zo het evolutieproces stuurt. Maar evolutie is per definitie een blind proces dat alle kanten op kan gaan. In de woorden van de bekende paleontoloog Stephen Jay Gould: „We hadden er net zo goed niet kunnen zijn. En als je de tape zou terugdraaien en opnieuw zou beginnen, zou de uitkomst volslagen anders zijn.” Het is tegenstrijdig om te stellen dat zo’n proces enig beoogd doel kan bereiken. Iets kan niet bedoeld én onbedoeld zijn.

Kerngedachten

Daarnaast kan de theologie van theïstische evolutie de lakmoesproef van christelijke orthodoxie niet doorstaan. Je kunt niet God en Darwin hebben, zonder iets wezenlijks los te moeten laten. Dat betreft bijvoorbeeld de verhouding tussen Schrift en werkelijkheid. Theïstische evolutie gaat uit van twee kerngedachten: dat God de ultieme schepper is en dat evolutie de ontwikkeling van het leven op aarde beschrijft. Er is echter geen noodzakelijke relatie tussen die twee aannames: de aanname dat God Schepper is vereist niet dat evolutie het mechanisme van schepping is. God zou ook op een andere manier geschapen kunnen hebben. Echter, wanneer je uitgaat van de juistheid van de tweede aanname –dat evolutie waar is–, beïnvloedt dat onvermijdelijk de eerste aanname. Als Darwin gelijk heeft, dan bepaalt zijn theorie de manier waarop de Schepper gewerkt moet hebben. We lezen het scheppingsverhaal dus door de bril van de evolutie – niet andersom.

De natuur en de Schriftuur kunnen niet in conflict zijn, zo stellen aanhangers van theïstische evolutie. En dus legt de Schriftuur het loodje ten opzichte van het dictaat van de natuur, in casu de evolutie. De evolutie heeft gelijk, de Schrift is plooibaar, open voor correctie of alternatieve interpretaties. De Schrift danst op de muziek van de wetenschap. Dat is een ontoelaatbaar verstaan van de verhouding natuur-Schriftuur. Een dergelijke lezing van de natuur leidt op meerdere punten tot conflict met de Schrift. In de eerste plaats impliceert theïstische evolutie een deïstisch godsbeeld; er is geen actieve betrokkenheid van God op de werkelijkheid. De god van de theïstische evolutie is een god die hooguit de boel in gang zet en vervolgens miljarden jaren wacht tot de eerste mens op het toneel verschijnt en dan pas actief op de werkelijkheid betrokken raakt. De christenfilosoof James Anderson vergelijkt de god van de theïstische evolutie met een geheim agent die voorzichtig alle sporen van zijn activiteiten uitwist. Dit is zo anders dan het Bijbelse beeld van God Die actief betrokken is op de werkelijkheid en desnoods, als Hij het nodig acht, de natuurwetten doorbreekt.

In de tweede plaats: de kern van het darwinisme is de gedachte dat evolutie plaatsvindt door mutaties; we weten echter inmiddels dat in vrijwel bijna alle gevallen deze mutaties beschadigingen zijn in het DNA; feitelijk is er sprake van degeneratie in plaats van progressie. De gedachte dat God mogelijk evolutie gebruikte, „maakt Hem de auteur van grote destructie en pijn (…) Kwaad, kosmisch onrecht, lijden en dood zijn precies de mechanismen die God gekozen heeft te gebruiken in het scheppingsproces”, aldus Walter Rossiter. Misschien is dit nog wel het meest fundamentele argument. Hoe verhoudt de god van de evolutie zich tot de God en Vader van de Heere Jezus Christus? Hoe verhouden zich de ”struggle for life” en de ”survival of the fittest” tot de God van Israël, Die juist een kennelijke voorkeur heeft voor al wat zwak en gebroken is?

Verder leidt theïstische evolutie tot een nieuw verstaan van de zonde. Als Giberson zegt dat „zonde vooral zelfzucht [is]”, is dat een lachertje. Zelfzucht is immers dé drijvende kracht achter evolutie. Hoe kan datgene wat God blijkbaar als motor van de evolutie beoogd heeft ineens zonde heten? Als zelfzucht de basis van de zonde is, noem het hoe je het noemen wilt, maar noem het geen zonde. Dat geldt ook voor het verstaan van de erfzonde. Volgens gangbare opvattingen stamt de huidige mensheid af van zo’n 10.000 verschillende voorouders. Maar hoezo zou je delen in een schuld van een ander als je niet eens van hem afstamt?

Laatste Adam

Dat geldt ook voor de toekomstige verheerlijking van de christen. Paulus verbindt in 1 Korinthe 15 het dragen van het beeld van de laatste Adam, Christus, aan het gedragen hebben van het beeld van de eerste Adam (1 Kor. 15:49). Dit wordt uiteraard problematisch voor diegenen die niet van hem afstammen – en dat zijn er nogal wat als theïstische evolutie een feit is. We kunnen het beeld van de laatste Adam alleen dragen als we ook het beeld van de eerste Adam gedragen hebben – en dus ook van hem afstammen.

Ten slotte, theïstische evolutie verhoudt zich ook moeizaam met een klassiek verstaan van de scheppingsorde: waar volgens Paulus Adam eerst gemaakt is en daarna Eva –en dat heeft consequenties voor het huwelijk en het gemeenteleven– is de prioriteit van Adam in een theïstisch-evolutionair kader niet vol te houden. Kortom, wie klassiek christelijk geloof wil verenigen met evolutie, komt in de knel. Theïstisch evolutionisme is een gedrocht, vlees noch vis. Onverteerbaar vanuit consequent christelijke orthodoxie, onaanvaardbaar voor naturalisten. Het is of theïsme of evolutie – maar het samenvoegen van die twee is eten van twee walletjes.

Dit artikel is een weergave van het referaat dat de auteur in 2017 hield tijdens de presentatie van het boek van prof. dr. M. J. Paul, ‘Oorspronkelijk’. De boekpresentatie is hier terug te kijken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2017, Vlees noch vis, Reformatorisch Dagblad Accent 47 (137): 5 (artikel).

Kerk en slavernij? (11) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In 2023 verscheen jaargang 31 van het Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800, getiteld Kerk, kolonialisme en slavernij, onder redacteurschap van de historici B. de Leede en M. Stoutjesdijk.1 In dit werk staan tien bijdragen van verschillende schrijvers. Aan deze bijdragen zal kort aandacht worden geschonken.

B. Gallant Groen

Mevrouw B. Gallant Groen zit in het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland en houdt zich bezig met de verwerking van het slavernijverleden. Zij schrijft een voorwoord, waarin de nadruk wordt gelegd op de erfenis van de trans-Atlantische slavenhandel. Ook wordt gewezen op de doorwerking van die erfenis. Zij verwijst met instemming naar dr. Gloria Wekker, emeritus hoogleraar gender en etniciteit aan de Universiteit van Utrecht. Het werk van deze hoogleraar wordt niet door iedereen wetenschappelijk geacht.2

B. de Leede en M. Stoutjesdijk

De beide redacteuren geven de opzet van de bundel aan. Zij noemen als voorbeeld de tot slaaf gemaakte en vrijgelaten Jacobus Capitein (1717-1747) die in Leiden theologie studeerde en opriep tot zending. De West-Indische Compagnie (WIC) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) traden als staat op in hun gebieden. In die gebieden ontstonden kerken. De situatie van de koloniën vόόr en na 1800 wordt besproken. Na 1800 was het koloniale rijk aanzienlijk geslonken. Gesproken wordt van de verstrengeling van kerk en staat. Het gaat met name om de gereformeerde, later Nederlandse Hervormde Kerk. Ook wordt gezegd dat de kerk verbonden is met de koloniale staat. Opgemerkt wordt dat de kerk niets te kiezen had. In de Nederlanden stonden de provinciale gereformeerde kerken en later de Nederlandse Hervormde Kerk onder staatsgezag. De Nederlandse Hervormde Kerk werd zelfs door de overheid gesticht en bestuurd vanuit het Ministerie van Eredienst. De WIC en de VOC hadden een grotere invloed op de kerken in de koloniale gebieden dan de overheid in Nederland. WIC en VOC namen predikanten, ziekentroosters en schoolmeesters aan en betaalden die.

L. van den Broeke

L. van den Broeke is hoogleraar kerkrecht en rechtstheologie aan de Theologische Universiteit Utrecht/Kampen. Hij bespreekt de opbouw van de gereformeerde kerk, de structuur van VOC, WIC en admiraliteiten. De laatsten zijn verantwoordelijk voor de oorlogsvloot. Opgemerkt moet worden, dat de gereformeerde kerk, die gewestelijk is georganiseerd, een publieke kerk is, door het publieke recht tot het publieke domein toegelaten. Het spreekt dus vanzelf dat de gereformeerde kerk de kerk van de VOC en WIC is. Gereformeerde kerken in het buitenland vallen onder een classis. De betrokken classes zijn de classis Amsterdam, de classis Delft/Delftland, Schieland, de classis Walcheren en de classes Hoorn, Enkhuizen en Groningen.

Ter illustratie wordt nu de classis Walcheren genoemd. Tot die classis behoorden gemeenten op het eiland Walcheren, het eiland Noord-Beveland, Staats-Vlaanderen en de barrièresteden in België. De classis had ook correspondentie met West- en Oost-Indische gemeenten. Dat laatste verliep door deputaten die aan de classicale vergadering verantwoording schuldig waren.

Dat buitenlandse gemeenten aan een Nederlandse kerk zijn verbonden is ook heden een normaal verschijnsel. Zo kennen de Gereformeerde Gemeenten ook gemeenten in de Verenigde Staten, Canada en Nieuw-Zeeland die tot haar kerkverband behoren.

In de classis Amsterdam waren vier deputaten, predikanten, die elke maand vergaderden. Zij konden geen slagvaardig beleid voeren, ook al omdat zij in verantwoording aan de classicale vergadering moesten handelen. Correspondentie met de kerken in de koloniale gebieden verliep moeizaam door de lange duur ervan. In de koloniën waren vaak problemen, bijvoorbeeld over de handel in christelijke slaafgemaakten. Er was ook spanning tussen het standpunt van bijvoorbeeld de classes Amsterdam en Walcheren over slavernij en dat van de WIC en VOC. Genoemde classes waren tegen slavernij. Opgemerkt wordt nog dat er in de classes ook werd gesproken over het vrijkopen van Nederlandse slaafgemaakten bijvoorbeeld in het huidige Turkije. De kerk in de koloniale gebieden moest laveren tussen principe en praktijk. Of de kerk het wilde of niet, die kerk raakte bij slavernij betrokken.

Afsluitende opmerkingen

Er is nogal wat discussie over betrokkenheid van de gereformeerde kerken in de Nederlanden bij slavernij. Het zou dienstig zijn aan de openheid en soliditeit van onderzoek als de acta van de Amsterdamse deputaten en de classicale acta van de classes die bij koloniale kerken waren betrokken, in druk zouden verschijnen.

Professor L. van den Broeke heeft een goede aanzet gegeven tot verder nadenken door zijn artikel over met name de Amsterdamse gedeputeerden. Het moge duidelijk zijn dat de predikanten en ziekentroosters zich in de VOC en WIC in een onmogelijke positie bevonden. Zij waren als geestelijke verzorgers aan een bedrijf verbonden dat ook in slaafgemaakten handelde en van de diensten van slaafgemaakten gebruik maakten. Dat bedrijf vertegenwoordigde ook de overheid. Publieke religie en publieke handel in slaven waren zo in de VOC en WIC met elkaar verbonden.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Denken om te dienen – 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn

In 2019 bestond de Theologische Universiteit te Apeldoorn 125 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum schreef dr. Niels van Driel1 een handzaam boekje over de geschiedenis van deze Christelijke Gereformeerde universiteit, met als titel Denken om te dienen. Hieronder een korte inleiding en een weergave van het debat rond (de historiciteit van) Genesis op deze Apeldoornse universiteit.

Dr. Van Driel wil geen zeer uitgebreide geschiedenis schrijven van de universiteit. “In chronologisch-thematisch geordende flitsen en fragmenten schetst dit boekje een beeld van deze opleiding” (p. 9). De Theologische school voor de Christelijke Gereformeerde Kerken start in 1894. Eerst in Den Haag vijfentwintig jaar later (in 1919) verhuist de school naar Apeldoorn. Vanaf 1928 worden de docenten voortaan hoogleraar genoemd. Vanaf 1953 zijn er voor het eerst in de geschiedenis ook ‘gedoctoreerde hoogleraren’, dr. B.J. Oosterhoff en dr. J. van Genderen, die college geven. “Oosterhoff en Van Genderen, geven samen met hun collega’s een nieuwe impuls aan het wetenschappelijk niveau van het onderwijs” (p. 39). Sinds 1968 mogen ook studenten uit andere kerkgenootschappen studeren in Apeldoorn, tenminste ‘die bereid zijn instemming te betuigen met de drie Formulieren van Enigheid’ (p. 49). Vanaf 1975 is het ook mogelijk om te promoveren in Apeldoorn, ‘de eerste promovendus laat overigens nog vele jaren op zich wachten’ (p. 57). Sinds 1989 heet de hogeschool in Apeldoorn voortaan ‘Theologische Universiteit’. In 1992 promoveert dr. H.G.L. Peels als eerste promovendus van ‘eigen kweek’ op een proefschrift met als titel ‘De wraak van God. De betekenis van de wortel NQM en de functie van NQM-teksten in het kader van de oudtestamentische Godsopenbaring’.2 Sindsdien zijn er tientallen3 geleerden gepromoveerd aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (de TUA). Dr. Van Driel stelde een kort, bondig en lezenswaardig boekje samen over 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn.

(De historiciteit van) Genesis

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de (toen nog) Hogeschool, verscheen de bundel Woord en Kerk. In de bundel volgen de Apeldoornse hoogleraren ‘de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken kritisch en verontrust’ (p. 47). Dr. J.P. Versteeg schrijft voor de bundel een artikel over de historische Adam contra dr. Harry Kuitert. De bundel krijgt lovende recensies en die zorgen er voor dat de bundel twee keer wordt herdrukt. De bijdrage van dr. Versteeg is in 2012 ook in het Engels vertaald.4

Als het gaat om (de historiciteit) van Genesis en de Theologische Universiteit Apeldoorn is de geschiedenis van prof. dr. B.J. Oosterhof bekend. Oosterhoff gaf eind jaren zestig zijn mening over het lezen van de paradijsgeschiedenis. De kerken willen graag nadere toelichting van deze uitleg, ‘maar zien er óók tegenop’. In 1972 verschijnt zijn boek Hoe lezen wij Genesis 2 en 3? In dit boek geeft Oosterhoff aan dat ‘deze hoofdstukken historische feiten zijn weergegeven in profetisch-symbolische taal’. Kritiek komt van verontruste synodaal-gereformeerden en vooral van gereformeerd-vrijgemaakten. Ook in eigen kerken blijft de kritiek niet uit. “Die komen in de vorm van bezwaarschriften op de agenda van het curatorium. Ze leveren heel wat gespreksstof op. Op zijn Genesis-uitleg laat de hoogleraar zich niet vangen. Moeilijker heeft hij het waar hij zijdelings de dogmatiek raakt: hoe kijkt hij nu precies tegen de toerekening van Adams schuld aan? De curatoren concluderen dat Oosterhoff niet in strijd met de belijdenis komt, maar er zijn er onder hen die meen dat de belijdenis wel ‘iets meer’ zegt dan hij” (p. 55). Een afgevaardigde van de synode van 1974 stelt, in reactie op de commotie rond Hoe lezen wij Genesis 2 en 3, voor om toezicht uit te oefenen op de publicaties. Dit wordt ontraden. “Zij willen op dit punt wel aanspreekbaar zijn, maar dit betekent niet dat het curatorium als ‘een soort censuur-commissie’ moet gaan werken. De synode steunt hen in deze taakopvatting. Later nemen de curatoren wel degelijk een toezichthoudende rol in” (p. 53).

Hoe zit het met het verdedigen van de historiciteit van Genesis aan de Theologische Universiteit Apeldoorn anno 2020? Sinds het verschijnen van het boekje Denken om te dienen hebben twee van de vier hoogleraren en een twee docenten meegewerkt aan de bundel En God zag dat het goed was. Alle aan de TUA verbonden scribenten in deze bundel geven aan geen problemen te hebben met de evolutietheorie en stellen een andere lezing van Genesis voor of verdedigen een boedelscheiding (zo lijkt het tenminste) tussen geloof en wetenschap. Het ‘evolutie om het even’-antwoord in de Gewone Catechismus zorgde ook voor verontrusting binnen de achterban van de universiteit. Het laatste woord is over deze twee publicaties (terecht) nog niet gezegd. We hopen dat de universiteit zich wil (blijven) inzetten voor een verdediging van de historiciteit van Genesis (en van heel de Schrift), want Genesis is óók geschiedenis.

Dit artikel werd in 2020 geschreven.

Voetnoten

Nederlands model voor het ontstaan van steenzoutformaties op Amerikaans Congres

De oorsprong van de immense zoutlagen die begraven liggen onder kilometers dikke lagen sedimentair gesteente blijft boeien. De standaard verklaring binnen de geologie is dat het hier gaat om evaporieten. Ing. S.J. Heerema, die van het zoutonderzoek zijn levenswerk heeft gemaakt, verdedigd echter een vulkanisch ontstaan van steenzoutformaties. Ing. Heerema heeft al in diverse tijdschriften zijn model gepubliceerd en op diverse congressen zijn model gepresenteerd.1 Veel creationisten vinden zijn model aansprekend omdat de vorming van de kilometers hoge zoutpijlers in interactie met snelle sedimentafzettingen nu binnen een zondvloedmodel verklaard kunnen worden.

Ir. G.J.H.A. van Heugten, chemicus en eigenaar van het bedrijf WaaromSchepping2, is uitgenodigd door de Creation Geology Society (CGS) om het onderzoek van ing. Heerema te presenteren op een congres. Het congres wordt georganiseerd in samenwerking met de Creation Biology Society (CBS) en zal plaatsvinden van 22 tot en met 25 juli in Cleveland, Georgia. Op het congres wordt door 15 wetenschappers creationistisch onderzoek gepresenteerd.3 Ir. Van Heugten zal op basis van Nederlandse gegevens laten zien dat de zoutpijlers niet langzaam maar catastrofaal in vloeibare fase zijn gevormd. Zijn reis wordt gefinancierd uit een Nederlands fonds dat beschikbaar is gesteld voor Bijbelgetrouw wetenschappelijk onderzoek.4

Voor wie niet in de gelegenheid is om naar Amerika af te reizen maar toch naar het zoutmodel van ing. Heerema wil luisteren: ing. Heerema en ir. Van Heugten zijn allebei aanwezig op het Graceland Festival van 14-16 augustus 2015 op De Betteld in Zelhem.5 Om de beurt geven ze daar een presentatie over de zondvloed, waar vervolgens op gereageerd kan worden door de luisteraars.

Dit artikel werd in 2015 geschreven.

Voetnoten

Bijbels Beraad M/V haalt theoloog dr. Carl Trueman en politica Päivi Räsänen naar Nederland om te spreken op de conferentie van 26 juni 2024 D.V.

Op 26 juni 2024 D.V. organiseert Bijbels Beraad M/V een conferentie in Lunteren met Amerikaans theoloog dr. Carl Trueman en Fins politica Päivi Räsänen als belangrijkste sprekers. Voor degenen die geen Engels kunnen spreken is er bij beide sprekers vertaling beschikbaar. De verdere voorbereidingen voor deze conferentiedag zijn in volle gang. De organisatie meldt dat nadere informatie en de mogelijkheid tot aanmelden nog volgt.1

Dr. Carl Trueman

Dr. Carl Trueman is professor aan Grove City College. Hij schreef het boek ’The Rise and Triumph of the Modern Self’.2 Later verscheen een eenvoudigere versie van dit boek onder de titel ‘Strange New World’. Dit laatstgenoemde lezenswaardige boek werd ook in de Nederlandse taal vertaald en uitgegeven door Uitgeverij Royal Jongbloed onder de titel ‘Een vreemde nieuwe wereld’.3 Bijbels Beraad M/V beschrijft zijn werk als volgt: “ Zijn onderzoek betreft onder andere de opkomst en impact van moderne noties van ‘het zelf’ op de hedendaagse (kerk)cultuur.” Trueman is oorspronkelijk afkomstig uit Verenigd Koninkrijk en is naast professor ook predikant in de Orthodox Presbyterian Church. Vorig jaar werd deze geleerde door dr. Maarten Klaassen en dr. Benno Zuiddam geïnterviewd.4

Päivi Räsänen

Päivi Räsänen is geen onbekende in Nederland. Zij is een christelijke politica en lid van de Finse democratische partij Kristillisdemokraatit. Van 2011 tot en met 2015 was zijn de Finse minister van Binnenlandse Zaken. Samen met de Lutherse bisschop dr. Juhana Pohjola is ze voor het gerecht gedaagd vanwege uitspraken en teksten over homoseksualiteit. Zowel in het eerste als in het tweede proces is zij vrijgesproken.5 Overigens dit niet de eerste keer dit jaar dat Päivi Räsänen in Nederland is. In de agenda ‘Europese verkiezingen 2024’ (in De Banier zien we dat ze op vrijdag 3 mei 2024 D.V. ook in Gouda is. Daar is ze vanaf 20.00 uur samen met de SGP’ers Bert-Jan Ruissen en ir. Chris Stoffer op een publieke bijeenkomst van Christian Council International. Het thema van deze avond is ‘Vrij, Onverveerd – Bijbel in de beklaagdenbank?!’. Naast deze drie sprekers zijn ook Henk Jan van Schothorst en Riekelt Pasterkamp aanwezig.6

Afsluitend

Het is mooi dat Bijbels Beraad M/V deze ervaringsdeskundigen naar Nederland heeft gehaald. Waarschijnlijk zullen we van de zomer meer van deze conferentie horen. We hopen en bidden dat deze dag tot Gods eer mag zijn en tot heil en nut van de naasten.

Voetnoten

‘Om het Goddelijk Woord’ – Commissie Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeente treedt naar buiten

Afgelopen jaren verschenen er op deze website enkele artikelen over een, in de Gereformeerde Gemeente, opgerichte Commissie Schriftgezag en het aanstellen van een studiesecretariaat ten behoeve van deze commissie.1 In De Saambinder van deze week verscheen een update van de werkzaamheden. Het is nuttig om deze commissie te volgen en hun werk te bestuderen2

Schriftgezag

De commissie ziet dat het gezag van de Bijbel onder druk staat. “Dat blijkt bij actuele thema’s als de zesdaagse schepping en het denken over man-vrouw en de Bijbelse instelling van het huwelijk. Deze thema’s spelen in de samenleving.” Soms laten deze thema’s de kerk ongemoeid, en hoeven we alleen een verantwoord standpunt in te nemen, soms ook niet en wordt een krachtig weerwoord verwacht. Volgens de commissie zouden we ons ernstig vergissen als we dit niet serieus nemen. “De actuele thema’s houden namelijk direct verband met hoe wij in het leven staan. En dat raakt ook de manier waarop wij omgaan met het gezag van de Bijbel.” Over het gezag van de Schrift noteert de scribent het volgende: “Gezag van de Bijbel is een van de eigenschappen van de Bijbel. Daarin blijkt dat de Bijbel het Woord van God is. Het is zo nodig dat dit Goddelijk Woord kracht doet in ons leven. Dit is het wonderlijke werk van de Heilige Geest. Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.” Zeker vanwege laatstgenoemde reden is het nodig dat het Schriftgezag functioneert in ons leven. De Generale Synode 2022 van de Gereformeerde Gemeente heeft het belang van Schriftgezag ook ingezien en heeft een Commissie Schriftgezag benoemd.

Werkzaamheden

Na het mandaat van de synode was het de taak van de commissieleden om een studiesecretariaat in te richten. De commissie bestaat uit ds. A. Schot (voorzitter), dr. E.G. Bosma (secretaris), dr. J.M.D. de Heer en dr. G.W.S. Mulder3. Tot studiesecretarissen zijn benoemd: drs. J. van Gurp, J.N. Mouthaan (MA) en drs. J.A. Roukens. De scribent meldt dat deze theologen werkzaam zijn in het onderwijs en ouderling zijn in hun kerkelijke gemeente. Het afgelopen half jaar is besteed aan voorbereidende werkzaamheden. “Dat betreft inhoudelijke doordenking van het Schriftgezag. Daarbij is bijzonder aandacht gegeven aan de manieren waarop dat vandaag de dag onder druk staat. Belangrijk was ook de vraag hoe we dit alles op een aansprekende wijze dicht bij de praktijk van ons leven kunnen brengen.” De eerste resultaten, die de lezer nog onbekend blijven, zijn gepresenteerd en de commissie heeft ‘hiervan met dankbaarheid kennisgenomen’.

Naar buiten treden

De voorbereidende werkzaamheden zijn verricht en nu is het tijd om in bredere kring naar buiten te treden. De scribent verzoekt de gemeenten om het werk van het studiesecretariaat in de voorbede te gedenken. Ze willen het werk ook toegankelijk en gebruikersvriendelijk maken. De commissie wil dat doen door een driedelige serie te starten in De Saambinder. Maar ook door een gemeenteavonden te organiseren in de plaatselijke gemeenten. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden is ‘een overzicht gemaakt van thema’s waarop toerusting nodig is.’ “Dit betreft de actuele vragen, maar met name ook de toerusting van jongeren en opvoeders.” De commissie wil dit doen via bestaande kanalen. De ontwikkelde materialen zijn in ieder geval te bestellen via de website van het CGO (zie voetnoot).4 Op deze pagina is ondertussen een artikel te vinden van een van de benoemde theologen, J.N. (Johan) Mouthaan (MA), over seksuele diversiteit in de klas. Dit artikel verscheen eerder in DRS Magazine.5

Afsluitend

Na een kleine radiostilte is het goe om, middels het kerkelijke orgaan, weer wat te vernemen van de Commissie Schriftgezag. De taken zijn verdeeld en nu wordt er naar buiten getreden ten behoeve van toerusting en vorming. Schriftgezag, zoals we hierboven zien verwoord, een zeer belangrijk. De Heere wil Zijn Woord en Geest aan de harten van mensen verbinden. ‘Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.’ Onbegrijpelijk en onverdiend. De noodzaak van het Schriftgezag kan daarom niet vaak genoeg benadrukt worden: de Heere werkt door Woord en Geest. Dit artikel wil ik afsluiten door te verwijzen naar wat de commissie en medewerkers zelf als doel zien: “Het is de wens van de Commissie en de medewerkers om van betekenis te mogen zijn voor het geheel van ons kerkverband en ook een uitstraling te hebben naar de bredere kring van de gereformeerde gezindte.” Gelukkig zien we dat het thema in de breedte van de Gereformeerde Gezindte leeft en dat men elkaar, ondanks alle verschillen, ten behoeve van dit thema ook opzoekt.6 Soli Deo Gloria!

Voetnoten

Eindejaarsgeschenk: Grote en Punk Zaagbek

In de winter zijn in ons land twee soorten Zaagbekken te spotten: de Grote en de Middelste Zaagbek. De Grote houdt van zoet, de Middelste van zout water. Op 14 december was het heerlijk fietsweer. In de omgeving van de Rijnhoeve langs de Marsdijk zag ik Grote Zaagbekken, twee vrouwtjes en één mannetje. Maar ook een vreemde vogel. Nee, het zal toch niet waar zijn?! Welke vogel was daar baltsend actief? Een adult mannetje Middelste Zaagbek! Door mij al gauw in geen 50 jaar gezien. Wauw! Geweldig.

Op de foto ziet u links een adult mannetje Grote Zaagbek, rechts een adult mannetje Middelste Zaagbek. De Middelste is middelgroot en slanker dan de Grote. Is de Grote vooral wit-zwart, de Middelste heeft een opvallend witte halsband boven een bruinachtige borst! Beide vogels hebben rode snavels, die van de Middelste is bloedroder en dunner. Er is altijd verband tussen bouw en functie. Middelste zaagbekken zijn visspecialisten. De snavel is van een fijne tanding voorzien (de ‘zaag’ in de bek). Deze handige zaagbek dient om goed grip te hebben op watervlugge gladde vissen. Kijken we verder nog even naar het mannetje. Hij heeft een ’ongekamde’ verentooi op het achterhoofd: de kuif is punkachtig.

Nooit gedacht dat ik deze twee volwassen vogels hier zo te zien zou krijgen. Wat een eindejaarsgeschenk! En dan het gedrag van de Middelste Zaagbek. Het mannetje baltste bij de vrouwtjes Grote Zaagbek. Wij zeggen: soort zoekt soort. Echter een oud gezegde luidt: ‘Een uil ziet slecht bij dag. Een kraai ziet slecht bij nacht. Maar wie door de liefde wordt verblind ziet slecht bij dag en nacht.’

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Eindejaarsgeschenk: Grote en Punk Zaagbek, Het GemeenteNieuws 23 (1): 7.

Nieuwjaarsreceptie?

Iedereen weet dat het overal nat is. Dat de waterstand buitendijks hoog is. Maar binnendijks merken we dat ook. Op de foto ziet u drassig grasland in de Marspolder. Het water kwelt onder de dijken door. Een boeiend gegeven.

Op de foto ziet u vier Ooievaars en één Grote Zilverreiger. De jachttechniek van deze twee soorten is sterk verschillend. Ooievaars lopen langzaam door de korte vegetatie en kijken daarbij goed om zich heen. Regelmatig gaat de snavel naar de grond en slikken ze daarna iets door. Zo niet de Grote Zilverreiger. Deze oogjager staat geduldig een hele tijd in zo’n houding als op de foto, loerend op prooi, waarschijnlijk naar een muis. Bijzonder deze rij vogels van diverse pluimage. Is dat ook niet het geval bij een nieuwjaarsreceptie?

De rechtse vogel is geringd. Door het donkere weer was de ring niet af te lezen. Waarschijnlijk betrof het Ooievaar 3E 373. Door mij op 18 december in de Tollewaard gezien.

Vanwaar toch dit clusteren in het drassige weiland? Ik neem aan dat de Ooievaars met name op jacht waren naar regenwormen. Het kan zijn dat regenwormen naar boven kruipen om hun ondergelopen tunnels te ontvluchten. Absoluut niet uit angst om te verdrinken, want ze nemen zuurstof op door de dunne huid. Hun ademhalingsapparaat werkt ook onder water. Tot slot nog een detail. Ooievaar 3E 373 is op 24 juni 2016 te Groessen geringd en nu bijna 7,5 jaar oud. Wist u dat regenwormen 4 tot 8 jaar oud kunnen worden?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Nieuwjaarsreceptie?, Het GemeenteNieuws 23 (1): 3.